NED RA 68s'0 Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 21 December 1927 Tweede Blad No. 20789 UIT DE RAADZAAL. Dr. H.NANNING's KINADRUPPELS BINNENLAND. EERSTE KAMER. TWEEDE KAMER. FEU1L! ETON. De laatste zitting van 1927. Nadat een twaalftal punten vrijwel waren afgehamerd alleen de sluiting der Maria Gijzensteeg, gaf nog eenig debat, waarbij o.i. terecht werd opgemerkt, hoe een bree- dere steeg wordt gesloten, terwijl het ver keer wordt verwezen naar een onmogelijk smalle steeg als de Klimmende Leeuwsteeg! kwam als slotnummer: de kwestie van het waschbureau. Natuurlijk moest daarover opnieuw 2Va uur worden gedebatteerd en zonder in grijpen van den voorzitter, was men mis schien nog bezig. Als men narekent, wat daarover in den raad al is gesproken eD gedaan, dan is zeker de winst van een tieel jaar van dit bureau door den raad al op gemaakt. Het lust ons niet deze oude kwestie nog eens le herkauwen, ons standpunt is vol doende bekend. Zij alleen geconstateerd dat wederom besloten is tot handhaving, al is de meerderheid voor behoud slinken de. Door een vergissing van den heer Ei kerbout (die daarover wel eenigszins in de war was), is deze officieel zelfs nog min der groot. Wanneer een vreemdeling het debat hier over had meegemaakt, dan zou hij beslist van oordeel zijn geweest, dat rechts in op positie was tegen een linksch college van B. en W., zoo fel was het nu en dan. Vooral de heer Wilbrink deed een zeer persoon lijken aanval op wethouder Goslinga, die het van eigen partijgenooten al niet veel milder te kwaad kreeg, doch danig van zich afbeet. De scheidingslijn liep nu eens door vrij wel alle partijen, de S.D. A P. dan uitge zonderd, terwijl ook de Ctir. Hist, één wa ren; hoogstwaarschijnlijk door afwezigheid van wethouder Sp'mter. De interpellatie-De Reede inzake de loo. zingsbelasting ver iep o.i. naar wensch, daar namens B en W. wethouder Goslinga immers toezegging deed dat de heele be lasting nog eens onder de loupe zou wor den genomen, teiwrl aangezet werd tot reclameeren, zoo men zich bezwaard ge voelde. 'RECLAME. EETLU5T-0PWEKKEMD. 1.30 p. fl. INDIENING WETSONTWERP TOT HERZIENING PACHTOVEREENKOMST. Dg heer Hiemstra, lid van de Tweede Kamer heeft aan den Minister van Binnen landsche Zaken en Landbouw de volgende vragen gesteld: 1. Ligt het in het voornemen van den Minister, om met de indiening van een wetsontwerp, in zake herziening van de Pachtovereenkomst, te wachten t3idat de b'o Koninklijk bssiult van 15 Dec. j.l. ingestelde Staatscommissie, welke o a. de opdracht neeft een onderzoek in te stellen naar de ver houding tusschen bodemprijzen en produc tie-kosten, met haar arbeid gereed is? 2. Indien dit voornemen bestaat, vreest de Minister dan niet, dat daardoor deze ïnri'er.ing niet onbelangrijk zal worden ver traagd? DE WERKLOOSHEID. De heer Knottenbelt, lid der Tweede Kamer, heeft aan den Minister van Binnen- landsche Zaken en Landbouw de volgende vraag gesteid: Is de Minister, nu uit z(in antwoord op de door den ondergeteekende op 29 Nov. j.i. gestelde vraag blijkt, dat de daarbij gevraagde gevens omtrent de ko.