NED RA
68s'0 Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 21 December 1927 Tweede Blad
No. 20789
UIT DE RAADZAAL.
Dr. H.NANNING's
KINADRUPPELS
BINNENLAND.
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
FEU1L! ETON.
De laatste zitting van 1927.
Nadat een twaalftal punten vrijwel waren
afgehamerd alleen de sluiting der Maria
Gijzensteeg, gaf nog eenig debat, waarbij
o.i. terecht werd opgemerkt, hoe een bree-
dere steeg wordt gesloten, terwijl het ver
keer wordt verwezen naar een onmogelijk
smalle steeg als de Klimmende Leeuwsteeg!
kwam als slotnummer: de kwestie van
het waschbureau.
Natuurlijk moest daarover opnieuw
2Va uur worden gedebatteerd en zonder in
grijpen van den voorzitter, was men mis
schien nog bezig. Als men narekent, wat
daarover in den raad al is gesproken eD
gedaan, dan is zeker de winst van een tieel
jaar van dit bureau door den raad al op
gemaakt.
Het lust ons niet deze oude kwestie nog
eens le herkauwen, ons standpunt is vol
doende bekend. Zij alleen geconstateerd
dat wederom besloten is tot handhaving,
al is de meerderheid voor behoud slinken
de. Door een vergissing van den heer Ei
kerbout (die daarover wel eenigszins in de
war was), is deze officieel zelfs nog min
der groot.
Wanneer een vreemdeling het debat hier
over had meegemaakt, dan zou hij beslist
van oordeel zijn geweest, dat rechts in op
positie was tegen een linksch college van
B. en W., zoo fel was het nu en dan. Vooral
de heer Wilbrink deed een zeer persoon
lijken aanval op wethouder Goslinga, die
het van eigen partijgenooten al niet veel
milder te kwaad kreeg, doch danig van
zich afbeet.
De scheidingslijn liep nu eens door vrij
wel alle partijen, de S.D. A P. dan uitge
zonderd, terwijl ook de Ctir. Hist, één wa
ren; hoogstwaarschijnlijk door afwezigheid
van wethouder Sp'mter.
De interpellatie-De Reede inzake de loo.
zingsbelasting ver iep o.i. naar wensch,
daar namens B en W. wethouder Goslinga
immers toezegging deed dat de heele be
lasting nog eens onder de loupe zou wor
den genomen, teiwrl aangezet werd tot
reclameeren, zoo men zich bezwaard ge
voelde.
'RECLAME.
EETLU5T-0PWEKKEMD. 1.30 p. fl.
INDIENING WETSONTWERP TOT
HERZIENING PACHTOVEREENKOMST.
Dg heer Hiemstra, lid van de Tweede
Kamer heeft aan den Minister van Binnen
landsche Zaken en Landbouw de volgende
vragen gesteld:
1. Ligt het in het voornemen van den
Minister, om met de indiening van een
wetsontwerp, in zake herziening van de
Pachtovereenkomst, te wachten t3idat de b'o
Koninklijk bssiult van 15 Dec. j.l. ingestelde
Staatscommissie, welke o a. de opdracht neeft
een onderzoek in te stellen naar de ver
houding tusschen bodemprijzen en produc
tie-kosten, met haar arbeid gereed is?
2. Indien dit voornemen bestaat, vreest
de Minister dan niet, dat daardoor deze
ïnri'er.ing niet onbelangrijk zal worden ver
traagd?
DE WERKLOOSHEID.
De heer Knottenbelt, lid der Tweede
Kamer, heeft aan den Minister van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw de volgende
vraag gesteid:
Is de Minister, nu uit z(in antwoord op
de door den ondergeteekende op 29 Nov.
j.i. gestelde vraag blijkt, dat de daarbij
gevraagde gevens omtrent de ko.-ten van
Pp eD gemeenten der maatregelen, ge
troffen in het beïang der werkioozen, niet
dan na geruimen tijd kunnen worden ver
strekt, bereid, inmiddels de laatste gegevens
te verstrekken, welke h.em reeds thans ten
danste slaan en loopen over een termgn
van ongeveer twaalf maanden?
DE ZUIDERZEEVISSCHERS EN DE
DROOGLEGGING.
