SPLINTER
svermaak
NEDRA
68sf* Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 December 1927
Tweede Blad
No. 20788
Gemeenteraad van Leiden.
SC DEKENS
x geeft ruwe huid
verzacht niiiiiiiiiiin geneest
Burgerlijke Stand v. Leiden.
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
HET WASCHBUREAU GEHANDHAAFD.
13o. Voortzetting van de behandeling
Tan het voorstel:
a. in zake het verleenen van een voor
schot aan de Woningbouwvereniging „De
Goede Woning" ten behoeve van de vol
tooiing van haar gebouw aan de Gasstraat,
oorspronkelijk bestemd voor badhuis en van
een bijdrage in het exploitatietekort van dat
gebouw;
b. in zake het huren van het sub a be
doeld gebouw, ten einde daarin het tijdelijk
Gemeentelijk Waschbureau te vestigen;
c. tot vaststelling van den desbetreffenden
begrotingsstaat. (238)
De VOORZITTER zegt, dat in deze
kwestie een berg een muis had gebaard
naar later is gebleken, na onderzoek. Maar
vandaar eerst het uitstel, eenigen tijd ge
leden gevraagd. B. en W. hebben echter
geen mededeeling te doen, het. voorstel kan
zoo worden behandeld.
De heer WILBRINK blijft er bij, dat eT
geen reden is voor bestendiging van ddt
waschbureau. Het verzet acht hij dan ook
volkomen begrijpbaar, al scheen de heer
Reimeringer zich daarover te verbazen.
Deze wethouder scheen ook niet zoo sterk
te staan, gezien hoe hij werd bijgespron
gen door „het massieve blok", gelijk de
heer Goslinga uit eigen kring is genoemd.
Maar ook deze staat z.i. niet sterk. De voor-
oórlogsche toestanden in het waschbedrijf
zijn reeds lang teruggekeerd. De concurren
tie is minstens zoo groot als voor den oor
log. WethoudeT Goslinga was ook slecht ge
oriënteerd daar de gemeente immers zelf
geen waschbedrijf uitoefent, hetgeen ieder
toch weet in Leiden.
Op dit terrein behoeft de gemeente zich
niet te bewegen, het is totaal overbodig.
En dan te spreken van een groot sociaal
belang, -terwijl 2 a 3 pCt. er gebruik van
maakt en ,wat voor personen dan nog, on
derwijzersgezinnen etc. Dat de S.D.A.P.
ér voor is, acht spr. logisch, zij wil de ge
meente op het terrein der overheidsbe
moeiing dringen, doch dat is toch juist niet
I de bedoeling van het college, dat nu ech-
ter toch aan dit kleine stapje op dit ter-
f rein vasthoudt.
Dat het slechts een tijdelijk bedrijf be
treft, blijkt daaruit, dat een voorstel v.
Stralen het bedrijf permanent te verklaren,
jn 1920 is verworpen De heer Groeneveld
lichtte dus als raadslid verkeerd voor.
De heer De Reede zal straks bewijzen,
'dat de gemeente er geld bij heeft gelegd,
niets heeft opgestreken aan winst.
Een verhuizing als nu voorgesteld, be-
teekent feitelijk permanent-maken en dat
mag niet. Het bureau zal zijn eigen dood
toch wel sterven, maar dat is reden te
méér, om er geen kosten voor te maken.
Dat van dit perceel der Goede Woning
niets anders is te maken (al is het niet
yecl) is toch nonsens.
En geld kost het de gemeente ook altijd,
Zoowel met als zonder dit waschbureau.
Het perceel blijft een strop Rendabel is
het perceel echter ook wel anders te
maken.
Dit samenkoppelen acht hij dus ook een
zwak argument voor aannemen.
Mevr. BRAGGAAR-DE DOES meent,
dat er nog alle reden van bestaan is voor
het waschbureau, dat volgens B. en W. van
destijds een permanent bureau moest zijn,
daar in vele huizen al'e gelegenheid tot
wasschen ontbrak een reden, die nog vol
ledig geldt, zelfs nog meer door bijbouwing
van dergelijke huizen. Thuis-wasschen is
voor de arbeidersvrouw m 't algemeen te
zwaar, vooral, waar het andere werk niet
stil ligt; het geeft onaangenaamheden voor
de vrouw zelf, de kinderen en de man.
