68s" JAARGANG DONDERDAG 19 JANUARI 1928 No. 20813 Officieele Kennisgevingen. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRIJS DER ADVERTENTIEN: SO Cts. per regel voor adverlentiên uit Leiden en plaatsen waar agentschappen vaD ons Blad gevestigd zijn Voor alle andere advertentiën 35 Cts peT regel Kleine Advertentiën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30 Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANTt Voor Leiden per 3 maanden f 2.35. per week 0 18 Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.13 Franco per post 2.35 portokosten. Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen EERSTE BLAD. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat het Be stuur van het St. Pancratius Patronaat, te Leiden, een verzoek heeft ingediend tor bekoming van verlof voor den verkoop van alcoholhoudenden anderen dan sterken drank voor gebruik ter plaatse van verkoop in het perceel Maria Gjjzensteeg nr. 14. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN. Secretaris. Leiden, 19 Januari 1928. 1132 VERGADERING van den GEMEENTERAAD VAN LEIDEN op MAANDAG 23 JANUARI 1928, des namiddag te twee uur. Be vergadering zal, zoo noodig, des avonds worden voortgezet. Te behandelen onderwerpen: lo. Benoeming van vijf leden van de Plaatselijke Schoolcommissie. (2) 2o. Benoeming van een lid van de Com missie voor de Bewaarscholen. (3) 3o. Benoeming van eene leerares in het Engelsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. CC' 4o. Benoeming van een lid van het be stuur van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (1) 5o. Begrooting, dienst 1928, van het H. Ct. of Arme Wees- en Kinderhuis. (8) 6o. Voorstel inzake de verhuring van het voorm. IJkkantoor aan de Lammermarkt, aan de vereeniging „de Leidsche Padvin ders". (5) 7o. Voorstel tot verhuring van een 3-lal lokalen met binnenplaats en bijbehoorende localileilen van het voormalig schoolge bouw aan de van der Werfslraat, aan de vereeniging „de Leidsche Padvinders. (13) 8o Voorstel in zake de verhuriDg van een gedeelte van het voorm. schoolgebouw aan de van der Werfstraat, aan de afd. Leiden j van den R. K. Volksbond. (19) 9o. Voorstel lot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van-den voor straat bestemden grond, deel uitmakende van het perceel Hooge Rijndijk, Sectie M. No. 4324. (9) lOo. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een strook grond aan de Lijsterstraat, kad. b?- kend gemeente Leiden, Sectie P. No. 633 ged, (14) 11 o. Voorstel lot verkoop van het ten name van de gemeente, als mede-eigenares van het kadastrale perceel Sectie I, No. 2628. staande stukje grond aan de Duivels- hoornpoort. (10) 12o. Voorstel om aan het bestuur der Ge reformeerde Schoolvereeniging een voor schot te verleenen op de vergoeding, bedoeld in art. 101. 9e lid. der Lager Onderwijswet 1920. voor een vakonderwijzer in wiskunde aan de school voor U. L. O. aan de Hoog- landsche Kerkgracht No. 20a (6> 13o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de stichting van een school voor gewoon lager onderwijs aan de Javastraat. door de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van schoien voor lager- en meer uitgebreid lager onder lijs op Gereformeerden grondslag. (7) 14o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de kosten van aan sluiting van wijk 11 op de centrale riolee- ring. (15) 15o. Voorstel lot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van het verleenen van bijdragen aan scholen voor doofstomme en blinde kinderen. (20) 16o Praeadvies op het verzoek van het Hoofdbestuur van den Alg. Bond van Poli tiepersoneel in Nederland, om aan het in deze gemeente dienstdoende politiepersoneel een vacanlietoeslag te verleenen. (11) 