HENRIK IBSEN 1828-1928. 69,f* Jaargang LEIOSCH DAGBLAD, Zaterdag 17 Maart 1928 Vierde Glad Na. 20863 Al leve er krig mei Trolde t Hjertets og Hjernens Hvftle, Al digte. det er at holde Dorame- dag over sig selv. Het leven is strijd voeren met de geesten in hoofd en hart. Dichten is oordeelsdag hou den over zich zelf. Ibsen. -4r:v^v „De Directie van het Nationaal Theater le Bergen heeft den student H. Ibsen een reis-toelage toegekend, om gedurende een verblijf van drie maanden in Denemarken en Duitschland zijn dramaturgische ken nis te vermeerderen en zich daardoor te bekwamen voor het ambt van „instructeur" van bovengenoemd theater". Aldus het eerste officieele bericht van 8 Mei 1852 waarin de naam van Ibsen in verband met het tooneel werd genoemd. De 24-jarige student had op dramatisch gebied nog niets gepresteerd. Ja toch Als Brunjolf Bjarme had hij het geschiedkundig drama „Catilina" uitge geven. Die uitgave was een geweldige mis lukking. Niel meer dan 30 exemplaren wer den verkocht. En de rest werd aan een op- kooper overgedaan om de uitgave van een tijdschrift „Andhummcr" mogelijk te ma ken En ook dit tijdschrift bracht geen succes Het had slechts 100 abonné's en bestond van Januari tol October 1851. Den 20sten Maart 1828 als zoon van Knud Ibsen en Maria Cornelia Altenberg te Skiën in Noorwegen geboren, leerde de jonge Ibsen al spoedig de wisselvalligheden van het leven kennen. Eerst in weelde op gevoed. kwam spoedig de misère, toen de zaken van den vader slecht gingen. De ver anderde omstandigheden hebben op den jongen langen lijd een diepen indruk ach tergelaten en nimmer heeft de ernstige stemming, in dien tijd ontstaan, hem ver laten. trouwt, niet met den man, dien zij lief heeft, maar met een rijken grijsaard, wordt het zgn. geluk van den verlovingstijd en van het huwelijk bespot. De schrijver wilde hiermede den valschen schijn van de liefde en van het huwelijk aantoonen. Het on echte en onwaarachtige van een echtver bintenis, niet berustende op de ware liefde, op de welgemeende opoffering, zoowel van den man. als van de vrouw, wordt in dit blijspel belicht. Dit stuk viel als een knuppel in een hoenderhok Ibsen werd van alle kanten aangevallen. Met zijn „Comedie der liefde" zette hij zijn strijd in tegen de leugens in den staat, kerk, maatschappij, huisgezin en het huwelijk. Een strijd, welke tot zijn dood zou worden voortgezet. Ibsen is geen revolutionair, die de oude gemeenschap vernietigen wil. Hij wil slechts wijziging, verandering, verbetering. Hij wil de maatschappij veranderen door de menschheid te veranderen. Hij houdt de menschen een spiegel voor. Soms hard, soms onmeedoogenloos, maar met de groote genegenheid en het medelijden van den waren geneesheer, die genezen wil, doch pijn en smart moet veroorzaken. Men heeft wel eens getwijfeld aan het medelijden van Ibsen, die geen ontroering zou hebben gekend. Wij gelooven daaraan niet. Wie zóó den spiegel voorhoudt, wie zóó de toestanden bekijkt en openbaart, moet door het medelijden zijn bewogen en gedreven, die moet reageoren op wat hij Hij ging in de leer bij een apotheker, bij wien hij het niet lang uithield. Op zijn 21ste jaar wil hij 'geneesheer worden Maar niel lang bleef hij student Armoede dwong hem zijn studièn op te geven en zijn brood te verdienen Hij werd journalist Toen ont dekte hem Ole Buil. de beroemde vinlist. leider van den schouwburg te Bergen Hij ging me! steun van den schouwburg naar Denemarken en Duit««"bland en bleef aan hel Iheater te Bergen zes laar. Van de stukken in dien tijd door hem ges. |,rt.Vrn noemen we SI lansnarht 18031 de H urineer hans (ÏH54L vrouw Inger van Oslrat (1855 L hel feest op Solhaug (1856), Olaf Liljekrans (1857). Hij trouwt «enige ia ren later met Sus- sanne Thoresen. dochter van een