68ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 16 December 1927
Derde Blad
No. 20785
TWEEDE KAMER.
Ruwe Schrale Huid
in den rug
KI oosterbalsem
De rijwielbelasting op I 2.50
bepaald Felle debatten
over de oorlogsbegrooting
De minister contra den heer
Van Zadelhoff.
(Zitting van gisteren.)
De VOORZITTER stelt voor a.s. Dinsdag
1 uur te behandelen de motie-Van Rappard
en Oud betreffende afschaffing van den
gcslachtsaccijns.
Aldus besloten.
Voorts stelt de Voorzitter voor, eveneens
op de agenda voor Dinsdag te plaatsen het
wetsontwerp betreffende verlaging der in
komstenbelasting.
De heer J. TER LAAN (S.-D.) heeft tegen
dit laatste bezwaar. Hij acht het niet juist,
in den drukken begrootingstijd dit belang
rijke ontwerp, waaraan zooveel vraagstuk
ken vastzitten, te behandelen en wijst er op
dat de wet pas 1 Mei in werking behoeft
te treden. Er is dus alle tijd voor behande
ling na het reces.
De VOORZITTER zegt, dat de vraagstuk
ken, die met dit ontwerp samenhangen,
reeds bij de algemeene beschouwingen over
de Staatsbegrooting zijn besproken. Er is
geen reden, in herhaling te treden. De re-
gcering stelt prijs op behandeling vóór het
reces in verband met inningsmoeilijkheden.
Het voorstel van den Voorzitter wordt
aangenomen met 49 tegen 16 stemmen.
De rijwielbelasting.
De heer H1EMSTRA (S.-D.) juicht de ver
schuiving van het belastingjaar toe, evenals
de uitbreiding van het aantal vrijstellingen
Hij betreurt echter, dat de minister niet ver
der gegaan is met de' verlaging dan tot f 2.50
Hij dringt er op aan. een stapje verder te
gaan met de verlaging. Indertijd, bij de be
handeling der Wegenbelasting heeft de mi
nister een verlaging lot 2 gulden in uit
zicht gesteld Tel verwachten is, dat de
opbrengst der Wegenbelasting nog meer zal
stijgen, zoodat een verlaging tot f2 zeker
mogelijk zal zijn.
De he'er v d. HEUVEL (A.-R.) heeft wei
nig sympathie voor dit ontwerp. Hij acht de
verlaging, die thans wordt voorgesteld, al te
onbetcekenend.
Spr. zou het beter hebben geacht als het
berijden van bepaalde wegen werd vrijge
steld van wegenbelasting.
Do heer v. GIJN (V.-B.) betoogt, dat de
minister den belastingbetalers reeds is tege
moet gekomen door den termijn voor dezen
keer op 19 maanden te stellen. Spr. meent,
dat de regeering haar beloften royaal is na
gekomen.
De Minister van Financiën de heer DE
GEER, zegt, dat hij indertijd alleen heeft
toegezegd, dat hij het surplus d€t autobelas
ting, zou aanwenden tot verlaging der
rijwielbelasting Zooals de verlaging nu
wordt voorgesteld, zal zij vooral gevoeld
worden in groote gezinnen. Het denkbee'ld
van den heer v. d. Heuvel is nog niet eens
besproken. De toepassing daarvan zal wel
moeien afsluiten op controle-moeilijkheden.
Do heer H1EMSTRA repliceert
De heer H1EMSTRA (S.-D.) verdedigt een
amendement om de rijwielbelasting teTug te
brengen tot f 2. Hij is bereid zijn amende
ment in te trekken als de minister toezegt,
dat hij deze verlaging zal toepassen als het
mogelijk is met het oog op de opbrengst van
de zgitobelasting.
De MINISTER verklaart het amendement
onaannemelijk Het is niet de bedoeling het
normale accres van de autobelasling telkens
te bezigen tot verlaging der rijwielbelasting.
Do heer OUD (V.D.) zegt, dat sprekers
fractie' op het standpunt staat, dat de rijwiel
belasting moet verdwijnen. Nu de minister
he amendement onaannemelijk verklaart,
zal hij echter zijn ontwerp intrekken als het
amendement toch wordt aangenomen. Daar
om zal 9preker fractie tegen het amende
ment stemmen.
