68s" JAARGANG
DONDERDAG 19 JANUARI 1928
No. 20813
Officieele Kennisgevingen.
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
SO Cts. per regel voor adverlentiên uit Leiden en plaatsen waar
agentschappen vaD ons Blad gevestigd zijn Voor alle andere
advertentiën 35 Cts peT regel Kleine Advertentiën uitsluitend
bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een
maximum aantal woorden van 30
Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANTt
Voor Leiden per 3 maanden f 2.35. per week 0 18
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.13
Franco per post 2.35 portokosten.
Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen
EERSTE BLAD.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeene kennis, dat het Be
stuur van het St. Pancratius Patronaat, te
Leiden, een verzoek heeft ingediend tor
bekoming van verlof voor den verkoop van
alcoholhoudenden anderen dan sterken drank
voor gebruik ter plaatse van verkoop in
het perceel Maria Gjjzensteeg nr. 14.
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,
Burgemeester.
VAN STRIJEN. Secretaris.
Leiden, 19 Januari 1928. 1132
VERGADERING
van den
GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
op MAANDAG 23 JANUARI 1928,
des namiddag te twee uur.
Be vergadering zal, zoo noodig, des avonds
worden voortgezet.
Te behandelen onderwerpen:
lo. Benoeming van vijf leden van de
Plaatselijke Schoolcommissie. (2)
2o. Benoeming van een lid van de Com
missie voor de Bewaarscholen. (3)
3o. Benoeming van eene leerares in het
Engelsch aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes. CC'
4o. Benoeming van een lid van het be
stuur van het Geref. Minne- of Arme Oude
Mannen- en Vrouwenhuis. (1)
5o. Begrooting, dienst 1928, van het H.
Ct. of Arme Wees- en Kinderhuis. (8)
6o. Voorstel inzake de verhuring van het
voorm. IJkkantoor aan de Lammermarkt,
aan de vereeniging „de Leidsche Padvin
ders". (5)
7o. Voorstel tot verhuring van een 3-lal
lokalen met binnenplaats en bijbehoorende
localileilen van het voormalig schoolge
bouw aan de van der Werfslraat, aan de
vereeniging „de Leidsche Padvinders. (13)
8o Voorstel in zake de verhuriDg van een
gedeelte van het voorm. schoolgebouw aan
de van der Werfstraat, aan de afd. Leiden j
van den R. K. Volksbond. (19)
9o. Voorstel lot overneming in eigendom
en onderhoud bij de gemeente van-den voor
straat bestemden grond, deel uitmakende
van het perceel Hooge Rijndijk, Sectie M.
No. 4324. (9)
lOo. Voorstel tot overneming in eigendom
en onderhoud bij de gemeente van een
strook grond aan de Lijsterstraat, kad. b?-
kend gemeente Leiden, Sectie P. No. 633
ged, (14)
11 o. Voorstel lot verkoop van het ten
name van de gemeente, als mede-eigenares
van het kadastrale perceel Sectie I, No.
2628. staande stukje grond aan de Duivels-
hoornpoort. (10)
12o. Voorstel om aan het bestuur der Ge
reformeerde Schoolvereeniging een voor
schot te verleenen op de vergoeding, bedoeld
in art. 101. 9e lid. der Lager Onderwijswet
1920. voor een vakonderwijzer in wiskunde
aan de school voor U. L. O. aan de Hoog-
landsche Kerkgracht No. 20a (6>
13o. Voorstel tot beschikbaarstelling
van gelden ten behoeve van de stichting
van een school voor gewoon lager onderwijs
aan de Javastraat. door de Vereeniging tot
oprichting en instandhouding van schoien
voor lager- en meer uitgebreid lager onder
lijs op Gereformeerden grondslag. (7)
14o. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van de kosten van aan
sluiting van wijk 11 op de centrale riolee-
ring. (15)
15o. Voorstel lot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van het verleenen van
bijdragen aan scholen voor doofstomme en
blinde kinderen. (20)
16o Praeadvies op het verzoek van het
Hoofdbestuur van den Alg. Bond van Poli
tiepersoneel in Nederland, om aan het in
deze gemeente dienstdoende politiepersoneel
een vacanlietoeslag te verleenen. (11)
17o. Praeadvies op het namens W. F.