-ten van Pp eD gemeenten der maatregelen, ge troffen in het beïang der werkioozen, niet dan na geruimen tijd kunnen worden ver strekt, bereid, inmiddels de laatste gegevens te verstrekken, welke h.em reeds thans ten danste slaan en loopen over een termgn van ongeveer twaalf maanden? DE ZUIDERZEEVISSCHERS EN DE DROOGLEGGING. De heeren Duymaer van Twist en Van de Bilt, leden van de Tweede Kamer, heb ben aan de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw de volgende vragen gesteld Heeft de Minister al gevolg gegeven aan zijn toezegging, gedaan in de vergadering van de Tweede Kamer van 24 November, om overleg te plegen met zijn ambcgenoox van Waterstaat, opdat in den moeilijken over gangstijd, waarin de Zuiderzeevisschers tea gevolge van de drooglegging van de Zuider zee zijn komen te verkeeren. op de een of andere wijze steun wordt verleend? Zot ja, welk resultaat heeft dit overleg dan opgeleverd? DE VACCINATIEDWANG. Een verzoek om algeheel afschaffing. Het Eestuur van den Bond tegen Vacci* natie-dwang heeft met betrekking lot het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de wettelijke bepalingen betreffende de vaccinatie een adres gezonden aan de Tweede Kamer. Adressant juicht de strekking van dit ontwerp, dat de bedoeling heeft, den zij- dehngschen dwang tot vaccinatie op le heffen, ten zeerste toe, doch hij is van oordeel, dat deze opheffing niet een tijdelijk karakter behoort te dragen, maar voorgoed u:t onze wetgeving behoort te verdwijnen. Verder wijst adressant er op, dat thans ook wetenschappelijk als vaststaande wordt erkend, dat de vaccinatie volstrekt niet onschadelijk is doch integendeel daaraan zelfs levensgevaar is verbonden en dat van regeeringszijde is erkend, dat in een kort! periorie niet minder dan 37 kinderen dco: die kunstbewerking den dood hebben moe ten ingaan. Mede wordt verwezen naar het gunstig beeld dat Zwitserland (waar geeL vaccinedwang bestaat) ten opzichte van her senziekte in vergelijking met Nederland en andere landen vormt. Nog wordt o.m. opgemerkt, dat in Italië en Spanje, waar inentingsdwang bestaat, in de laatste 15 jaren tienduizenden per sonen aan pokziekte stierven, terwgl Enge land, dat een verslapping van den inentings dwang sedert jaren heeft, in die jaren maar 282 sterfgevallen tengevolge van pokken boekte. Tenslotte zegt adressant zich volkomen te vereenigen met de woorden van prof. dr. II. Alderskoff, directeur van het Rijks Serologisch Instituut te Utrecht, in het December-nummer 1927 van het Tijdschrift voor sociale hygiëne en aldus luidende; „Naar mijn meening was dan ook voorloopig algeheels afschaffing van den vacclne-dwang de beste en meest afdoende weg geweest. Het uitstel gedurende drie jaren lacht mij niet toe." Adr. verzoekt op grond van een en ander intrekking van art. 17 der wet van 4 Dec. 1872. DE NIEUWE BELGISCHE GEZANT TE DEN HAAG. Met den trein van 6 uur 5 min is gister avond aan het Hol landsche Spoorstation te Hen Haag aangekomen de heer l.naries Maskens, nieuwbenoemd gezant van Bel gië bij het Nederhndsche Hof. Te zijner verwelkoming waren r>p het perron aanwezig de zaakgelastigde van België aldaar, de heer Leon Nemr\baron Keryijn de Meerendré, gezantschapsraaü der Belgische Legatie, en de heer Rjrre- mans, kanselier der Belgische Legatie. De gezant neemt voorloopig zijn intrek in het Hotel des Indes. KINDERTOESLAGFONDS VCOR HET BLCEMBOLLENBEDRIJF. Men meldt ons: Dezer dagen vergaderde de Commissie van Fe Leer voor het Toeslagfonds. Besloten werd, dat nog vóór Kerstdag zou worden uitgekeerd en wel a.s. Donderdag te Noordwgk en Vrijdag te Hillegom, Lisse en Sassenheim van halfvijf tot halfzeven. Op de overige plaatsen zal des Zaterdags ongeveer twee uur