De heer ALBARDA komt tegen de hou
ding van den minister op, omdat hij het ver
keerd acht het parlement te dwinge'n door
een onaannemelijkverklaring.
Het amendement wordt verworpen
met 56 tegen 18 stemmen.
Het ontwerp wordt aangenomen
z.h.st. Dit is ook hot geval met de overige
punten,
Oorlogsbegrooting.
Voortgezet worden de beraadslagingen
over de oorlogsbegrooting.
MINISTER LAMBOOY.
De MINISTER VAN OORLOG betoogt,
dat Nederland zoo mogelijk bij een evep-
tueelen oorlog het gebruik van gifgassen
zal voorkomen. Het gaat echter niet aan,
het betreffende protocol eenzijdig te onder
teekenen. omdat wij dan weerloos zonden
RECLAME.
2743
slaan tegenover den vijand, die de gassen
wel gebruikt.
Spr. acht het van groote beteekenis, dat
de onbereden artillerie onder commando
van den commandant van het veldleger
komt. Dit is van belang voor de eenheid in
de oorschriften, in verband met de samen
werking met het veldleger. De heer Van
Dijk zal ook zien. dat in de nieuwe instruc
ties voor den chef van den staf en den
commandant van het veldleger, die reeds
door de Koningin zijn goedgekeurd, dat één
der twee luitenants-generaal in oorlogstijd
tot opperbevelhebber kan worden benoemd.
Den heer v. Rappard kan de minister ge
ruststellen ten opzichte van de materieele
verzorging van het leger. In 1923 werd
daanoor uitgegeven 67* millioen. in 192S
is daardoor uitgetrokken 9.3 millioen. De
uitgaven daarvoor zijn dus gestegen van 10
op 16 pCt. Wat de raming voor de lueht-
vaarlafdeeling betreft, deze kon worden ver
laagd. aangezien in de jaren 19221926 bij
de luchtvaartafdeeling 2 ton onbesteed is
gebleven. Er zijn thans 185 gevechtsvlieg
tuigen en 57 schoolvliegtuigen. Het aantal
vliegers bij land- en zeemacht bedraagt 112
en er zijn er -18 in opleiding.
De geoefendheid van het leger is goed,
dit is wel gebleken bij de jongste manoeu
vres. De oefenrapporten van het afgeloopen
jaar zal de Minister aan de Kamer over
leggen.
Bij geen enkel wapen is er tekort aan be
roepsofficieren behoudens bij de artillerie,
waar één luitenant te weinig is. De cava
lerie heeft 66 beroepsofficieren, d.i. 27 pCt.
van de oorlogsorganisaties. Spr. zal over
wegen of het mogelijk is jongelui, die zich
aanmelden voor het reservekader mot de
bedoeling om beroepsofficier te worden, in
de eerste plaats toe te laten tot de K. M. A.
Wat de dubbclrangen betreft, deze be
schouwt de Minister als een noodzakelijk
kwaad. Niemand heeft een andere oplossing
aan de hand gedaan om bij mobilisatie de
beschikking te hebben over het benoodigde
aantal officieren.
Spr. antwoordt den heer Oud, dat alle
officiersplaalsen bij de administratie, die
door onderofficieren kunnen worden bezet,
reeds door hen bezet zijn.
Voor toelagen aan marechaussees is geen
aanleiding aanwezig. In zake het georgani
seerd overleg meent de minister, dat deze
zaak goed geregeld is. Afschaffing der bij
zondere commissies en die laten vloeien in
de Centrale Commissie, zou zeker niet zijn
overeenkomstig den wensch van het per
soneel.
Het is bij steekproeven nimmer gebleken,
dat er onvoldoende kadersterkte is. Zelfs al
moet er eens een detacheering plaats heb
ben, dan is er nog geen gevaar. Spr. is ech
ter bereid de verdere afvloeiing bij de on
bereden artillerie niet weer gedwongen,
doch vrijwillig te doen geschieden.
Wat de marechaussees betreft, deze ko
men gewoonlijk op 22-jarigen leeftijd in
dienst en kunnen dan op 28-jarigen leeftijd
huwen. De toestand voor hen zal gunstiger
worden, want 24 woningen zijn spoedig ge
reed en als het departement van Justitie
meegaat, zullen er nog 30 hij komen.