RECLAME.
2614
Laat het particulier bedrijf dan was
schen, zegt men, doch meD vergeet, dat het
gem. bureau iets lager is in prijs en zelfs
de kleinste waschjes accepteert, terwijl bij
iets missen of zooveel coulanter regeling
wordt getroffen.
Bovendien, men moet ook rekening hou
den met het personeel aan dit bureau.
Spr. gaat dan in op het adres der wasch-
industrieelen, dat zij op den voet volgt ter
weerlegging.
Dat het aantal gebruikers is afgenomen
schrijft zij le. toe aan het dalen der ax-
beidersinkomens en 2e. aan het beleid van
B. en W., dat voor dit bureau weinig deed
en nog doet. (Geroep tot den wethouder:
dat moet je hooren van je medestanders I)
Bij voortduren is een sociaal belang ver
bonden daar anders de wasch weer thuis
rnoet worden gedaan juist daar, waar de
woningen er het minst ges< hikt voor zijn.
De heer ROM1JN deelt de meening, dat
de gemeente hier een terrein betreedt,
waarop zij niet treden moet. Vooral, waar
het particulier initiatief hier voldoende is
en te meer, waar voor een belasting-op
haaldienst b.v. de gemeente zelfs niet wilde
zorgen, waarvoor z.i. dan nog meer reden
was geweest.
De heer GROENEVELD wijst er aller
eerst op, dat mej het adres van de Wasch-
industrieelen eenige bleekers zelf het niet
eens zijn! Blijkbaar is dit adres dus bui
ten hen omgegaan Persoonlijk eigenbelang
van eenigen treedt hier naar voren. Alle
raadsleden zijn bezocht, niet de S.D.A.P.
Geen bewijs van sterkte
Wethouder REIMERINGER: Ook niet
de wethouders
De heer GROENEVELD zegt, dat er nog
meer belanghebbenden zijn dan de blee
kers, le. ljet personeel. Hoe wil men dat
op straat zetten, terwijl de instelling Dog
met winst werktZal voor dat personeel
echter niets moeten worden gedaan I 2e. is
er de cliënteele.
Het genoemd adres goochelt met de
cijfers.
In 1926 waren er 22.000 wasschen, d.i. 400
per week en geen 350 als in 't adres ge
noemd, maar bovendien kan men alleen ge
zinnen met gezinnen vergelijken, niet ge
zinnen met wasschen, zooals het adres doet.
Het aantal klanten is 625, dus nog een ge
tal, waarmede heel wat bleekers blij zou
den zijn. Dat in 1920 verlies is geleden, was
logisch, daar de prijzen toen daarop waren
ingesteld. Eerst daarna zijn de prijzen in
gesteld op zich-zelf-bedruipen en van toen
tot nu is f 8000 winst gemaakt. De heer
Lip9 heeft weer cijfers gegeven, die niet
met elkaar zijn te vergelijken.
Spr. noemt dan de cijfers van den heer
De Reede onjuist, waarop hij nader ingaat.
Het waschbedrijf is in 1919 ingesteld door
een geheel burgerlijken raad Toen waren
er maar 5 tegenstemmers, alle verdwenen,
inmiddels, maar hun partijen zijn er toch
nog. (Geroep: 't is geen partijzaak!)
Dat een overheidsbedrijf niet op kan
tegen een particulier bediijf ontkent spr.
ten stelligste.
B. en W. hebben de plicht het bureau
goed te exploiteeren, de raad heeft de
plicht hen te steunen. In tegenstelling doet
een gedeelte van rechts met welbehagen
alle moeite, het bedrijf neer te halen, door
eigen wethouders ingericht.
Nog altijd is er winst, al is er eenige
achteruitgang. Minstens 4 pCt. der bevol
king maakt er nog gebruik van en dat is
z.i. afdoende motief.
De heer WILBRINK: En de andere 96
pCt. dan 1
De heer GROENEVELD: 't Is u nooit
naar den zin te maken. Dan is 't te veel,
dan weer te weinig.
De heer WILBRINK: Probeer dat ook
maar niet, om het mij naar den zin te
maken.
De VOORZITTER: Als de heeren het mij
naar den zin willen maJcen, dan maken zij
het kort.