de betaling plaats vindea. DE CORRUPTIE. In de Raadsvergadering tc Yhtarlingen «m een verzoek ingekom-m van den direc- Uur der gasfabriek, die onlangs op verzoek ontslagen is. om dit onts'ag te willen terug nemen en zijn ontslag als niet gedaan te beschouwen. De Raad besloot om het verzoek voor kennisgeving aan te nemen, zoodal liet ent slag gehandhaafd blijft. Sedert Maandag is bij de firma M. v. Eyndhoven en Zonen te Roosendaal, s-ign- reii- en tabaksfabriek, h^t georganiseerde personeel in staking gegaan De reden is, dat deze firma met haar Iconen ouder de C. O. blijft. Een korte vergadering. (Zitting van gisteren.) De VOORZITTER deelt mede. dat bericht van verhindering is ingekomen van de hoe ren Croles. De Zeeuw. Franssen. v. d. Btrgh. Wesierdijk. Verkouteren en De Vlugt en van mevr. Pothuis-Smit. Hierna werd overgegaan tot trekking dor afdeelingen. na afloop waarvan de bijeen komst wordt geschorst voor de verkiezing van voorzitiers en ondervoorzitters. Te 9 uur wordt de vergadering heropend. Medegedeeld wordt, dat tot voorzitters der afdeelingen zijn benoemd de heeren De Veer. De Gijselaar. Smeenge. Janssen en De Vos van Steenwijk en tot ondervoorzitters de heeren Brièt, v. d. Lande. Van Lanichot, De Vries en Rink. De VOORZITTER verdaagt daarop de vergadering tot hedenochtend elf uur. De oorlogsbegrooting Be sprekingen over de lncht- vaart-afdeeling Weer eenige moties van den heer Ter Laan verworpen. (Vervolg van gisteren). Na de verwerping der motie-Ter Laan, gisteren nog door ons vermeld, was aan de orde de afdeeling „kosten der luchlvaart- afdeeling" van de Oorlogsbegrooting, be nevens de motie-K. ter Laan c.s. betref fende het stellen in handen eener commissie uit de Kamer van het rapport over de onre gelmatigheden in het vliegkamp te Soester- berg. De heer DECKERS (R.K.) zegt, dat de re geering indertijd goed deed, een commissie in te stellen om de onregelmatigheden, die te Soeslerberg waren geconstateerd, te on derzoeken. Nu de minisler maatregelen heeft genomen ten aanzien van de administratie, zullen moeilijkheden als zich in het verle den voordeden, zich wel niet meer herha len. Bepaalde diefstallen of ernstige fraudes hebben niet plaats gehad. Gebleken is wel, dal het verrichten van parbculiere werk zaamheden door arbeiders, in zulk een be drijf lot misbruiken kan leiden. De com mandant zag er echter blijkbaar geen be zwaar in. Ook hier behoeft geen vrees voor herhaling te bestaan, gezien de maatregelen, die de minister heeft genomen. De lezing van het rapport heeft spr. den indruk gege ven, dat de commissie ernstig is le werk ge gaan, dat de foulen hoofdzakelijk lagen hij den technischen dienst. Voor spr. is er geen enkele reden om de toekomst van de luchtvaarlafdeeÜng met vrees tegemoet te zfen. Hij zal dan ook niet voor de rnolie stemmen. De lieer K. TER LAAN (S.D.) wenscht de beraadslagingen te schorsen tot na de stem ming over zijn motie. De heer OUD (V.D.) acht die schorsing niet noodig Of er nog eens een Kamercom missie noodig is, zal eersl kunnen blijken na het antwoord van den minister. Spr. heeft thans niet de minste behoefte aan een com missie. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.R.) sluit zich daarbij aan. De heer BEUMER (A.R.) lijkt de werk wijze, als door den heer Ter Laan ingesleld, weinig elegant. Het schorsingsvoorslel-Ter Laan wordt verworpen met 59 tegen 22 stemmen. De heer OUD (V.D.) constaleert, dat er in derdaad ernstige misstanden hebben beslaan bij de luchtvaartafdeeling, misstanden, die hoofdzakelijk te wijlen waren 'aan de ge brekkige organisatie. Spr. noemt verschil lende voorbeelden van oneconomisch optre den. Gezien echter de houaing, die de mi nister tegenover deze zaak heeft aangeno men vraagt spr zich af, of het niet een ongemotiveerd wantrouwen zou zijn tegen over dezen minister om te zeggen: „wij ver trouwen de kwestie aan u, minister niet meer toe en zullen haar zelf uitzoeken". Spr. zal echter, alvorens zich definitief uit te spreken over de motie-Ter Laan, het ant woord van den minister afwachten. De heer VAN RAPPARD (V B.) meent, dat er van een wantoestand niet gesproken kan worden. Natuurlijk zijn er groote foulen gemaakt, maar deze zijn ook toe te schrijven aan den snellen groei van het bedrijf. Spr. vindt het niet noodig een nieuw on derzoek in lo stellen. De heer K. TER LAAN (S.D.) wijst er op, dat hij geen nieuw onderzoek wenscht, noch een bewijs van wantrouwen bedoelt jegens den minister. De Kamer moet alleen beoor- deelen, wat zij aan het rapport heeft. De Kamer moet knoeierijen zien tegën te gaan. Wat een knoeierijen hebben wij gezien bij de marine, bij gasbedrijven, bij den Rijks gebouwendienst. 't Is al knoeierij wat de klok slaat! Het gaat hier ook om het beleid van het Departement. Hoe is het mogelijk, dat het Departement nooit heeft vermoed, dat er iets aan de hand was? De Kamer zou zichzelf opzij zetten, als zij de motie niet zou aanvaarden. Spr. noemt tal van voorbeelden van knoe erij, in het rapport ge meld en weigert bijna zijn ooren te geloo- ven als hij den heer v. Rappard hoort zeg gen, dat het zoo erg niet is. Het volk moet welen, dat de Slaten-Generaal zich behoor lijk bemoeit met de besteding van 's lands gelden. De lieer TTLANUS (C. H.) vraagt zich af: pourquoi tant de bruit pour si peu de be sogne? Hij acht de onregelmatigheden niet van ernstigen aard. Er zijn drie veroordee lingen tot lichte boete gevolgd, één ontslag en de schade voor het Rijk werd vastgesteld op 3 gulden. Moet men daarvoor nu zoo'n drukte maken? De commissie heeft een degelijk rapport samengesteld en de zwakke plekken in de organisatie aangewezen. Er was gebrek aan samenwerking tusschen den technischen en den administraüeven dienst en de zorg voor de administratie was niet voldoende. Spr. vraagt zich af of de chef van den techni schen dienst wel kan worden gehandhaafd, of de commandant der luchtvaartafdeeling niet te slap is opgetreden. De Minister heeft echter zijn maatregelen genomen en aan een nieuwe commissie heeft spr. geen be hoefte. De Kamer heeft 6 weken lijd gehad om het rapport te besludeeren en zich op de boogie te houden. MINISTER LAMBOOY zegt. dat de lucht vaartafdeeling in hoog aanzien staat, ook in het buitenland, wat haar prestaties be treft. Daaruit blijkt wel, dal er moeilijk sprake kan zijn van een ..groote bende" zooals de heer Ter Laan sprak. Lalen wij nu in hel land geen sfeer wekken, alsof er in de leiding geen vertrouwen kan worden gesteld. Spr. wensch! niels weg te doezelen cn hij heeft alle maatregelen opgesomd, die hij wenscht le nemen. De commissie heeft weken lang „rücksichtlos" op dc terreinen rondgewroet, zoodat er klachten kwamen, maar spr. heeft de commissie haar gang la ten gaan. Zeer tegen den zin van de werk lieden wordt deze zaak opgeblazen en nog verleden week