De vredessterkte aan paarden acht spr.
voldoende. De korte africhting, gedurende
negen maanden, van de paarden heeft geen
bezwaren opgeleverd.
Aan de kazerneering kan men geen
eischcn stellen als aan een hui^camer,
maar de toestand is voldoende, al is het
volmaakte nog niet bereikt. Spr. kan niet
overgaan tot het bouwen van droogloodsen,
die slechts korten tijd in gebruik zou
den 7^n.
Mej. Wester man wilde vrouwen bij de
intendance zien aangesteld. Spr. echter
meent, dat de verpleging voldoende ver
zorgd is en dat voor de kleeding uitsluitend
militaire eischen moeten gelden. Ook zou
spr. de militaire schrijvers niet willen ver
vangen door vrouwelijke typistes.
Voor het mobiel maken van 15 c.M. ka
nonnen voelt spr. veel.
In zake de instelling van een door den
heer Van Rappard gewenschte weerbelas-
ling merkt spr. op, dat dit in de eerste
plaats een zaak is voor den minister van
Financiën. Doch spr. wijst er op, dat de
druk niet alleen verschillend is voor hen,
die dienen moeten en hen, die daarvan vrij
blijven, doch dat de druk voor de dienst
plichtigen toch zeer verschillend is en dat
onder de niet-dienenden ook vele afgekeur-
den behooren, die toch al moeilijk door het
leven gaan. Spr. zal de zaak echter met den
minister van Financiën bespreken.
Wat de vraag betreft of spr. marechaus
see te Gemert wil slationneeren, merkt spr,
op, dat zijn voorganger juist het aantal gar
nizoenen heeft ingekrompen en dat hij niet
bereid is het weder uit te breiden.
In verband rnet de kwestie-Woerden is
gevraagd of het departement wel voldoende
aandacht schenkt aan de opmerkingen van
de Algemeene Rekenkamer. Dit is inderdaad
het gevat, er is een zeer ernstige samen
werking. De brieven van den bedrijfschef
te Woerden gaven geen aanleiding lot de
gedachte aan fraude. De controle is niet
uitsluitend formeel; de ambtenaren hebben
de opdracht om ook aard en omvang der
posten na te gaan.
Wat de „knoeierijen" te 's-Hertogenbosch
betreft, heeft spr. den indruk gekregen, dat
indien er jaren geleden iets gebeurd is, dit
toch van zeer geringe beteekenis is. Niette
min heeft spr. een justitioneel onderzoek
gelast.
De heeren VAN RAPPARD (V.-tf.).
VAN DIJK (A.-R.) en VAN ZADELHOFF
(S.-D.) repliceeren.
De laatste merkt op, dat het niet de
methode der sociaal-democratie is relletjes
te verwekken in het leger, maar dat zij,
zooals spr. gisteren zeide, wanneer een
oorlog uitbreekt, zal trachten alle bereke
ningen in de war te sturen, door massale
dienstweigering, desnoods door algemeene
werkstaking. Spr. neemt daar geen woord
van tenig, maar men doe niet alsof dit
iets nieuws is.
De minister heeft gezegd, dat de sociaal
democraten dus in moeilijke omstandighe
den de regeering naar de keel zullen vlie
gen. Spr. laat deze uitdrukking voor reke
ning van den minister, maar als deze met
moeilijke omstandigheden bedoelt oorlogs
verklaring of maatregelen, die den oorlog
oproepen, dan zal hij inderdaad de soc.-
demoeratie tegenover zich vinden.
Wij doen aan den oorlog niet meer mee.
En dat is niet alleen spr.'s standpunt, dat
standpunt is aanvaard door het Internatio
naal Vakverbond.
Mej. WESTERMAN (V.-B.) repliceert.
Dc heeren DECKERS (R.-K.), K. TER
LAAN (S.-D.) en TILANUS (C.-H.) repli-
ceeren. De laatste wenscht in het leger
de weerspiegeling te zien van de hcele
natie, ook van de sociaal-democraten. La
ten zij zich niet buiten de natie stellen, zij
zouden spr. en anderen drijven in de rich
ting van het plan Posthuma-Boele tot be
vordering van de vrijwillige dienstneming.
