gemast en vewffmait dejfvdd- DeGrijzeDame 698,e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 3 Maart <928 Derde Blad No. 20851 TWEEDE KAMER. FEUILLETON. Regeling van werkzaam- heuen. Behandeling van het Aardewerkwetje. (Zitting van gisteren). De VOORZITTER stelt voor aan de agenda toe te voegen de wetsontwerpen tot wg .iging nn de Ongevallenwet 1921 en tot wijziging ran art SS der Arbeidswet Aldus wordt besloten. De heer KLEEREKOPER (S.D.A.P.) rraagt wanneer zjjn motie, bg de Indische begrooting ingediend, zal worden behandeld. De VOORZITTER antwoordt, dat dit voor Ptechen geschieden zal. Aan de orde is het wetsontwerp tot tijde- ijke verhooging van het invoerrecht op talioudeljjk aardewerk, porselein en glas werk en op enïe.e soorten tegels. De heer Dr. DE VISHEii (U.-H.) merkt op, dat de regeering ten slotte met dit oaiwerp is gekomen, omdat zij niet over f.-D nacht jjs wi.de gaaD en eerst een onder lak wilde instellen. Uit dit onderzoek con- [ludeert zjj, dat de toestand zoo droevig is, fel steun nationale plicht is en dat hierbij het vraagstuk van protectie ol vrijhandel geècarteerd blijft. Sur. wenscht drie vragen te behandelen, fis voor hem beslissend zijnle. is de left-land zoo nijpend, als de regeering hem rooistelt2e. is dumping daarvan de hooid- ionaak; 3e. is het door de regeering aan- [egtveh middel daartegen deugde,ijk; Wat do eerste vraag betrett, wijst spr. er op, dat er over den toestand van het Maas- tnchtsch bedrijf geen gegevens te krijgen en dat er een sluier over hangt, uie tiet is op te lichten. Spr. heeft genacht gegevens te krijgen, doen het antwoord was: inslagen geven wij niet uit. Niettemin is geliieken, dat de uitvoer van sanitaire arti kelen enorm is toegenomen; over 1926 en 1927 zijn geen statuten verstrekt, maar in 1925 bedroeg hij 1.318.090 K.il. En Enge land wordt door de Maastrichtsohe industrie tan vuurvaste artikelen verdrongen. Ook met den uitvoer van granieten borden gaat het g>ed. Het is dan ook noodzakelijk, dat de kamer opening van zaken wordt gegeven. Bet verslag van de Société Céramiqae geeft wk geen achteruitgang te zien; over 1925- 152» werd aan den Raad van Beheer uit- giieerd f 15.873.79 en aan commissarissen 12500, welke cijfers over 1926-1927 stegen bl (25.009 en f4090. Daaruit moet volgen, hi zeker niet de geheele Maastriciitsche ijverheid in droevigen toestand verkeert. Nog om een andere reden voelt spreker [■reling. Immers de statistieken van in- uitvoer wijzen er op, dat wel is waar citvoer van porselein achteruit gaat, och die van fijn aardewerk gestadig toe- seint. En de invoer van porsc-lein naar i i is verklaarbaar, daar ons land slechts I ün porseleinfabriek heeft: de Mosa, die op rerre na niet kan voldoen aan de vraag i n ons land en niet geeft wat het publiek iins wenscht. Spr. vraagt zich dan ook li of de regeering niet de binnenlandsche I wraken over het hoofd heeft geaen en meent, dat door het door de regeering aanbevolen middel niet zal bereikt worden, dat de stroom van invoer afneemt, doch dal alleen bereikt zal worden, dat de buiten- tandsche producenten duurder betaald moe ten worden. Volgens de regeering hebben we hier te doen met een typisch geval van dumping, maar is de regeering er m geslaagd dit aannemelijk te maken? Het onderzoen, zegt zü in de AL v. T„ heeft dit uitgewezen, maar welk onderzoek! De AL v. A. heeft het niet beter gemaakt. Daar wordt ge wezen op den steeds dalenden gemiddelden kiloprijs van import, maar de cijfers, die de regeering geeft, betreffen alleen wit aardewerk, dat