68ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 16 December 1927 Derde Blad No. 20785 TWEEDE KAMER. Ruwe Schrale Huid in den rug KI oosterbalsem De rijwielbelasting op I 2.50 bepaald Felle debatten over de oorlogsbegrooting De minister contra den heer Van Zadelhoff. (Zitting van gisteren.) De VOORZITTER stelt voor a.s. Dinsdag 1 uur te behandelen de motie-Van Rappard en Oud betreffende afschaffing van den gcslachtsaccijns. Aldus besloten. Voorts stelt de Voorzitter voor, eveneens op de agenda voor Dinsdag te plaatsen het wetsontwerp betreffende verlaging der in komstenbelasting. De heer J. TER LAAN (S.-D.) heeft tegen dit laatste bezwaar. Hij acht het niet juist, in den drukken begrootingstijd dit belang rijke ontwerp, waaraan zooveel vraagstuk ken vastzitten, te behandelen en wijst er op dat de wet pas 1 Mei in werking behoeft te treden. Er is dus alle tijd voor behande ling na het reces. De VOORZITTER zegt, dat de vraagstuk ken, die met dit ontwerp samenhangen, reeds bij de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting zijn besproken. Er is geen reden, in herhaling te treden. De re- gcering stelt prijs op behandeling vóór het reces in verband met inningsmoeilijkheden. Het voorstel van den Voorzitter wordt aangenomen met 49 tegen 16 stemmen. De rijwielbelasting. De heer H1EMSTRA (S.-D.) juicht de ver schuiving van het belastingjaar toe, evenals de uitbreiding van het aantal vrijstellingen Hij betreurt echter, dat de minister niet ver der gegaan is met de' verlaging dan tot f 2.50 Hij dringt er op aan. een stapje verder te gaan met de verlaging. Indertijd, bij de be handeling der Wegenbelasting heeft de mi nister een verlaging lot 2 gulden in uit zicht gesteld Tel verwachten is, dat de opbrengst der Wegenbelasting nog meer zal stijgen, zoodat een verlaging tot f2 zeker mogelijk zal zijn. De he'er v d. HEUVEL (A.-R.) heeft wei nig sympathie voor dit ontwerp. Hij acht de verlaging, die thans wordt voorgesteld, al te onbetcekenend. Spr. zou het beter hebben geacht als het berijden van bepaalde wegen werd vrijge steld van wegenbelasting. Do heer v. GIJN (V.-B.) betoogt, dat de minister den belastingbetalers reeds is tege moet gekomen door den termijn voor dezen keer op 19 maanden te stellen. Spr. meent, dat de regeering haar beloften royaal is na gekomen. De Minister van Financiën de heer DE GEER, zegt, dat hij indertijd alleen heeft toegezegd, dat hij het surplus d€t autobelas ting, zou aanwenden tot verlaging der rijwielbelasting Zooals de verlaging nu wordt voorgesteld, zal zij vooral gevoeld worden in groote gezinnen. Het denkbee'ld van den heer v. d. Heuvel is nog niet eens besproken. De toepassing daarvan zal wel moeien afsluiten op controle-moeilijkheden. Do heer H1EMSTRA repliceert De heer H1EMSTRA (S.-D.) verdedigt een amendement om de rijwielbelasting teTug te brengen tot f 2. Hij is bereid zijn amende ment in te trekken als de minister toezegt, dat hij deze verlaging zal toepassen als het mogelijk is met het oog op de opbrengst van de zgitobelasting. De MINISTER verklaart het amendement onaannemelijk Het is niet de bedoeling het normale accres van de autobelasling telkens te bezigen tot verlaging der rijwielbelasting. Do heer OUD (V.D.) zegt, dat sprekers fractie' op het standpunt staat, dat de rijwiel belasting moet verdwijnen. Nu de minister he amendement onaannemelijk verklaart, zal hij echter zijn ontwerp intrekken als het amendement toch wordt aangenomen. Daar om zal 9preker fractie tegen het amende ment stemmen. De heer ALBARDA komt tegen de hou ding van