De heer DUMAEll VAN TWIST (A.-R.)
repliceert. Hij heeft den heer Van Zadcl-
hoi'f niet willen interrumpeeren, toen deze
sprak van de internationale vakbeweging.
Hij zou anders gezegd hebben: vriend, dat
is grootspraak. Noch de Duitsche sociaal-
democratie, noch de Duitsche vakbeweging
nemen zijn standpunt m.
De Fransche socialisten zijn voor wape
ning en volgens den heer Stenhuis zouden
de Fransche socialisten, als Mussolini's
troepen tegen Frankrijk optrokken, den
kreet: te wapen! aanheffen. MacDonald
acht afzonderlijke ontwapening onmogelijk.
Het heeft dus geen zin dat de heer Van
Zadelhoff spruk van internationale be
sluiten.
De heer MARCHANT (V.-D.) consta
teert, dat de heer Tilanus gevoeld heeft,
dat een bijzondere vrijwillige landstorm
niet op zijn plaats is. Dat is juist, omdat
de weermacht in handen moet zijn van de
overheid en niet van een particulier. Do
bijzondere vrijwillige landstorm past niet
in ons staatswezen.
De heer ALBARDA (S.-D.) constateert,
dat terwijl de heer Duymaer van Twist de
mededeclingen van den heer v. Zadelhoff
grootspraak noemde, de heer Tilanus er
zooveel waarde aan hechtte, dat hij zeide,
dat hij daardoor tot het stelsel-Posthumus-
Boele zou kunnen worden gedwongen. De
heer Duymaer van Twist speelt steeds man
nen ujt, die ver r»oven de gewone massa
en boven den heer Duymaer van Twist uit
steken.
De heer DUYMAER VAN TWIST: En
boven u.
De heer ALBARDA: Dat erken ik. Ik
zie tegen hen op, maar het past den heet
Duymaer van Twist met wat meer ingeto
genheid over hen te spreken
Spr. betoogt, dat alle sociaal-democraten
over internationale vraagstukken geiijk
denken, doch dat ten aanzien van de na
tionale ontwapening verschillen bestaan,
die voortvloeien uit de verhoudingen voor
ieder land afzonderlijk. In ons land en
speciaal voor ons land meenen de Neder-
landsehc socialisten, dat ontwapening ge
boden is. Renaudcl heeft gezegd, dat, in
dien niet alle middelen van arbitrage eerst
'worden uitgeput, de socialisten in Frank
rijk niet mee zouden doen aan den oorlog,
doch de revolutie zouden ui troepen
De MINISTER: Zegt u dat dan ook, dan
zijn we klaar.
De heer ALBARDA: Op dat standpunt
sta ik. Spr. herinnert er aan, dat verleden
week een door lhO.OOO menschen ondertee
kend manifest aan de Engelsche regeering
is gezonden, waarin deze menschen ver
klaren, dat zij bi; het uitbreken van den
oorlog in geen enkelen vorm daaraan deel
zouden nemen.
De heer HEEMSKERK (A.-R.) wijst
er op, dat Renaudel dus eerst uitputting
der arbitragemiddelen eischt. Maar dat
eischt immers iedereen! Hoe kan een partij
leider dit beschouwen als iets karakte
ristieks voor zijn partij Daarmee doet
hij onrecht aan alle partijen.
Tot den heer Marchant zegt spr., dat het
particuliere van den vrijw. landstorm alleen
zit in de vrijwilligheid; overigens is dit in
stituut uitsluitend regeeringsorgaan, steu
nende op Kon. Besluiten. Het is niet fas
cistisch, maar juist tegenover het fascisme
gesteld. Het fascisme was revolutionair, al
was het misschien de eenige macht, die de
orde kon herstellen, maar in Nederland Is
daarvan natuurlijk geen sprake.
De heer SCHOKKING (C.-H.) betoogt,
dat de heer Tilanus zijn opmerking ge
maakt heeft, omdat hij ten slotte den heer
v. Zadelhoff au sérieux wilde nemen. Ove
rigens was de uitlating van Recaudel,
waarop de heer Albarda zich beriep, gansch
iets anders dan die van den heer v. Zadel
hoff. dat de soc.-demoeraten de regeering?
daden zullen saboteeren.
