11 éemé vergoeding wenschen bij den Postchèque- in Girodienst. Spr. heeft den indruk, dat men bij beper king van bestellingsdiensten verder gaat dan wenschelijk is. Hij vestigde ook nog eens d-a aandacht op te zware tasschen der bestel lers en op het feit, dal bij den postchèque- en girodienst ruim 500 ambtenaren werk zaam zijn op arbeidscontract. Spr. verzoekt den Minister te bevorderen, dat deze men- schen als gewone ambtenaren worden be schouwd in dien zin, dat zij den huwelijks- en kindertoeslag ontvangen. Mevr. BAKKER—NORT (V. D.) komt op tegen de afschaffing der avondbe9telling te Groningen. Een brief, die na 9 uur 's och tends ter post wordt bezorgd, komt dien dag niet meer in Groningen bij den geadres seerde. Namens de verschillende partijen in de Kamer dient spreekster de volgende motie in: De Kamer, van oordeel, dat door de bij wijze van proef gedane afschaffing der avondbestelling van den postdienst te Gro ningen, vooral door de excentrische ligging van deze derde koopstad des lands, de be langen van handel en verkeer aldaar ernstig worden benadeeld, verzoekt den Minister zoo spoedig mogelijk over te gaan tot weder instelling van deze bestelling. De vergadering wordt hierop geschorst tot 's avonds. DE AVONDVERGADERING. Juatitie-begrooting De algemeene beschouwingen Minister Donner verde- digi zijn beleid. Aan de orde is de voortzetting van de be handeling der Juslitiebegrooting voor 1928. De algemeene beschouwingen over de tweede afdeeling (kosten van de rechterlijke macht) worden geopend. Mevr. BAKKER—NORT (V. D.) bespreekt de salarisregeling voor de scholen der rech terlijke- macht. Deze salarissen zijn te laag, gelijk de Minister zelf van de aanvangs salarissen erkent. Daardoor wordt de toe treding tot de rechterlijke macht afgesloten voor tal van bekwame, jonge, frissche en sociaal voelende juristen. Ook dreigt de rech terlijke macht daardoor te eenzijdig te wor den samengesteld. Spr. hoopt, dat bij de herziening van de salarissen ook aandacht zal worden geschonken aan deze zeer zeker te lage salarissen. De heer VAN SASSE VAN YSSELT (R.K.) het geval bij de verkiezingen te Aardenburg besprekende, waarbij de officier van justitie te Middelburg toezicht heeft gehouden, zegt van meening te zijn, dat de taak van den officier van justitie eerst begint, wanneer een strafbaar feit is gepleegd. De officier van justitie staat volgens spr. te hoog om op te treden als opsporingsambtenaar. Het ware daarom beter wanneer de officier van justitie het toezicht had overgelaten aan den burgemeester. Voorts wordt door het optreden van den officier van justitie als surveilleerend amb tenaar bij de stembus een blaam geworpen op de leden van het stembureau. Bovendien waren de substituut-officier en de hem vergezellende kapitein der mare chaussee geen kiezers in het betreffende kiesdistrict. Volgens de Kieswet heeft alleen de voorzitter van het stembureau de leiding bij de verkiezingen en wanneer spr. daar voorzitter was geweest, zou hij beide heeren hebben verzocht het afgesloten gedeelte te verlaten, en wanneer zij aan dat verzoek geen gevolg hadden gegeven, zou hij hen er uit hebben laten gooien, op grond van over treding der Kieswet. Spr. acht een optreden als is geschied niet in het belang der justitie zelf en hij hoopt, dat deze kwestie zich in de toekomst niet weer zal herhalen. Mej. KATZ (C. H.) bespreekt de bezetting van de rechtbank te Amsterdam. Het aantal strafzaken breidt zich zeer uit en in 1926 zijn reeds niet minder dan 4093 strafzaken behandeld, waarvan 300 appèlzaken van het kantongerecht en 984 belastingzaken. Dit aantal zaken is aanmerkelijk grooter dan dat bv. in Den Haag. Het gevolg van die toe neming is een belangrijke achterstand, ter wijl verder allerlei onmogelijke combinaties noodzakelijk zijn, om een kamer te kunnen vormen. Uitbreiding van het aantal rechters is dan ook beslist urgent. Daarna