den minister op, omdat hij het ver keerd acht het parlement te dwinge'n door een onaannemelijkverklaring. Het amendement wordt verworpen met 56 tegen 18 stemmen. Het ontwerp wordt aangenomen z.h.st. Dit is ook hot geval met de overige punten, Oorlogsbegrooting. Voortgezet worden de beraadslagingen over de oorlogsbegrooting. MINISTER LAMBOOY. De MINISTER VAN OORLOG betoogt, dat Nederland zoo mogelijk bij een evep- tueelen oorlog het gebruik van gifgassen zal voorkomen. Het gaat echter niet aan, het betreffende protocol eenzijdig te onder teekenen. omdat wij dan weerloos zonden RECLAME. 2743 slaan tegenover den vijand, die de gassen wel gebruikt. Spr. acht het van groote beteekenis, dat de onbereden artillerie onder commando van den commandant van het veldleger komt. Dit is van belang voor de eenheid in de oorschriften, in verband met de samen werking met het veldleger. De heer Van Dijk zal ook zien. dat in de nieuwe instruc ties voor den chef van den staf en den commandant van het veldleger, die reeds door de Koningin zijn goedgekeurd, dat één der twee luitenants-generaal in oorlogstijd tot opperbevelhebber kan worden benoemd. Den heer v. Rappard kan de minister ge ruststellen ten opzichte van de materieele verzorging van het leger. In 1923 werd daanoor uitgegeven 67* millioen. in 192S is daardoor uitgetrokken 9.3 millioen. De uitgaven daarvoor zijn dus gestegen van 10 op 16 pCt. Wat de raming voor de lueht- vaarlafdeeling betreft, deze kon worden ver laagd. aangezien in de jaren 19221926 bij de luchtvaartafdeeling 2 ton onbesteed is gebleven. Er zijn thans 185 gevechtsvlieg tuigen en 57 schoolvliegtuigen. Het aantal vliegers bij land- en zeemacht bedraagt 112 en er zijn er -18 in opleiding. De geoefendheid van het leger is goed, dit is wel gebleken bij de jongste manoeu vres. De oefenrapporten van het afgeloopen jaar zal de Minister aan de Kamer over leggen. Bij geen enkel wapen is er tekort aan be roepsofficieren behoudens bij de artillerie, waar één luitenant te weinig is. De cava lerie heeft 66 beroepsofficieren, d.i. 27 pCt. van de oorlogsorganisaties. Spr. zal over wegen of het mogelijk is jongelui, die zich aanmelden voor het reservekader mot de bedoeling om beroepsofficier te worden, in de eerste plaats toe te laten tot de K. M. A. Wat de dubbclrangen betreft, deze be schouwt de Minister als een noodzakelijk kwaad. Niemand heeft een andere oplossing aan de hand gedaan om bij mobilisatie de beschikking te hebben over het benoodigde aantal officieren. Spr. antwoordt den heer Oud, dat alle officiersplaalsen bij de administratie, die door onderofficieren kunnen worden bezet, reeds door hen bezet zijn. Voor toelagen aan marechaussees is geen aanleiding aanwezig. In zake het georgani seerd overleg meent de minister, dat deze zaak goed geregeld is. Afschaffing der bij zondere commissies en die laten vloeien in de Centrale Commissie, zou zeker niet zijn overeenkomstig den wensch van het per soneel. Het is bij steekproeven nimmer gebleken, dat er onvoldoende kadersterkte is. Zelfs al moet er eens een detacheering plaats heb ben, dan is er nog geen gevaar. Spr. is ech ter bereid de verdere afvloeiing bij de on bereden artillerie niet weer gedwongen, doch vrijwillig te doen geschieden. Wat de marechaussees betreft, deze ko men gewoonlijk op 22-jarigen leeftijd in dienst en kunnen dan op 28-jarigen leeftijd huwen. De toestand voor hen zal gunstiger worden, want 24 woningen zijn spoedig ge reed en als het departement van Justitie meegaat, zullen er nog 30 hij komen. De vredessterkte aan