17o. Praeadvies op het namens W. F. van Ingen Schenau ingesteld beroep tegen de afwijzende beschikking op zijn verzoek °m vergunning tof het veranderen van per ceel Wille Singel 59 (16» 18o. Nader praeadvies op het verzoek van de Leidschp Katoen-Maatschappij voorheen e Hevder en Co.. om vergunning tot het jnaken van een verbindingsbrug van hare abriek aan de Heerengrachl naar die in d" Lo°iers9traal. (95 van 1927 en 17* aMt Praea<?vies op het verzoek van de j Leiden van het „Instituut voor Arbei- rsontwikkeling", om het kosteloos gebruik van de Stads-gehoorzaal, ten behoeve van het houden van een ontspanningsavond voor werkloozen. (18) 20o. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 15 April 1909 (Ge meenteblad No. 3), tot voorkoming van brand. (21) ADRES AAN DE TWEEDE KAMER. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden, waarin zij met vol doening constateert, dat de bij Koninkl. Boodschap van 9 November 1927 ingediende wijzigingen op de Ziektewet voornamelyk ten doe hebben meer plaats in te ruimen aan uit de Maatschappij zelve opgekomen voorzieningen met ziekengeld. De Kamer had gaarne gezien, dat de ziekteverzekering hier te lande, evenals in vele andere landen vrijwillig gebleven was, maar nu dit niet is geschied, meent de do Kamer opbouwend werk te moeten ver richten door bg enkele artikelen van de wet, zooals deze thans wordt voorgesteld, de aandacht te vestigen op wijzigingen, welke, naar de meening van de Kamer, noodzakelijkerwijs dienen te worden aan gebracht. Zoo wordt door de voorgestelde wijziging van art. 2, onder de vigeur der ziektewet gebracht een ieder, die in loondienst arbeid verricht, waardoor onderling geheel ver schillende categorieën arbeiders onder een- zelf oe regeling worden gebracht. Dit heeft tot gevolg, dat de regeling allicht minder dcimatig wordt, omdat minder met de bij zondere eigenaardigheden dezer afzonder lijke categorieën gerekend kan worden. Ten aanzien van losse arbeiders was het zelts :n het geheel niet mogelijk om deze onder de voorgestelde bepalingen te brengen, waar om votor hen een afzonderlijke ziekengeid- regeling bij algemeenen maatregel van bestuur zal worden vastgesteld. De Kamer stelt voor de verzekering der losse arbeiders niet verp.icht te maken, maar deze geheel aan het particulier initiatief over te laten. Dit ligt zeer zeker in de lijn van de ontwikkeling der ziekteverze kering ten onzent. Ook bij de thans voorgestelde regeling is overigens de verzekering verre van al gemeen, o.a. ontvangen in het algemeen geen ziekengeld zij, die geen lid zijn van eeü erkend ziekenfonds, noch aantoonen, dat zij op andere wjjze geneeskundige hulp kunnen krijgen, derhalve juist de zorge- loozen, die reeds thans geen maatregelen trefien. Uok indien de ziekte veroorzaakt is door opzet, wordt geen ziekengeld uitgekeerd. De uitkeering kan voorts door het bestuur der kas geweigerd worden, o.m. als bij den aanvang der verzekering de arbeids ongeschiktheid reeds bestond, enz. De wijziging, voorgesteld in art. 46 der wet, ten aanzien van werklooze arbeiders, beeft ook vele bedenkingen volgens de Ka mer. Dit art. bepaalt, dat degene, die gedurende de laatste twee maanden vóór het einde der verzekering onafgebroken verzekerd is ge weest, bij ongeschiktheid tot werken binnen één maand na het einde zijner verzekering aanspraak heeft op ziekengeld, alsof hij ver zekerd was gebleven Dientengevolge kun nen zelts arbeiders, die wegens dringende redenen, zooals b-v. dienstweigering, zijn ontslagen, uit de ziekenkas trekken. Hoe buitengewoon groot in deze gevallen het gevaar van simulatie en aggravatie is, behoeft niet te worden uiteengezet. De Ka mer acht het onjuist, dat zelfs de bepalingen uit de