De heeren Duymaer van Twist en Van
de Bilt, leden van de Tweede Kamer, heb
ben aan de Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw de volgende vragen
gesteld
Heeft de Minister al gevolg gegeven aan
zijn toezegging, gedaan in de vergadering
van de Tweede Kamer van 24 November,
om overleg te plegen met zijn ambcgenoox
van Waterstaat, opdat in den moeilijken over
gangstijd, waarin de Zuiderzeevisschers tea
gevolge van de drooglegging van de Zuider
zee zijn komen te verkeeren. op de een
of andere wijze steun wordt verleend?
Zot ja, welk resultaat heeft dit overleg
dan opgeleverd?
DE VACCINATIEDWANG.
Een verzoek om algeheel afschaffing.
Het Eestuur van den Bond tegen Vacci*
natie-dwang heeft met betrekking lot het
wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van
de wettelijke bepalingen betreffende de
vaccinatie een adres gezonden aan de Tweede
Kamer.
Adressant juicht de strekking van dit
ontwerp, dat de bedoeling heeft, den zij-
dehngschen dwang tot vaccinatie op le
heffen, ten zeerste toe, doch hij is van
oordeel, dat deze opheffing niet een tijdelijk
karakter behoort te dragen, maar voorgoed
u:t onze wetgeving behoort te verdwijnen.
Verder wijst adressant er op, dat thans
ook wetenschappelijk als vaststaande wordt
erkend, dat de vaccinatie volstrekt niet
onschadelijk is doch integendeel daaraan
zelfs levensgevaar is verbonden en dat van
regeeringszijde is erkend, dat in een kort!
periorie niet minder dan 37 kinderen dco:
die kunstbewerking den dood hebben moe
ten ingaan. Mede wordt verwezen naar het
gunstig beeld dat Zwitserland (waar geeL
vaccinedwang bestaat) ten opzichte van her
senziekte in vergelijking met Nederland en
andere landen vormt.
Nog wordt o.m. opgemerkt, dat in Italië
en Spanje, waar inentingsdwang bestaat,
in de laatste 15 jaren tienduizenden per
sonen aan pokziekte stierven, terwgl Enge
land, dat een verslapping van den inentings
dwang sedert jaren heeft, in die jaren maar
282 sterfgevallen tengevolge van pokken
boekte.
Tenslotte zegt adressant zich volkomen
te vereenigen met de woorden van prof.
dr. II. Alderskoff, directeur van het Rijks
Serologisch Instituut te Utrecht, in het
December-nummer 1927 van het Tijdschrift
voor sociale hygiëne en aldus luidende;
„Naar mijn meening was dan ook voorloopig
algeheels afschaffing van den vacclne-dwang
de beste en meest afdoende weg geweest.
Het uitstel gedurende drie jaren lacht mij
niet toe."
Adr. verzoekt op grond van een en ander
intrekking van art. 17 der wet van 4 Dec.
1872.
DE NIEUWE BELGISCHE GEZANT
TE DEN HAAG.
Met den trein van 6 uur 5 min is gister
avond aan het Hol landsche Spoorstation
te Hen Haag aangekomen de heer l.naries
Maskens, nieuwbenoemd gezant van Bel
gië bij het Nederhndsche Hof.
Te zijner verwelkoming waren r>p het
perron aanwezig de zaakgelastigde van
België aldaar, de heer Leon Nemr\baron
Keryijn de Meerendré, gezantschapsraaü
der Belgische Legatie, en de heer Rjrre-
mans, kanselier der Belgische Legatie.
De gezant neemt voorloopig zijn intrek
in het Hotel des Indes.
KINDERTOESLAGFONDS
VCOR HET BLCEMBOLLENBEDRIJF.
Men meldt ons:
Dezer dagen vergaderde de Commissie van
Fe Leer voor het Toeslagfonds.
Besloten werd, dat nog vóór Kerstdag
zou worden uitgekeerd en wel a.s. Donderdag
te Noordwgk en Vrijdag te Hillegom, Lisse
en Sassenheim van halfvijf tot halfzeven.
Op de overige plaatsen zal des Zaterdags
ongeveer twee uur de betaling plaats vindea.
DE CORRUPTIE.