ontving spreker in audiëntie een afvaardiging van het technisch perso neel. dat zijn de werklieden, in welke audiëntie zij o.m. verontwaardiging uitsprak over de artikelen over deze kwestie in De Avondpost. Zij wenscht. dat nu eindelijk aan het gestook een eind zou komen. Na tuurlijk is spr. het er mee eens, dat het doen verrichten van werk voor particulie ren moet worden vermeden. Echter dient RECLAME. geconstateerd, dat diefstallen niet hebben plaats gehad. Spr. heeft den indruk, dat de commandant niet te slap is opgetreden. Dit kan niet gezegd worden van iemand, die in weinige jaren dit bedrijf zoodanig heeft uit gebreid, dat zij daarop trotsch mogen zijn. De heer TER LAAN (S.-D.) repliceert. De heer OUD V.-D.) meent, dat er geen behoefte is aan het oordeel eener Kamer commissie, nu ook reeds de legercommissie bestaal. De MINISTER dupliceert. De motie-Ter Laan wordt verworpen met 56 tegen 20 stemmen. Vóór: sociaal-democraten er. de heer Braat (P.B.) Accijns op geslacht. Aan de orde zgn de moties-Oud en Van Rappard inzake afschaffing van den accijns op geslacht. De heer J. TER LAAN (S.-D.) wenscht deze moties tegelijk te behandelen met het op de agenda volgende regeeringsontwerp betreffende verlaging der inkomstenbelas ting. De heer OUD ondersteunt dit voorstel. De VOORZITTER merkt op, dat in de schriftelijke stukken met geen woord over de moties is geschreven. Het is daarom niet raadzaam, die moties nu te behandelen bij de belastingontwerpen. De heer OUD zegt, dat de motie-Van Rappard, die betrekicing heeft op de be grooting voor 1929, los staat van de in komstenbelasting. Hg geeft in overweging die moties te splitsen. De VOORZITTER kan aan dit verzoek niet voldoen. Het voorstel-Ter Laan (gelijktijdige be handeling met de inkomstenbelasting), wordt verworpen met 54 tegen 24 stemmen. De VOORZITTER stelt voor een spreek tijd van 20 minuten. De heer J. TER LAAN heeft daaraan niet genoeg, omdat hjj nu bij deze moties de onderwerpen wil bespreken, die bij zich had voorgesteld ter sprake te Drengea bij de inkomstenbelasting. De VOORZITTER stelt nu voor: 30 minu ten. Dit wordt aangenomen met 54 tegen 24 stemmen. De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) ontkent, dat de indirecte belastingen eer in aan merking zouden komen voor verlaging dan de directe en wijst op de geineentebegroo- ting van Amsterdam, waar de heer Wibaut verdedigde de levering door de gemeente bedrijven tegen hoogeren kostprgs. Daar heeft men uit de bedrijven een winst van 12 millioen begroot, dat is 20 gulden per hoofd 1 Het is niet waar, dat de directe be lastingen steeds rekening houden met de draagkracht. Door de mogelijkheid van af wenteling is het ook nooit uit te maken, wie de belasting betaalt. Aan den anderen kant is het e7enzoo onjuist, dat de indirecte belastingen geen rekening houden met de draagkracht. Het Langt er maar van af, waarop de belasting drukt. Wat de eerste levensbehoeften be treft, daarop is slechts 40 mil'.ioen gelegd, dat is geen hoog bedrag. De verhoogingen hebben slechts plaats gehad op weelde artikelen. Waar zoo'n groot deel der Staats- Uit het Engelsch van GEORGE BARR McUli ICHEON. (Nadruk verbuden).) 