van Ingen Schenau ingesteld beroep tegen
de afwijzende beschikking op zijn verzoek
°m vergunning tof het veranderen van per
ceel Wille Singel 59 (16»
18o. Nader praeadvies op het verzoek van
de Leidschp Katoen-Maatschappij voorheen
e Hevder en Co.. om vergunning tot het
jnaken van een verbindingsbrug van hare
abriek aan de Heerengrachl naar die in d"
Lo°iers9traal. (95 van 1927 en 17*
aMt Praea<?vies op het verzoek van de
j Leiden van het „Instituut voor Arbei-
rsontwikkeling", om het kosteloos gebruik
van de Stads-gehoorzaal, ten behoeve van
het houden van een ontspanningsavond
voor werkloozen. (18)
20o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 15 April 1909 (Ge
meenteblad No. 3), tot voorkoming van
brand. (21)
ADRES AAN DE TWEEDE KAMER.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Leiden heeft aan de Tweede Kamer
een adres gezonden, waarin zij met vol
doening constateert, dat de bij Koninkl.
Boodschap van 9 November 1927 ingediende
wijzigingen op de Ziektewet voornamelyk
ten doe hebben meer plaats in te ruimen
aan uit de Maatschappij zelve opgekomen
voorzieningen met ziekengeld.
De Kamer had gaarne gezien, dat de
ziekteverzekering hier te lande, evenals in
vele andere landen vrijwillig gebleven was,
maar nu dit niet is geschied, meent de
do Kamer opbouwend werk te moeten ver
richten door bg enkele artikelen van de
wet, zooals deze thans wordt voorgesteld,
de aandacht te vestigen op wijzigingen,
welke, naar de meening van de Kamer,
noodzakelijkerwijs dienen te worden aan
gebracht.
Zoo wordt door de voorgestelde wijziging
van art. 2, onder de vigeur der ziektewet
gebracht een ieder, die in loondienst arbeid
verricht, waardoor onderling geheel ver
schillende categorieën arbeiders onder een-
zelf oe regeling worden gebracht. Dit heeft
tot gevolg, dat de regeling allicht minder
dcimatig wordt, omdat minder met de bij
zondere eigenaardigheden dezer afzonder
lijke categorieën gerekend kan worden. Ten
aanzien van losse arbeiders was het zelts
:n het geheel niet mogelijk om deze onder
de voorgestelde bepalingen te brengen, waar
om votor hen een afzonderlijke ziekengeid-
regeling bij algemeenen maatregel van
bestuur zal worden vastgesteld.
De Kamer stelt voor de verzekering der
losse arbeiders niet verp.icht te maken, maar
deze geheel aan het particulier initiatief
over te laten. Dit ligt zeer zeker in de
lijn van de ontwikkeling der ziekteverze
kering ten onzent.
Ook bij de thans voorgestelde regeling
is overigens de verzekering verre van al
gemeen, o.a. ontvangen in het algemeen
geen ziekengeld zij, die geen lid zijn van
eeü erkend ziekenfonds, noch aantoonen,
dat zij op andere wjjze geneeskundige hulp
kunnen krijgen, derhalve juist de zorge-
loozen, die reeds thans geen maatregelen
trefien.
Uok indien de ziekte veroorzaakt is door
opzet, wordt geen ziekengeld uitgekeerd.
De uitkeering kan voorts door het bestuur
der kas geweigerd worden, o.m. als bij
den aanvang der verzekering de arbeids
ongeschiktheid reeds bestond, enz.
De wijziging, voorgesteld in art. 46 der
wet, ten aanzien van werklooze arbeiders,
beeft ook vele bedenkingen volgens de Ka
mer.
Dit art. bepaalt, dat degene, die gedurende
de laatste twee maanden vóór het einde der
verzekering onafgebroken verzekerd is ge
weest, bij ongeschiktheid tot werken binnen
één maand na het einde zijner verzekering
aanspraak heeft op ziekengeld, alsof hij ver
zekerd was gebleven Dientengevolge kun
nen zelts arbeiders, die wegens dringende
redenen, zooals b-v. dienstweigering, zijn
ontslagen, uit de ziekenkas trekken.