paarden acht spr. voldoende. De korte africhting, gedurende negen maanden, van de paarden heeft geen bezwaren opgeleverd. Aan de kazerneering kan men geen eischcn stellen als aan een hui^camer, maar de toestand is voldoende, al is het volmaakte nog niet bereikt. Spr. kan niet overgaan tot het bouwen van droogloodsen, die slechts korten tijd in gebruik zou den 7^n. Mej. Wester man wilde vrouwen bij de intendance zien aangesteld. Spr. echter meent, dat de verpleging voldoende ver zorgd is en dat voor de kleeding uitsluitend militaire eischen moeten gelden. Ook zou spr. de militaire schrijvers niet willen ver vangen door vrouwelijke typistes. Voor het mobiel maken van 15 c.M. ka nonnen voelt spr. veel. In zake de instelling van een door den heer Van Rappard gewenschte weerbelas- ling merkt spr. op, dat dit in de eerste plaats een zaak is voor den minister van Financiën. Doch spr. wijst er op, dat de druk niet alleen verschillend is voor hen, die dienen moeten en hen, die daarvan vrij blijven, doch dat de druk voor de dienst plichtigen toch zeer verschillend is en dat onder de niet-dienenden ook vele afgekeur- den behooren, die toch al moeilijk door het leven gaan. Spr. zal de zaak echter met den minister van Financiën bespreken. Wat de vraag betreft of spr. marechaus see te Gemert wil slationneeren, merkt spr, op, dat zijn voorganger juist het aantal gar nizoenen heeft ingekrompen en dat hij niet bereid is het weder uit te breiden. In verband rnet de kwestie-Woerden is gevraagd of het departement wel voldoende aandacht schenkt aan de opmerkingen van de Algemeene Rekenkamer. Dit is inderdaad het gevat, er is een zeer ernstige samen werking. De brieven van den bedrijfschef te Woerden gaven geen aanleiding lot de gedachte aan fraude. De controle is niet uitsluitend formeel; de ambtenaren hebben de opdracht om ook aard en omvang der posten na te gaan. Wat de „knoeierijen" te 's-Hertogenbosch betreft, heeft spr. den indruk gekregen, dat indien er jaren geleden iets gebeurd is, dit toch van zeer geringe beteekenis is. Niette min heeft spr. een justitioneel onderzoek gelast. De heeren VAN RAPPARD (V.-tf.). VAN DIJK (A.-R.) en VAN ZADELHOFF (S.-D.) repliceeren. De laatste merkt op, dat het niet de methode der sociaal-democratie is relletjes te verwekken in het leger, maar dat zij, zooals spr. gisteren zeide, wanneer een oorlog uitbreekt, zal trachten alle bereke ningen in de war te sturen, door massale dienstweigering, desnoods door algemeene werkstaking. Spr. neemt daar geen woord van tenig, maar men doe niet alsof dit iets nieuws is. De minister heeft gezegd, dat de sociaal democraten dus in moeilijke omstandighe den de regeering naar de keel zullen vlie gen. Spr. laat deze uitdrukking voor reke ning van den minister, maar als deze met moeilijke omstandigheden bedoelt oorlogs verklaring of maatregelen, die den oorlog oproepen, dan zal hij inderdaad de soc.- demoeratie tegenover zich vinden. Wij doen aan den oorlog niet meer mee. En dat is niet alleen spr.'s standpunt, dat standpunt is aanvaard door het Internatio naal Vakverbond. Mej. WESTERMAN (V.-B.) repliceert. Dc heeren DECKERS (R.-K.), K. TER LAAN (S.-D.) en TILANUS (C.-H.) repli- ceeren. De laatste wenscht in het leger de weerspiegeling te zien van de hcele natie, ook van de sociaal-democraten. La ten zij zich niet buiten de natie stellen, zij zouden spr. en anderen drijven in de rich ting van het plan Posthuma-Boele tot be vordering van de vrijwillige dienstneming. De heer DUMAEll VAN TWIST (A.