predikant. In t&57 neemt hij de leiding van het theater te Chrisfiania Hier ontstond o.a. het blijspel in verzen ..de comedie der helde". In dit werk, waarin Swanhild IBEN's GEBOORTEHUIS. om zich heen ziet, die kan niet koud en ongevoelig zijn. Het werk van Ibsen is meer aanklacht dan geneesmiddel. Hij laat aanschouwen, in de hoop en de verwachting, dat dit aan schouwen de menschen en de maatschappij zal verbeteren. Hij is de waarschuwer, zoo. als eens de bekende Bertha von Suttner van hem zeide In den oorlog tusschen Denemarken en Pruisen, poogde Ibsen Noorwegen te bewe gen zich aaD de zijde van Denemarken en Sleeswijk te scharen Die pogingen misluk- ten. Onvoldaan en teleurgesteld om die mis lukking, wat hij weet aan karakterloosheid van zijn land. verliet hij Noorwegen Toen men hem later over het geval sprak en men hem zeide - ..a's de Noren de Denen ter hulpe waren gekomen, zouden zij een geducht pak slaag hebben gekregen," ant woordde hij - ..natuurlijk maar wat zou dat geschaad hebben. Wij waren ook in de be weging opgenomen, wij zouden bij Europa hebben behoord, terwijl we nu op den ach tergrond moeten blijven." Hij gaat naar Rome waar hij tot 1868 blijft. Onrustig van aard leefde hij achter eenvolgens te Dresden, München en weer te Rome, tot hij eindelijk naai zijn vaderland terugkeert. Tijdens zijn verblijf te Rome, verschijnt 1864 Brand." Een jaar te voren had hij van de Noorsche regeering een reisstipen- diurn van 270 Kronen per jaar gekregen. Om het karakter van Ibsen als schrijver te begrijpen moet men de bedoelingen van Brand" kennen. Brand met zijn ijzeren wil, die het devies heeft gekozen .alles of niets", vecht tegen lichtzinnighoid, dom heid, bekrompenheid, dolzinnigheid, bande loosheid en leugen. Brand, een priester, boerenzoon, ontroerd door de slapheid van hen, die zich Chris tenen noemen, wil een grooteD arbeids- kring. Zijn opvatting van God is tenge volge, van wat hij in de wereld heeft ge zien, een harde geworden. „Alles of niets", is zijn leuze. Door een heldhaftige daad krijgt hij het vertrouwen van de boeren, die hem verzoeken voor hun zieleheil te zorgen. Ook een liefdevolle vrouw noemt hij de zijne. Brand, wiens leer en leven één zijn, krijgt grooten invloed op zijn boe ren, die hij vrij wil opvoeden. Zijn moeder, die weduwe is, die eens, zonder liefde, een rijken man heeft gehuwd, tracht hij te be wegen, al haar bezit op te geven en alleen aan haar zieleheil te denken. Zij kan even wel niet van haar bezit scheiden. Hij keert zich van haar af en hij wil als priester weer tot haar komen, in haar laatste levens, uren, als ze van alles afstand doet: „Alles of niets." Drie jaar later wacht Brand op een bood schap van zijn moeder, die op sterven ligt. Zijn zachte gade, de heldin uit liefde, poogt maar te vergeefs zachtere aandoeningen bij hem op te wekken. Het blijkt ook, dat de ouders, Brand en zijD vrouw, zich be zorgd maken over hun kind, dat niet tegen het ruwe bergklimaat kan. De dokter komt, die ook de moeder van Brand behandelt. Hij herinnert Brand aan zijn plicht. I)och deze. ofschoon voor hem de liefde het hoog ste is. weigert koppig. De dokter gaat heen. Maar nu komen boodschappers door de moeder, die zicb met haar zoon wil verzoenen, uitgezonden. Doch haar bezittingen wil ze niet prijs geven. Brand lijdt, maar hij gaat niet. De dokter komt terug met de boodschap, dat zijn moeder is gestorven Haar laatste woorden waren: „God is niet zoo hard als mijn zoon." Brand is diep ontroerd, zonder het on recht in zijn recht te begrijpen. Agnes roept den dokter in het huis, om naar haar kind te kijken Ze komen terug en de arts eischt. dat Brand, wil hij zijn kind behouden de omgeving moet verlaten Hij wil gaan uit liefde voor zijn kind. Er ontstaat een twee strijd in hem. Nu