VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD 2 69,le Jaargang Vrijdag 13 Januari 1928 No. A: '*4 i l;#'*4 p* Hoe Jantje den prijs won. Willem en zijn boekenkastje Naar hot Engelsch van M. GREENNVOOD. Vrij bewerkt door G. E. de Lille Ilogerwaard. „Jantje hoeft het heusch niet te probee- ren, Moeder. Hij wint den wedstrijd toch |niet," zei de acht jarige Karet Vreede. ter wijl hij zijn neefje, dat één jaar jonger was dan hij, minachtend aankeek „Hij i9 veel te dikl Hij kan nog niets eens zoo hard loopen als Elly". „Dat zullen we dan wel zien, maar hij raag natuurlijk meedoen," zei mevrouw Vreede op beslisten toon. terwijl zij voort ging met het dichtstrikken van Jantje's das. Je wilt het immers graag, Jantje?" „Nou Tante, alsjeblieft!luidde het on omwonden antwoord, „en ik kan heel hard lcopen. Karei lacht me altijd uit om mijn dikke beenen. maar „O, maar dat hindert niet", zei mevrouw Vreede, de predikantsvrouw nu glim lachend „Ik ben benieuwd, wie den wed- jloop winnen zal Liesje en Elly doen ook mee. Jullie moeten dus alle vier goed je best doen". Karei was uit zijn humeur en keek boos, vond hij het niet ver beneden zijn waar digheid: met meisjes om het hardst te loopen, maar daar »t behalve Jantje, die bij hen logeerde, niemand anders wa3, moest hij er wel genoegen mee nonen, of hij wilde of niet Hij begon al dadelijk te mopperen over de plaatsen van waaruit zij moesten be ginnen hard te loopen. „Wat?! Mag Elly bij het rozenperk be ginnen?" vroeg hij. „Maar Moeder, dan heb ik heclemaal geen kans!" Hij was woedend. „En je hebt zelf gezegd," begon zijn Moeder nu. „dat Elly maar een meisje was en niet hard kon loopen." Even later wees zij Jantje een plek nog meer naar voren aan. „Nee Moeder! Jantje mag niet zoo'n grooten voorsprong hebben!" riep Karei zich 9teeds meei opwindend, uit. Mevrouw Vreede antwoordde slechts: „Hij kan immers niet hard loopen, heb je gezegd". Op dat oogenblik kwam dominee Vreede in den tuin en vroeg aan zijn zoontje: „Jij hebt lange beenen. is het niet. Ka- rel? Maar misschien kan Jantje toch har der loopen dan je denkt." Jantje keek ziin Oom. wiens petekind hij was, dankbaar aan en zei: „Ik zal mijn best doen. Oom." „Bravo! En een goede wil is het halve werk, jongen," zei de predikant vriendelijk cn hij vroeg aan zijn vrouw: „Wat is de prijs. Moeder?" Mevrouw Vreede die don kinderen juist nauwkeurig uitgelegd had. om welken boom zij moesten loopen. vóór zij den terug tocht door den tuin mochten aanvaarden, antwoordde: „Degene, die het wint. mag vanmiddag roet jou in het pony-wagentje naar Dal- zicht rijden." „Dan zullen we maar dadelijk beginnen," zei de predikant en hij telde langzaam: „Eén,twee drie!" Bij „drie!" renden de vier kinderen weg. Zij liepen, wat zij loopen konden en waren weldra niet ver meer verwijderd van het klimopboschje achter in den tuin en vlag bij den boom, wa.ar Mevrouw Vreede hun gezegd had omheen te loopen, toen Elly plotseling struikelde en viel Karei holde haar voorbij, blij. dat hij nu in de gelegenheid wa3. de anderen niet alleen in te halen, maar zelfs voorbij te komen, iets wat hem tot nu .toe nog niet was mogen gelukken. Jantje aarzelde echter en bleef stilstaan. Ili; hielp zijn jongste nichtje, dat zich ge lukkig niet veel pijn gedaan had, op en holden weer verder. Maar zij hadden een paar koslbare oogonblikken verloren laten gaan en za gen. dat Karei nu vlak bij het klimop- bcschje was. En toen gebeurde er plotseling iels heel vreemds. Karei moest vleugels gekregen hebben, dachten de kinderen, want hij kwam hen op zijn terugweg naar de pastorie al weer legen, vóór zij eigenlijk goed wisten, wat er gebeurde. Maar Jantje gaf den moed nog niet op. Reeds was hij bij het klimopboschje en den bewusten boom. Hij vloog er als oen wer velwind omheen en was vuurrood van in spanning. Na eenige oogenblikken riep mevrouw Vreede uit: „Jantje heeft het gewonnen al was Karei het eerst aan het eindpunt. Je bent niet om den goeden boom been geloopen. Karei Je keerde oin bij den zonnenwijzer. Had je mij verkeerd begrepen?" Karei zei niets maar kreeg een