De heer GROENEVELD acht f 600 voor
dit perceel eigenlijk te veel. Geen parti
culier zou het daarvoor willen hebben, zoo
dat er van een verkapte subsidie geen
sprake is.
De heer Bergers heeft gezegd, dat geen
vergoeding betaald is voor stoom etc.,
maar dat is wel betaald.
Misschien heeft -het slachthuis dit niet
verantwoord. De heer Bergers mag daar
naar dan als lid van de Slachthuis-commis
sie wel eeDS eeD onderzoek instellen.
Spr. noemt het bureau zeer taai, gezien
het openlijk verzet steeds in deD raad tegen
dit bureau, dat afgebroken moet worden,
tot welk doel niets te goed is. Als een par
ticulier bedrijf steeds zoo werd aange
vallen...
Onder tal van interrupties verdedigt spr.
dan nader het bestaansrecht van dit
bureau.
De heer SIJTSMA: Stuur je op een
avondzitting aan 1
De heer GROENEVELD tracht tenslotte
nog aan te toonen, dat het bureau met
permanent karakter is opgericht, met cita
ten uit de raadszitting van 1919. (Hier
over ontstaat een twist met den heer Wil
brink). Zoo zwart als hier de reactionai
ren zijn, zijn ze nergens, verzekert spr., in
steden als Leiden
De heer SfJTSMA: En daar hoort de
heer Romijn bij I
De heer DE REEDE merkt op hoe de heer
Groeneveld nu andere cijfers geeft dan
vorige maal. Hij wijst er op, hoe de ge
meente eerst in 1919 ruim f3900 heeft ge
stoken in de installatie van het bureau,
f632 in 1922 en f507 later. Eerst is er
f 3700 bijgelegd in de exploitatie en later
nog-eens f 3906; later is er vervolgens winst
gemaakt, f260 a f270 is per slot van reké-
ning opgestreken door de gemeente.
Spr. verdedigt nog eens zijn cijfers tegen
over den heer Groeneveld. Een tusschen-
persoon als hier de gemeente is, is absoluut
onnoodig.
De heer v. ES verklaart zich tegen dit
voorstel van B. en W. Z. i. is dit bureau
onnoodig, het particulier initiatief staat ge
reed en daarom is overheidsbemoeiing op
dit terrein overbodig.
Op den duur zal het bureau zeker ver
dwijnen en daarom voelt hij ook niet voor
het motief van den heer Eikerbout. Spr.
heeft vernomen, dat het personeel 1 pCL
van de rekening ontvangt van de verbrui
kers, hetgeen hij niet in orde acht. Is dat
zoo?
Wat het zelf doen betreft van de wasch,
vele vrouwen, die 40 jaar de wasch deden,
zijn er beter aan toe, dan vele waschmeis-
jes van 18 a 19 jaar van thans, dat wil. hij
als dokter wel zeggen. (Talrijke interrup
ties). Zoo ideaal als het vrouwelijk raadslid
het voorstelt, is het aan hel waschbureau
ook geenzins, dat als crisisinstelling is in
gericht. niet anders.
Wethouder REIMERINGER blijft er bij,
dat deze behandeling feitelijk buiten de
orde is. Al of niet een waschbureau is toch
z. i. niet in debat, waar in 1925 toch nog
met 1910 stemmen het bureau is gesta
biliseerd, waaraan een groot hygiënisch be
lang is verbonden Hij ziet de zaak los van
partijpolitiek, bleekers etc.
Bij de oprichting is alle gewicht gelegd
op het motief, dat de wasch buiten de ar
beidershuizen komt, en zeer terecht Men
ga zelf maar eens zien hoe de atmosfeer is
in arbeiderswoningen, waar thuis is ge-
wasschen!
De middenstand wordt er ook niet door
benadeeld, integendeel door bevoordeeld.
Den heer Romijn verwijst spr. naar hetgeen
de heer Eerdmans in 1920 zeide over de
bleekers. Die zou ongetwijfeld veel verder
gaan dan nu B en W. met dit bescheiden
voorstel.
Wat de inrichtingskosten betreft, waar
van de heer De Reede sprak, die zijn afge
schreven met alle crisis uitgaven, die mogen
dus toch niet opnieuw worden afgetrokken
van de winst en zoo tweemaal. (Tal van
interrupties als dat doe je zelf zeker op
kantoor ook niet. etc.) Deze ruïne der Goede
Woning is uitnemend geschikt voor dit bu
reau, dat verplaatst worden moet. Is het
daarom niet zeer juist gezien zoo te com
bineeren als B en W voorstellen te doen?