bespreekt mej. Katz het geval te Aardenburg. Spr. kan niet begrijpen, dat de heer Van Sasse van Yssell bezwaar kan heb ben tegen het optreden van den officier van justitie. Integendeel acht 'spr. een dergelijk optreden volkomen juist en mede in het be lang der verkiezingen. De heer BEUMER (A. R.) wenscht te spre ken over den slemdwang. Uit een circulaire van den Minister van Binnenlandsche Za ken aan de Eerste Kamer blijkt, dat in het jaar 1925 wegens het niet voldoen aan den stemplicht 285.000 personen zijn vervolgd on dat voor deze vervolging uit de publieke kas niet minder dan f 285.000 moest worden betaald. Wel staan hier eenige inkomsten uit opgelegde boeten tegenover, maar toch acht spr. een dergelijk bedrag veel te hoog. Spr. blijft dan ook met klem aandringen op afschaffing van de poenale sanctie bij de verkiezingen. Een gevolg van dezen stemdwang is, dat velen die op deze wijze worden gedwongen naar de stembus te gaan, uit protest daar tegen blanco stemmen. Vervolgens constateert spr., dat van de vonnissen van den kantonrechter geen be roep en geen cassatie openstaat. Spr. herinnert dan aan een vonnis van den kantonrechter te Utrecht, waarbij iemand die gewetensbezwaren tegen het stemmen had wel schuldig werd verklaard, maar niet tot eenige straf werd veroordeeld, omdat de kantonrechter in het hebben van gewetensbezwaren een geldige reden van verhindering zag en hij op grond daarvan art. 150 lid 3 der Kieswet toepaste Spr. is van oordeel, dat dit artikel gewijzigd behoort ie worden, in dien zin, dat iemand die een geldige redpn van verhindering heeft, wordt ontslagen van rechtsvervolging. Ten slotte becrifispert spr de wijze waar op de overtredingen van de Kieswet dooT den kantonrechter worden behandeld De zaken worden vlug achter elkaar afgedaan, de betrokkene krijgt geen gelegenheid om maar een enkel woord van verweer in het midden te brengen, terwijl veelal een va9te boete van f 3 wordt opgelegd. Dit is volgens spr. geen juiste berechling en daarin dient spoedig verandering te komen. De heer KLEEREKOPER (S.D.) dringt er op aan. dat de Boetewet bij arbeidsover- tredingen streng gehandhaafd zal worden en dat er voorts op zal worden gelet dat door de ambtenaren van het O M recidive wordt ten laste gelegd, zoo die aanwezig is. Voorts is ook spr. van meening. dat de stemdwang afgeschaft dient te worden. Wat-de geschiedenis det Robaver aangaat, merkt spr. op dat de officier van justitie geen vervolging heeft ingesteld, omdat volgens hem geen strafbaar feit was aangetoond. Spr. vraagt echter of het criterium voor de vervolging is. dat geen strafbaar feit is aan getoond. Het bewij9 voor het strafbaar feit moet uit de vervolging voortvloeien, doch geens zins moet een bewijslevering aan de vervol ging voorafgaan Door een dergelijke handelwijze zouden volgens spr. verschillende wettelijke bepa lingen illusoir worden gemaakt. De heer SCHAPER (S.D.) behandelt de corruptie' in het gasbedrijf. Volgens spr. is dit ook een zaak van de politie. Het betreft hier een zaak van zeer ern- stigen aard. Des te noodiger acht spr. een ingrijpen noodig in het belang van den goeden naam van het ambtenarenkorps, waar spr. van een ondernemer heeft ver nomen, dat hij jarenlang van leveranties is uilgesloten geweest omdat hij weigerde den ambtenaren een commissie te geven Voorts moet de justitie, wanneer ook van corruptie in andere bedrijven blijkt, niet aarzelen ook daar met krachtige hand in te grijpen. Spr. betreurt, dat toen de zaak aan het rollen is gebracht, niet onmiddellijk de boeken der verschillende leveranciers door de justitie in beslag zijn genomen. Door dit na te laten zijn alle leveranciers, behalve Wilson, gewaarschuwd en wordt een^ verder onderzoek ernstig belemmerd Bovendien is een zoo spoedig mogelijk justitieel ingrijpen noodig omdat vele ge meenten met haar beslissing wachten op de resultaten van