Ziektewet-Tal ma, dat de werklooze moet aantoonen, dat hij niet in staat was de verzekering vrijwillig voort te zetten, thans uitgelicht is. Het komt de Kamer voor dat ook hier teveel aan de fictie, alsof de verzekering inderdaad ieder loontrekkende onder alle omstandigheden zou omvatten, is vastgehouden. Met een zeer geringe jaar premie zal de arbeider zich overigens ge makkelijk tegen het risico van ziekte bij werkloosheid enz. kunnen verzekeren. Een zeer ernstig euvel, zelfs van dien aard. dat het wetsontwerp er voor de Kamer onaannemelijk door wordt, is de achterstel ling der ondernemerskassen en der bedrijfs verenigingen bij de bijzondere kassen der arbeiders, (zulks in tegenstelling met het voorontwerp) doordat onder alle omstandig heden eiken arbeider de keus wordt gelaten om zich eventueel bij de onderlinge kas aan te sluiten. Onnoodig groot voor de industrie wordt de administratieve rompslomp, welke ontstaat, als van een groot aantal arbeiders de een zich hier en de ander zich daar verzekert. Naar de Kamer stellig verwacht, zullen weldra, althans door de plaatselijke kassen, overeenkomsten gesloten worden, waarbij de kassen elkanders leden zonder meer over nemen. Wanneer de praktijk den daarvoor meest geschikten vorm gevonden heeft zal deze materie, indien nog noodig. zeer wel in een wet kunnen worden vastgelegd. Naast de onderlinge ziekenkassen der ar beiders, wijst de Kamer ook op de mogelijk heid van het oprichten van fabriekszieken- kassen. welke zoowel wat administratie als controle betreft groote voordeelen bieden. Vele dezer kassen bestaan reeds gerui- men tijd en zijn door warm voelende ar beidersvrienden steeds zeer geprezen. Met reden mag daarom worden gevraagd, aan dit instituut volle reebt te laten weder varen. Dat geschiedt thans niet. Men dient hierbij vooral ook in oogen- schouw te nemen, dat de industrie door de helft van de premie te betalen, allicht jaarlijks alleen voor ziekteverzekering 10 12 millioen gulden ten behoeve harer ar beiders zal hebben op te brengen. In dat licht bezien, is de eisch dat al het rede lijke gedaan zal worden om de industrie toe te staan op haar wijze een zeer goede ziekteverzekering te scheppen en daarbij de administratie zoo makkelijk mo gelijk te maken, volkomen gerechtvaar digd. Wanneer de regeering dit advies zou wil len opvolgen, zou tevens vermeden kunnen worden, dat de Kosten van administratie en ambtelijke controle op de aangifte der verzekerde arbeiders, buiten elke verhou ding zouden stijgen. Ook de bepaling, dat minimum 400 ar beiders lid moeten zijn van een onderne- merskas, wil deze erkend worden, is naar de meening der Kamer te eenenmale niet te aanvaarden, In het rayon der Kamer bestaan verschillende fabrieksziekenkas- sen waarbij de administratie gevoerd wordt vanwege de onderneming, terwijl óf door de arbeiders alleen óf door de pa troons alleen, óf door beiden gezamenlijk, de premie wordt betaald terwijl het be heer der kas practist h geheel bij de arbei ders berust. Zoo goedkoop werken deze kassen, dat in totaal gewoonlijk niet, of weinig meer dan plm. 1 pCt van bet loon als premie betaald moet worden. Zoo goed als al deze ziekenkassen in dit district zou den bij ongewijzigde aanneming moeten verdwijnen, terwijl daardoor tn vele geval len èn de arbeiders ón de werkgevers meer premie zouden moeten betalen. De oplossing, in het wetsontwerp voorge steld, om één fabrieksziekenkas over vier ondernemingen te laten werken, zal in de praktijk niet doorvoerbaar blijken. Het is aan de Kamer genoegzaam bekend, dat vele elkaai beconcurreerende ondernemin gen niet tegenover elkander de interne za ken willen openbaren, welke voor een juiste verdeeling van lasten noodzakelijk zijn. Veel