In de Raadsvergadering tc Yhtarlingen
«m een verzoek ingekom-m van den direc-
Uur der gasfabriek, die onlangs op verzoek
ontslagen is. om dit onts'ag te willen terug
nemen en zijn ontslag als niet gedaan te
beschouwen.
De Raad besloot om het verzoek voor
kennisgeving aan te nemen, zoodal liet ent
slag gehandhaafd blijft.
Sedert Maandag is bij de firma M. v.
Eyndhoven en Zonen te Roosendaal, s-ign-
reii- en tabaksfabriek, h^t georganiseerde
personeel in staking gegaan De reden is,
dat deze firma met haar Iconen ouder de
C. O. blijft.
Een korte vergadering.
(Zitting van gisteren.)
De VOORZITTER deelt mede. dat bericht
van verhindering is ingekomen van de hoe
ren Croles. De Zeeuw. Franssen. v. d.
Btrgh. Wesierdijk. Verkouteren en De Vlugt
en van mevr. Pothuis-Smit.
Hierna werd overgegaan tot trekking dor
afdeelingen. na afloop waarvan de bijeen
komst wordt geschorst voor de verkiezing
van voorzitiers en ondervoorzitters.
Te 9 uur wordt de vergadering heropend.
Medegedeeld wordt, dat tot voorzitters der
afdeelingen zijn benoemd de heeren De
Veer. De Gijselaar. Smeenge. Janssen en De
Vos van Steenwijk en tot ondervoorzitters
de heeren Brièt, v. d. Lande. Van Lanichot,
De Vries en Rink.
De VOORZITTER verdaagt daarop de
vergadering tot hedenochtend elf uur.
De oorlogsbegrooting Be
sprekingen over de lncht-
vaart-afdeeling Weer
eenige moties van den heer
Ter Laan verworpen.
(Vervolg van gisteren).
Na de verwerping der motie-Ter Laan,
gisteren nog door ons vermeld, was aan de
orde de afdeeling „kosten der luchlvaart-
afdeeling" van de Oorlogsbegrooting, be
nevens de motie-K. ter Laan c.s. betref
fende het stellen in handen eener commissie
uit de Kamer van het rapport over de onre
gelmatigheden in het vliegkamp te Soester-
berg.
De heer DECKERS (R.K.) zegt, dat de re
geering indertijd goed deed, een commissie
in te stellen om de onregelmatigheden, die
te Soeslerberg waren geconstateerd, te on
derzoeken. Nu de minisler maatregelen heeft
genomen ten aanzien van de administratie,
zullen moeilijkheden als zich in het verle
den voordeden, zich wel niet meer herha
len. Bepaalde diefstallen of ernstige fraudes
hebben niet plaats gehad. Gebleken is wel,
dal het verrichten van parbculiere werk
zaamheden door arbeiders, in zulk een be
drijf lot misbruiken kan leiden. De com
mandant zag er echter blijkbaar geen be
zwaar in. Ook hier behoeft geen vrees voor
herhaling te bestaan, gezien de maatregelen,
die de minister heeft genomen. De lezing
van het rapport heeft spr. den indruk gege
ven, dat de commissie ernstig is le werk ge
gaan, dat de foulen hoofdzakelijk lagen hij
den technischen dienst.
Voor spr. is er geen enkele reden om de
toekomst van de luchtvaarlafdeeÜng met
vrees tegemoet te zfen. Hij zal dan ook niet
voor de rnolie stemmen.
De lieer K. TER LAAN (S.D.) wenscht de
beraadslagingen te schorsen tot na de stem
ming over zijn motie.
De heer OUD (V.D.) acht die schorsing
niet noodig Of er nog eens een Kamercom
missie noodig is, zal eersl kunnen blijken
na het antwoord van den minister. Spr. heeft
thans niet de minste behoefte aan een com
missie.
De heer DUYMAER VAN TWIST (A.R.)
sluit zich daarbij aan.
De heer BEUMER (A.R.) lijkt de werk
wijze, als door den heer Ter Laan ingesleld,
weinig elegant.
Het schorsingsvoorslel-Ter Laan wordt
verworpen met 59 tegen 22 stemmen.