kleur tot achter zijn ooren. Hij begreep alleen niet, hoe Moeder het gezien had. En toen Jantje dien middag met een van vreugde stralend gezichtje naast zijn Oom in het ponv-wagenlje zat en de leid sels hield, had Karei wel in den grond willen kruipen van schaamte c-n spijt. Plotseling voelde hij een hand op zijn schouder en opkijkend, zag hij in het be droefde gezicht van zijn Moeder. Dat was te veel. ITij sloeg de armen om haar hals en biechtle alles eerlijk op. In Moeders oog schitterde een traan, terwijl zij zei: „Laat dit een les voor je zijn mijn jon gen en denk steeds aan het spreekwoord: „Eerlijk duurt het langst". door G. J. VISSGHER. Notaris Lindcnhof woonde in een mooi huis op een groot dorp in Gelderland, llij had een drukke praktijk cn verdiende veel geld. Geen wonder dan ook, dat zijn zoontje Willem om zoo te zeggen kon krijgen, wat hij hebben wou. Willem was wel een aardige jongen. Hij was er volslrekt niet trotsch op, dat hij in zoo'n fraai huis woonde en kon met ieder een omgaan. Zijn schoolmakkers mochten hem dan ook wel lijden en bijna al de jon gens van zijn klas hadden wel eens in den bokkenwagen van den notaris gezeten. Iets, waar Willem bijzonder op gesteld was, dat was een kastje met mooie boeken. Nu, dat was nog zoo dom niet van hem! Zijn ouders stelden hel op prijs dat hun zoontje zoo veel van boeken hield En de knaap was netjes op zijn eigendommetjes. Hij had er een fraai kastje voor gekre gen, maar dat zag er niet alleen van buiten mooi uit; van binnen mocht het ook gezien worden. Op zijn verjaardag met St. Nicolaas, met Nieuwjaar, bij een v^rhooging op school, dan kreeg hij een aantal cadeautjes. Hij mocht dan een verlanglijstje maken eii daarop stond altijd bovenaan een boek en hot eindigde ook met een boek Hij schreef er steeds lussohen haakjes achter i. p. Daarmee bedoelde hij „in prachtband" en of daar rekening mee gehouden werdl Zoo kroeg hij zeker wel vijftig mooie bandjes bij elkaar. Ze stonden netjes in de rij en bij had er een lijst van aangelegd in een dik cahier met een klapper op zij. zoodat hij maar had op te slaan D Dik Trom. M De avonturen van Baron Münchhausen enz als iemand hem eens vroeg, of hij een of ander boek ook had, kon hij het dadelijk nagaan. 't Spreekt van zelf, dat hij nog meer kreeg, behalve die boeken Wat zijn ouders vergaten, daar zorgden zijn ooms en tantes wel voor. Een bokkenwagen heb ik al ge noemd Een stoommachinetje was ook niet vergetenevenmin een spoortrein, een tele foontje, een kolossale sleenbouwdoos eu een klein bootje, dat echt onder water kon varen. Dirk het zoontje van den tuinman van den heer Lindenhof, kwam nog al dikwijls bii Willem spelen Die Dirk was een leer gierig ventje Hij zat in de dorpsschool in dezelfde klasse als Willem. Zijn vader was volslrekt niet rijk: de man had goed zijn brood en daarmee uit, maar op een dorp zitten vaak rijke en minder gegoede kinde ren op dezelfde schoolbanken. Dirk liet met Willem samen het onder- zeeërlje in den vijver varen, samen zetten zij Richter's steenbouwdoos op. zij lieten den spoortrein over de rails snorren en Willem nam Dirk natuurlijk ook meer dan eens mee naar zijn boekenkastje, vooral om dat hij wist, dat zijn vriendje daar op ge steld was en ook niet minder, omdat hij een beetje trolsch was op zijn mooie col lectie. „Kijk eens, Dirk!" zei Willem dan, „dit hoek heb ik pas gekregen „Het beleg van Haarlem." Een rnonie band, he?" „Ja, fijn hoor! Die met dien degen in de hand, dat \s zeker Ripperda En die kleine daar zou dat Pieter Dirkszoon Hasselaar niet wezen?" „Dat kan wel. Mooi hè?" Dirk was nog niet uitgekeken, maar Wil lem. die zich maar flauwtjes de door Dirk genoemde namen herinnerde, had het al weg gezet en een ander gegrepen. „Hoe vind je dil? De Jacht op hel Witte Ros." „01 Dat is zokei over de mustangs, die wilde paarden in Zutd-Amerika." „Ja, misschien vel. Over Zuid-Amerika heb ik an^rs hier een dik boek Dat heet. l.iat een? 'ciiken ja: de Rpuzen van Pa!ag< ruê. Kijk eens. wat een groote kerel, hè?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1928 | | pagina 15