68st0 JAARGANG
WOENSDAG 7 DECEMBER 1927
No. 2077 7
QFFICIEELE KENNISGEVING
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cts. per regel voor advertentiën uit Leiden en plaatsen waar
agentschappen van ons Blad gevestigd zijn Voor alle andere
advertentiën 35 Cts. per regel Kleine Advertentiën uitsluitend
bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een
maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordeinüsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANT t
Voor Leiden per 3 maanden 2.35. per weekƒ0.18
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.18
Franco per post 2.35 portokosten.
Oit nummer bestaat uit DRIE Bladen
EERSTE BLAD.
VERGADERING
van den
GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
op MAANDAG 5 DECEMBER 1927,
en volgende dagen.
Alsnog te behandelen:
Voorstel lot het voeren van verweer in
het proces ingesteld door J van den Broek,
wed. J. J Weyll, ter zake van een haar
echtgenoot overkomen ongeval. (261)
INTREEREDE VAN
PROF. MR. R. P. CLEVERINGA.
Mr. R P. Cleveringa, rechter bij de arron
dissementsrechtbank te Alkmaar, benoemd
tot hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit
als opvolger van prof. mr. F, G Scheltema
om onderwijs te geven in het handelsrecht
en de burgelijke rechtsvordering, heeft
hedenmiddag zijn ambt aanvaard met het
'houden van een rede in het groot auditorium
pver: Zeerechtelijke Bijzonderheden.
Prof. Cleveringa begon met op te merken,
dat men menigmaal hoort verkondigen, dat
het zeerecht, afgescheiden van wat het
door zijn bijzonder onderwerp vanzelfspre
kend voor eigenaardigs heeft, zich in het
algemeen op de een of andere opvallende
wijze kenmerkt. De vraag, in hoever dit te
recht wordt opgemerkt, is voornamelijk in
Frankrijk stelselmatig behandeld. De bij
zondere kenmerken, die men aan het zee
recht toegeschreven vindt, eenvormigheid,
onveranderlijkheid en zelfstandigheid, schij
nen steeds bewust of onbewust, rechtsstreeks
of middellijk ontleend te zijn aan den Fran-
schen zeerechtshistoricua Pardessus.
Het kenmerk der internationale aanvor-
rnigheid dat men bij Pardesseus aan het
zeerecht vindt toegekend, vindt men ook
thans nog dikwijls als een eigenaardig zee-
rechtelijk karakter vermeld.
Het beeld der huidige zeerechtstelsels lijkt
spr. echter van dien aard, dat men goed
doet met die karakteriestiek zeerechtelijke
eenvormigheid niet al te hoog van den
toren te blazen. Een andere vraag is hoever
zij groeit, en daarbij wijst spr. drie voorbeel
den aan uit den laatsten tijd: Het buitenwet
telijke der.York-Anlwerp-Rules" in de
stof der averygrosse en de wettelijke op het
scheepvaart-, handel- en verzekeringsbedrijf
betrokken, getracht, waar dit bereikbaar
scheen, eenvormigheid te brengen. Laaf spr.
de bijzondere kwestie der immuniteit van
.staatsschepen ter zijde, dan komt het re
sultaat van deze pogingen tot uitdrukking
in het ontslaan en de lotgevallen der die
Brusselsche diplomatieke oVeTeenkomsten
yan 1923 en 1926.
Na deze te hebben besproken, zet spr.
uiteen, dat. bij de vraag naar den groei van
het zeéi it in de richting der eenvormig-
hdd ook uient bedacht te worden, dat een
eenvormig reglement of een alom aanvaard
tractaat nog geen eenvormige toepassing
waarborgt.
