Van een Prins, een Prinses
en een Hofdame.
wat men zoo noemt „een aardig mondje
Hollandsch" en de overige kinderen pikten
van haar verscheidene woorden Engelsch
op. De uitspraak was van geen van beide
partijen zoo heel mooi. maar dat deed er
ten slotte niet veel toe. Men verstond elkaar
en dat was toch maar de hoofdzaak.
Agnes van Buren, die een beetle verlegen
uitgevallen was. had al dikwijls uit de
verte naar Winnie Johnston gekeken. Wat
een lief en aardig gezichtje had ze. met
haar blonde haar en blauwe oogen en wat
was ze altijd leuk gekleed! Ze zou wel
graag willen, dat zij een vriendinnetje van
haar werd, maar haar schuchterheid be
lette haar pogingen tot toenadering te doen.
Na eenigen tijd, toen het Engelsche
meisje blijk had gegeven, dat ze genoeg
Hollandsch verstond om wat meer geregeld
deel te nemen aan de lessen, zei de juf
frouw:
..Wel, Winnie, ik vind. dat je nu maar
eens moest probeeren om gewoon met de
andere meisjes mee te werken. Maar dan
moet je maar wat meer naar voren komen,
dan kan ik je gemakkelijker met allerlei
dingen helpen. Om je op je gemak te zet
ten. mag je zelf een plaats uitzoeken. Zeg
dus maar. waar je het liefst wilt zitten."
Het werd stil in de klas. want iedereen
was het erover eens. dat de nieuwelinge
een ..éénig" kind was. De meesten keken
dan ook onwillekeurig om. om te zien, of
de keuze soms op haar zou vallen.
Die keuze zou echter een eroote verras
sing worden, want Winnie Johnston talmde
niet lang. maar zei met haar rustige stem
en haar Engelsch accentje: „Naast de
andere Jes."
Aenes van Buren kreeg een kleur van
schrik, maar tegeliikertiid van blijdschap.
En die hliidschap nam nog toe. toen Win
nie er on haar kalme manier, maar daarom
niet minder hartelijk gemeend, op liet
volgen:
„Zie je. rk vraag eigenlijk niet om naast
je te zitten, omdat ie nu toevallig Jes heet,
maar je leek me van het begin af zoo'n
aardig meisie. Ik heb zoo'n idee dat we
goede vriendinnen zullen worden."
„Ik hoop het." zei Agnes. op haar
schuchtere manier.
Fn toen ging de le9 weer gewoon door.
Maar om twaalf uur ginven Aenes en Win
nie. die toevallig denzelfden kant uit moes
ten samen naar huis.
Fen week later kwam Winnie, die wat
verder weg woonde. Agnes ook geregeld
afhalen om samen naar school te gaan. En
nog geen maand later kon men er ze^er van
ziin dat ïederen Woensdag- en Zaterdag
middag Agnes bij Winnie of Winnie bij
Acnes thuis was tenzij ze met de
moeder van één van beiden, gezamenlijk
een wandeling maakten.
Op zijn verjaardag had Frans van zijn
oom een sabel gekregen.
„Nu kan ik mooi voor ridder spelen en
mij met roemrijke daden overladen," zei
hij fier.
Zooals de meeste onzer wel weten, be
stonden de gewichtigste daden van dappere
riddprs uit het bevrijden van gevangen
genomen jonkvrouwen en prinsessen.
Elsje en Anneke moesten dus niet langer
met het poppenhuis en de poppen spelen,
maar zoo vlug mogelijk in prinsessen ver-
and. rd worden. Een kroon van geel bord
papier maakte in een ommezientje van Elsje
Prinses Zonnestraal, doch daar er geen
kroon voor Anneke meer was, werd zij
jonkvrouw Guldenlok, de hofdame der
prinses.
Hun gevangenis was een zolder met een
klein dakraam. Zij lagen op een oude
matras in en hoek en spraken op fluiste
renden toon tegen elkaar, opdat de booze
reus, die hen opgesloten had, hen niet hoo-
ren zou.
„Ik ben niet bang voor de reus," zei
Prinses Zonnestraal, „want mijn dappere
Gerard kreeg een hoepel,
haast zoo groot als hij
Gerard gaat naar buiten,
O, wat is hij blij!
't Waait; een heer verliest er
waarlijk ginds zijn hoed:
Gerard kan niet kijken,
hoe de man nu doet.
Weet je, Gerards hoepel
doet een beetje „raar"
hoep'len is niet makk'lijk
neen, dat denk je maar!
En daarbij dat waaien
foei. wat wordt hi? warm!
Gerard neemt zijn hoepel
liever in den arm.
Straks komt met zijn hoepel
haast zoo groot als hij
langzaam sloffend, Gerard,
moe bij ons voorbij.
HEEMA
ridder, Prins Zondervrees, zal mij zeker
komen bevrijden
„Mij ook!" zei kleine Anneke, die heele-
maal niet wist, wat bevrijden of een ridder
was, maar het vanzelfsprekend vond, dat
zij er ook bij hoorde.
..St.! Luister!" zei Prinses Zonnestraal
plotseling, terwijl zij leven op de trap hoor
de, „Daar komt de Prins aan! Hij zal den
boozen reus verslaan en het zal nu niet
lang meer duren, of wij zullen bevrijd wor
den."
Anneke keek haar zusje nu met haar
groote oogen onderzoekend aan en vroeg:
„En mogen wij dan weer met het poppen-
buis en de poppen gaan spelen?"
„Nee natuurlijk nietI"antwoordde de
Prinses. „Wij zijn nu geen kinderen, die
met poppen spelen. We gaan naar een pa
lcis en ik zal op een gouden troon naast
Prins Zondervrees komen te zitten.
Er kwamen tranen in Anneke's oogen.
Ik wil ook op een gouden troon naast Prins
Zondervrees zitten," zei zij pruilend.
„Wees nu niet kinderachtig, Anneke,'"
ging de prinses voort „Natuurlijk heb je
geen troon, omdat je maar een hofdame
bent. Maar je mag vlak bij me staan."
„Mag ik heelemaal dan niet zitten?"
vroeg Anneke weer,
„Nee, zeker niet!" antwoordde
Zonnestraal.
Dit was te veel voor Apneke. De
biggelden haar nu over de wangen,
zij boos uitriep:
„Ik wil geen hofdame zijnl Juf! 0,
Op dit oogenblik vloog de deur o
trad Prins Zondervrees onder het uil
allerlei oorlogskreten, het kletter
twee pannedeksels en het zwaaien n
sabel de gevangenis binnen.
„Wegl weg!" gilde de arme hofdi
zij klemde zich al snikkende aan de
vast.
Prins Zondervrees, die als een wi
der medelijden met alle ongelukkigen
droefde had, hield nu op met
maken, knielde bij zijn jongste zusj
troostte haar en bracht haar naar J'
de kinderkamer, waar zij weldra ha
vergeten was en weer vroolijk speeld
„Natuurlijk is Anneke nog te kl
echt te spelen," zei Frans heel wij
Elsje, „maar het was toch wel echt.
tranen vergoten werden, is het niet?
Prinses Zonnestraal was het biel
heel eens met Prins Zondervrees.