De heer OUD (V.D.) constaleert, dat er in
derdaad ernstige misstanden hebben beslaan
bij de luchtvaartafdeeling, misstanden, die
hoofdzakelijk te wijlen waren 'aan de ge
brekkige organisatie. Spr. noemt verschil
lende voorbeelden van oneconomisch optre
den. Gezien echter de houaing, die de mi
nister tegenover deze zaak heeft aangeno
men vraagt spr zich af, of het niet een
ongemotiveerd wantrouwen zou zijn tegen
over dezen minister om te zeggen: „wij ver
trouwen de kwestie aan u, minister niet
meer toe en zullen haar zelf uitzoeken".
Spr. zal echter, alvorens zich definitief uit
te spreken over de motie-Ter Laan, het ant
woord van den minister afwachten.
De heer VAN RAPPARD (V B.) meent, dat
er van een wantoestand niet gesproken kan
worden. Natuurlijk zijn er groote foulen
gemaakt, maar deze zijn ook toe te schrijven
aan den snellen groei van het bedrijf.
Spr. vindt het niet noodig een nieuw on
derzoek in lo stellen.
De heer K. TER LAAN (S.D.) wijst er op,
dat hij geen nieuw onderzoek wenscht, noch
een bewijs van wantrouwen bedoelt jegens
den minister. De Kamer moet alleen beoor-
deelen, wat zij aan het rapport heeft. De
Kamer moet knoeierijen zien tegën te gaan.
Wat een knoeierijen hebben wij gezien bij
de marine, bij gasbedrijven, bij den Rijks
gebouwendienst. 't Is al knoeierij wat de
klok slaat! Het gaat hier ook om het beleid
van het Departement. Hoe is het mogelijk,
dat het Departement nooit heeft vermoed,
dat er iets aan de hand was? De Kamer
zou zichzelf opzij zetten, als zij de motie
niet zou aanvaarden. Spr. noemt tal van
voorbeelden van knoe erij, in het rapport ge
meld en weigert bijna zijn ooren te geloo-
ven als hij den heer v. Rappard hoort zeg
gen, dat het zoo erg niet is. Het volk moet
welen, dat de Slaten-Generaal zich behoor
lijk bemoeit met de besteding van 's lands
gelden.
De lieer TTLANUS (C. H.) vraagt zich af:
pourquoi tant de bruit pour si peu de be
sogne? Hij acht de onregelmatigheden niet
van ernstigen aard. Er zijn drie veroordee
lingen tot lichte boete gevolgd, één ontslag
en de schade voor het Rijk werd vastgesteld
op 3 gulden. Moet men daarvoor nu zoo'n
drukte maken?
De commissie heeft een degelijk rapport
samengesteld en de zwakke plekken in de
organisatie aangewezen. Er was gebrek aan
samenwerking tusschen den technischen en
den administraüeven dienst en de zorg voor
de administratie was niet voldoende. Spr.
vraagt zich af of de chef van den techni
schen dienst wel kan worden gehandhaafd,
of de commandant der luchtvaartafdeeling
niet te slap is opgetreden. De Minister heeft
echter zijn maatregelen genomen en aan
een nieuwe commissie heeft spr. geen be
hoefte. De Kamer heeft 6 weken lijd gehad
om het rapport te besludeeren en zich op de
boogie te houden.
MINISTER LAMBOOY zegt. dat de lucht
vaartafdeeling in hoog aanzien staat, ook
in het buitenland, wat haar prestaties be
treft. Daaruit blijkt wel, dal er moeilijk
sprake kan zijn van een ..groote bende"
zooals de heer Ter Laan sprak. Lalen wij
nu in hel land geen sfeer wekken, alsof er
in de leiding geen vertrouwen kan worden
gesteld. Spr. wensch! niels weg te doezelen
cn hij heeft alle maatregelen opgesomd, die
hij wenscht le nemen. De commissie heeft
weken lang „rücksichtlos" op dc terreinen
rondgewroet, zoodat er klachten kwamen,
maar spr. heeft de commissie haar gang la
ten gaan. Zeer tegen den zin van de werk
lieden wordt deze zaak opgeblazen en nog
verleden week ontving spreker in audiëntie
een afvaardiging van het technisch perso
neel. dat zijn de werklieden, in welke
audiëntie zij o.m. verontwaardiging uitsprak
over de artikelen over deze kwestie in De
Avondpost. Zij wenscht. dat nu eindelijk
aan het gestook een eind zou komen. Na
tuurlijk is spr. het er mee eens, dat het
doen verrichten van werk voor particulie
ren moet worden vermeden. Echter dient
RECLAME.