niet veel gewicht in de schaal legt, terwijl bovendien vergeten is rekening te houden met de veranderde waar de van het geld. Houdt men rekening met het indexcijfer, dan blijkt er geen sprake te zijn van ernstige prijsdaling en dit geldt ook voor andere ceramische producten. De regeering schijnt trouwens zelf op het gebied der dumping niet zeer sterk te staan en spr. meent, dat dumping zelfs on waarschijnlijk is. Het is Duitschland niet meer gelukt na den oorlog de productie op te voeren tot de hoogte van voor den oorlog, doch er wordt over geklaagd, dat nog met de helft van den export bereikt is. Daarbij '3 bet onmogelijk gebleken de bij kartel vastgestelde binnenlandsche minimum prijzen te handhaven en daarom kan men niet beweren, dat de binnenlandsche markt d' op den eixport geleden verliezen der Duitsche industrie goed zou maken. Volgens dr Ludwig zijn de exportprijzen nooger dan de binnenlandsche, althans zij blijven er sieeht3 weinig onder. Spr. kan dan ook aan het ontwerp als dvmping-bestrijdicg geen beteekenis nech- ten. Wordt het ontwerp wet, dan zal de maatregel noodzakelijk moeten blijven, da tijdelijkheid is een illusie. Zonder critiek neemt de regeering de klacht over, dat de hooge tolmuren den uitvoer belemmeren, terwijl men dezelide klacht in Duitschland hoort met betrekking tol den groeten invoer van sanitair aarde- wei k uit Nederland. Een vakman verzekerde spr. eergisteren nog, dat Duitschland niel kan concurreeren met Maastricht op bet gtbied van aardewerkborden en kristallen roemers en dat Duitsche fabrieken den export dan ook al hebben opgegeven. De regeering zal met sterkere argumenten moeten komen, wil spr. met vrijheid zijn stc-un aan het ohtwerp geven. Meer voorzichtig dan klaar geeft de Mi nister te kennen, dat de achterlijkheid der Maastrichtsohe industrie geen factor is. Spr. is daaromtrent meer sceptisch; de heer Regout heeft in 1926 in een interview zelf verklaard, dat de industrie achterlijk was. Da Duitsche industrie is echter na den oorlog gemoderniseerd. Ten slotte komt spr. tot het vraagstuk der werkloosheid. Zijn, vraagt hij, op 14 Febr. aan de Kamer juiste gegevens verstrekt. Op het oogenblik zijn in Maastricht 34 aardewei- kers en 45 glasblazers ingeschrevencat is minder somber dan de AL v. A. aangeeft. Daaibjj komt, dat weliswaar in de afdeeling gewoon aardewerk en porselein het aantal arbeiders verminderd is, doch in de afdee ling sanitair is het zeer toegenomen. En wat de loonen aangaat, die zjjn in Duitsch land gemiddeld hooger dan in Maastricht Zal met den voorgestelden maatregel het doel bereikt worden? De regeering stelt een verhooging van het percentage voor tot 15 pct„ maar de heeren Regout vroe gen een minimum van 15 pet. Volgens spr. zal de aandrang tot v6rhooging blijven aan houden en zal op blijvende bescherming worden aangestuurd, daar het hier geen acuut, maar een chronisch verschijnsel be treft. Indien de regeering er niet In slaagt met cijfers spr.'s betoog te ontzenuwen, zal hij, omdat liet zijn doel voorbij schiet, een ge vaarlijk precedent is en aan de industrie gruote moeilijkheden zal bezorgen, zijn stem aan het ontwerp niet kunnen geven. De heer DROOGI.EEVER FORTUYN (V. B9 merkt op, dat de regeering dit ontwerp niet beschouwt als een slap in de richting van prolcciie, maar als een lijdelijk ver schijnsel. De regeering echter onderschat RECLAME •1127 zoowel de beteekenis van Genève als die van dit ontwerp. Frankrijk heeft reeds stappen gedaan in de richting van tariefs herziening in overeenstemming