Dit alles ten spijt speelt echter het spe
ciale belang van een enkel volk nog een
rol van gewicht in de wereld en van deze
omstandigheid -moet de eenheidsbeweging
den voor haar nadeeligen invloed wel on
dervinden. De zeerechtsonlwikkeling is voor
argumenten van nationaal eigenbelang zeer
gevoelig. Het kan dan ook niet anders of dit
belang is een sterke rem op de zeerechte
lijke eenheid, en daarnaast op de deugde
lijkheid der eenvormigheidsregelen. Spr.
denkt hierbij o.m. aan de weigering eener-
zijds der Ver. Staten om toe te laten, dat
het boven hypotheek gaande voorrecht voor
inschulden wegens scheepvaartleveranties
en herstellingen zou verdwijnen, en aan de
hardnekkigheid anderzijds, waarmede het
zeevarende Engeland het aanvaringsvoor-
recht verdedigde. Voorts vraagt spr. of ooit
eenvormigheid zal kunnen worden bereikt
inzake de scheepsnationaliteit.
Tot dusver, aldus spr., lijkt het of men
de grondbeginselen meer heeft vermeden
dan gezocht en de vraag kan gesteld wor
den of men bij het streven naar eenvormig
zeerecht niet eenigszins stelselloos is te
werk gegaan, wat spr. met enkele voorbeel
den, zooals het aanvaringsverdrag e.a., na
der motiveert. In de stof der averij-grosse is
men indertijd met brokwerk begonnen, het
welk op de nationale avery-gro.-se-regelin-
Een zou worden ingeënt; een methode,
Welke juist om der wille der eenvormigheid
indertijd reeds is afgekeurd door Josephus
Jitta. Door de onvastheid van de fundamen
ten van het bestaande averij-grosse-gebouw
moet voor de nagestreefde eenvormigheid
een voortdurend gevaar blijven.
Spr. onderwerp hierna achtereenvolgens
verschillende zeerechtelijke instituten aan
een beschouwing en komt vervolgens tot de
slotsom, dat het zeerecht nog slechts in en
kele zijner onderdeelen het kenmerk der
zelfstandigheid bezit. Het dunkt spr. niet
aanbevelenswaardig dit feit te miskennen
en het zeerecht op internationale congres
sen tot zelfstandigheid te forceeren. Bij het
streven naar eenvormig recht moeten de
behandelde instellingen tot een zelfstandig
heid worden gewekt, die zij om haar eigen
verbreidheid en rechtskundig wezen verdie
nen; zij moeten niet worden verknipt, opdat
de stukken willekeurig worden bijeenge
voegd.
Het zeerecht wordt hiermee niet als af
zonderlijk object van beschouwingen onmo
gelijk gemaakt. Het zal belangwekkend blij
ven dit recht te doorvorschen om der wille
van zijn geschiedenis, die den rijkdom aan
verkeersrechtelijke instellingen vergrootte;
en om zijn bijzonder voorwerp, het zeever-
keer; het trekken en vervoeren met al zijn
eigen moeiten en gevaren langs de wijde
wateren, die de volken scheiden en ze ver
binden tevens.
Met de gebruikelijke toespraken,, waarbij
hij in het bijzonder hfit woord richtte tot
prof. Meyers en tot de aanwezige leden der
Alkmaarsche rechtbank, besloot spreker zijn
inaugurale rede.
GESCHIEDENIS VAN HET LEIDSCHE
STUDENTENCORPS.
Door mr. L. D. Frank en H. B. Wiardi
Beekman is in opdracht van het Collegium
van het Leidsch Studentencorps een geschie
denis van het Corps geschreven, die bg de
firma S. C. van Doesburgh, alhier, is
verschenen in prachtband, natuurlijk en rijk
geïllustreerd.