geconstateerd, dat diefstallen niet hebben
plaats gehad. Spr. heeft den indruk, dat de
commandant niet te slap is opgetreden. Dit
kan niet gezegd worden van iemand, die in
weinige jaren dit bedrijf zoodanig heeft uit
gebreid, dat zij daarop trotsch mogen zijn.
De heer TER LAAN (S.-D.) repliceert.
De heer OUD V.-D.) meent, dat er geen
behoefte is aan het oordeel eener Kamer
commissie, nu ook reeds de legercommissie
bestaal.
De MINISTER dupliceert.
De motie-Ter Laan wordt verworpen met
56 tegen 20 stemmen.
Vóór: sociaal-democraten er. de heer
Braat (P.B.)
Accijns op geslacht.
Aan de orde zgn de moties-Oud en Van
Rappard inzake afschaffing van den accijns
op geslacht.
De heer J. TER LAAN (S.-D.) wenscht
deze moties tegelijk te behandelen met het
op de agenda volgende regeeringsontwerp
betreffende verlaging der inkomstenbelas
ting.
De heer OUD ondersteunt dit voorstel.
De VOORZITTER merkt op, dat in de
schriftelijke stukken met geen woord over
de moties is geschreven. Het is daarom niet
raadzaam, die moties nu te behandelen bij
de belastingontwerpen.
De heer OUD zegt, dat de motie-Van
Rappard, die betrekicing heeft op de be
grooting voor 1929, los staat van de in
komstenbelasting. Hg geeft in overweging
die moties te splitsen.
De VOORZITTER kan aan dit verzoek
niet voldoen.
Het voorstel-Ter Laan (gelijktijdige be
handeling met de inkomstenbelasting), wordt
verworpen met 54 tegen 24 stemmen.
De VOORZITTER stelt voor een spreek
tijd van 20 minuten.
De heer J. TER LAAN heeft daaraan
niet genoeg, omdat hjj nu bij deze moties
de onderwerpen wil bespreken, die bij zich
had voorgesteld ter sprake te Drengea bij
de inkomstenbelasting.
De VOORZITTER stelt nu voor: 30 minu
ten. Dit wordt aangenomen met 54 tegen
24 stemmen.
De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) ontkent,
dat de indirecte belastingen eer in aan
merking zouden komen voor verlaging dan
de directe en wijst op de geineentebegroo-
ting van Amsterdam, waar de heer Wibaut
verdedigde de levering door de gemeente
bedrijven tegen hoogeren kostprgs. Daar
heeft men uit de bedrijven een winst van
12 millioen begroot, dat is 20 gulden per
hoofd 1
Het is niet waar, dat de directe be
lastingen steeds rekening houden met de
draagkracht. Door de mogelijkheid van af
wenteling is het ook nooit uit te maken,
wie de belasting betaalt.
Aan den anderen kant is het e7enzoo
onjuist, dat de indirecte belastingen geen
rekening houden met de draagkracht. Het
Langt er maar van af, waarop de belasting
drukt. Wat de eerste levensbehoeften be
treft, daarop is slechts 40 mil'.ioen gelegd,
dat is geen hoog bedrag. De verhoogingen
hebben slechts plaats gehad op weelde
artikelen. Waar zoo'n groot deel der Staats-
Uit het Engelsch van
GEORGE BARR McUli ICHEON.
(Nadruk verbuden).)
25)
Voor Uw vergissing, Mvlady. We ver
gissen ons allemaal. De een moet er zwaar
der voor boeten, dan de ander We spreken
allemaal recht over een ander uit ons
eigen. bekrompen.. gezichtspunt. Ik
ben bang, dat U niet de oprechte sympa
thie begrijpt, die ik voor U voel. Ik kan
vanavond mijn woorden niet goed vinden.