met het beginsel van Genève, terwijl de regeering dit ontwerp indient, dat weliswaar door den minister van Financiën een eendagsvlieg is genoemd, doch dat spr. als een muskiet be schouwt, die gevaarlijke ziektekiemen overbrengt. Spr. wijst op het gebrek aan gegevens van regeeringswege en noemt het wel een zeer eigenaardige methode om te spreken van een onderzoek, waarvan geen rapport zal verschijnen en waaromtrent niet wordt meegedeeld wie hel heefl ingesteld. Er is in de afdeelingen op gewezen dat stellig niet de heele industrie noodlijdend is. waarop geantwoord is, dat enkele branches verlie zen lijden Maar wie iels weet van handel en industrie, weet dat er geen enkele in dustrie is waarvan niet enkele branches geld kosten. Men kan zich voorspellen, dat dit nadeel op enkele branches zoo groot wordt, dat het voordeel in andere branches wordt te niet gedaan, maar men heeft er nooit van gehoord, dat een overigens bloeionde industrie gesteund werd omdat enkele branches geld kosten. De regeering heeft ook betoogd, dat de Maastrichtsche nijverheid tal van arbeiders aan het werk houdt hoewel zij ze niel noodig hepft, al leen om werkloosheid te voorkumen Is dit juist? Het mijnbedrijf en de Philipsfabrie- ken zuigen alle goede werkkrachten in het zuiden op en met name goede glasblazers zijn nooit werkloos. Een ander argument is dat der dumping. Spr. wil na de rede van dr. de Visser de Kamer niel vermoeien met cijfers, maar als de regeering dit argument eigenIijk het hoofdargument vond waarom heeft zij dan geen bewijzen daarvoor aangevoerd? Zij noemde alleen den invoer van eenige serviezen tegen onwaarschijnlijk lage prij zen, maar van een onderzoek naar de loo nen, den arbeidstijd enz. in de betrokken industrieën in het buitenland blijkt niets. De Twentsche industrieelen hebben hun Maastrichtschen broeders hulp aangeboden, maar die is afgewezen, omdat de eenige oorzaak van den nood de builenlandsche concurrentie zou zijn. Wanneer dit waar is en de obrzaak van dit ontwerp dus buiten de grenzen ligt, welken waarborg heeft men dan dat over drie jaren deze lijdelijke maatregel over bodig zal zijn geworden? Spr. meent, dat de oorzaak van de moeilijkheden hierin ligt, dat de Maastrichtsche nijverheid zich niet lijdig heeft aangepast aan de behoefte en wijst op de ..Porceleyne Fles" en „Leer dam", noodlijdende bedrijven, die, door zich te werpen op de fabricage van artistiek glaswerk, zich zelf geholpen hebben Met Maastrichtsche bedrijf zal de hand in eigen boezem moeten steken Wordt het door aanneming van dit ontwerp gesteund, dan vreest spr dal niet alleen, wat de bedoeling is, de afzet zal worden uitgebreid doch ook de prijzen zullen wordpn verhoogd. De Twenlsche industrie heeft haar aan bod gedaan, niet uil philantropie of colle gialiteit. maar vermoedelijk uit vrees voor represailles. De regeering is er niet in geslaagd te be wijzen, dat hier een noodtoestand is. dat de oorzaak daarvan in hel buitenland ligt en dat dit ontwerp aan zijn doel ook maar eenigermale zal tegemoet komen. De heer VLIEGEN (S D. A. P.) betoogt, dat dit ontwerp zij het tegen de bedoe ling der regeering een verdere strekking zal hebben dan de regeering daaraan heefl willen geven. Zij ontkent, dat het ontwerp een protectionistisch karakter zou hebben. Dat is ook gezegd bij de behandeling der Tariefwet-Colijn. Doch wie meent, dat dit ontwerp goed is. die moet wenschen, dat dezelfde maatregel genomen wordt voor elke industrie, die noodlijdend is. en dan komt men noodzakelijk tot protectie, welke de