Het werk heeft een langdurige geschie
denis achter den rug. Reeds in 1919 nam
het toenmalige Collegium het initiatief er
toe. Een commissie werd in het leiven ge
roepen, waarvan enkele leden zich aan het
werk zetten, doch er kwam slechts weinig
tot1 stand. In 1923 constitueerde het Col
legium een nieuwe commissie. Men zag
echtei in, dat de voorgenomen arbeid slechts
dan tot een goed einde zou kunnen worden
gebracht, als één persoon werd gevonden,
die dezen arbeid op zich zou willen nemen,
zij het ook met behulp van eenige mede
werkers. Het collegium slaagde er in den
heer H. B. Wiarda Beekman bereid te vin
den die taak te aanvaarden. Voornamelijk
om studieredenen heeft deze echter niet
meer kunnen bewerken dan de eerste 56
bladzijden, waarna een der helpers, mr. L. D.
Frank, diens taak overnam. Mr. J. Zaayer
en N. C. Muller, jur. cand. bewezen bij het
onderzoek der bronnen belangrijke d.ensten,
terwijl de heer E. H. ter Kuile bij de
verzorging van het technische en illustra
tieve gedeelte zijn medewerking verleende.
De heer Stenfert Kroese (firma Van Does
burgh) zorgde voor een schitterende uit
gave.
Het eerste hoofdstuk beschrijft de periode
van het ontstaan van het Corps (1799—
1839). De werkelijke poging tot eenheid
valt in het jaar 1799. Er bestonden voor
dien tijd ongeveer een tiental ontgroenings
partijen genoemd, welke den aankomenden
nieuweling in de geheimen van zijn nieuwen
'staal inwijdden. De groentijd moet in dien
tijd zwaar zijn geweest. In 1799 richtten
do drie machtigste ontgroenings-senaten
„Intro Ubico", „Duce Minerva" en „Amicitia"
een lichaam op, dat zij den naam gaven
van: „Collegium in Academia Lugduno Ba-
tavae Supremum". Twee jaar later blijken
er sterke organisaties naast het Collegium
te bestaan. Deze eerste pogingen om tot
eenheid te komen hadden dus in het begin
weinig succes.
In de tusschenliggende jaren zijn er
moeilijkheden, doordat de regeeringen telkens
tegen de senaten optreden. Vooral het ge
heimzinnig karakter van de ontgroenings
plechtigheid wekte wantrouwen, terwijl ook
het fedt, dat de Oranje-partij onder de stu-
.denten veel aanhangers had, tot dit wan
trouwen zal hebben medegewerkt. De Oranje
gezindheid is tijdens het Fransche tijdperk
blijven leven.
Het pogen van 't Collegium om zijn supe-
matie ook over de studentenvereenigingen
aan andere academies te krijgen had succes.
Alleen Utrecht moest daarvan niet3 hebben.
De onderlinge verstandhouding der studen
ten-senaten te Leiden werd beter door het
gezamenlijk optreden in den Tiendaagschen
Veldtocht, bij welke gelegenheid in 1830
een compagnie Jagers gevormd werd, die,
na een jaar schitterend werd binnengehaald,
wat op de eenheid onder de studenten schit
terend werkte. „Sempre Crescendo", dat in
1831werd opgericht, helpt ook mee den
band tusschen studenten en ingezetenen
nauwer aan te halen.
Het vuistrecht bekleedde in deze periode
nog een voorname plaats in de studenten
wereld. Hiertegenover stond een deftige
groep, „de diplomaten". Klikspaan in zjjn
studententypen is hen niet vriendelijk gezind;
zij waren hem te deftig.
Id 1835 werd de eerste maskerade op
9 Febr. 's avonds langs het Rapenburg ge
houden.
In 1837 werd de sociëteit „Minerva" op
het Rapenburg, in het huidige Kanton-ge
rechtsgebouw, geopend. eeD b wijs, dat toen
de Leidsche studentenwereld reeds een een
heid vormde. „De Kroeg" was daar slechts
kort in 1844 is zij haar tegenwoordige plaats
op de Breestraat gaan innemen.