Hoe buitengewoon groot in deze gevallen
het gevaar van simulatie en aggravatie is,
behoeft niet te worden uiteengezet. De Ka
mer acht het onjuist, dat zelfs de bepalingen
uit de Ziektewet-Tal ma, dat de werklooze
moet aantoonen, dat hij niet in staat was
de verzekering vrijwillig voort te zetten,
thans uitgelicht is. Het komt de Kamer voor
dat ook hier teveel aan de fictie, alsof de
verzekering inderdaad ieder loontrekkende
onder alle omstandigheden zou omvatten, is
vastgehouden. Met een zeer geringe jaar
premie zal de arbeider zich overigens ge
makkelijk tegen het risico van ziekte bij
werkloosheid enz. kunnen verzekeren.
Een zeer ernstig euvel, zelfs van dien
aard. dat het wetsontwerp er voor de Kamer
onaannemelijk door wordt, is de achterstel
ling der ondernemerskassen en der bedrijfs
verenigingen bij de bijzondere kassen der
arbeiders, (zulks in tegenstelling met het
voorontwerp) doordat onder alle omstandig
heden eiken arbeider de keus wordt gelaten
om zich eventueel bij de onderlinge kas aan
te sluiten.
Onnoodig groot voor de industrie wordt de
administratieve rompslomp, welke ontstaat,
als van een groot aantal arbeiders de een
zich hier en de ander zich daar verzekert.
Naar de Kamer stellig verwacht, zullen
weldra, althans door de plaatselijke kassen,
overeenkomsten gesloten worden, waarbij de
kassen elkanders leden zonder meer over
nemen. Wanneer de praktijk den daarvoor
meest geschikten vorm gevonden heeft zal
deze materie, indien nog noodig. zeer wel
in een wet kunnen worden vastgelegd.
Naast de onderlinge ziekenkassen der ar
beiders, wijst de Kamer ook op de mogelijk
heid van het oprichten van fabriekszieken-
kassen. welke zoowel wat administratie als
controle betreft groote voordeelen bieden.
Vele dezer kassen bestaan reeds gerui-
men tijd en zijn door warm voelende ar
beidersvrienden steeds zeer geprezen. Met
reden mag daarom worden gevraagd, aan
dit instituut volle reebt te laten weder
varen. Dat geschiedt thans niet.
Men dient hierbij vooral ook in oogen-
schouw te nemen, dat de industrie door
de helft van de premie te betalen, allicht
jaarlijks alleen voor ziekteverzekering 10
12 millioen gulden ten behoeve harer ar
beiders zal hebben op te brengen. In dat
licht bezien, is de eisch dat al het rede
lijke gedaan zal worden om de industrie
toe te staan op haar wijze een zeer
goede ziekteverzekering te scheppen en
daarbij de administratie zoo makkelijk mo
gelijk te maken, volkomen gerechtvaar
digd.
Wanneer de regeering dit advies zou wil
len opvolgen, zou tevens vermeden kunnen
worden, dat de Kosten van administratie
en ambtelijke controle op de aangifte der
verzekerde arbeiders, buiten elke verhou
ding zouden stijgen.
Ook de bepaling, dat minimum 400 ar
beiders lid moeten zijn van een onderne-
merskas, wil deze erkend worden, is naar
de meening der Kamer te eenenmale niet
te aanvaarden, In het rayon der Kamer
bestaan verschillende fabrieksziekenkas-
sen waarbij de administratie gevoerd
wordt vanwege de onderneming, terwijl óf
door de arbeiders alleen óf door de pa
troons alleen, óf door beiden gezamenlijk,
de premie wordt betaald terwijl het be
heer der kas practist h geheel bij de arbei
ders berust. Zoo goedkoop werken deze
kassen, dat in totaal gewoonlijk niet, of
weinig meer dan plm. 1 pCt van bet loon
als premie betaald moet worden. Zoo goed
als al deze ziekenkassen in dit district zou
den bij ongewijzigde aanneming moeten
verdwijnen, terwijl daardoor tn vele geval
len èn de arbeiders ón de werkgevers meer
premie zouden moeten betalen.
De oplossing, in het wetsontwerp voorge
steld, om één fabrieksziekenkas over vier
ondernemingen te laten werken, zal in de
praktijk niet doorvoerbaar blijken. Het is
aan de Kamer genoegzaam bekend, dat
vele elkaai beconcurreerende ondernemin
gen niet tegenover elkander de interne za
ken willen openbaren, welke voor een
juiste verdeeling van lasten noodzakelijk
zijn.