Wat verstaat Je heer Albarda onder irees-
tclijke ontwapening? Bereikt hij che als I-ij
revolutie maakt, wanneer het niet naar rijn
zin gaat? Willen zij nationale ontwapening
dat is hun recht, maar wat de heer v Za
delhoff zeide was met vredelievende opvat,
linger in strijd
De MINISTER zegt den heer Albarda,
dat in Frankrijk de socialisten van de re
geering eischen, dat zij alle middelen ter
voorkoming van oorlog moet uitputten.
Maar doet de regeering hier te lande dat
dan niet Als zij maatregelen neemt wor
den haar die opgedrongen. De heer v. Za
delhoff heeft gezegd, dat zij de maatrege
len zouden saboteeren als de regeeriDg den
oorlog verklaarde. Dat is een gewichtig
punt. Het is noodig, dat er klaarheid komt
en dat de heeren precies zeggen wat zij
zullen doen als er een oorlog wordt opge
drongen Wij willen daarnaaT onze maat
regelen nemen ten aanzien van hen. tüe in
onze fabrieken enz, werken.
De heer VAN ZADELHOFF: stelt de
zaak anders dan ik heb gezegd.
De MINISTER: Als ons een oorlog wordt
opgedrongen zult u dan een spaak in het
wiel steken, ja of neen (Rumoer).
De heer VAN ZADELHOFF: De kwestie
der neutraliteit is na 1914 eeD geheel an
dere geworden dat vraagstuk moet in den
breede bekeken worden en niet simpel met
ja of neen afgedaan. (Gelach en rumoer).
Inzake den vrijwilligeo landstorm is spr.
het met den heer Heemskerk geheel eens.
De heer MARCHANT' tripliceert. Men
heeft in een rumoerig oogenblik den heer
v. Zadelhoff een verhoor op vraagpunten
willen afnemen. De heeren vergeten, dat
het ook zou kunnen zijn, dat er een re
geering zat, die steunde op een socialisti
sche meerderheid Wanneer hun dan ge
vraagd werdzult gij op ons commando
ten strijde trekken, ja of neen, zouden zij
dan grof ja zeggen? (Stemmen: Natuur
lijk!) Spr. is zoo vrij dit te betwijfelen.
Een ajidcrc kwestie is dit van den vrij-
willigen landstorm. Het gaat er niet om
of de leden daarvan vrijwillig zijn toege
treden, maar of deze macht staat onder
leiding van burgers, van heeren als de heer
Duymaer van Twist en de heer v. Rappard.
De overheid geeft daarmede haar gezag
uit handen; zij moet, nu het nog tijd is,
alle burgerleidevs er uit werken, die de
leden toetsen op hun overtuiging. Doet zij
dat niet, dan voorziet spr. dezelfde ge
volgen als in Oostenrijk
De heer DUYMAER VAN TWIST be
toogt, dat de bijz. vrijwillige landstorm
geheel staat onder leiding der regcering.
De burgers hebben daarin slechts tot taak
de saamhoorigheid te bevorderen, docr een
gezelligen avond, een landdag e.d.
De MINISTER quadrupliceert. Hij ver
klaart dat hij. gehoord de verklaringen va.n
den heer v. Zadelhoff gisteren en heden,
begon te twijfelen aan wat bedoeld was.
Daarom stelde spr. zijn categorische vraag.
De vergadering wordt te 5.55 geschorst
tot des avonds 8 uur.
DE AVONDVERGADERING.
De Indische begrooting Cri-
tiek op de bestuursvorming.
Aan de orde is dc beraadslaging over de
begroeiing van Ned.-Indië voor 1928.
De heer CRAMER (S. D.) is van meening,
dat de Staten-Generaal wel degelijk moet
rekening houden met Indische kwesties en
l ij komt op logen de bewering, dat zij daar
van geen versland zou hebben. Wanneer
zij dat niet deed, zouden de belangen van
Indië worden gelegd in handen van een
kiein groepje Indische Nederlanders, welke
spr. noemt de vertegenwoordigers van het
grootkapitaal.
Voorts komt spr. op tegen de weigering
van toelating van den heer De Visser in
Indië. Men doet daarmee te kort aan de
hoogheid van het l'arlenienc. Wanneer de
lieer De Visser aanleiding zou hebben gege
ven voor onrust, dan was er nog altijd ge
legenheid om hem uit te zetten. Overigens
betwijfelt spr. dat de heer De Visser meer
onrust zou hebben teweeg gebracht dan de
heer Treub op zijn beruchte reis door lndië
eenige jaren geleden heeft gewekt.