Wethouder GOSLINGA protesteert tegen
de persoonlijke wijzen van aanvallen van
den heer Wilbrink
Er was geen sprake van helpen van wet
houder Reimeringer; alleen als raadslid
heeft hij gesproken, omdat hij afweek van
de meening van het gros zijner partijge-
nooten. Zijn vorig maal verdedigde hou
ding handhaaft hij nog volledig. Er is geen
apparaat, dat het sociale nut van het bureau
thans overneemt. Laat het partijilier initia
tief het burpau dood concurreeren; hij zal
het toejuichen, want dan kan het bureau
worden opgeheven. Maar nu eischt men
eerst opheffen en dan pas overnemen, dat
gaat niet. Concurrentie doet het bureau den
ingezetenen niet aan.
Wat het percentage betreft, moet het
B. A. worden Opgeheven, omdat er maar 1
pCt. van gebruik maakt? (Geroep: is dat nu
een vergelijking!)
Al zijn motieven zijn geensdeels ontze
nuwd. De wasschen moeten uit de huizen
blijven, dat is een sociaal belang.
Hetgeen de heer Wilbrink opmerkte tegen
B. en W., was het schieten met kanonnen
op vlooien.
De heer PARMENTIER komt op tegen de
vergelijking van den heer Goslinga met het
B A. Overigens sluit hij zich aan bij de
tegenstanders van het bureau, zich plaat
send op A.-R. standpunt, hetgeen hij nader
uiteenzet.
De S. D. A. P. maakt propaganda voor dit
bureau.
De heer WILBRINK voor de derde maal
in deze kwestie het woord verkrijgend, na
eenig veTzet .van den voorzitter, komt op
tegen hetgeen de heer rieslinga zeide.
De heer GROENEVELD wijst er nog op,
dat alle «raadsleden die ook in 1919 al lid
waren, toen voorstemden onverschillig tot
welke1 partij zij behoorden.
Het voorstel van B. en W. wordt dan
aangenomen met 1614 stemmen.
Voor de S. D. A. P de wethouders, en de
heeren Bosman, Sytsma, Wilmer en Man-
ders
De heer Eikerbout sterode tegen doch ver
klaarde zich te hebben vergist. De cijfers
moesten dus eigenlijk 1713 zijn.
INTERPELLATIE DE REEDE.
De heer DE REEDE stelt volgende vragen:
Vraag 1. Is het aan Uw College bekend,
dat vele ingezetenen uit den handeldrijven-
den en induslFieelen middenstand zijn opge
schrikt door een aanslag ingevolge de ver
ordening van 8 Augustus 1921. regelende de
heffing van een plaatselijke belasting voor
het gebruik van openbare gemeentewerken
eTi -bezittingen enz. die belangrijk hooger
i9 dan vroegere jaren, zonder dat in de in
richting van hun zaak of bedrijf eenige ver
andering is gekomen?
Vraag 2. Kan Uw College mededeeleTi,
welke overwegingen thans tol de'ze heffing,
die tol nu toe achterwege was gebleven, heb
ben geleid, terwijl toch de bepaling, waarop
deze' heffing zou moeten steunen, reeds van
Januari 1917 af van kracht is?
Vraag 3. Is Uw College niet van meening,
dat deze heffing noch steunt op de geschie
denis noch op den geest van bovengenoemde
verordening en is bereid het kohier, waarop
deze heffing is gebracht, onverwijld in te
trekken?
Wethouder GOSLINGA antwoordt, dat
B. en W van een opschrikking niet weten.
De zaak is, dat deze verordening nooit goed
toegepast is; Nu wordt deze volgens de letter
der wet uitgevoerd
B. en W. zijn wel geneigd nader te over
wegen of wijzigingen gewenscht zijn, doch
zij kunnen het cohier niet intrekken, anders
zouden B en W. in plichtsverzuim zijn.
De heer DE REEDE gaat kort in op de
geschiedenis om zoo te komen tot de huidige
redactie, die nooit consequent is toegepast.