regeering blijkens haar eigen woorden niet wil Zij gaat in de verkeerde richting ook al bedoelt zij dat niet en dat terwijl in 1927 de Economische Conferentie te Genève zich heeft uitgesproken tegen het oprichten van tariefmuren. En zoowel in Duitschland. volgens het boek van prof. Diepenhorst, als in Frankrijk, zijn de tarie ven feitelijk gedaald; de verhooging is slechts schijnbaar en houdt verband mei de waardedaling van het geld. Maar een vrij handelsland als Nederland gaat het vrij handelsstandpunt verlaten en gaat den pro- teclionistischen weg op. De Diepenhorsten en Kortenhor9len in het buitenland zullen er hun voordeel mee doen. Spr. betoogt, dat blijkens ervaringen in het buitenland, de protectie voor de arbeidersklasse geen voordeel brengt en hij wijst op het adres van 31 industrieelen. waaruil blijkt, dal ook de industrie de protectie niet wil. Het is 9lechts een minderheid die daarop aan stuurt. Resultaat voor achterlijke en nood lijdende bedrijven kan zij niet hebbener is voor dezen slechls één middel: moderni- seeren, even good prcduceeren en even kwiek zijn als de concurrent Do Regeering wil een maatregel voor drie jaren, maar wat zullen de fabrikanten in die drie jaren doen, welke plannen heb ben zij en waaruit heeft de Rcgeering de overtuiging geput, dat in drie jaren de zaak in orde zal zijn? Welk onderzoek heeft er plaats gehad naar den toestand in het bedrijf? Daarvan blijkt niets; gegevens ont breken of zijn onvolledig. Er wordt be weerd, dat de Maastrichtsche industrie on der dumping lijdt, maar volgens een in Het Volk gepubliceerd onderzoek heeft inen in Dui'schland den indruk, dat Nederland in Duitschland dumpt. Indien het waar is, dat de Duitschers om tc kunnen concur reeren hun binnenlandsche prijzen met 30 pCt. hebben verhoogd, dan moet het voor Maastricht daar het invoerrecht in Duitschland 25 pCt. bedraagt gemakke lijk zijn in Duitschland te concurreeren. Er wordt gewezen op de daling van het aantal arbeiders in de Maastrichtsche in- industrie. maar het wonderlijke is, dat de daling juist plaats heeft gehad in de jaren van hoogconjucluur. En wat is nu het eieren eten? De arbeiders zijn weggeloopen naar de mijnen en naar Philips in Eindhoven Het aantal arbeiders is niet verminderd omdat het bedrijf is ingekrompen, maar het bedrijf is eerder ingekrompen, omdat de arbeiders zijn weggeloopen. En dat ver- kaart ook, dat men klaagt over de daling der bekwaamheid van de arbeiders. Het zijn niet de slechtsten, die weggeloopen zijn. en de industrie doet niets om nieuwe krachten op te leiden. Spr. citeert een nota van een der groot ste firma's in porcelein en aardewerk, waarin deze firma mededeelt, dat de Mosa geen product kan leveren, dat voldoet aan den smaak van hel publiek en dat het voorgestelde verhoogde tarief namelijk zal gelden voor artikelen, die de Mosa niet levert. De Mosa blijft bijv. bij geslepen glaswerk, dat het publiek niet meer wil. Ook in een geschrift van het R.-K. Werk liedenverbond wordt erkend, dat dc Maas- tritsche industrie achterlijk is. Verder wijst spr op eenige artikelen in Het Volk, waar in de tegenstelling wordt geschetst tusschen de Sfinx, waar nog met kruiwagens wordt gesleept, en een modern Duitsch bedrijf. Het belang van de arbeiders en van de stad Maastricht is niet. dat dit bedrijf be schermd wordt, maar dat het op peil komt, zoodat het konkurrenzfahig wordt Hier blijkt duidelijk hoe verkeerd het is, dat bedrijven waarvan duizenden menschen afhankelijk zijn. in handen zijn van ecni- gen, die daarover uitsluitend zeggenschap hebben. Men moet ook beginnen de ar beiders wat anders te behandelen en pro- beeren hun belangstelling bij te brengen voor het bedrijf, maar dat laat in Maas tricht nog veel te wenschen over. getuige een rapport van het R.