Onder den Maretak Zoo'n stoute Kaka! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. „Is dat mooi?" „Ik weet het niet. 't Is zoo vreeselijk dik. Laat eens ziendriehonderd acht en twintig bladzijden. Wil jij het eens lezen?" „Alsjeblieft Heel graag!" „Goed. Ik zal er een kranl omheen doen. Neem het dan maar mee. Goed er op pas sen, hoor!" „Daar kan je van op aan," zei Dirk en een uur later zat hij thuis in een hoekje met „De Reuzen van Patagonië" voor zich. Zijn moeder moet hem driemaal roepen, om te komen eten. „Jongen, je leest je suf," zei ze dan wel, maar ze zei het nooit al te hard, want ze wist, dat hij het op school best maakte. Wanneer Willem zijn boek terug kreeg, hoorde hij natuurlijk graag, dat Dirk het een fijn boek noemde en Dirk kreeg weer een ander mee Doordat zij elkaar dikwijls op zochten, werden alle boeken gelezen maar nicl door Willem zelf. De notaris had het druk met zijn zaken en mevrouw's lijd werd geheel in beslag genomen door de zorg voor de huishouding. Willem paste goed op en hij hield veel van boeken, zoodat zij dachten, dat het met hem al een heel gangetje ging. Plotseling kwam de oninuchlering. Juist in het jaar, dat de beide vriendjes de hoogste klasse der lagere school hadden öoorloopen, werd er in hun dorp een Hoo- ger Burgerschool opgericht. Dat kon niet mooier treffen. Willem moest er natuurlijk examen voor doen en Dirk ook. De tuinman had er eerst wel een beetje tegenop gezien, om de kos ten, maar de onderwijzer van Dirk had ge zegd: „Als ge het eenigszins kunt bijspij keren, laat den jongen dan verder leeren, want het is wel aan hem besteed Ge zult zien, dat ge er plezier aan zult beleven." „In vredesnaam dan," zei de tuinman. „Mijn spaarduitjes zullen er mee heengaan, maar we zullen dan maar hopen, dat ze goed besteed zijn." De jongens namen deel aan hel examen en wat was de uitslag? Dirk kwam er met glans door. Hij kreeg nog een extra pluimpje van de examen commissie voor zijn mooie opstel. En Willem werd afgewezen op.... Ne- derlandsche taall Kaka, de aardig-sprekende, groene pape gaai van mijnheer de Wilde, mocht, omdat hij zoo tam was, in de keuken rondtippelen op de dagen dat Geesje, de oudste huis houdster, zijn kooi schoonmaakte. Nu was oude Geesje een goede, zorg zame vrouw, die keurig netjes was. En op Kaka's koperen kooi, die zij poetste, tot dat ze als goud blonk, was ze buitenge woon trotsch Doch minder trotsch wa9 oude Geesje op Kaka zelf. Zij. de aan net heid en regelmaat gewende vrouw, kon niet goed uitstaan, dat de vogel, die nogal nieuwsgierig was. zoodra hij buiten de kooi kwam, alles overhoop haalde, wat onder het bereik van zijn pooten en zijn snavel kwam. Maar Kaka, hoe aardig en ver standig hij ook kon praten, was nu een maal een nieuwsgierigen vogel en hij was al veel te oud om zijn fouten af le leeren of te verbeteren. Dit bleek dan ook weer op een dag, toen oude Geesje mosselen, een lievelings gerecht van mijnheer de Wilde, had ge kookt, en terwijl ze Kaka's kooi in de bij keuken schoonmaakte, stond nu de pan, waarin de nog heete mosselen, op de aan- rechtbank in de keuken Natuurlijk moest toen ook Kaka, die in de keuken rondtrip- pelde, zien, wat er in de pan zat. Hij keek er eens in, stak toen een poot naar een mossel uit en voelde dat die nog heel warm was, zelf zoo warm, dat hij vlug zijn poot terugtrok en daarna probeerde, om met zijn krommen snavel er een uit te pikken. Doch ook dit ging niet zoo gemakkelnk. want de mosselschelp was glad en gleed telkens weg. Deze tegenspoed maakte ten slotte Kaka zóó boos. dat hij met zijn snavel kris-kras door de mosselen begon te vroeten en wel zóó woest, dat de schelpdieren over- a' heen rolden: over den keukenvloer en over de aanrechtbank, ja .eenige vlogen zelfs in den gootsteen en weer eenige kwa- Met Kerstmis siert Moes 't heele huis Met hulst en maretak. Je wist misschien niet, is 't wel? dat Iets leuks daar achter stak1 f Staan twee saam onder 'n maretak. 