een onderzoek der justitie. De heer ZANDT (S G. P.) bepleit even eens afschaffing van den stemdwang. Deze is onhistorisch en onchristelijk. .Bovendien wordt door den stemplicht geenszins bereikt, wat de voorstanders zich daarvan he'bben voorgesteld Spr. wijst hier bij op het groote aantal personen, dat niet tegenstaande de verplichting toch niet aan de stemming deelneemt, en voorts op het aantal blanco-stemmen. Een dergelijke wets bepaling wekt onrust, werkt demoralisee- rend en draagt er niet toe bij om den eerbied voor de overheid te verhoogen. De heer MARSCHANT (V.D.) merkt op, dat bij de groote rechtbanken en bij den Hoogen Raad niet voldoende personeel is, waarvan het gevolg i9. dat e'en goede recht spraak niet mogelijk is. Spr. noemt dit een wantoestand en de Minister mag zich ten deze niet beroepen op gebrek aan geldmid delen, om hierin verbetering te brengen. Verandering is dringend noodig en spr. hoopt, dat de Minister spoedig aan dezen wensch gevolg zal geven. De heer DUYS (S.D.) bespreekt het insti tuut der voorloopige hechtenis. De wijze waarop dit instituut in de prak tijk tot uitvoering wordt gebracht is belache lijk en de opvatting welke verschillende rechtbanken van de voorloopige hechtenis he'bben. maakt de bepalingen van 't nieuwe Wetboek van Strafvordering ten deze geheel zonder beteekeni9. Een der voornaamste grondslagen voor het nieuwe Wetboek was om het instituut der voorloopige" hechtenis op een betere basis te brengen In de praktijk echter wordt op dit gebied de wet overtreden en is er alleen sprake van schablonenwerk, niettegenstaande de wetgever uitdrukkelijk heeft gewild, dat een gemotiveerde beslissing moet worden genomen voor een bepaalde zaak en voor bepaalde omstandigheden. De heer SNOECK HENKEMANS (C.H.) ze'gt dat het merkwaardige geval zich voor doet, dat ditmaal niet bij Hoofdstuk V maar bij Hoofdstuk IV een debat over den stem plicht wordt gehouden. Spr. is van oordeel, dat juist zij die vrijheid van stemmen willen zich op revolutionair standpunt plaatsen. Men heeft hier niet te doen met een recht, maar met een taak. ons door de wet opge legd; bet is onze plicht die taak te vervullen evenzeer als wij hebben belastingplicht en dienstplicht. De heer De Savornin Lohman heeft deze drie dingen altijd als aan elkaar verbonden beschouwd. De heer BEUMER (A.R.): Dat is niet waar De' heer SNOECK HENKEMANS; Dat is wèl waar. Ook gewetensbezwaren tegen den belastingplicht erkent de wet niet. De heer VAN SCHATK (R.-K.) behandelde de bezetting van de rechtbank te Amsterdam waarin inderdaad voorziening dient te wor den gebracht. De minister spreekt De Minister van Justitie de heer DONNER merkt op. dat bij de herziening der salaris sen ook onder de oogc-to zal worden gezien de vraag of iets ten aanzien van de sala- rieering van de leden der rechterlijke macht kan worden gedaan. Wat de Aardenburgsche kwestie aangaat, gelooft spr. dat deze zaak geheel kan worden teruggebracht tot een kwestie van proportie. De officier van justitie had het vermoeden, dat bij de eerste verkiezingen geknoeid was en dit laatste acht ook spr. een van de meest ernstige feiten Spr. gelooft dat gezien alle9 wat gebeurd was. het onjuist zou zijn ge weest waneer de officier van justitie aan een of anderen polifie-ambtenaar had opgedra gen bij de verkiezingen toezicht te houden. Het optreden van den substituut-officier acht spr. volkomen gerechtvaardigd waar deze zekerheid wilde hebben, dat ook bij de nieuwe verkiezingen niet onregelmatig zou worden gehandeld. Ten aanzien van de bezetting der Amster- damsche rechtbank zegt spr dat ook hij reeds een klacht over den achterstand daar heeft ontvangen Spr zal een onderzoek laten instellen maar a priori komt hel hem voor dat de toesland niet een gevolg zou zijn van een te geringe bezetting dier recht bank. Wat aangaat de stemplicht, merkt spr. op, dat hij de principieele