-R.) repliceert. Hij heeft den heer Van Zadcl- hoi'f niet willen interrumpeeren, toen deze sprak van de internationale vakbeweging. Hij zou anders gezegd hebben: vriend, dat is grootspraak. Noch de Duitsche sociaal- democratie, noch de Duitsche vakbeweging nemen zijn standpunt m. De Fransche socialisten zijn voor wape ning en volgens den heer Stenhuis zouden de Fransche socialisten, als Mussolini's troepen tegen Frankrijk optrokken, den kreet: te wapen! aanheffen. MacDonald acht afzonderlijke ontwapening onmogelijk. Het heeft dus geen zin dat de heer Van Zadelhoff spruk van internationale be sluiten. De heer MARCHANT (V.-D.) consta teert, dat de heer Tilanus gevoeld heeft, dat een bijzondere vrijwillige landstorm niet op zijn plaats is. Dat is juist, omdat de weermacht in handen moet zijn van de overheid en niet van een particulier. Do bijzondere vrijwillige landstorm past niet in ons staatswezen. De heer ALBARDA (S.-D.) constateert, dat terwijl de heer Duymaer van Twist de mededeclingen van den heer v. Zadelhoff grootspraak noemde, de heer Tilanus er zooveel waarde aan hechtte, dat hij zeide, dat hij daardoor tot het stelsel-Posthumus- Boele zou kunnen worden gedwongen. De heer Duymaer van Twist speelt steeds man nen ujt, die ver r»oven de gewone massa en boven den heer Duymaer van Twist uit steken. De heer DUYMAER VAN TWIST: En boven u. De heer ALBARDA: Dat erken ik. Ik zie tegen hen op, maar het past den heet Duymaer van Twist met wat meer ingeto genheid over hen te spreken Spr. betoogt, dat alle sociaal-democraten over internationale vraagstukken geiijk denken, doch dat ten aanzien van de na tionale ontwapening verschillen bestaan, die voortvloeien uit de verhoudingen voor ieder land afzonderlijk. In ons land en speciaal voor ons land meenen de Neder- landsehc socialisten, dat ontwapening ge boden is. Renaudcl heeft gezegd, dat, in dien niet alle middelen van arbitrage eerst 'worden uitgeput, de socialisten in Frank rijk niet mee zouden doen aan den oorlog, doch de revolutie zouden ui troepen De MINISTER: Zegt u dat dan ook, dan zijn we klaar. De heer ALBARDA: Op dat standpunt sta ik. Spr. herinnert er aan, dat verleden week een door lhO.OOO menschen ondertee kend manifest aan de Engelsche regeering is gezonden, waarin deze menschen ver klaren, dat zij bi; het uitbreken van den oorlog in geen enkelen vorm daaraan deel zouden nemen. De heer HEEMSKERK (A.-R.) wijst er op, dat Renaudel dus eerst uitputting der arbitragemiddelen eischt. Maar dat eischt immers iedereen! Hoe kan een partij leider dit beschouwen als iets karakte ristieks voor zijn partij Daarmee doet hij onrecht aan alle partijen. Tot den heer Marchant zegt spr., dat het particuliere van den vrijw. landstorm alleen zit in de vrijwilligheid; overigens is dit in stituut uitsluitend regeeringsorgaan, steu nende op Kon. Besluiten. Het is niet fas cistisch, maar juist tegenover het fascisme gesteld. Het fascisme was revolutionair, al was het misschien de eenige macht, die de orde kon herstellen, maar in Nederland Is daarvan natuurlijk geen sprake. De heer SCHOKKING (C.-H.) betoogt, dat de heer Tilanus zijn opmerking ge maakt heeft, omdat hij ten slotte den heer v. Zadelhoff au sérieux wilde nemen. Ove rigens was de uitlating van Recaudel, waarop de heer Albarda zich beriep, gansch iets anders dan die van den heer v. Zadel hoff. dat de soc.