Bovendien, men moet zich toch niet houden
aan den letter der wet. Hij beroept zich o.a.
op een uitspraak van den Hoogen Raad Tal
van perceelen zijn vroeger vrijgelaten en z.i.
terecht. Nu zijn ze opeens aangesproken,
waaronder velen zijn, die het niet kunnen
missen.
Ook nu is de heffing nog onvolledig. De
zaak is z.i. stuitend voor het rechtsgevoel.
Hij stelt voor: laat B en W. de zaak cou
lant behandelen en administratief afschrij
ven. f 11000 uitbreiding op een cohier van
f22000 i9 toch voor zich zelf sprekend.
Wethouder GOSLINGA meent, dat men
met de toezegging van B. en W. inzake
nader onder de oogen zien, of zij wijzigin
gen kunnen voorstellen, tevreden kan zijn.
Zoo eenvoudig is de zaak niet, naar hij na-
RECLAME.
2136
der uiteenzet. Velen hebben gereclameerd
en dat is z. i. ook de goede weg, die be
wandeld worden moet
De heer DE REEDE acht de heffing on
voldoende voorbereid. Vandaar zijn idee tot
afschrijven. Reclameeren is niet de weg,
gezien hoe willekeurig de verordening wordt
toegepast, meent hij.
De WETHOUDER ontkent dit laatste ten
stelligste en komt daartegen»op.
De heer HUURMAN: Deze zaak is vroe
ger vergeten.
De WETHOUDER ontkent dit. Het cohier
is er alle jaren geweest. Alleen, de verorde
ning i9 vroegei anders toegepast.
De heer HUURMAN: Jawel, maar de laat
ste jaren zijn geen nieuwe gevallen aange
bracht.
De WETHOUDER: Reden te meer voor
een nauwkeurig onderzoek.
De heer WILBRINK meent, dat de bevol
king geen rechtszekerheid heeft, gezien hoe
plotseling een verordening geheel anders,
tegen de vroegere bedoeling in, wordt toe
gepast Dat moet verzet wekken. Ook hij is
voor administratieve afschrijving, gezien
hoe nu vele kleine zaken zelfs zijn aange
sproken.
Is de verordening verkeerd toegepast, dan
is het vroeger college in verzuim en de
ambtenaar.
De heer HUURMAN, van oordeel, dat de
zaax niet zoo eenvoudig is. wil B. en W.
vertrouwen en de menschen dus laten re-
clarrteeren in grooten getale.
De interpellatie wordt gesloten.
Nadat de heer v. STRALEN nog een
vraag lot B. en W. heeft gericht inzake het
afkomen van een praeadvies, waarin hij
werd bevredigd sluit de VOORZITTER even
voor halfzes de zitting.
De heer MANDERS had ook nog iets, doch
kwam juist te laat.
ONDERTROUWD.
D. J. Somsen. jm. 24 j. en M Flixridonk,
jd. 27 j. S. Kleynh.ins, wedr 60 j en
M. C. r. d. Bos. wede.. 62 j F Be-y, jm..
27 j. en J. A de Nie. )d 23 j J C Plu,
wedr. 44 j. en H. M de Kruis jd41 j
A J. de Clercq.j m 29 j. en C T v d Klip
jd. 19 j. W. J. B. Ziege'laar jm 25 j en
C. A. W de Boer. jd. 24 j G Kukler jm.
24 j. en J F Snoeker jd. 17 j. G B P A.
v. d Wiel. jm 24 j. en S C. Meijer, jd 23
j. L. A. v d Kroel jm 24 j. en M. C Blom
jd. 23 j. J C v d Ham. jm 23 j. en M.
IJ. Geeve, jd. 23 j. D. Vermeulen jm 26 j
en S. Voorzaat jd 21 j. J. v d. Bers, jm.
25 j. en C. de Woll jd. 25 j. J. F Dreef,
jm 25 j M. Sommeline. jd 22 j. K W.
Krom, jm 23 j en B J. v.Amsterdam. jd. 21 j.
A. S. Straalhof. jm. 23 j. en C. Kooien,
jd 21 j. C. Wetselaar jm. 27 j en J.
Beekman jd. 24 j. N J v. d Linden, jm.
24 j. en M. E Roman. jd. 23 j. W. J.
v d. Lubbe, jm. 22 j. en J. Arbouw. jd. 19 j.