Veel juister acht de Kamer het daarom,
zooals o.a. door de vereeniging van Til-
burgsche Fabrikanten van wollen stoffen
en de R. K. Vereeniging van Werkgevers
in de Metaalnijverheid is bepleit, een ziek
tegarantie vereeniging toe te laten, welke
o.a. zich ten volle aansprakelijk stelt voor
de richtige nakoming door de ondernemings
ziekenkas van haar verplichtingen tegen
over haar verzekeiden.
De Kamer heeft het voorts betreurd, dat
in het ontwerp van wet niet de ziektever
zekering volgens collectieve arbeidsover
eenkomst is toegelaten De Kamer zou
het op prijs stellen, indien alsnog een
grondig onderzoek naar de mogelijkheid
van opneming van deze verzekering werd
ingesteld, althans dat zoo spoedig mogelijk
nagegaan werd op welke wijze deze vorm van
verzekering het best bij de toegelaten ver
zekeringen zou kunnen worden onderge
bracht.
Ook tegen de regeling, getroffen in art.
37 inzake zwangerschap, bestaan ernstige
bedenkingen. Allereerst rijst de vraag, of
door de vrijgevige bepalingen niet bewerkt
wordt, dat gehuwde vrouwen niet meer in
dienst zullen worden genomen.
Het komt de Kamer in deze niet onbeden
kelijk voor, de verschillende ziekenkassen
te belasten met zeer zware uitgaven, voor
wat in engeren zin geen ziekte is.
Een dergelijk incidenteel regelen van vrou
wenarbeid en moederschapszorg is naar de
meening der Kamer niet aanbevelenswaar
dig.
Veel ernstiger bezwaar moet de Kamer
echter ten deze maken tegen de gelijkstel
ling, wat de mate van uitkeering betreft, van
de ongehuwde met de gehuwde arbeidster
Naar de stellige meening der Kamer gaat het
niet op de financieele gevolgen van de zede
lijk niet-geoorloofde daad te laten komen
voor rekening van de medeleden der zieken
kassen en van het bedrijf.
Een dergelijke barmhartigheid is er meer
op uit om zwakke karakters ten verderve te
richten dan om hen tegen pauperisme te be
schermen. Naar de meening der Kamer ver
dient het meer aanbeveling de geheele ma
terie van art. 34 in afzonderlijke wet te re
gelen In dit verband veroorlooft de Kamer
zich nog op te merken, dat het stellig onjuist
is om zonder behoorlijke motivpering de be
palingen over te nemen, welke, zooals in
het onderhavige gevalop internationale ar-
beidsconferenties worden opgesteld Het
zwaartepunt onzer sociale wetgeving behoort
niet te worden verlegd naar internationale
congressen.
De slotconclusie van de Kamer luidt als
volgt:
Niettegenstaande de ontwikkelde, zeer ern
stige bedenkingen aarzelt de Kamer niet om
te verklaren, dat hel algemeen principe der
wet, om de ziekteverzekering op te bouwen
uit wat de maatschappij zelve reeds heeft tot
stand gebracht, haar volle sympathie heeft.
Het zal de Kamer daarom zeer verheugen,
als de zuivere doorvoering van dit algemeene
principe het wetsontwerp ook voor de indus
trie in Rijnland aannemelijk zal maken.
ADRES AAN DEN RAAD.
Aan den raad is volgend adre9 verzonden:
De Centrale Commissie voor Bezuiniging,
ingesteld door de Nederlandsche Maat
schappij voor Nijverheid en Handel te Haar
lem, publiceerde in hel Seplember-nummer
1927 van het tijdschrift dier Maatschappij
(bladz. 200) o. m. een beschouwing over
wethouderspen9ioenen, waarin met instem
ming melding werd gemaakt van het be
sluit, door den Raad der gemeente Gouda
genomen op voorstel van de Commissie van
Bijstand in het beheer der gemeenle-finan-
ciën, om te breken met het systeem vau
dadelijk ingaande, levenslange pensioenen
voor de wethouders en in- plaats daarvan
aan aftredende wethouders een uitgesteld
pensioen te verzekeren, gepaard gaande met
een afloopend wachtgeld gedurende ten
hoogste drie jaren na hel aftreden. Een
exemplaar van het bedoelde tijdschrift
wordt hierbij aan uwen Raad overgelegd.