zijde van dit vraag stuk thans kan laten rusten. "Er blijft dan over de practische uitvoering van de bepalingen inzake de naleving der Kieswet en te dezen aanzien kan spr. op merken, dat deze uitvoering berust bij de burgemeesters, zoodat men de opmerkingen daarover moet richten tot den Minister van Binnenlandsche Zaken Het door den heer Beumef genoemde von nis van den kantonrechter te Utrecht noemt ook spr. eenigszins merkwaardig, en spr. kan wel zeggen, dat een vrijspraak hem nog juister zou zijn voorgekomen dan ontslag van rechtsvervolging. Ten aanzien van de kwestie der Robaver merkt spr op dat bij de overweging van de vraag of al dan niet tot vervolging zou moeten overgegaan, ook utiliteitsoverwegin gen hebben meegesproken Men heeft de ver schillende omstandigheden met elkaar in verband gebracht en op een moment, waarin de Bank weer aan het opkomen was heeft men, mede lettende op de nadeelige gevolgen van een justitieel ingrijpen in dit bedrijf, afgezien Van een vervolging, waarvan de uitslag op zijn minst genomen, uiterst du bieus was. Met den heer Marchant zegt spr. verder van meening te zijn, dat de bezetting van de rechterlijke macht niet afhankelijk mag zijn van de geldmiddelen. Een vergelijking met den verrichten arbeid van 40 jaar geleden gaat, naar spr.'s meeniDg, echter niet op, want er wordt tegenwoordig veel harder gewerkt dan vroeger, al geeft spr. toe, dat de werkzaamheden van de leden der rechterlijke macht aan eenige begrenzing gebonden zijn. Spr. zal evenwel de kwestie van de bezetting der verschillende colleges nader onder de oogen zien. In zake de preventieve hechtenis merkt spr. op, dat het niet mogelijk is, om in alle zaken een met redenen omkleede be slissing te geven, omdat zoovele zaken aan elkaar gelijk zijn. Spr. gelooft niet, dat men zoo pessimistisch moet staan tegenover ds invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Over de competentie van de kantonrechters heeft spr. een rapport van de commissie- Limburg ontvangen, dat spr. nog eens ern stig zal nagaan. Ten slotte komt spr. aan de gascorruptle. De justitie te Utrecht is ten deze diligent en spr. gelooft, dat de zaak daar in handen is van een zeer bekwamen rechter-commb*- saris Het onderzoek in deze kwestie is ge centraliseerd, zoodat andere parketten op hei resultaat van het onderzoek van den Officier van Justitie in Utrecht wachten. Daarom ook kan spr. thans niet in verdere détails treden, want ook hem zijn de resul taten van het onderzoek niet bekend. De heeren KLEEREKOPER, DUYS, BEUMER, ZANDT en SNOECK HENKE MANS repliceeren. De algemeene beschouwing over deze afdeeling worden gesloten. By art. 8 bespreekt de heer KLEERE-. KOPER (S.-D.) het vele overwerk van het personeel op de griffies en parketten, zon der dat hier iets tegenover staat, noch in loon, noch in vryen tyd. Spr. vraagt of dit niet een kwestie ia voor de Bijzondere Commissie voor Georganiseerd Overleg voor de rechterlijke macht, en voorts, waarom in die commissie de vakbonden niet vertegen woordigd zyn. Mej KATZ (C.-H.) herinnert aan een toezegging, volgens welke de bureelchefs zouden worden ge'jjkge-steld met commiezen en vraagt, waarom deze niet wordt na gekomen. De MINISTER merkt op, dat niet elk overwerk voor ex tra-betaling in aanmerking kan komen, doch wanneer de Heer Kleere- koper beweert, dat de regeling voor de be taling van overwerk niet wordt toegepast, dan is die bewering onjuist Een toezegging als door mej. Katz be doeld, is naar spr/s weten nooit gegeven. De artikelen 8 t.m. 23 worden z. h. s. aangenomen. By de IVe afdeeling (Kosten van dea Centralen Raad van Beroep en van de Raden van Beroep), merkt de heer SANNES (S.