-K. Werkliedenver bond. Uit dit rapport blijkt ook, dat de loonen in Maastricht niet of slechts iets hooger zijn dan in Duitschland Spr. kan op grond van dit alles niet met het ontwerp meegaan, daar het niet is in bet belang van de arbeiders, de industrie en van andere takken van ons volksbestaan. Deze weg is die van de sleur, de verdere versukkeling, de inzinking, en dien weg moeten we niet op. .De heer HERMANS (r.-k.) meent, dat de Regeering niet over één nacht ijs is ge gaan en dat zij lang gewacht heeft eer zij met het wetje gekomen is Duizenden had den bij vroeger ingrijpen geholpen kunnen worden. Theorie en wetenschap zijn heel mooi, maar de werkelijkheid behoort bo ven te staan. Spr. wenscht eerst aandacht te schenken aan de principieele en praclische bezwa ren, daarna aan te toonen waarom de voor gestelde maa!regelen moet worden verde digd. De tegenstanders hebben zich beroepen op Genève, maar ten onrechte Spr sluit zich ten deze aan bij de M. v. A. en wijst er voorts op, dat er een groole tegenstelling is tusschen dc hooggestemde redevoeringen te Genève en de praclijk in de verschil lende landen. Zoo juist verneemt 9pr dat België in afspraak met Frankrijk het in voerrecht op ceramische producten uit Holland met 2 A 3 pCt. zal gaan verhoo- gen. Het slech'on der tariefmuren is vcor- loopig nog een illusie. Spr beroept zich op een rede van prof. Treub, waarin deze de stelling verdedigde, dat de Staat bedrij ven moet steunen, die anders ten gronden zouden gaan. De Economische Bond stelde zich op het standpunt van den vrijhandel, doch met het voorbehoud, dat in uitzon deringsgevallen gesteund zou moeten wor den. De heer Van Aalst wees op hot Schoe- nenwelje, dat bewezen heeft, dat een tij delijke maatregel zonder bezwaar weer kan worden ingetrokken. Men vreest represailles. Kan het buiten land dan nog meer doen om onze nijvpr- beid. onzen landbouw le benadeelen? De rechten op glas- en aardewprk bedragen in Duitschland en Tsjecho-Slowakije ee- middeld 37.7 en 47.7 pCt. Ook tegenover onzen landbouw is men zoover gegaan als met het oog op de koopkracht van de eigen inwoners mogelijk is Geen enkel land zal ons sparen omdat wij nog op het vrijhan- dc-lsstandpunt staan. Feitelijk verwachten de voorstanders van vrijhandel dit. want zij vrcezen represailles tegen den land bouw als onze industrie iets minder be neden de hooge rechten van andere lan den willen werken. Invoer werd en wordt in het buitenland echter belemmerd, niet cm anderen te verhinderen, doch om eigen landbouw te beschermen. De bewering, dat protectie de achter lijkheid der industrie in de hand werkt, gaat niet op-, Engeland, het vrijhandelsland Lij uitnemendheid, heeft de meest arher- lijke industrie en Amerika en Duitschland, met hooge tariefsmuren, zijn industrieel hot meest gerationaliseerd. En hoe kan men in ons land, dat toch een vrijhandels land is, een achterlijke industrie verwach ten, waarvan men toch spreekt? Spr. bestrijdt overigens, dat de Maas trichtsche industrie achterlijk zou zijn. Daarover is een legende gevormd, die tot in 't buitenland is doorgedrongen en er schade heeft gedaan aan onze nationale nijver heid Deskundigen echter hebben verklaard, dat de Maastrichtsche industrie niet achter lijk is en internaionaal aan de spits staat op het gebied van