U zult sleeds een oprechten vriend in mij
vinden; den vriend, waarvoor U mij blijkt
te houden.
Dank U.
En allebei, vervuld van hun eigen ge
dachten, staarden zij zwijgend over de
duistere watervlakte.
HOOFDSTUK XIII
De bekentenis van Veath.
Hugh heb jij in de laatste lijd niet
-ts vreemds aan Mr. Veath opgemerkt?
Deze vraag van Grace werd den volgenden
morgen plotseling op het dek gedaan. Ze
hadden over plannen voor een zekeren dag
n Mei gesproken en al dien tijd was het
onderwerp aangeroerd, dat haar reeds da
genlang bezig hield.
Nee, dat kan ik niet zeggen.
Ik hen van één ding zei-er. vervolgde
zij resoluiil. Hij is verliefd op mij!
De «churk! hijgde Hugh, die zich ech
ter dadelijk inhield, terwijl hij doodsbleek
werd. Hoe durit hij
Maar jongen, wees nu eens redelijk.
Hij weet immers niet
Waar is hij? Ik zal hem wel eens
gauw van dat gevoel afhelpen. Kijk maar
niet zoo benauwd. Ik begrijp het al, dat ge
voel is wederkeerig. Ik zie het, het is zoo
Je hebt niet het recht dat te zeggen,
riep zij met gevaarlijk schitterende oogen.
Hij was dadelijk van zijn ongelijk overtuigd
en vroeg nederig om vergiffenis. Hij luis
terde naar haar meening over hun reis
makker cn het duurde niet lang, of hij was
een en al sympathie voor den ongelukkigen
Veath.
De arme kerel. Toen ik hem gisteren
zei dat ik binnen het jaar zou trouwen,
stond hij werkelijk op zijn heenen te trillen.
Ik heb me nog nooit zoo ongelukkig gevoeld
zei zij treurig. Werkelijk, Hugh, ik kan
het niet verdragen, dat hij zal uitvinden,
hoe wij hem voor den mal hebben ge
houden.
Zal ik hem alles vertellen? vroeg hij
verward.
Ik zou hem niet meer durven aankij
ken. Ontvluchtingen hebben toch wel hun
nadoelen Vindt je ook niet?
Andere passagiers voegden zich bij hen.
onder wie Lady Huntingford en Veath. Bij
het groepje waren Kapitein Shadburn, mr.
en mrs Evarst: mr. Higsworth en zijn
dochler Rosella. Luitenant Hamilton een
elegante, jongeman
Kapitein Shadburn vertelde zijn verhaal
van de ernnte typhoon, en na een tijdje
kreeg Hugh kans wat tegen Lady Hunting
ford te zeggen.
Grace heeft mij verteld, dat U voor
een meisje... een vrouw, bedoel ik. een
heel vreemden naam heeft: Tennyson.
Bent U naar den grootc-n dichter genoemd?
Ja, mijn vader kende hem goed.
\reemd, vindt U niet? Mijn vrienden noe
men mij Lady Tennys. Maar wat ik zeggpn
wou, U heeft Grace toch niets van ons ge
sprek. van gisteravond verteld?
Nee. Maar gelooft U, dat zij een ver
moeden heeft, dat ik Uw geheim en U het
mijne kent?, vroeg hij op zijn beurt.
Zij heeft er niet het minste vermoeden
van, dat ik het weet.
In Aden verliet iedereen het schip, dat
eenige kilomeiers van de eigenlijke haven
voor anker ging om te bunkeren Een groote
menigte handelaars in struisvogelveeren en
Somali-jongens verschaften de passagiers
groot amusement bij de aanlegsteiger en in
de havenbuurt. De Amerikanen maakten
hier kennis met wat Hugh een echt Ooster-
sche sfeer noemde.
Toen de dag ten einde spoedde waren ze
reeds ver van Aden en iedereen wa9 aan
dek om naar den wonderlijk schoonen zons
ondergang te kijken.