juister acht de Kamer het daarom, zooals o.a. door de vereeniging van Til- burgsche Fabrikanten van wollen stoffen en de R. K. Vereeniging van Werkgevers in de Metaalnijverheid is bepleit, een ziek tegarantie vereeniging toe te laten, welke o.a. zich ten volle aansprakelijk stelt voor de richtige nakoming door de ondernemings ziekenkas van haar verplichtingen tegen over haar verzekeiden. De Kamer heeft het voorts betreurd, dat in het ontwerp van wet niet de ziektever zekering volgens collectieve arbeidsover eenkomst is toegelaten De Kamer zou het op prijs stellen, indien alsnog een grondig onderzoek naar de mogelijkheid van opneming van deze verzekering werd ingesteld, althans dat zoo spoedig mogelijk nagegaan werd op welke wijze deze vorm van verzekering het best bij de toegelaten ver zekeringen zou kunnen worden onderge bracht. Ook tegen de regeling, getroffen in art. 37 inzake zwangerschap, bestaan ernstige bedenkingen. Allereerst rijst de vraag, of door de vrijgevige bepalingen niet bewerkt wordt, dat gehuwde vrouwen niet meer in dienst zullen worden genomen. Het komt de Kamer in deze niet onbeden kelijk voor, de verschillende ziekenkassen te belasten met zeer zware uitgaven, voor wat in engeren zin geen ziekte is. Een dergelijk incidenteel regelen van vrou wenarbeid en moederschapszorg is naar de meening der Kamer niet aanbevelenswaar dig. Veel ernstiger bezwaar moet de Kamer echter ten deze maken tegen de gelijkstel ling, wat de mate van uitkeering betreft, van de ongehuwde met de gehuwde arbeidster Naar de stellige meening der Kamer gaat het niet op de financieele gevolgen van de zede lijk niet-geoorloofde daad te laten komen voor rekening van de medeleden der zieken kassen en van het bedrijf. Een dergelijke barmhartigheid is er meer op uit om zwakke karakters ten verderve te richten dan om hen tegen pauperisme te be schermen. Naar de meening der Kamer ver dient het meer aanbeveling de geheele ma terie van art. 34 in afzonderlijke wet te re gelen In dit verband veroorlooft de Kamer zich nog op te merken, dat het stellig onjuist is om zonder behoorlijke motivpering de be palingen over te nemen, welke, zooals in het onderhavige gevalop internationale ar- beidsconferenties worden opgesteld Het zwaartepunt onzer sociale wetgeving behoort niet te worden verlegd naar internationale congressen. De slotconclusie van de Kamer luidt als volgt: Niettegenstaande de ontwikkelde, zeer ern stige bedenkingen aarzelt de Kamer niet om te verklaren, dat hel algemeen principe der wet, om de ziekteverzekering op te bouwen uit wat de maatschappij zelve reeds heeft tot stand gebracht, haar volle sympathie heeft. Het zal de Kamer daarom zeer verheugen, als de zuivere doorvoering van dit algemeene principe het wetsontwerp ook voor de indus trie in Rijnland aannemelijk zal maken. ADRES AAN DEN RAAD. Aan den raad is volgend adre9 verzonden: De Centrale Commissie voor Bezuiniging, ingesteld door de Nederlandsche Maat schappij voor Nijverheid en Handel te Haar lem, publiceerde in hel Seplember-nummer 1927 van het tijdschrift dier Maatschappij (bladz. 200) o. m. een beschouwing over wethouderspen9ioenen, waarin met instem ming melding werd gemaakt van het be sluit, door den Raad der gemeente Gouda genomen op voorstel van de Commissie van Bijstand in het beheer der gemeenle-finan- ciën, om te breken met het systeem vau dadelijk ingaande, levenslange pensioenen voor de wethouders en in- plaats daarvan aan aftredende wethouders een uitgesteld pensioen te verzekeren, gepaard gaande met een afloopend wachtgeld gedurende ten hoogste drie jaren na hel aftreden. Een exemplaar van het bedoelde tijdschrift wordt hierbij aan uwen Raad overgelegd. In dit artikel werd ook