sanitair aardewerk en andere producten. Een ondeskundig ambte naar heeft de achterlijkheid gefantaseerd. Spr. laakt het. dat dc pers en zelfs de Economisch-S'alische Berichten zich maan den later nog op dit rapport hebben be roepen. Natuurlijk is niet het heele bedrijf hvpermodern maar het staat niet achter bij de mpeste Duitsche fabrieken. Spr. wijst op uitspraken van Duitsche Uit het Engelsch van HENRY SET ON MERRIMAN. -Dus", zeide hij, „gij hebt ook een ver andering opgemerkt." Kapitein Bonlour schoof wat onhandig en verlegen op zijn stoel, toen biij zeide ft vermoed, dat zij vrouw geworden is. al heeft de tegenspoed gedaan." "ft", zeide de graaf, „uw opmerking - nijnt mij zeer juist toe. Ik had het ge ssen haar een paar maal te ontmoeten. n zij bij mrs. Harrington logeerde, maar 1 roerde de vraag, in mijn huis in Barce- gedaan, niet aan, omdat ik de ver anderingen bespeurde, waarop gij zinspeelt. n Plaats daarvan trachtte ik medewerking ^n hulp te verkrijgen van een wederzijdsch •need, Henry Fitz Henry." Upriana de Lloseta zweeg even en keek £aar zijn metgezel, die op zijn beurt strak 111 het vuur staarde. ik kreeg een weigerend antwoord", °*2de de graaf er bij Hij wachtte een doch kapitein Bon tour had geen op ging te maken, dus ging De Lloseta .Challoner was een van mijn beste benden. ft ben niet van plan de zaak op te ge- Q. le meer nu gij gedwongen werd Mala- Cottage te verlaten. Ik slel mij voor Challoner over te halen op haar be- terug te komen. Wilt ge mij helpen? „Ja," antwoordde kapitein Bontuor, „dat wil ik." „Vertel mij dan of Eva steun van Mrs. Harrington heeft aangenomen?" „Ja, dal heett zij gedaan. De giaaf vloekte zachljes in 't Spaansch. „Dal spijt mij," zeide hij luid. „Ik ben bijgeloovig. En ik ben van meening, dat het geld van Mrs. Ilarringlon een vloek kan worden voor hem of haar, die het ont vangt." Mrs. Harrington is geen vriendin van mij," zeide kapitein Bontuor; en De Llo- scla, die uit het raam keek, lachte ietwat grimmig. „Misschien." zeide hij na een kleine pauze, „misschien wilt gij mij toestaan aanspraak le mogen maken op het voor recht dat gij haar ontzegt?" „Ja," antwoordde kapitein Bontuor on handig. „ja, als ge daar op ges'eld zijt." „Dank u. daar zie ik Miss Challoner Eva komen. Ik -reken op uw hulp." Verbaasd bleef Eva op den drempel staan op het zien van graaf De Lloseta en haar Oom in ernstig gesprek bij een glas sherry. „U!" zeide zij. ,.U hier!" En hel verwonderde hem, waarom zij plotseling verbleekte. „Ik," antwoordde hij. „ik kom hier om een belpefdhe'dsbezoek te brengen Eva snikte als hel ware van verlichting Een oogenblik vergat zij on haar hoede te zijn in tegenwoordigheid van een ge vaarlijk man die haar gadesloeg. „Ik dacht, dat u slecht nieuws had,'" zeide zij. „Neen." antwoordde hij „ik kwam alleen om waf twist te maken Hij bood haar een stoel, en Eva zette zich naast hem. „Wij zullen altijd twisten," ging hij voort, „tenzij gij vriendelijk zijt. Laten wij maar direct beginnen en de zaak afge daan maken, want ik wil gaarne blijven lunchen. Wilt gij uw besluit met betrekking tot de Val d' Erraha nog eens in overweging nemen?" Eva schudde haar hoofd en keek haar oom aan. „Neen," antwoordde zij, „dat kan ik niet doen. Nu niet. „Later?" opperde hij. „Nu niet," herhaalde het meisje en, ter wijl zij opzag, werd haar gelaat plotseling ernstig, als weerspiegelde het de uitdruk king in de donkere Spaansehe oogen, die- op haar neerkeken. „Gij zijt wreed!" zeide hij. „Ik ben jong „Is dat niet hetzelfde?" „En ik kan