het hem zelf betreft, nu wil hij niet tot het einde volhouden, zooals hij de hoeren heeft beloofd Daar komt een oude boer bij Brand. Hij heeft gehoord, Brand wil weg, omdat hij een groote erfe nis die van zijn moeder heeft gekre gen. Nu wil hij de lieden verlaten, wie hem eens trouw heeft beloofd. Uil een vreemde mond klinkt hem het oordeel tegen. Wel spreekt Agnes nog met hem. wel beeft zijn hart, maar tenslotte gelooft hij te moeten hlijven De moeder, die reeds haar kind heeft opgenomen, om heen te gaan. keert in haar huis terug. Brand valt aangedaan op de trappen van het huis neer, smee- kende: „Jezus, Jezus geeft me licht." Het vierde bedrijf van het treurspel be gint op Kerstmisavond. Het kind is intus- schen gestorven. Op ontroerende wijze komt in het gesprek tusschen Brand en Agnes het verdriet van de moeder, steeds weer naar voren. Wel is ze vervuld van liefde voor haar man, tot elk offer bereid. Brand is van plan. uit eigen middelen een nieuwe kerk te bouwen. In een volgend gesprek tusschen hem en zijn vrouw, eischt hij van haar dat zij alles wat aan haar kind her innert. aan een bedelende zigeunerin zal geven. Hij verlangt, dat zij dit doel zonder dwang, met innerlijke vrijheid. Schitterend, dichterlijk en waar is hier de figuur van de moeder geteekend. De moeder van alle tijden en alle leuzen. Zij offert tenslotte alles op, want ook zij heeft de leuze over wonnen: „Alles of niets". Het vijfde bedriif speelt anderhalf jaar later. De voltooide nieuwe kerk zal inge wijd worden. Schoolmeester en koster ver sieren de deuren. Hun gesprek doet aan de salyre denken. Door den mond van den schoolmeester geeft Ibsen zijn meening over de verhoudingen in het vaderland. Daarom moeien beide figuren dan ook niet realistisch worden opgeval. Ze worden tot symbolen. We ervaren ook. dat de vrouw van Brand intusschen is gestorven en het volk. eerst blij met een groote kerk er nu niet bijster tevreden over is. Brand heeft intusschen in de kerk orgel gespeeld. Als de twee lieden weg gaan. eindigt hij met een dissonant en komt uit de kerk. Een zelf gesprek openbaart, dat het ook in hem woeit. Hij voelt zich ongelukkig en ziet met schrik het oogenblik tegemoet, waarop hij moet spreken. Want hij heeft het innerlijk geloof aan de nieuwe groote kerk ook ver loren. In een gesprek met den Vogt spreken Brand en hij wel over de oude en nieuwe kerk, maar meenen «éigenlijk de oude en de nieuwe wereldbeschouwingen. Dan verschijnt de Proost, eerst met vleiende woorden, voor Brand, dan lang zamerhand met verwijt. Brand moet begrij- pen dat hij ook den staat heeft te dienen en de lieden niet moet bederven. Brand moet nog leeren. dat geloof en leven moeten gescheiden zijn. Op Zondag priester, maar dan moet hij den talaar uitlrekken. Groote eer zal hem dan te beurt vallen Innerlijk mag Brand denken, wat hij wil. uiterlijk moet hij zich aan de groote massa aan passen en zijn gemeente als een korporaal zijn soldaten, leiden naar zaligheid door autoriteit, wel en ritueel. Maar Brand wil er niets van hooren. Hij weigert aan den feestop tocht mee te doen. De menigte is daarover zeer opge wonden. Brand evenwel richt tot de lieden hel verwijt, dat hun alleen wat aan het uiterlijk van de kerk is gelegen, maar niets aan de innerlijke eenheid van leer en leven Daaróm zondigen zij en komen bij God als „invaliden" Alleen wanneer de ziel rein en kinderlijk blijft, kunnen zij het heil deel achtig worden De Vogt verlangt, dat de kerk eindelijk zal worden geopend maar de menigte wil dit niet. Brand gooit den sleutel van de kerk in den stroom. Hij vraagt de menigte met hem mee te gaan. De meesten volgen. Het tooneel verandert. Het stormt en het regent over de hoogste bergvlakte. De groene weiden hebben plaats gemaakt voor kale rotsen. Brand