't Gebruik bestaat al lang! Dan geeft de een den ander vlug Een kusje op de wang. men in den aschbak en in de lurfkist te recht. En Kaka scheen dit spelletje zóó aardig te vinden, dat hij net zoo lang met zijn snavel in de pan wroette, totdat er geen enkele mossel meer in was. Niets had oude Geesje. die al haar aan dacht aan haar poetswerk besteedde, van den chaos in de keuken bemerkt. Ze zag dit pas, toen Kaka, die de mosselen, welke zoo kris-kras overal verspreid lagen, mis schien wel grappig vond, er daarom heel deftig overheenwandelde, juist alsof hij een eierdans uitvoerde, want hij raakte er geen een. Geesje echter, dacht er niet aan. om vandaag over Kaka's grappen te lachen. Ze werd zóó boos, als ze nog nooit op het dier geweest was. Ja, ze werd zelfs heel driftig, toen ze daar al die heerlijke, pas- gekookte mosselen op den stoffigen vloer en in de asch zag liggen. En in haar dom me drift greep ze toen het eerste 't beste, dat ze grijpen kon en wierp dit woest naar den niets kwaads vermoedenden Kaka Dit was ongelukkig de pan met het nog erg heete waler, waarin zij de mosselen had gekookt En omdat nu een gedeelte van dil water op Kaka's rug en vleugels terecht was gekomen, verloor het dier d&ór op die plekken, zijn prachtige, groene veeren. En zoodra hij nu zelf na eenige dagen be merkte, dat hij heel erg op een geplukte kip geleek schaamde hij zich daarover waarschijnlijk zóó erg, dat hij heel ver achterin zijn kooi kroop en daar treurig bleef ziten. Moes houdt een takje in de hand, Aan d'and're kleine Zus En Bertie-broer bedenkt zich niet, Maar geeft Zus vlug een kus. Het kleine ding lacht van de pres En steekt haar handje uit Ook zij wil Bertie pakken. Ha! Wat is die Zns een guit! Ook oude Geesje scheen zich erg te scha men, niet omdat zij veeren had verloren, want die kon zij nooit verliezen, omdat zij een mensch was en geen vogel. Neen, oude Geesje schaamde zich voor haar drif tigheid. Ze had ook een geducht standje van haar heer gehad, omdat zij Kaka niet op een andere manier had gestraft. En om-, dat oude Geesje zich zoo schaamde, wilde zij alles weer goed maken, door heel lief voor Kaka te zijn. Ze zette hem, met kooi en al in de warme voorkamer, waar hij anders nooit mocht komen, gaf hem aller-, lei lekkers en zei dan telkens tot hem: „Ach, arme Kaka, waarom ben je ook aan de mosselen geweest... Doch de vogel scheen het warme bad, dat hij zoo onver wachts had gekregen, nog niet te kunnen vergelen. Hij wilde tenminste niets van oude Geesje aannemen, zelfs geen pisang of een apenootje, waar hij zooveel van hield. Als ze bij zijn kooi kwam, keerde hij haar den kalen rug toe, alsof hij tot haar wilde zeggen: „Zie je nu, hoe je mij hebt toegetakeld?" Maar toch kreeg Kaka na een poosje zijn verloren veeren weer terug. Heel vlug ging dit natuurlijk niet en het waren nog maar heel kleine donsjes Zijn kooi stond ook nog altijd in de heerlijk warme voorkamer. Die warmte scheen KaJca te herinneren aan zijn eigen, heerlijk-zonnig land, want hij werd weer vroolijk en begon zelfs weer op zijn eigen leuke manier le praten, zelfs tot oude Geesje, als die bij hem kwam

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 16