-demoeraten de regeering? daden zullen saboteeren. Wat verstaat Je heer Albarda onder irees- tclijke ontwapening? Bereikt hij che als I-ij revolutie maakt, wanneer het niet naar rijn zin gaat? Willen zij nationale ontwapening dat is hun recht, maar wat de heer v Za delhoff zeide was met vredelievende opvat, linger in strijd De MINISTER zegt den heer Albarda, dat in Frankrijk de socialisten van de re geering eischen, dat zij alle middelen ter voorkoming van oorlog moet uitputten. Maar doet de regeering hier te lande dat dan niet Als zij maatregelen neemt wor den haar die opgedrongen. De heer v. Za delhoff heeft gezegd, dat zij de maatrege len zouden saboteeren als de regeeriDg den oorlog verklaarde. Dat is een gewichtig punt. Het is noodig, dat er klaarheid komt en dat de heeren precies zeggen wat zij zullen doen als er een oorlog wordt opge drongen Wij willen daarnaaT onze maat regelen nemen ten aanzien van hen. tüe in onze fabrieken enz, werken. De heer VAN ZADELHOFF: stelt de zaak anders dan ik heb gezegd. De MINISTER: Als ons een oorlog wordt opgedrongen zult u dan een spaak in het wiel steken, ja of neen (Rumoer). De heer VAN ZADELHOFF: De kwestie der neutraliteit is na 1914 eeD geheel an dere geworden dat vraagstuk moet in den breede bekeken worden en niet simpel met ja of neen afgedaan. (Gelach en rumoer). Inzake den vrijwilligeo landstorm is spr. het met den heer Heemskerk geheel eens. De heer MARCHANT' tripliceert. Men heeft in een rumoerig oogenblik den heer v. Zadelhoff een verhoor op vraagpunten willen afnemen. De heeren vergeten, dat het ook zou kunnen zijn, dat er een re geering zat, die steunde op een socialisti sche meerderheid Wanneer hun dan ge vraagd werdzult gij op ons commando ten strijde trekken, ja of neen, zouden zij dan grof ja zeggen? (Stemmen: Natuur lijk!) Spr. is zoo vrij dit te betwijfelen. Een ajidcrc kwestie is dit van den vrij- willigen landstorm. Het gaat er niet om of de leden daarvan vrijwillig zijn toege treden, maar of deze macht staat onder leiding van burgers, van heeren als de heer Duymaer van Twist en de heer v. Rappard. De overheid geeft daarmede haar gezag uit handen; zij moet, nu het nog tijd is, alle burgerleidevs er uit werken, die de leden toetsen op hun overtuiging. Doet zij dat niet, dan voorziet spr. dezelfde ge volgen als in Oostenrijk De heer DUYMAER VAN TWIST be toogt, dat de bijz. vrijwillige landstorm geheel staat onder leiding der regcering. De burgers hebben daarin slechts tot taak de saamhoorigheid te bevorderen, docr een gezelligen avond, een landdag e.d. De MINISTER quadrupliceert. Hij ver klaart dat hij. gehoord de verklaringen va.n den heer v. Zadelhoff gisteren en heden, begon te twijfelen aan wat bedoeld was. Daarom stelde spr. zijn categorische vraag. De vergadering wordt te 5.55 geschorst tot des avonds 8 uur. DE AVONDVERGADERING. De Indische begrooting Cri- tiek op de bestuursvorming. Aan de orde is dc beraadslaging over de begroeiing van Ned.-Indië voor 1928. De heer CRAMER (S. D.) is van meening, dat de Staten-Generaal wel degelijk moet rekening houden met Indische kwesties en l ij komt op logen de bewering, dat zij daar van geen versland zou hebben. Wanneer zij dat niet deed, zouden de belangen van Indië worden gelegd in handen van een kiein groepje Indische Nederlanders, welke spr. noemt de vertegenwoordigers van het grootkapitaal. Voorts komt spr. op tegen de weigering van toelating van den heer De Visser in Indië. Men doet daarmee te kort aan de hoogheid van het l'arlenienc. Wanneer de lieer De Visser aanleiding zou hebben gege ven voor onrust, dan was er nog altijd ge legenheid om hem uit te zetten. Overigens betwijfelt spr. dat de heer De Visser meer onrust zou hebben teweeg gebracht dan de heer Treub op zijn beruchte reis door lndië eenige