De verhouding tot de professoren wijkt
zeer veel af van de tegenwoordig bestaande
verhouding. De rector-magnificus greep bij
eiken twist tusschen de studenten onderFng
in. wat vooral in den eersten tijd tot ernsiige
conflicten aanleiding gaf. Rector Hofman
Peerlkamp wist in 1838, toen een regeerings-
inmenging dreigde, deze te voorkomen. Later
bepaalde zich het ingrijpen alleen tot ge
vallen, die de rust of den goeden naam
der Academie in gevaar zouden kunnen
brengen.
De waardeering voor de colleges was
over het algemeen zeer gering. Het was
vooral de onmogelijke geldelijke regeling,
die tot wrijving moest leiden. De pro
fessoren werden door de studenten voot
iedea college apart betaald en het kostte
soms groote moeite die college-gelden binnen
te krijgen. De gelden werden door een
student geïnd, die daarbij niet op de mede-
wérking van zijn kameraden kon rekenen.
Toen de Litteraire Faculteit in 1841 het
besluit nam, dat de gelden bij den aanvang
der college's moesten worden betaald, welk
voorbeeld het volgend jaar door de theo
logische faculteit werd gevolgd, brak er
een storm van studenten-verontwoordiging
los.
De liberale geest, die zich in de buiten-
werelr jopenbaarde, brak toen ter tijd ook
door onder de studenten. Thorbecke was ia.
dien tijd een geliefd hoogleeraar aan ae
Leidsche Hoogeschool. Invloed van hem
persoonlijk is nergens aan te wijzen; maar
het waren zijn idealen, die de hervormers
ondei de studenten van 1838 en 1839 heb
ben bezield.
In een volgend hoofdstuk, loopende van
1839 tot 1859 beschrijft de auteur de con
solidatie na jaren van strijd.
Als een groote eer voor Academie en
het Corps werd het beschouwd, dat de
Prins van Oranje te Leiden zou komen
etudeeren. Verheugd hierover haastte het
corps zich hem het eere-lidmaatschap aan
te bieden. In serenade begaf men zich
den 5en November van het jaar 1855 naar
het Rapenburg, waar de Prins woonde, om
hem bij monde van den Praeses Collegii
W. v. d. Kaay het diploma van zijn nieuwe
waardigheid te overhandigen. Ook „Sempre"v
„Arena" en „Minerva" boden hem het eere
lidmaatschap aan. Een vroolijk studentenleven
j werd den Prins niet vergund; hij werd
I erg sterk aan banden gehouden. De om-
1 gang met andere studenten bleef tot offi
ciéél© gelegenheden beperkt. Op 11 Juni
1858 bood het Corps hem een afscheidsfeest
aan in „Zomerzorg". Precies een en twintig
jaar later, 11 Juni 1879, overleed hij te
Parijs.
Het inwendig karakter van het Corps
was met de jaren veranderd. In 1860 werd
het geheele Collegium van vijf leden door
het Corps gekozen en niet meer een deel
van hen middellijk door de faculteiten. Wij
zien van dien tijd echter het Collegium
optreden met tact en waardigheid, zooals het
in latere jaren het corps zal voeren.
In 1876 trad de nieuwe H.O.-wet in wer
king, die vele grieven wegnam, doch ook
bij de studenten op verzet stuitte, voor
namelijk omdat de oudste Universiteit nu
nog meer in haar zelfbestaan geknot en
met de andere Universiteiten gelijkgesteld
werd.
Langzamerhand kwam een ommekeer in
het studentenleven, die, blijkens de om
schrijving, zich geleidelijk voltrekt, al doen
zich allerlei kwesties voor, welke door de
schrijvers uitvoerig en op aantrekkelijke
wijze worden beschreven.
Wij komen in het vervolg van de geschie
denis op meer bekend terrein. Het Corps
ondanks strubbelingen met professoren
en een oorlog met Utrecht, op weg naar
het hoogtepunt. Corpsvereenigingen ontstaan,
die eens Leiden's roem op velerlei gebied
wrjd en zijd zullen verbreiden.