-D.) op, dat het bij deze rechtspraak gaat om groote belangen van het arbeidende personeel. Het komt spr. voor, dat de raden ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid te veel afgaan op de medische adviezen, en dat het sociaal element te veel op den achtergrond wordt gedreven. De benoeming van leden-werklieden ge schiedt thans willekeurig door de Kroon. Naar spr.'s meening mag deze benoeming niet buiten de Central© Vakbonden omgaan. Spr. dringt er dan ook op aan, dat de minister een spoedige indiening van een wyzigings-ontwerp van die strekking zal bevorderen, in ieder geval vóór de eerst volgende aanwijzing van nieuwe leden. Voorts dringt spr. aan op opening van het leeken-element in den Centralen Raad v^n Beroep. De MINISTER merkt op, dat men bij een rechtsprekend college voorzichtig moet zijn, om er als rechters vertegenwoordigers der partijen neer te zetten. Evenwel wordt in vele gevallen overleg gepleegd. Bij de Vide afdeeling (kosten van Rijks politie) becritiseert de heer SCHAPER (S. D.) het gebeurde in Niebert, waarbij de ma rechaussee geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om hulp te verleenen Daarna zijn de menschen, die ongehuwd samen leefden, uitgekleed en naakt door het dorp gesleurd. Spr. keurt een dergelijke handelwijze streng af en vraagt in hoeverre hier een vervolging is ingesteld. De heer VAN RAPPARD (V.-B.) behan delt de plannen lot reorganisatie der Rijks politie. Volgens spr. is er alle aanleiding tol handhaving dezer politie en hij vraagt van den minister de geruststellende ver klaring, dat van hem geen voorstellen zul ten uitgaan, welke zouden leiden tot op heffing van óp Rijkspolitie. De heer BEUMER (A -R.) komt op tegen hel verband, dat in het voorloopig verslag gelegd is tusschen de vergrijpen tegen de zedelijkheid en de Oranjefeesten. Deze hebben niets met elkaar te maken. Boven dien is gebleken, dat de vergrijpen zeer zijn overdreven. De heer KLEEREKOPER (S.-D.) criti- seert het uittrekken van een post voor di ploma's uit te geven door den R.-K. Politie bond „St. Michael". Spr. wenscht voor de dienaren van het publiek één neutraal diploma en niet ver schillende diploma's, welke de godsdien stige gezindheid van den agent aangeven. Voorts komt spr. op tegen het verrichten door rijksveldwachters van betaalde dien sten voor jachtheeren. Het is zelfs voorge komen, dat men een rijksveldwachter, die men voor een inbraak wilde halen, niet thuis vond. aangezien hij met een jaehthcer op jacht was. Eerst den volgenden dag kon hij voor de inbraak komen. Spr. herinnert aan de behandeling van de zaak-Verdonk voor de politie-rechter. Nadat Verdonk veroordeeld was tot 6 maan den gevangenisstraf wegens overtreding der Jachtwet, kwam de zaak voor hel Hof. Een rijksveldwachter i9 toen bij een getuige ge komen en heeft gezegd: Ga niet naar het Hof, je hoeft daar niet te komen; het kun je hoogstens f20 kosten en dan zal ik je aan een betere betrekking helpen. De getuige is toch gegaan en later heeft de veldwachter gezegd: Je bent me leetijk tegengevallen en je zult wel begrijpen, dat van die betrekking ook niets komt Dit acht spr. een zeer ernstig feit, en hij hoopt, dat de minister een ernstig onder zoek naar dergelijke toestanden zal instel len. In ieder geval is het echter gewenscht, dat de veldwachters zich niet zullen in laten met diensten voor jachtheeren. De heer DROP (S.-D.) bespreekt het ver band der particuliere Philips-politie te Eind hoven met de gemeentepolitie aldaar. De Pliilips-politie heeft zich met andere dingen te bemoeien, dan met die, welke op het terrein der gemeentepolitie liggen. Voorts wijst spr. op een klacht over mis handeling van een jong landbouwer door een veldwachter, om hem een verklaring al te dwingen. Deze klacht is nog steeds niet onderzocht, doch spr. is van meening, dat geen enkele veldwachter tot zoodanige mis handeling mag overgaan. Wat het geval-Zundert betreft, zegt de minister tot de conclusie te zijn gekom-m, dat het doodschieten een gevolg is geweest van noodweer. Spr. wijst echter op perti nente verklaringen van getuigen, waaruit geheel