Wal de staatkundige toestand van Inaië
betreft, merkt spr. op dat men algemeen
van oordeel is, dat deze yeai zorg baart.
Wanneer de werkelijke oorzaken van de
Indische onlusten niet zijn vastgesteld zal
het ook niet mogelijk zijn om dergelijke be
treurenswaardige onlusten in de toekomst te
voorkomen.
Spr. hoopt, dal dc Minister eens den moei
zal hebben aan de Kamer te verklaren, dat
het in het belang van lndië en van Neder
land beide noodzakelijk is, dal in Indic bij
het bestuursbeleid van koers wordt ver
anderd. Spr. is er van overtuigd, dat verre
weg de meerderheid van de Kamer daarbij
dan aan de zijde van den Minister zal
staan.
Verder merkt spr. op, dat het niet aan
gaat, maar zonder moer de schuld voor de
onlusten toe te schrijven aan de commu
nisten.
Ook van Christelijke zijde in Indië is her
haaldelijk tegen het beleid van den Gouver
neur-Generaal gewaarschuwd, hetgeen spr.
aantoont met eenige citaten.
De Minister maakt zich in de Memorie
van Antwoord wol heel gemakkelijk van
deze kwestie af. Waarom komt men er niet
rond voor uit wanneer er fouten in het be
stuursbeleid zijn.
In dit verband herinnert spr. aan het ge
val van dr. Tjipto en hij betreurt, dat de re
geering niet heeft ingegrepen ten einde de
verbanning van deze beide nobele en popu
laire figuur te voorkomen.
Verder zijn zeer ernstige bestuursfoulen
gemaakt door den bestuursambtenaar Kar-
scn en spr. zal met belangstelling het rap
port afwachten van de commissie, die een
onderzoek heeft in te stellen naar de onlus
ten op Sumatra's Westkust.
Na hel verschijnen van dit rapport is spr.
voornemens een interpellatie aan te vragen
in zake de bestuurshervorming en de be
stuursvoering.
Spr. is van meening. dat naast commu
nistische invloeden de relletjes aan tal van
andere oorzaken moeten worden toegeschre
ven en hij komt tol de conclusie, dat bij on-
gewijzigden koers in het bestuursbeleid ern
stige relletjes in de toekomst niet zijn te
voorkomen.
Aan de communistische invloeden kent
spr. niet zoo groote waarde toe pn hij is van
rripening, dat deze er niet zullen kunnen
gedijen wanneer de bodem er niet voor ge
schikt wordt gemaakt, zooals dat onder het
vijifige regime wel het geval was.
Spr. komt er verder tegen op. dat de so
ciaal-democraten in Indië thans gelijk ge
steld worden met de communisten. In den
raad van Meester Cornelis is zelfs een po
ging gedaan om alle soc.-dem. ambtenaren
te onfriaan. Gelukkig evenwel is die poging
mislukt.
Verder is er een actie gaande tegen de
P. S. I en dergelijke vereenigingen, welke
actie telkens wordt aangewakkerd door bla
den als de Locomotief enz Spr acht het
evenwel een verblijdend teeken. dat de re
geering niet is ingegaan op adviezen van die
bladen en dat zij heeft verklaard, dat het
congres van de P. S I. geen ongunstigen
invloed on haar heeft gehad.
Spr. acht voorts de wijze, waarop de
heeren Trip. Treub. Staal c.s. zich over de
inlander? uiflafen. schandelijk en de bro- I
chure van den heer Treub acht spr. een be-
RECLAME.
Ineens is hei er
Ineens, terwijl Ge een stoel
verzet, een krant opraapt
of een andere oogenschijn-
lijk onschuldige beweging
maakt, schiet de pijn in Uw
rug. Als ge er het minst
op voorbereid bent. krijgt
Ge het Spit in Uw rug.
Hebt Ge Akker*s Klooster
bal ~tm in huis - cn omdat d«t
middel in zoovele gevallm te pai
komt, zlja velen niet gerust, wan
neer niet ecu pot in hun kast
staat - dan kunt Ge U van stond-
aan met dezen weldadigen balsem
laten wrijven. Het zal U verbazen
hoe snel Uw aanval verdwijnt.