vermeld, dat een regeling voor uitgesteld pensioen van wet houders eveneens te Zaandam en te Leiden bestaat. Naar ons inmiddels gebleken is, be rust deze opgave voor uwe gemeente op een misverstand, de in Leiden nog geldende verordening van 17 April 1919. Gemeente blad No. 11, verzekert den aftredenden wet houders een direct ingaand pensioen. Deze regeling komt hierop neer, dat den aflre- denden wethouder in het algemeen voor iedere maand of gedeelte van een maand dienst als zoodanig een pensioen wordl toe gekend van een honderdtwintigste gedeeite van het vaste inkomen, hetwelk overeen komstig art 94 der Gemeenlewet wordl ge noten. met dit vaste inkomen als maximum. Het volle pensioen wordt dus bereikt na 10 dienstjaren; het minimum bedraagt 47/120 van voormeld vast inkomen, aangezien geen pensioen wordt toegekend, zoo de wet houder niet achtereenvolgens ten minste 3 jaar en 11 maanden als zoodanig heeft ge fungeerd. Onze Commissie meent intusschen, dat er ook voor uwe gemeente alle aanleiding bestaat om de thans bestaande pensioen regeling te vervangen door een regeling voor uitgesteld pensioen, met eventueel een af- lcopend wachtgeld Naar de meening onzer Commissie is toekenning van een recht op uitgesteld pensioen de meest rationeele re geling voor het wethoudersambt en al der gelijke overheidsambten (lid van Gedepu teerde Staten, van de Tweede Kamer, enz.) en zij zou het voorbeeld van Gouda dan ook ernstig ter navolging willen aanbevelen aan alle gemeenten, die aan aftredende wet houders pensioen toekennen of wenschen toe te kennen Ter motiveering van dit standpunt moge het volgende worden aangevoerd. Het doel van het verleenen van pensioen is toch (moet althans zijn) aan hen. die de gemeente of een ander overheidslichaam hebben gediend, financieelen steun te ver leenen op den leeftijd, waarop de krachten om den maalschappelijken strijd te voeren, hun beginnen te ontzinken, dus op 60- of 65-jarigen leeftijd. Niel om aan allen, die een zekeren tijd wethouder zijn geweest, een blijvend inkomen als pensioen te ver zekeren. terwijl zij nog in de volle kracht van hun leven zijn en zich door andere werkzaamheden een voldoend inkomen kun nen verschaffen Wel is er aanleiding om den aftredenden wethouder, die voor laak als zoodanig ander werk heefl moeten ter zijde leggen, den overgangstijd, gedurende welken hij het wethouderssalaris mist en nog niet andere, ten minste gelijkwaardige inkomsten heeft gevonden, te helpen overbruggen, door hem een tijdelijk, afloopend wachtgeld toe te kennen. Een dergelijke regeling, die alles zins billijk is werd ook te Gouda gelroffen Een regeling, die den aftredenden wet houders direct ingaand levenslang pensioen verzekert als in uwe gemeente geldt, kan op den duur voor de gemeente-financiën een zeer zwaren wellicht te zwaren last medebrengen. Een wethouder die op betrekkelijk jeugdigen leeftijd aftreedt, kost de gemeente een aanzienlijk bedrag aan pensioen, terwijl de betrokkene zich door gaans uil anderen hoofde voldoende inkom sten weet te verzekeren. Het aanlal van de aldus pensioentrekkenden kan sterk toene men, waardoor de gemeenlekas steeds zwaarder wordt belast Deze te zware be lasting is. met behoud van alle billijkheid tegenover de betrokkenen, door een regpting mei uitgesteld pensioen te voorkomen Wel zal het billijkheidshalve aanbeveling ver dienen om de thans geldende regeling te handhaven voor de wethouders, die- op het oogenhlik van wijziging der verordening in functie zijn: dil is ook in Gouda geschied. Door algemeene invoering van uitgesteld pensioen kan ten slotte een einde worden gemaakt aan den meer en meer als zoo- BINNENLAND. Een beschonwing van ir. Grasé over zijn voorgenomen vliegtocht naar IndiB. (2de