25) Voor Uw vergissing, Mvlady. We ver gissen ons allemaal. De een moet er zwaar der voor boeten, dan de ander We spreken allemaal recht over een ander uit ons eigen. bekrompen.. gezichtspunt. Ik ben bang, dat U niet de oprechte sympa thie begrijpt, die ik voor U voel. Ik kan vanavond mijn woorden niet goed vinden. U zult sleeds een oprechten vriend in mij vinden; den vriend, waarvoor U mij blijkt te houden. Dank U. En allebei, vervuld van hun eigen ge dachten, staarden zij zwijgend over de duistere watervlakte. HOOFDSTUK XIII De bekentenis van Veath. Hugh heb jij in de laatste lijd niet -ts vreemds aan Mr. Veath opgemerkt? Deze vraag van Grace werd den volgenden morgen plotseling op het dek gedaan. Ze hadden over plannen voor een zekeren dag n Mei gesproken en al dien tijd was het onderwerp aangeroerd, dat haar reeds da genlang bezig hield. Nee, dat kan ik niet zeggen. Ik hen van één ding zei-er. vervolgde zij resoluiil. Hij is verliefd op mij! De «churk! hijgde Hugh, die zich ech ter dadelijk inhield, terwijl hij doodsbleek werd. Hoe durit hij Maar jongen, wees nu eens redelijk. Hij weet immers niet Waar is hij? Ik zal hem wel eens gauw van dat gevoel afhelpen. Kijk maar niet zoo benauwd. Ik begrijp het al, dat ge voel is wederkeerig. Ik zie het, het is zoo Je hebt niet het recht dat te zeggen, riep zij met gevaarlijk schitterende oogen. Hij was dadelijk van zijn ongelijk overtuigd en vroeg nederig om vergiffenis. Hij luis terde naar haar meening over hun reis makker cn het duurde niet lang, of hij was een en al sympathie voor den ongelukkigen Veath. De arme kerel. Toen ik hem gisteren zei dat ik binnen het jaar zou trouwen, stond hij werkelijk op zijn heenen te trillen. Ik heb me nog nooit zoo ongelukkig gevoeld zei zij treurig. Werkelijk, Hugh, ik kan het niet verdragen, dat hij zal uitvinden, hoe wij hem voor den mal hebben ge houden. Zal ik hem alles vertellen? vroeg hij verward. Ik zou hem niet meer durven aankij ken. Ontvluchtingen hebben toch wel hun nadoelen Vindt je ook niet? Andere passagiers voegden zich bij hen. onder wie Lady Huntingford en Veath. Bij het groepje waren Kapitein Shadburn, mr. en mrs Evarst: mr. Higsworth en zijn dochler Rosella. Luitenant Hamilton een elegante, jongeman Kapitein Shadburn vertelde zijn verhaal van de ernnte typhoon, en na een tijdje kreeg Hugh kans wat tegen Lady Hunting ford te zeggen. Grace heeft mij verteld, dat U voor een meisje... een vrouw, bedoel ik. een heel vreemden naam heeft: Tennyson. Bent U naar den grootc-n dichter genoemd? Ja, mijn vader kende hem goed. \reemd, vindt U niet? Mijn vrienden noe men mij Lady Tennys. Maar wat ik zeggpn wou, U heeft Grace toch niets van ons ge sprek. van gisteravond verteld? Nee. Maar gelooft U, dat zij een ver moeden heeft, dat ik Uw geheim en U het mijne kent?, vroeg hij op zijn beurt. Zij heeft er niet het minste vermoeden van, dat ik het weet. In Aden verliet iedereen het schip, dat eenige kilomeiers van de eigenlijke haven voor anker ging om te bunkeren Een groote menigte handelaars in struisvogelveeren en Somali-jongens verschaften de passagiers groot amusement bij de aanlegsteiger en in de havenbuurt. De Amerikanen maakten hier kennis met wat Hugh een echt Ooster- sche sfeer noemde. Toen de dag ten einde spoedde waren ze reeds ver van Aden en iedereen wa9 aan dek om naar den wonderlijk schoonen zons ondergang te kijken. De hemet stond in gloed, het water was met rood licht overgoten en alles scheen in deze wonderlijke brand opgeslikt te worden. Laat op den middag was uit het Westen een wolkband komen aanzetlen en toen de zon hierachler verdween gloeiden de wolken