komt met hen, die hem heb ben gevolgd op het gebergte. Zij zijn moe en ze vragen hem, wat de prijs zal zijn voor hun moeite. De prijs zal zijn. zoo zegt hij, reinheid van den wil. een van ziel met het geloof. Dat alles kan de menigte niet bevallen. De Proost en anderen komen, vragen de boeren Brand te verlaten en als de Vogt komt vertellen, dat aan de kust groote scholen visschen zijn waargenomen, dan is er geen houden meer aan. Brand vraagt hun te kiezen tusschen God's rijk of wereld's gewin. Het laatste wordt ge kozen. De menigte daalt de berg weer af. nadat ze Brand met steenen heeft gegooid. Weer verandert het tooneel. We zijn midden in de geweldige door nevel omge ven eenzaamheid van het hooggebergte. Brand is alleen, innerlijk traosteloos. Brand roept Agnes. En ze verschijnt. Hij moet drie woorden in zich vernietigen: „Alles of niets". Maar weer is de oude trots, welke hem weerhoudt. Wanneer hij weer moest beginnen, hij zou niet anders kunnen en weer vrouw en kind opofferen. De ge stalte verdwijnt met de woorden: „Sterf, gij zijt niet voor deze wereld." Dan treed! naar voren Gert, een zigeuner meisje, onechte dochter van den boeren zoon, eens verloofd met de moeder van Brand, maar wiens verloving werd verbro ken. omdat de moeder met den ouden rijkea man huwde We vervallen hier in ietwat symbolische tooneelen. Het slot is. dat Gert door epn la wine wordt overvallen. Brand wil haar redden, maar ook hij wordt door de lawine meegesleept en gedood. In Brand vindt men de kiemen van al zijn latere werken. In het leven moet geen middenweg be staan Men moet niet met zijn beginselen, zijn principes, zijn opvattingen schipperen Men moet eerlijk blijven tegenover zicb zelf en daarom ook tegenover anderen. De bekende Weensche schrijver Rudolph Lothar schreef eens van hem; „de ethicus Ibsen schildert in alle vormen en in alls gestalten, steeds denzelfden strijd, een Her cules waardig: den kamp tegen de Hydra der leugen." Dat is het grondprincipe, waarvan Ibsen voortdurend uitgaat en waarop zijn werken berusten De leugen is de dood, de waar heid het leven. De tijd is voorbij, dat men in Ibsen al leen den beschrijver van toestanden zag meer niet Men heeft, tenslotte, na vee1 strijd tegen en menig- n aanval op hem, be grepen, wat hij wil en met welk doel hij menschen en dingen heeft geteekend. Toen Brand verscheen, werden de boe kenwinkels bestormd. Binnen een jaar ver schenen vier uilgaven van het werk In 1866 veranderde de Noorsche regee ring het reisstipendium in een dichlers- gift. In 1867 verscheen Peer Gynt. Hij is de ocrmensch die opziet, tegen het verkeerde vart te leven in een wereld van schijn en verbeelding van sprookjes en verhalen, zonder wil en zonder werkzaamheid Na Peer Gynt komen Bond der Jeugd (1869), Keizer en Galilaer (1873), de steunpilaren der maatschappij (1877), et Dukkehjem. het poppenhuis, in Nederland gespeeld onder den titel „Nora" (1879), Spoken (1880), Wilde eend (1884), Rosmersheim (1886), de vrouw van de zee (1888), Hedda Gabier, Bouwmeester Solnesz (1893), Kleine Eyolf (1894), John Gabriel Berkman „Als wij dooden ontwaken." FSTHER DE JR VAN RIjK als Ratten-Vronwtje in „Kleine Eyoli" En altijd is Ibsen militant, bindt den strijd aan tegen de zgn burgerlijke muraal tegen het bedrog in de maat schappij. tegen hel verkeerde in de op voeding Meestal wordt de jongeD opgevoed om te zorgen dal hij een goede plaats <n kan nemen iD de maatschappij, maar, dal is het verwijt dal Selma in „de bond der jeugd" lot deü vader richt ..Er wordt niets gedaan voor den grondslag van het ka» karakter." IBEN's GRAF. Een Engelsche schrijver, Arthur Symons schreef van hem o.m.: „Het genie van Ibsen in het verzinnen van een situatie is nog nimmer overtroffen. Levendiger karakters dan de karakters