werken." voegde Eva er bij. „Ja." zeide hij. „Maar ik ben nog een ouderwetsch man en als zoodanig heb ik een vooroordeel tegen een werkende dame. In de dagen der rechten van de vrouw, zijn de dames zoo gauw geneigd de bekoring van blanke handen te vergeten." Eva gaf geen antwoord. „Dus het is nog geen vrede?" ..Necn." antwoordde zij met een glim lach. „nog niet." Zij stond naast kapitein Bontuor. met haar hand op zijn schouder. „Oom en ik." voegde zij er bij, „zijn nog niet verslagen." Cipriani de Lloseta lachte somber. „Wilt ge me één ding beloven." zeide hij. „dat als *e verslagen zijn ge bij mij zult komen, vóór ge naar iemand anders gaat?" „Ja," antwoordde Eva. „ik geloof, dat wij dat wel beloven kunnen." HOOFDSTUK III. Teleurgesteld. De eerste schets van Eva. die' in de „Commentator" verscheen, had het geluk, in den grilligen smaak van het publiek te vallen. Grillig, inderdaad, want Eva zelf wist. dat het niet goed was. en in de ge letterde rust van het heiligdom van den redacteur lachte John Craik meewarig in zichzelf. John Craik koesterde een verheven minachting voor den publieken smaak hoe wel hij precies wist wat die- behoefde. Trouw diende hij het publiek, met een cynischen glimlach achter zijn bril want John Craik had een gezin te onder houden. Hij wist, dat Eva'9 werk slechts ten deele goed was. Door een gelukkig toe val had Eva hem haar waar gezonden, juist op het oogenblik. toen hij ze noodig had. Op zekeren morgen zal de redacteur van de „Commentator" in zijn gemakkeliiken stoel bij het vuur. toen de bediende hem een kaartie bracht. „Lloseta." zeide Craik tot zichzelf. „Vraag hem boven le komen." En toen de deur weer achter den bedien de gesloten was. zeide hij zacht- „De man, die de Spaansehe schetsen had behooren te schrijven De graaf trad de kamer binnen met het gemak van iemand die daar niet voor den eers'en keer komt. Zij drukten elkaar de hand en toen zij alleen waren nam De Lloseta een copie van de nieuwe „Com mentator" van de tafel Hij opendr ze en 'toeg. op dp eerste bladzijde wijzend: „Wie heeft dat Afschreven?" Craik lachte een plotseling jongens- acht igen lach maar onderwijl drukte hij zijn handen tegen zijn zijden. „Niet alleen trotseer je den leeuw in zijn hol, maar je vraagt hem je de slimmp stre ken van zijn beroep te vertellen zeide hij. „Niettemin, neem plaats. Mijn pijp hindert je1 immers niet?" De Spanjaard ging zitten en zocht in zijn vestzak een sigarettenkoker met een be daardheid. die zijn makker zenuwachtig deed heen en weer bewegen in zijn stoel. „U vroeg mij deze schetsen te schrijven zeide de graaf beleefd „Ik stelde het uit en u gaf de opdracht aan een ander. Nu meen ik toch wel een zeker recht te hpb- ben, te vragen, wie mijn plaatsvervanger is." „Niet het minste, mijn waarde Lloseta Ik gaf geen opdracht tot deze schetsen zij kwamen." „Van wie?" „Oclr!" „U wilt het mij niet zeggen?" „Mijn waarde ik kan het niet De reuk van drukinkt is niet goed voor 's menschen deiigd Laat mij mijn onbevlekte eeT." De graaf had zijn sigaret aangestoken. Onderzoekend keek hij naar het gelaat met de scherpe trekkpn tpgenover hem en de blauwe rook dreef tusschen hr-n „Fr zijn niet veel menschen die dit ar tikel kunnen hebben geschreven zeidp hij. „Want dp weinige FngHschen die Spanie zoo goed kennpn als hieruit blijkt ziin hij de landgpnooten hekend Fn n Spanjaard zou hef hebben durven «rhr^v^n John Craik lachte en tprwiil hij lachta stonden zijn oogen ernstig en scherp waar nemend. fWordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 9