In de periode van 18601866 valt ook
het student-zyn van Prins Alexander, die
ook zitting had in de Maskerade-commissie
voor de lustrum-viering van 1875, die met
tot dusverre ongekende praal werd gevierd
en waarbij wij ook de namen van thans nog
levendep vinden genoemd, w. o. prof. W.
v. d. Vlugt.
Aan het einde van het uitvoerig en merk
waardig geschrift zegt de schrijver: Wan
neer men de kracht van een lichaam moest
afmeten naar het aantal van zijn belagers,
dan moet de kracht van de Leidsche Aca
demie groot zyn. Men heeft haar voor een
school van nieuw-liehterjj ge^cho den. T« gen
Thorbecke, Scholten, Kuenen, Buys Ballot
en Van Vollenhoven laaide de critiek fel
op. In de jaren 1839 en '40 zonden de
conservatieve Haagsche papa's hun zoons
naar Utrecht, omdat in Leiden de revo
lutie gepredikt werd; hoe trachtten de cle
rical© regeeringen de „vrijzinnige faculteit"
te knottenhoe trachten thans nog vele
lanogenooten de knapste kenners van kolo
niale toestanden onder hen euvel te duiden,
dat zij vooruit zien. Hoe de historie ook
moge verloopen, nooit houdt zjj op ons
te toonen, dat evolutie niet te stuiten is.
Gelukkig het land, dat mannen gehad heeft,
die in staat waren de evolutie in juiste
banen te leiden. Waar dus zoo dikwijls de
Leidsche Universiteit miskend werd, waar
zij nog steeds te strijden heeft voor haar
wetenschappelijke tradities, daar moet zij
kunnen rekenen op steun. Het is de roe
ping van het Studentencorps aldus be
sluit de schrijver met zjjn Collegiop
te strjjden voor de „eerste hoogeschool in
Nederland.
Het toekomstig Staatshoofd is in Leiden
haar studies begonnen. Moge het later haar
trots zijn, dat zij eens geweest is een
Civis in Academia Lugdunum Batavae.
STAGNATIE IN DEN TREINENLOOP DOOR
BRAND IN HET ELECTRISCH
ONDERSTATION TE 'S-GRAVENHAGE.
Een felle brand, ontstaan in het trans
formatorstation der H.T.M. aan den Schenk-
weg te 's-Gravenhage, aan het einde van de
Anna van Buerenstraat, heeft gisteravond
veel beroering gewekt, vooral omdat tenge
volge van dien brand het geheele Bezuiden-
houtkwartier in duisternis werd gehuld,
terwijl in de geheele stad de trams, en aan
vankelijk ook de electrische spoorwegen op
het traject RotterdamDen HaagLeiden
Haarlem, tot stilstand werden gedwongen.
Te ongeveer even negen uur zag een
voorbijganger, dat uit het van den open
baren weg geheel afgescheiden transfor
matorgebouw een rookwolk kwam. Daar hij
niemand op het terrein aanwezig zag, belde
de heer S. in een naburige sigarenwinkel
onmiddellijk de brandweer op, die binnen
vijf minuien met de motorspuit van ds
Louise Henriettestraat ter plaatse was. Zeer
kort daarna verscheen ook de motorspuit
van den Rijswijkscheweg.
Dadelijk werd het blusschingswerk aan
gevangen, doch de brandweer moest zich
eerst een weg banen door de zwaar gesloten
houten deuren, welke deel uitmaken van de
schutting om het voorterrein. Met koevoeten
en breekijzers was binnen enkele minuten
een dezer deuren geforceerd, zoodat de
slangen konden worden uitgelegd.
Ook het gebouw zelf scheen hermetisch
gesloten. Doch de brandweer zag spoedig
kans, een der ijzeren deuren van dat ge
bouw open te rammen, terwijl intusschen
eenige van haar spuitgasten de muren van
het transformatorstation en voor zoover
mogelijk ook het interieur nat spoten.