Blad). Adres van de K. v. K. voor Rijnland aan de Tweede Kamer inzake de Ziektewet. (Stadsn., 1ste Blad). De heer Fokker over de civiele luchtvaart. (Binnenland, 3e Blad). Onderhandelingen over een nnlform goe derentarief op de Nederlandsche en Dnit- sche spoorwegen. (Binnenland, 3e Blad). De opbrengst der wegen- en rijwielbelas ting. (Binnenland, 3de Blad)- Bij het werpen met handgranaten zijn te Den Bosch vier militairen gewond. (Ge mengd, 3de Blad). BUITENLAND. Een Engelsch memorandum aan de com missie voor veiligheid, arbitrage en ontwa pening. (Buitenland, 1ste Blad). Het resnltaat der Dnitsche Iandenconfe- rentie. (Buitenland en Tel., Ie Blad). Een nienwe tocht naar de Zuidpool. (Tel., lste Blad). danig erkenden misstand, dat personen, die nog in de volle krachl van het leven zijn, vol pensioen .uit een of meer overheids functies trekken, terwijl zij daarnaast nog vaak een niel onbelangrijk salaris in de een of andere ambtelijke of particuliere po sitie genieten. Het is ons bekend, dat in verschillende gemeenten stemmen zijn opgegaan ten gunste van een regeling voor uitgesteld pen sioen Wij verwijzen len dezen ook naar de discussies in den Raad der gemeente 's-Gra- venhage tijdens de behandeling der begroo ting voor 1928. waarbij op misstanden in zake pensioenen werd gewezen en besloten werd een Commissie tot onderzoek in te stellen. Op grond van het bovenstaande veroor looft onze Commissie zich tol uwen Raad de vraag te richlen. of het niet overweging verdient de thans geldende regeling voor pensionneering van wethouders te vervan gen door een regeling met uitgesteld pen sioen. zooals die onlangs in Gouda is vast gesteld. (w.g.) HONIG, Wnd. Voorzitter, (w.g.) REYNEN, Secretaris. TER-AARDE-BESTELLING VAN DEN HEER A. VAN ROYEN. In een gedeelte onzer oplaag van gisteren hebben wij nog kort melding gemaakt van de ter-aarde-bestelling van wijlen den heer A. van Royen, in leven vertegenwoordiger der textielfabrieken v h. gebr. van Wijk. De heer J. B. Meynen sprak daarbij als volgt: Als voorzitter van het College van Nota-, beien en als voorzitter van de hoofdcom missie voor de verbetering der predikants- tractementen en voor den Openbaren Eere- dienst bij onze Ned. Herv. Gemeente, heb ik er behoefte aan, namens deze Colleges, een enkel woord te zeggen uit dankbare waar deering jegens hem, wiens stoffelijk over schot op dit oogenblik aan den schoot der aarde wordt toevertrouwd. Met hel oog op het eenvoudig, bescheiden karakter van onzen hooggeachten ontsla pene, mag mijn woord slechts een sober woord zijn. Want als er iemand is geweest, die in zijn werkzaam leven den regel in toepassing heeft gebracht: „lof verdienen en ontvlieden", dan was hij het wel. Wan neer de omstandigheden een enkele maal meebrachten, dat tot hem een woord van dank en van hulde werd gesproken, dan scheen het ons toe, dat die hulde hem eer ontstemde dan streelde. Eigen eer zocht hij niet; wat hem drong was de liefde van Christus en was de liefde voor onze kerk. Daarom mag ik niel uitweiden over zijn verdiensten, maar stip ik die slechts even aan. In het College van Notabelen hebben we hem 14 jaar gekend als een trouw mede lid; 9 jaar daarvan was hij bovendien lid van ons moderamen. Verzuimen deed hij zelden, en als hij moest verzuimen, dan zond hij 9teeds een kennisgeving van ver hindering. Toen hij in 1927 naar Oegslgeest verhuisde, moest hij voor het lidmaatschap bedanken. Op het terrein van onzen Openbaren Eeredienst heeft de heer van Royen zich in hooge mate verdienstelijk gemaakt Als penningmeester van ons Comité in wijk IV, als lid onzer Commissie van Administratie en als lid onzer Hoofdcommissie, waarin hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 1