De hemet stond in gloed, het water was
met rood licht overgoten en alles scheen
in deze wonderlijke brand opgeslikt te
worden. Laat op den middag was uit het
Westen een wolkband komen aanzetlen en
toen de zon hierachler verdween gloeiden
de wolken als kolen op een door den wind
aangewakkerd vuur. Eindelijk doofden de
helle kleuren, het prachtige schouwspel
naderde zijn eind. #ln zacht licht ver-
spreidde zich over de zee pn gaf aan alles
een rustige schoonheid. Het was onbe- j
sch rij fel ijk mooi.
Fen poos later zat Grace mpt Hugh en I
Lady Hunlingford aan dek, toen Henry I
Veath verscheen. I
Ik zou je graag even spreken, Hughl,
zei hij na de begroeiing, als de dames
naar binnen zijn.
Het wordt laat en ik ben erg moe,
zei Grace; het is nu volslagen donker, an
ders zouden de anderen gezien hebben dat
haar gezicht onnatuurlijk bleek en er in
haar oogpn een angstigen blik was.
Haar intuïtie zei haar, waar Veath met
I Hugh over wou spreken. Toen deed zij iets,
dat zij nog nooit in het bijzijn van een an
der gedaan had. Ze liep vlug op Hugh toe,
boog zich voorover en voor hij van verba
zing iets had kunnen doen of zeggen, had
zij hem op zijn lippen gekust,
Nacht, lieveling, zei ze zeer hoorbaar
I en samen mei Lady Huntingford ging zij
naar binnen. Haar verbaasde verloofde had
eenigen tijd noodig om van zijn verbluft
heid te bekomen Het was de eerste keer,
dat zij in het bijzijn van anderen op een
dergel ijken manier aan haar zusterlijke ge
negenheid uiting had gegeven I
Ik hoop, dat ik haar niet beleedigd heb,
zei Veath stuntelig. Was ik te kort-af?
Heelemaal niet. Ze hebben vandaag
genoeg van de wereld gezien en ik geloof
dat zij op een gelegenheid zaten te wachten
om naar hun hutten te kunnen gaan. ant
woordde Hugh. En legen zichzelf zei hij:
Ik zou wel eens willen weten waarom
Grace dat deed?
Veath zat zenuwachtig met zijn duimen
te draaipn. zijn kaken waren echter vast
op elkaar en in zijn oogen was een blik,
die bewees, dat hij van plan was door le
zetten.
Hugh, je kent mij nu al vrij goed, be
gon hij.
Hugh ontwaakte uit zijn afgetrokkenheid
en toonde dadelijk belangstelling.
Zooals ik je al gezegd heb, wil ik je
spreken. Maar of ik over de zaak. waar
voor ik je spreken wou beginnen zal, zal
afhangen van de manier waarop je mijn
inleiding opneemt.
Ga verder, Henry! Tk kan zien, dat
je wat ernstigs op het hart hebt.
Steek van wal, kerel I
Ja, ik kan je ie verzekering geven,
dat het een heel ernstige zaak is. Zooals
je misschien al wel weet, uit wat ik zoo
bij gelegenheid gezegd heb, ben ik een ar
me drommel. Ik bezit geen cent, behalve
het salaris, dat ik verdien en je kan je
misschien wel voorstellen, wat dat op Ma
nilla zeggen wil. Mijn vader heeft mij zoo
goed laten leeren als hij kon en nadat hij
mij verteld had dat hij- het verder niet be
talen kon. heb ik zelf het geld verdiend
om te 9tudeeren! Toen ik klaar was, heb
ik een baan bij een ingenieurs-firma aan
genomen. Na een jaar werd mij medege
deeld dat ik vijf maanden op „wachtgeld"
geplaatst werd, zooals ze dat bij ambte
naren noemen .maar bij mij bedroeg dat
wachtgeld nihil. Maar ik had de belofte,
dat ze mij na vijf maanden, als de zaken
beter gingen weer in dienst zouden nemen.
Ik had van mijn salaris wal overgespaard,
maar dal was na een korten tijd van niels
verdienen leelijk verminderd Ik kon. hoe
veel moeite ik ook deed. nergens een an
der baantje krijgen Het 'vas epn hittere pil,
na alles wal ik vier jaar lang gedaan had
om mijn sludie le betalen, maar er bleef
mij niels anders over dan mijn plannen
allemaal nn le geven en nu ben ik op weg
naar de Philippijnen.
(Wordt vervolgd).