van Ibsen zijn nog niet op het tooneel gebracht. Zijn vrouwen zijn nu aan den arbeid in de wereld, leerende vrouwen, die helpen aan het opvoeden der vrouwen der toekomst. Hij heeft een nieuwe wereld bevolkt Inderdaad nemen de vrouwen in het werk van Ibsen een bijzondere plaats in. Het is Ibsen, die spreekt al9, consul Ber- nick in „Steunpilaren der maatschappij" zegt: „gij vrouwen zijt de ware steunpila ren der maatschappij" Ibsen verwacht ook van de vrouw een nieuwe betere maat schappij. Björnson, zijn oude schoolkameraad, maar ook wel eens zijn tegenstander, wees er op, dat er in al het werk geen dood punt i9 en geen overtollig woord in de geheele compositie. Als bouwer van een tooneelwerk staat Ibsen dan ook boven anderen Logisch wor den de karakters opgebouwd. Op het tooneel verschijnen alleen de personen, die deel nemen aan of van invloed zijn op het dra* matische gebeuren. Vaak ontmoeten wij vreemde karakters door Ibsen bedacht, maar de psychologische ontleding der per sonen is en blijft die van den kunstenaar. Het heeft langen tijd geduurd voor Ibsen de waardeering kreeg, welke hem toekwam. Maar later, ook in Noorwegen werd hij ver eerd als de groote onder de grooten Eerst in vrijwillige ballingschap gaande omdat hij de karakterloosheid, zooals hij het noemde, van zijn vaderland niet goed kon verdragen, werd hij in 1876 door koning Karei XV benoemd tot zijn „assissant d'honneur" om hem gele* genheid te geven de opening van hel Suez- kanaal te kunnen bijwonen en toen hij op Hemelvaartsdag van 1906 werd begraven werd zijn stoffelijk overschot in een eeregraf gelegd en zijn koning ging vooraan in den stoet. Ontegenzeggelijk was de invloed van Ibsen op de letterkunde van andere landen zeer groot. Er was eerst in Frankrijk vee! verzet tegen de opvoeringen van de werken van Ibsen. Jaren duurde deze strijd en de tegen standers meenden het pleit gewonnen te heb ben, toen Rostand's Cyrano de Bergerac werd opgevoerd In deze helden-comedie begroette men de opstanding van den onvervalschten Franschen geest Cyrano was de zon, welke het Noorsche spook op de vlucht joeg Maar ten slotte zag men in, dat deze Noor wat te zeggen had met zijn nauwkeurige weergave van het leven, de eerlijkheid van zijn voor stelling, en zijn onbuigzame logika. Sinds 1890 heeft het Italiaansche tooneel ook de stukken van Ibsen gebracht. In Nederland kwam eerst „De Steunpilaren der maatschappij" tot opvoering Dat was reeds onder de directie van Albregt en van Ollefen in den Stadsschouwburg Later brachten de Rotterdammers „de Vijand des Volks" met Jan Haspels als dokter Stokman en Dirk Haspels, zijn broer, als de burge meester. Jaren daarna heeft de groote Jan C. de Vos bij het Nederlandsche Tooneel Stokman gespeeld. Nora kwam reeds in den ouden Salon des Variété's in de Amstelstraat tot opvoering En als wij ons niet vergissen was de eerste Nora in ons land Mevrouw RóssingSablarole Bij de tooneelvereeniging ging o.m. „Spoken" met Faasen in de hoofdrol van den jongen, die boeten moest voor de zon den van zijn vader, „Rosmersheim" met een prachtige vertolking van Rebckka West door mevrouw Schwab „John Gabriel Berkman" is een van de mooiste rollen van Willem Royaards ge weest. Ibsen tenslotte, is ons beschreven als een zwaar grof gebouwd man, niet te groot van stuk. Een zielvolle zachtheid brak soms door den strengen en sarcastischen ernst van zijn gelaat. Nu en dan met ziin hand over wang en mond stijkende. kon hij sarcastisch en iro nisch de dingen zeggen Meestal ernstig van stemming bleef hij tot zijn dood een polemisch figuur. Een dichter steeds weer, met de groote liefde voor de men^hen in hem. Een dichter en een wiisgci»r. Zoo als alle groote dichters en schrijvers. J. S.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 13