AKKER»
Groote pot 60 ct. Zeer groote pot f I.—
Geert Goud zoo goed"
2755
leediging voor het inlandsche volk. Spr.
hoopt, dal de Minister zal opkomen legen de
insinueerende uitlatingen in die brochure
ten aanzien van enkele regenten.
De houding van de Europeesche samen
leving in lndië acht spr. een groot gevaar
voor een rustige ontwikkeling van het in
landsche volk en spr. protesteert er tegen,
dat van die zijde wordt opgekomen tegen
elke poging om de inlanders eenige mede
zeggenschap te geven.
Ten slotie merkt spr. op, dat niet alleen
in Indië zelf stemmen opgaan tegen het be
leid van den Gouverneur-Generaal, maar
dat ook in de Hollandsche pers het bestuurs
beleid werd afgekeurd.
Ook deze Memorie van Antwoord geeft
ons volgens spr. niet veel hoop, dat er in
den te volgen koers verandering zal worden
gebracht.
Wat de begrooling betreft maakt spr. er
ernstig bezwaar tegen, dat voor politie en
andere maatregelen ter handhaving van het
gezag 13 millioen meer is uitgetrokken, ter-
wel voor sociale en cultureele doeleinden
weinig méér op de begrooting is gebracht.
Ook legen het beleid van den tegenwoor-
digen Gouverneur-Generaal hebben spr. en
de zijnen ernstig bezwaar, maar zij willen
geenszins aansturen op den val van dezen
bewindsman, gelijk de Ondernomersraai
van plan is, als de voorleekenen niet bedrie
gen. Spr. wenscht een loyale oppositie te
voeren en daarbij zal men zich ernstig heb
ben af te vragen hoe de koloniale politiek
moet zijn en welken koers daarbij zal zijn
in te slaan.
Over dezen koers heeft de Kamer ook een
woordje te zeggen.
In dit verband zegt spr. dal hij bij enkele
groepen in deze Kamer reeds eenige kente
ring heeft meenen te bespeuren en hij
hoopt, dat ook bij de Kalh. Staatspartij een
verandering van den kolonialen koers zal
zijn te conslateeren. Verder geeft spr. de
Christelijke fracties in overweging, hel oor
eens te luisteren te leggen bij hun menschen
van de zending.
Hoe de verhouding tusschcn Indië en Ne
derland in de toekomst zal zijn, valt op hot
oogenblik moeilijk te zeggen. Deze hangt
geheel af van de te volgen koloniale poli
tiek. Spr. hoopt dat die verhouding vriend
schappelijk zal zijn, maar daarvoor is een
geheole wijziging van de koloniale politiek
noodig.
Met sympathie begroet spr. het streven
der Ooslersche volken naar onafhankelijk
heid en hij hoopt, dat de toekomst zal bren
gen verwerkelijking van hot streven der
soc.-dem. partij, nl. een Indië met zelfbe
stuur.
De heer JOEKES V.-D.) gaf allereerst een
overzicht van dc nieuwe Indische staa's-
regcling en van de beteekenis van de
nieuwe positie, welke de Gouverneur-Gene
raal daardoor heeft ingenomen.
Hel Eerste Kamerlid De Savornin Lobman
was van mcening. dat in do staatkundige
verhouding en in de positie van den G -G.
geen wijziging was gebracht
Deze opvatting acht spr. onjuist en hij
herinnert daarbij aan de strekking, welke
de Grondwetswijziging van 1922 te dezen
opzichte had
Nu zijn door een amendement-Feber aan
art. 1 der Indische Staatsregeling toege
voegd de woorden- met inachtneming van
*s Konings bevelen. Maar in het artikel over
do wetgevende bevoegdheid van den Gou-
vcrneur-Generaal ontbreken die woorden.
Men kan dus niet beweren, dat de oude
toestand gehandhaafd is. WeJ zweert de
Gouverneur-Generaal getrouwheid aan den
Koning, maar ook de Kroon en de Regce
ring moeten in de eerste plaats getrouw
zijn aan de wet Wel is de ambtelijke ver
houding tusschen den Gouverneur-Generaal
en de Regeering gebleven: maar beslissend
over de vraag of er in die verhouding iets