In dit artikel werd ook vermeld, dat een
regeling voor uitgesteld pensioen van wet
houders eveneens te Zaandam en te Leiden
bestaat. Naar ons inmiddels gebleken is, be
rust deze opgave voor uwe gemeente op een
misverstand, de in Leiden nog geldende
verordening van 17 April 1919. Gemeente
blad No. 11, verzekert den aftredenden wet
houders een direct ingaand pensioen. Deze
regeling komt hierop neer, dat den aflre-
denden wethouder in het algemeen voor
iedere maand of gedeelte van een maand
dienst als zoodanig een pensioen wordl toe
gekend van een honderdtwintigste gedeeite
van het vaste inkomen, hetwelk overeen
komstig art 94 der Gemeenlewet wordl ge
noten. met dit vaste inkomen als maximum.
Het volle pensioen wordt dus bereikt na 10
dienstjaren; het minimum bedraagt 47/120
van voormeld vast inkomen, aangezien
geen pensioen wordt toegekend, zoo de wet
houder niet achtereenvolgens ten minste 3
jaar en 11 maanden als zoodanig heeft ge
fungeerd.
Onze Commissie meent intusschen, dat
er ook voor uwe gemeente alle aanleiding
bestaat om de thans bestaande pensioen
regeling te vervangen door een regeling voor
uitgesteld pensioen, met eventueel een af-
lcopend wachtgeld Naar de meening onzer
Commissie is toekenning van een recht op
uitgesteld pensioen de meest rationeele re
geling voor het wethoudersambt en al der
gelijke overheidsambten (lid van Gedepu
teerde Staten, van de Tweede Kamer, enz.)
en zij zou het voorbeeld van Gouda dan
ook ernstig ter navolging willen aanbevelen
aan alle gemeenten, die aan aftredende wet
houders pensioen toekennen of wenschen
toe te kennen
Ter motiveering van dit standpunt moge
het volgende worden aangevoerd.
Het doel van het verleenen van pensioen
is toch (moet althans zijn) aan hen. die de
gemeente of een ander overheidslichaam
hebben gediend, financieelen steun te ver
leenen op den leeftijd, waarop de krachten
om den maalschappelijken strijd te voeren,
hun beginnen te ontzinken, dus op 60- of
65-jarigen leeftijd. Niel om aan allen, die
een zekeren tijd wethouder zijn geweest,
een blijvend inkomen als pensioen te ver
zekeren. terwijl zij nog in de volle kracht
van hun leven zijn en zich door andere
werkzaamheden een voldoend inkomen kun
nen verschaffen
Wel is er aanleiding om den aftredenden
wethouder, die voor laak als zoodanig ander
werk heefl moeten ter zijde leggen, den
overgangstijd, gedurende welken hij het
wethouderssalaris mist en nog niet andere,
ten minste gelijkwaardige inkomsten heeft
gevonden, te helpen overbruggen, door hem
een tijdelijk, afloopend wachtgeld toe te
kennen. Een dergelijke regeling, die alles
zins billijk is werd ook te Gouda gelroffen
Een regeling, die den aftredenden wet
houders direct ingaand levenslang pensioen
verzekert als in uwe gemeente geldt, kan
op den duur voor de gemeente-financiën
een zeer zwaren wellicht te zwaren
last medebrengen. Een wethouder die op
betrekkelijk jeugdigen leeftijd aftreedt, kost
de gemeente een aanzienlijk bedrag aan
pensioen, terwijl de betrokkene zich door
gaans uil anderen hoofde voldoende inkom
sten weet te verzekeren. Het aanlal van de
aldus pensioentrekkenden kan sterk toene
men, waardoor de gemeenlekas steeds
zwaarder wordt belast Deze te zware be
lasting is. met behoud van alle billijkheid
tegenover de betrokkenen, door een regpting
mei uitgesteld pensioen te voorkomen Wel
zal het billijkheidshalve aanbeveling ver
dienen om de thans geldende regeling te
handhaven voor de wethouders, die- op het
oogenhlik van wijziging der verordening in
functie zijn: dil is ook in Gouda geschied.
Door algemeene invoering van uitgesteld
pensioen kan ten slotte een einde worden
gemaakt aan den meer en meer als zoo-
BINNENLAND.
Een beschonwing van ir. Grasé over zijn
voorgenomen vliegtocht naar IndiB. (2de
Blad).
Adres van de K. v. K. voor Rijnland aan
de Tweede Kamer inzake de Ziektewet.