iets anders blijkt. Het rapport van den procureur-generaal beoogt niet ander9 dan den verslagene m een zeer ongunstig daglicht te stellen. Bij een persoonlijk onderzoek is het spr. echter gebleken, dat tal van beweringen in dat rapport geheel onjuist zijn. Spr heeft ver klaringen van 8 personen, waaronder van den pastoor, waaruit men kan zien, dat de verslagene zeer gunstig bekend stond. Bo vendien heeft de burgemeester een be wijs van goed zedelijk gedrag afgegeven. Het is dus noodzakelijk, dat de smet, welke door dat rapport op den verslagen© wordt geworpen, weder wordt weggenomen. Spr. dringt daarom mede aan op het in stellen van een nader onderzoek. Overigens is spr. van oordeel, dat 2 met gummistokken gewapende politiemenschen best één tegenstander den baas kunnen worden zonder dat daarbij behoeft te wor den geschoten. Mej. KATZ (C.-H.) vraagt of de minister bereid is den stoot te geven voor een hand leiding voor politieverhooren en het op maken van processen-verbaal, waaraan tegenwoordig nog wel eens wat ontbreekt. Voort9 dringt spr. aan op instelling van een Rijkspolitielaboratorium. De heer YAN SASSE VAN IJSSELT (R.K.) acht het niet juist, dat een politiek cachet wordt gelegd op hen, die de opleiding van den R.-K. Politiebond St. Michael volgen. De kwestie-Zundert is zeer consciëntieus onderzocht door den toenmaligen rechter- commisssaris in Breda. Met den minister is spr. van meening, dat hier uit noodweer is gehandeld. Spr. dringt ten slotte er op aan, dat weder te Gemert een brigade de! Kon. Mare chaussee zal worden gevestigd. De heer BRAAT (Plattelander) is van meening, dat de politie krachtiger moet op treden bij relletjes als die bij de betoogingen ten gunste van Sacco en Vanzelti. Spr. vraagt of de minister wil bevorderen, dat bij dergelijke relletjes de veiligheid volko men blijft gewaarborgd. De MINISTER merkt'op. dat de leiders van de zaak-Niebert door de rechtbank tot strenge straffen zijn veroordeeld De kwes tie van den marechaussee zal 9pr. nader ernstig onder de oogen zien. De meening, dat het diploma van den R.-K. Politiebond een politiek cachet aan den bezitter zou geven, acht spr. niet van zoo overwegend belang, dat daarom de op leiding en het examen aan het particulier initiatief zou moeten worden onttrokken. De kwestie van de jnchtpremies, welke veldwachters van jachtheeren zouden ont vangen, is thans in studie. Ook spr. is van meening, dat er ten deze toestanden be staan waarin verandering dient te worden gebracht. Wat de zaak-Zundert betreft, gelooft spr., dat hier inderdaad een zeer serieus onder zoek heeft plaats gehad. Spr. zal met het oog op de civiele procedure niet verder op deze kwestie ingaan. Dat de klacht over mishandeling van een jong landbouwer door een veldwachter niet onderzocht zou zijn is onjuist. Het onder zoek heeft echter geen definitief resultaat opgeleverd, waaruit van mishandeling zou blijken. Bij art. 45 zegt de heer KLEEREKOPER, dat de S. D. A. P geacht wil worden tegen te hebben gestemd, omdat zij zich niet kan vereenigen met subsidicering van den R.-K. Politiebond wegens kosten voor zijn di ploma's. Bij de Vlle afdeeling (kosten van gevan genissen en Rijkswerkinrichtingen) dringt de heer KLEEREKOPER aan op veelzijdi- ger samenstelling van de colleges van Re genten en voorts op afschaffing van de zeer gehate %laandiensten. De heer BRAAT waarschuwt tegen het RECLAME. elke willekeurige tandpasta probeeren. van tutZhcx prijs ook,als U éénmaal ODOL-tandpasta hebt geprobeerd neemt U geen andere meer. Wij sparen geld noch moeite, wij koopen het aller beste voor de Odol-tandpasta, want wij willen U tevreden stellen. Wij weten, dat, alleen, wanneer wij U voldoen, U sfesds Odol-tandpasta koopt; der halve doen wij al het mogelijke, U zóó te voldoen, dat U altijd blijft zeggen: "Ik wil allten OdoU tandpasta" Neemt eens een proef en oordeelt dan zelf. Wij hechten