Uit het Engel scb van
GEORGE BARR McCUTCHEON.
(Nadruk verboden).)
W -
Dan, vervolgde zij spottend, bent u
nog erg jaloersch op meneer Veath. Ja, ja,
dat hoeft u niet tegen le spreken, dat bént
u. Hij denkt dat miss Ridge uw zuster is,
maar dat is ze natuurlijk niet. En len slotte
tan ik u gerust stellen met de mededeeling
dat niemand aan boord dit weet, behalve de
slimme vruuw, die u het vertelt.
Maar u vergist zich heusch, Mylady,
zei Hugh met een laatste poging zich een
houding te geven.
Ik zou hel niet zeggen, als ik er niet
heel zeker van was. U denkt, dat u heel
slim is. en dat bent u ook wel. Ik ben toe
vallig uw geheim te welen gekomen. U
moet niet denken, dat ik met opzei mijn
iieus in uw zaken gestoken heb, de Teilen
hebben zich eenvoudig aan mij opgedron
gen.
Vertelt u alstublieft wat u weet, riep
de wanhopige Hugh.
Vanochtend was ik in de hut van uw
„zuster"; haar .koffer 9lond open en ik zag
een portefeuille met in zilveren :ellers Ver-
non er op. En topn ik zag. dat op haar koffer
„G. V." stond, begreep ik er heelpmaal niets
meer van. Den heelen dag heb ik geprobeerd
het geheim op le lossen uitgaande van het
feit. dal u heplemaa) niel op elkaar lijkl en
ik moet erkennen, dat ik vreeselijk nieuws
gierig was. En vandaag heb ik gemerkt, dat
haar naam in elk geval geen Ridge was.
Zij moest een briefje afteekenen en zag ik
dat ze een naam 9chreef niet Ridge
die dadelijk doorstreepte en toen om een
ander formulier vroeg. Wat voor mysterie
steekt er achter, mr. Ridgeway? Zij keek
naar hem, maar kon hem in de duisternis
niet zien, daar hij in zijn stoel achter
over lag.
Hij gaf geen antwoord en zij. antwoordde-
Weel u wat ik denk? Dat u bezig bent
er met elkaar vandoor te gaan! Hij kon
nauwelijks ademhalen en bleef zwijgen.
Dus u ontkent het niet? drong ze aan.
hoeft voor mij heusch niet bang le zijn.
Dal ben ik ook niet, zuchtte hij na
een nieuwe lange pauze, maaru hebt
me volkomen overrompeld I
HOOFDSTUK Xn.
De Harlekijn.
Het drong langzamerhand tot Hugh's ver
warde hersens door, dat het in de gegeven
omstandigheden om alle misverstand on
mogelijk te maken, het beste was. om zijn
schoone reisgenoole maar de heele waarheid
op de biechlen. Hij haalde diep adem en
begon zijn relaas.
Mylady, ik wii u alles vertellen, wat
er te vertellen is. Het is geen erg lang ver
haal en misschien vindt 11 het wel erg
dwaas. Maar ik ben er zeker van dat het
u zal interesseeren.
Als u het alleen maar doet om mijn
nieuwsgierigheid te bevredigen, wil ik niet
hebben, dat u mij een woord vertelt, zei
ze ernstig.
Ik geloof, dat het het beste is, dal
u alles weet. antwoordde hij.
Maar ik moet u eerst iets vragen; ik
zal u eeuwig dankbaar zijn, als u Grace
niet laat merken, dat u ons geheim ont
dekt heeft.
U hebt mijn woord. Ik kan goed ge
heimen bewaren.
Hij plaatste zijn stoel vlak bij de hare
en toen vertelde hij haar het heele avon
tuur van begin tot eind. Zij luisterde mat
spanning.
En nu naderen wij Aden, eindigde
hij. Haar groole, donkere oogen hadden
hem geboeid gehouden en hem geïnspireerd
in schitterende kleuren alle details van de
merkwaardige reis te beschrijven.
O, wat moet zoo'n liefde mooi zijn,
bracht zij nauwelijks hoorbaar uit.
Zij uitte dien droomenden zin met een
zucht, met een snik-bijna. O, wat be
nijd ik haar dit leven en die liefde. 0,
wat is het mooi!