Een geweldige vuurgloed kwam uit het
gedeelte, waar de brand scheen te zijn ont
staan, den brandweermannen tegemoet. Zij
trotseerden echter het gevaar en een paay
mannen gingen naar binnen om de vuur
haard op te sporen.
De brand bleek een der transformatoren
tot oorsprong te hebben en de vlammen
werden later hevig gevoed door het daarbij
Behoorende oliereservoir.
Daar dit onderstation stroom levert voor
het treinverkeer tusschen Den Haag en Lei
den stond tusschen beide stations de stroom-
levering dadelijk stop en konden de elec
trische treinen niet rijden.
Het storingsbureau te Leidschendam gaf
aan Leiden opdracht twee schakelaars bij
den Gevangenlaan in te schakelen.
Trein 1129, die om 21.45 uur van hier
moest vertrekken, is met een locomotief van
hier doorgevoerd naar Den Haag, waarbij
deze tevens heeft overgenomen de reizigers
van trein 1135, die om 23.22 uur uit Am
sterdam te Leidon moest binnenkomen.
Trein 1129 vertrok met een half uur ver
traging van hier en trein 1135 is, nadat in
middels de stroomlevering weer geschiedde,
leeg naar Den Haag vertrokken. Stoomtrein
26, die tijdens de storing zich tusschen Den
Haag en Leiden bevond, ondervond geen
vertraging. Wel enkele volgende treinen uit
Den Haag, die echter slechts geringe vertra
ging ondervonden.
Te Rotterdam ondervond het verkeer der
electrische treinen, zoowel over Delft als
over Pijnacker geringe vertraging.
GEEN AMUSEMENT OP ZONDAGMIDDAG.
Van bevoegde zijde vernemen wij, dat de
Ned. Bond 'van Bioscoopexploitanten voor
eenige maanden een verzoek aan B. en W.
heeft gericht, om te willen toestaan, dat te
Leiden des Zondagsmiddags te 2 uur be
gonnen mag worden met het geven van
bioscoopvoorstellingen en dat de bond dezer
dagen hierop van B. en W het volgende
antwoord op dat verzoek heeft ontvangen:
„Dat B en W. alhier vooralsnog geen
termen aanwezig achten om van de tot nog
toe gevolgde gedragslijn met betrekking tot
de toepassing van artikel 4 van de Zondags
wet af te wijken."
15-JARIG BESTAAN WONINGBOUWVER.
„DE EENDRACHT".
Dezer dagen op 4 December was
het vijftien jaar geleden dat hier ter slede
werd opgericht de Bouwvereeniging ,,De
Eendracht". De vereeniging heeft ter gele
genheid van deze herdenking een feest
nummer het licht doen zien, aan een bij
drage waaruit wij het volgende ontleenen:
Als we terugblikken op wè.t is bereikt m
dit tijdsbestek kunnen we tevreden zijn.
Ongeveer 600 woningen zijn er gebouwd.
Ongeveer 600 gezinnen hebben daardoor een
betere woning, dan zij zouden hebben als
onze bouwvereeniging niet bestond
Hiermede is wel gedemonstreerd het nut,
de noodzakelijkheid van het bestaan van
onze bouwvereeniging en aangetoond dat
ook onze bouwvereeniging heeft voorzien in
een behoefte die algemeen werd gevoeld
Ons inziens is er nog wel werk aan den
winkel. Wij kunnen en willen niet aanne-
BINNENLAND.
Inangnratie-rede van prof. dr. R. P.
Cleveringa aan de Leidsche Universiteit.
(Stadsn., Ie Blad).
Het 25-jarig jubileum van den heer
Koeberg als dirigent van 't Leidsche „Sem
pre Crescendo". (Stadsn., Ie Blad).