jaren geleden heeft gewekt. Wal de staatkundige toestand van Inaië betreft, merkt spr. op dat men algemeen van oordeel is, dat deze yeai zorg baart. Wanneer de werkelijke oorzaken van de Indische onlusten niet zijn vastgesteld zal het ook niet mogelijk zijn om dergelijke be treurenswaardige onlusten in de toekomst te voorkomen. Spr. hoopt, dal dc Minister eens den moei zal hebben aan de Kamer te verklaren, dat het in het belang van lndië en van Neder land beide noodzakelijk is, dal in Indic bij het bestuursbeleid van koers wordt ver anderd. Spr. is er van overtuigd, dat verre weg de meerderheid van de Kamer daarbij dan aan de zijde van den Minister zal staan. Verder merkt spr. op, dat het niet aan gaat, maar zonder moer de schuld voor de onlusten toe te schrijven aan de commu nisten. Ook van Christelijke zijde in Indië is her haaldelijk tegen het beleid van den Gouver neur-Generaal gewaarschuwd, hetgeen spr. aantoont met eenige citaten. De Minister maakt zich in de Memorie van Antwoord wol heel gemakkelijk van deze kwestie af. Waarom komt men er niet rond voor uit wanneer er fouten in het be stuursbeleid zijn. In dit verband herinnert spr. aan het ge val van dr. Tjipto en hij betreurt, dat de re geering niet heeft ingegrepen ten einde de verbanning van deze beide nobele en popu laire figuur te voorkomen. Verder zijn zeer ernstige bestuursfoulen gemaakt door den bestuursambtenaar Kar- scn en spr. zal met belangstelling het rap port afwachten van de commissie, die een onderzoek heeft in te stellen naar de onlus ten op Sumatra's Westkust. Na hel verschijnen van dit rapport is spr. voornemens een interpellatie aan te vragen in zake de bestuurshervorming en de be stuursvoering. Spr. is van meening. dat naast commu nistische invloeden de relletjes aan tal van andere oorzaken moeten worden toegeschre ven en hij komt tol de conclusie, dat bij on- gewijzigden koers in het bestuursbeleid ern stige relletjes in de toekomst niet zijn te voorkomen. Aan de communistische invloeden kent spr. niet zoo groote waarde toe pn hij is van rripening, dat deze er niet zullen kunnen gedijen wanneer de bodem er niet voor ge schikt wordt gemaakt, zooals dat onder het vijifige regime wel het geval was. Spr. komt er verder tegen op. dat de so ciaal-democraten in Indië thans gelijk ge steld worden met de communisten. In den raad van Meester Cornelis is zelfs een po ging gedaan om alle soc.-dem. ambtenaren te onfriaan. Gelukkig evenwel is die poging mislukt. Verder is er een actie gaande tegen de P. S. I en dergelijke vereenigingen, welke actie telkens wordt aangewakkerd door bla den als de Locomotief enz Spr acht het evenwel een verblijdend teeken. dat de re geering niet is ingegaan op adviezen van die bladen en dat zij heeft verklaard, dat het congres van de P. S I. geen ongunstigen invloed on haar heeft gehad. Spr. acht voorts de wijze, waarop de heeren Trip. Treub. Staal c.s. zich over de inlander? uiflafen. schandelijk en de bro- I chure van den heer Treub acht spr. een be- RECLAME. Ineens is hei er Ineens, terwijl Ge een stoel verzet, een krant opraapt of een andere oogenschijn- lijk onschuldige beweging maakt, schiet de pijn in Uw rug. Als ge er het minst op voorbereid bent. krijgt Ge het Spit in Uw rug. Hebt Ge Akker*s Klooster bal ~tm in huis - cn omdat d«t middel in zoovele gevallm te pai komt, zlja velen niet gerust, wan neer niet ecu pot in hun kast staat - dan kunt Ge U van stond- aan met dezen weldadigen balsem laten wrijven. Het zal U verbazen hoe snel Uw aanval verdwijnt. AKKER» Groote pot 60 ct. Zeer groote pot f I.