Het heeft ook zijn eigenaardige be
swaren. klaagde hij. Als broer word
je zoo'n beelje op den achtergrond geduwd;
het i9 heusch zoo'n prelje niet. Het is een
pantomime en ik ben de nar.
Als u een rol in een pantomime moet
spelen, mag ik u dan een raad geven?
Neemt u dan de rol van den harlekijn. Dat
is de ideale minnaar, altijd incognito met
zijn zwart masker. Hij doel de ongeloof
lijkste dingen voor zijn columbine Neen,
mr. Ridge; niet de nar, de harlekijn is
veel beter!
Zooals u wilt, zei hij; dan zal
ik de harlekijn zijn.
Lang zalen zij slil: toen begon hij weer-
Achteraf beschouwd was het een groole
dwaasheid
Dwaas!, riep zij uit, het was
prachtig en wal is zij dapper O. wal bent
u allebei slim en wat zult u later genieten
als u aan deze wonderbaarlijke reis terug
denkt.
Maar u mag haar niet9 laten merken,
hoor, waarschuwde hij. Het zou voor haar
alles bederven al9 zij maar een idee ervan
had, dat ik u al les verteld heb.*
Waarom hebben niet meer menschen
dezen weg om wat meer kleur in het leven
te brengen, ontdekt? De wereld rond te
reizen om te trouwen, met geen ander
excuus, dan een opwelling een grill O,
wat is dat prachtig!
O, u steekt mij wel te veel in de
hoogte.
Heusch niet. U heeft bovendien nog
pas bewezen, dat u nergens bang voor bent,
zelfs niet voor een Engelsche leeuw!
Het spijl mij alleen maar, dat de
leeuw oud was en geen klauwen meer had.
We komen op gevaarlijk terrein, zei
zij en haar slem stokte.
U heeft daarnet gezegd dat ik dapper
en onverschrokken ben ik zal het dan ook
wagen uw ongenade op mijn hals te laden
door de vraag; Hoe kwam u er toe om
met dezen ouden leeuw te trouwen?
Ik dacht wei, dal u dat vragen zou
zei ze rustig. Ik kan u het anlwoord
niel weigeren. Ik heb hem getrouwd, omdat
ik zelf wilde.
WatI riep hij ongeloovig. Ik had
gehoopt ik bedoeleik was
bang dat u.... er er.. toe eedwon
gen was of zooiets.
Na mijn huwelijk ben ik helaas tot
de onfdekking gekomen, dat ei geen groover
dwaas is dan de ehrzuchligp dwaas, ver
volgde zij. zonder op tljn woorden te let
ten. Begrijpt u wal ik bedoel?
Dat u hem om zijn rang genomen
hebt?
Dat ik getrouwd ben cm Lady Hun-
tingford te worden.
Hugh zag voor het eerst het harde licht
van krachtige zelftucht in haar oogen.
Ik heb gekozen, ik zal bij mijn keus blijven
zonder te wankelen. Ik heb verder niels
te vertellen. Spijt het u niet, dal u iemand
als ik hebt leevren kennen? Heeft u mij
niet al veroordeeld en is er nog een draad
aan mij heel gebleven?
Ik heb diep medelijden met u. was
alles wal hij kon zeggen.
U bedoelt .dat u mij veracht, riep zij
bitter uit. Dat doen mannpn gewoonlijk
met vrouwen van mijn soort Maar verliest
u bij uw oordeel niet uit het oog. dat ik
voor mijn trouwen het gevoel niet gekend
heb dat Grace Vernon de werpld doet rond
reizen om uw vrouw te wordenI
U is nog jong nog heel jong: mis
schien is er later nog een monje liefde
voor u weggelegd, trachlte hij haar te
trooslen.
Neen. zei ze somher. Twee jaar
geledpn heb ik er voor goed afstand van
gedaan toen ik van de eerzuchtige miss
Bersford werd omgelooverd in Lady Hun-
tingford. die nu heelemaal verzadigd is van
eer en jrroolheid.
Het was een slechte koop. Rel spijt mij
niet. dat ik U dit verteld heb hel geeft ver
lichting. van iets. dat ik niet be
schrijven kan U verafschuwt mij, ik ben er
zeker van.
Nee. nee. hoe kunt II dat zegden? U
ondergaat de straf voor Uw
Zegt U het maar. Misdaadl
(Wordt vervolgd).