De begrooting van financiën aangenomen;
een vergadering die tot ver na middernacht
dnnrde. (Tweede Kamer, 2e Blad).
Verschenen is het voorloopig verslag over
het wetsontwerp tot stennv^rleening aan
de ceramische industrie. (Binnenland, 3e
Blad).
In verband met de inbraak te Nieuw-
Helvoet zijn drie personen gearresteerd. (Ge*
mengd, 3e Blad).
De plechtige uitvaart van jhr. Van
Vredenbnrch te Brussel. (Laatste Berichten,
lsle Blad).
BUITENLAND.
Het werk in en om den Volkenbondsraad.
(Buitenl. en Tel., Ie Blad).
Heden behandeling van het conflict tus
schen Polen en Lithanen. (Buitenl., Ie
Blad).
Coolidge's boodschap aan het Ameri-
kaansche congres. (Buitenl., Ie Blad).
De moties van wantrouwen tegen de
Duitsche regeering in den Rijksdag ver
worpen. (Buitenl., Ie Blad).
De staking in Australië is geëindigd.
(Tel., Ie Blad).
Bij een treinbotsing in Spanje zijn doo-
den en gewonden te betreuren. (Tel., Ie
Blad).
In New-York zijn zeven personen bij een
sneeuwstorm om het leven gekomen. (Tel
le Blad).
men dat er geen gebrek meer is aan behoor
lijke arbeiderswoningen. Zeker, dit komt
wellicht door verschil van inzicht, Men kan
ook van oordeel zijn dat verschillende ..wo
ningen in de sloppen en stegen van de bin
nenstad bewoonbare woningen zijn., Hier
schuilt het verschil van inzicht Want naar
onze meening zijn er daar velen bij die geen
aanspraak kunnen maken op het etiquet
„bewoonbaar".
Waar wij zoo over deze zaken denken,
is het begrijpelijk, dat het bestuur nieuwe
plannen heeft beraamd om aan het aantal
werkelijk bewoonbare woningen nog wat
uitbreiding te geven en kunnen wij hier ook
mededeelen dat er reeds geruimen tijd een
nieuw plan bij het College van B. en W.
aanhangig is.
Dit plan is op een eenigszins andere
leest geschoeid dan lot nog toe de gewoonte
was en het College moet zich hierover nog
beraden.
Wij hopen evenwel dat het een goed ont
haal mag vinden bij autoriteiten en wij
spoedig het bericht van goedkeuring mogen
ontvangen. Dit zal er toe bijdragen dat nog
meerderen een betere woning deelachtig
worden dan die welke zij thans bewonen.
En ook vele jonge paren, die gaarne een
eigen nestje bouwen, indien er een geschikte
woning voor hen was, zullen er mede ge
baat zijn.
Als wij bij dezen mijlpaal dan ook even
omzien, dan moet het ons van 't hart dat
het bereikte in dit tijdperk is te danken aan
de opstuwende kracht van de ons voor
gaande bestuurders. Zeer zeker komt ben
de eer en de dank toe zooveel gedaan te
hebben in het belang van de volkshuisves
ting Doch ook wij willen doen ai wat in
ons vermogen is in het belang daarvan.
Als de leden het bestuur nu schragen in
haar pogingen daartoe, dan twiifelen wij
niet of ook wij zullen nog vruchtdragend
wr-rk kunnen verrichten.
Moge onze bouwvereeniging nog lang
werkzaam ziin in het welbegrepen belang
van de volkshuisvesting.
Onze burgemeester mr. A. van de Sande
Bakhuyzen, heeft in het feeslnummer een
korle bijdrage geleverd over „Het Woning
vraagstuk" Wij ontleenen daaraan het
onderstaande:
„Mijn ervaringen van het bezoek (aan de
Eendrarbtwoningen. Red L. P.) weer
gevend. moet ik getuigen, dat zoowel het
architectonisch geheel der woningen, als de