grootewaardeaanUw oordeel, 2405 opzeggen van de pacht aan de pachters te Veenhuizen. De gedetineerden kunnen beter aan de heide-ontginning worden ge zet. De tegenwoordige pachters zullen thans niet zoo gemakkelijk een ander be drijf kunnen vinden. Spr. hoopt dat de Regeering deze kwes tie nog eens grondig zal laten onderzoeken. Mej. KATZ acht de proeven die geno men zijn met klassikaal onderwijs en met lichamelijke opvoeding zeer verblijdend en spr. dringt er op aan, dat deze ook voor de vrouwen gen-omen zullen worden. Spr. acht. het verder niet voldoende, dab er 's nachts maar een bewaker ia. Ten slotte dringt spr. aan op verhooging van de bezoldiging der onderwijzers» De MINISTER heeft de kwestie der slaapwachten in nadere beschouwing ge nomen, al acht spr. de bezwaren daarte gen niet alle geheel juist. Den heer Braat- merkt spr. op, dat de Commissaris der Koningin in Drenthe, die oog heeft voor de cultureete belangen van zijn provincie, in zijn kwaliteit van voor zitter van het college van Regenten over de inrichting te VeenhuizeD heeft geadvi seerd tot den maatregel, welke spr. voor nemens is te treffen ten aanzien van de pachters. Spr, zegt voorts bedacht te zijn op het brengen van meer uniformiteit in de ont wikkeling van het instituut der gestichts raden. Bij de VlIIe afdeeling (kosten van het Rijkstucht- en Opvoedingswezen) bepleit de heer KLEEREKOPER meer samenwer king. De lastigste knapen moeten apart gehou den kunnen worden en afzonderlijk wor den behandeld. Voorts moet er een tucht raad zijn Spr. vraagt ten slotte vrat d© minister van plan is te doen met de observatie, wanneer het Rijksopvoedingsgesticht te Doetinchem verdwijnt. De heer DROP (S.-D.) merkt op, dat het een algemeene klacht is, dat vereeni- gingen, die zich het lot van de kinderen aantrekken, haar taak niet behoorlijk kun. nen nakomen, omdat de subsidie veel te laag is. Het thans gevolgde subsidiestelsel geeft tot veel moeilijkheden aanleiding bij de plaatsing van kinderen. Voorts kan een goede leiding en een Scherp toezicht van regeeringswege op de kinderbescherming niet worden gemist en spr. geeft verschillende voorbeelden, om de noodzakelijkheid daarvan aan te too- nen. Mej. KATZ dringt aan op meer samen werking en organisatie bij de kinderbe scherming. Spr heeft vernomen, dat er aan dc samenwerking van de betrokkenen met het Departement nog wel eens wat ontbreekt. Dit zou spr. ten zeerste betreuren. Met den heer Kleerekoper is spr. het eens dat de Rijksopvoedingsgestichten zoo goed mogelijk moeten zijn geoutilleerd. Naar spr. mcening moeten deze gestich ten meeren meer optreden als aanvulling van de particuliere gestichten. Voorts moet het observatiewezen zoo goed mogelijk worden georganiseerd, ter wijl dubbele observatie zooveel mogelijk moet worden voorkomen. De MINISTER gelooft, dat de heer Klee rekoper de toestanden, die bestaan in bet gesticht t© Avereert, wel wat te eomber inziet. Als het gesticht te Doetinchem weg zou gaan spreker acht de opheffing echter thans niet urgent dan zou de taak ih- zake de observatie natuurlijk op een an der gesticht moeten overgaan In de controle over de voogdij moet de Regeering noodzakelijkerwijze beperkt zijn, omdat deze voogdij zoozeer gedecentrali seerd is. Ten slotte merkt spr. op, dat er geen dubbele observatie ie. Bij de IXe afdeeling (Reclasseering) dringt de heer v SCHA IK aan op verhoo ging van den Rijkssteun ï*ad recLasseerings- vereenigingen. Deze verecnigingen verrich ten zeer mooi werk. Dit geldt vooral ten aanzien van de reclasseering van voor waardelijk in vrijheid gestelden. De MINISTER zal deze kwestie gaarne nader overwegen De begrooting wordt daarna z h.s. aan genomen (aanwezig waren nog de leden Katz, Drop, Kleetekoper, Van Schaik en ÏJeumer). De vergadering wordt te kwart voor drie geschorst tot heden 1 uur. 32

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 7