— Geert Goud zoo goed" 2755 leediging voor het inlandsche volk. Spr. hoopt, dal de Minister zal opkomen legen de insinueerende uitlatingen in die brochure ten aanzien van enkele regenten. De houding van de Europeesche samen leving in lndië acht spr. een groot gevaar voor een rustige ontwikkeling van het in landsche volk en spr. protesteert er tegen, dat van die zijde wordt opgekomen tegen elke poging om de inlanders eenige mede zeggenschap te geven. Ten slotie merkt spr. op, dat niet alleen in Indië zelf stemmen opgaan tegen het be leid van den Gouverneur-Generaal, maar dat ook in de Hollandsche pers het bestuurs beleid werd afgekeurd. Ook deze Memorie van Antwoord geeft ons volgens spr. niet veel hoop, dat er in den te volgen koers verandering zal worden gebracht. Wat de begrooling betreft maakt spr. er ernstig bezwaar tegen, dat voor politie en andere maatregelen ter handhaving van het gezag 13 millioen meer is uitgetrokken, ter- wel voor sociale en cultureele doeleinden weinig méér op de begrooting is gebracht. Ook legen het beleid van den tegenwoor- digen Gouverneur-Generaal hebben spr. en de zijnen ernstig bezwaar, maar zij willen geenszins aansturen op den val van dezen bewindsman, gelijk de Ondernomersraai van plan is, als de voorleekenen niet bedrie gen. Spr. wenscht een loyale oppositie te voeren en daarbij zal men zich ernstig heb ben af te vragen hoe de koloniale politiek moet zijn en welken koers daarbij zal zijn in te slaan. Over dezen koers heeft de Kamer ook een woordje te zeggen. In dit verband zegt spr. dal hij bij enkele groepen in deze Kamer reeds eenige kente ring heeft meenen te bespeuren en hij hoopt, dat ook bij de Kalh. Staatspartij een verandering van den kolonialen koers zal zijn te conslateeren. Verder geeft spr. de Christelijke fracties in overweging, hel oor eens te luisteren te leggen bij hun menschen van de zending. Hoe de verhouding tusschcn Indië en Ne derland in de toekomst zal zijn, valt op hot oogenblik moeilijk te zeggen. Deze hangt geheel af van de te volgen koloniale poli tiek. Spr. hoopt dat die verhouding vriend schappelijk zal zijn, maar daarvoor is een geheole wijziging van de koloniale politiek noodig. Met sympathie begroet spr. het streven der Ooslersche volken naar onafhankelijk heid en hij hoopt, dat de toekomst zal bren gen verwerkelijking van hot streven der soc.-dem. partij, nl. een Indië met zelfbe stuur. De heer JOEKES V.-D.) gaf allereerst een overzicht van dc nieuwe Indische staa's- regcling en van de beteekenis van de nieuwe positie, welke de Gouverneur-Gene raal daardoor heeft ingenomen. Hel Eerste Kamerlid De Savornin Lobman was van mcening. dat in do staatkundige verhouding en in de positie van den G -G. geen wijziging was gebracht Deze opvatting acht spr. onjuist en hij herinnert daarbij aan de strekking, welke de Grondwetswijziging van 1922 te dezen opzichte had Nu zijn door een amendement-Feber aan art. 1 der Indische Staatsregeling toege voegd de woorden- met inachtneming van *s Konings bevelen. Maar in het artikel over do wetgevende bevoegdheid van den Gou- vcrneur-Generaal ontbreken die woorden. Men kan dus niet beweren, dat de oude toestand gehandhaafd is. WeJ zweert de Gouverneur-Generaal getrouwheid aan den Koning, maar ook de Kroon en de Regce ring moeten in de eerste plaats getrouw zijn aan de wet Wel is de ambtelijke ver houding tusschen den Gouverneur-Generaal en de Regeering gebleven: maar beslissend over de vraag of er in die verhouding iets

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 9