als kolen op een door den wind aangewakkerd vuur. Eindelijk doofden de helle kleuren, het prachtige schouwspel naderde zijn eind. #ln zacht licht ver- spreidde zich over de zee pn gaf aan alles een rustige schoonheid. Het was onbe- j sch rij fel ijk mooi. Fen poos later zat Grace mpt Hugh en I Lady Hunlingford aan dek, toen Henry I Veath verscheen. I Ik zou je graag even spreken, Hughl, zei hij na de begroeiing, als de dames naar binnen zijn. Het wordt laat en ik ben erg moe, zei Grace; het is nu volslagen donker, an ders zouden de anderen gezien hebben dat haar gezicht onnatuurlijk bleek en er in haar oogpn een angstigen blik was. Haar intuïtie zei haar, waar Veath met I Hugh over wou spreken. Toen deed zij iets, dat zij nog nooit in het bijzijn van een an der gedaan had. Ze liep vlug op Hugh toe, boog zich voorover en voor hij van verba zing iets had kunnen doen of zeggen, had zij hem op zijn lippen gekust, Nacht, lieveling, zei ze zeer hoorbaar I en samen mei Lady Huntingford ging zij naar binnen. Haar verbaasde verloofde had eenigen tijd noodig om van zijn verbluft heid te bekomen Het was de eerste keer, dat zij in het bijzijn van anderen op een dergel ijken manier aan haar zusterlijke ge negenheid uiting had gegeven I Ik hoop, dat ik haar niet beleedigd heb, zei Veath stuntelig. Was ik te kort-af? Heelemaal niet. Ze hebben vandaag genoeg van de wereld gezien en ik geloof dat zij op een gelegenheid zaten te wachten om naar hun hutten te kunnen gaan. ant woordde Hugh. En legen zichzelf zei hij: Ik zou wel eens willen weten waarom Grace dat deed? Veath zat zenuwachtig met zijn duimen te draaipn. zijn kaken waren echter vast op elkaar en in zijn oogen was een blik, die bewees, dat hij van plan was door le zetten. Hugh, je kent mij nu al vrij goed, be gon hij. Hugh ontwaakte uit zijn afgetrokkenheid en toonde dadelijk belangstelling. Zooals ik je al gezegd heb, wil ik je spreken. Maar of ik over de zaak. waar voor ik je spreken wou beginnen zal, zal afhangen van de manier waarop je mijn inleiding opneemt. Ga verder, Henry! Tk kan zien, dat je wat ernstigs op het hart hebt. Steek van wal, kerel I Ja, ik kan je ie verzekering geven, dat het een heel ernstige zaak is. Zooals je misschien al wel weet, uit wat ik zoo bij gelegenheid gezegd heb, ben ik een ar me drommel. Ik bezit geen cent, behalve het salaris, dat ik verdien en je kan je misschien wel voorstellen, wat dat op Ma nilla zeggen wil. Mijn vader heeft mij zoo goed laten leeren als hij kon en nadat hij mij verteld had dat hij- het verder niet be talen kon. heb ik zelf het geld verdiend om te 9tudeeren! Toen ik klaar was, heb ik een baan bij een ingenieurs-firma aan genomen. Na een jaar werd mij medege deeld dat ik vijf maanden op „wachtgeld" geplaatst werd, zooals ze dat bij ambte naren noemen .maar bij mij bedroeg dat wachtgeld nihil. Maar ik had de belofte, dat ze mij na vijf maanden, als de zaken beter gingen weer in dienst zouden nemen. Ik had van mijn salaris wal overgespaard, maar dal was na een korten tijd van niels verdienen leelijk verminderd Ik kon. hoe veel moeite ik ook deed. nergens een an der baantje krijgen Het 'vas epn hittere pil, na alles wal ik vier jaar lang gedaan had om mijn sludie le betalen, maar er bleef mij niels anders over dan mijn plannen allemaal nn le geven en nu ben ik op weg naar de Philippijnen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5