(Stadsn., 1ste Blad).
De heer Fokker over de civiele luchtvaart.
(Binnenland, 3e Blad).
Onderhandelingen over een nnlform goe
derentarief op de Nederlandsche en Dnit-
sche spoorwegen. (Binnenland, 3e Blad).
De opbrengst der wegen- en rijwielbelas
ting. (Binnenland, 3de Blad)-
Bij het werpen met handgranaten zijn te
Den Bosch vier militairen gewond. (Ge
mengd, 3de Blad).
BUITENLAND.
Een Engelsch memorandum aan de com
missie voor veiligheid, arbitrage en ontwa
pening. (Buitenland, 1ste Blad).
Het resnltaat der Dnitsche Iandenconfe-
rentie. (Buitenland en Tel., Ie Blad).
Een nienwe tocht naar de Zuidpool. (Tel.,
lste Blad).
danig erkenden misstand, dat personen, die
nog in de volle krachl van het leven zijn,
vol pensioen .uit een of meer overheids
functies trekken, terwijl zij daarnaast nog
vaak een niel onbelangrijk salaris in de
een of andere ambtelijke of particuliere po
sitie genieten.
Het is ons bekend, dat in verschillende
gemeenten stemmen zijn opgegaan ten
gunste van een regeling voor uitgesteld pen
sioen Wij verwijzen len dezen ook naar de
discussies in den Raad der gemeente 's-Gra-
venhage tijdens de behandeling der begroo
ting voor 1928. waarbij op misstanden in
zake pensioenen werd gewezen en besloten
werd een Commissie tot onderzoek in te
stellen.
Op grond van het bovenstaande veroor
looft onze Commissie zich tol uwen Raad
de vraag te richlen. of het niet overweging
verdient de thans geldende regeling voor
pensionneering van wethouders te vervan
gen door een regeling met uitgesteld pen
sioen. zooals die onlangs in Gouda is vast
gesteld.
(w.g.) HONIG, Wnd. Voorzitter,
(w.g.) REYNEN, Secretaris.
TER-AARDE-BESTELLING
VAN DEN HEER A. VAN ROYEN.
In een gedeelte onzer oplaag van gisteren
hebben wij nog kort melding gemaakt van
de ter-aarde-bestelling van wijlen den heer
A. van Royen, in leven vertegenwoordiger
der textielfabrieken v h. gebr. van Wijk.
De heer J. B. Meynen sprak daarbij als
volgt:
Als voorzitter van het College van Nota-,
beien en als voorzitter van de hoofdcom
missie voor de verbetering der predikants-
tractementen en voor den Openbaren Eere-
dienst bij onze Ned. Herv. Gemeente, heb ik
er behoefte aan, namens deze Colleges, een
enkel woord te zeggen uit dankbare waar
deering jegens hem, wiens stoffelijk over
schot op dit oogenblik aan den schoot der
aarde wordt toevertrouwd.
Met hel oog op het eenvoudig, bescheiden
karakter van onzen hooggeachten ontsla
pene, mag mijn woord slechts een sober
woord zijn. Want als er iemand is geweest,
die in zijn werkzaam leven den regel in
toepassing heeft gebracht: „lof verdienen
en ontvlieden", dan was hij het wel. Wan
neer de omstandigheden een enkele maal
meebrachten, dat tot hem een woord van
dank en van hulde werd gesproken, dan
scheen het ons toe, dat die hulde hem
eer ontstemde dan streelde. Eigen eer zocht
hij niet; wat hem drong was de liefde van
Christus en was de liefde voor onze kerk.
Daarom mag ik niel uitweiden over zijn
verdiensten, maar stip ik die slechts even
aan.
In het College van Notabelen hebben we
hem 14 jaar gekend als een trouw mede
lid; 9 jaar daarvan was hij bovendien lid
van ons moderamen. Verzuimen deed hij
zelden, en als hij moest verzuimen, dan
zond hij 9teeds een kennisgeving van ver
hindering. Toen hij in 1927 naar Oegslgeest
verhuisde, moest hij voor het lidmaatschap
bedanken.
Op het terrein van onzen Openbaren
Eeredienst heeft de heer van Royen zich
in hooge mate verdienstelijk gemaakt Als
penningmeester van ons Comité in wijk IV,
als lid onzer Commissie van Administratie
en als lid onzer Hoofdcommissie, waarin hij