De Sprekende Visch.
Alpensagen.
Jim er nog aan toe. „Hij was een trouwe
vriend"
Meneer Rand knikte toestemmend. Wel
had hij Kemrick meermalen over de één of
andere tekortkoming onderhouden, maar
dit alles verzonk cwi in het niet en alleen,
de herinnering aan zijn goede eigenschap
pen kwam boven.
„Zou meneer West het al weten T"
vroeg hij eindelijk bezorgd. „En hoe zal
hij het opnemen V'
Meneer West was echter reeds op de
hoogte, want Ken rick had een brief aan
zijn voogd achtergelaten, een brief om
afscheid te nemen en zijn tekortkomingen
te belijden, en ae toon van dit schrijven
was zóó oprecht en berouwvol, dat het ge
voelige hart van het hoofd der school er
diep door geroerd werd Meneer Rand tred
hem dan ook zeer bedroefd en terneerge-
Blagen aan.
„Ik heb streng gesproken", gaf hij toe,
j,maar ik kon niet vermoeden, dat hij zich
mijn woorden zóó zou aantrekken. Je weet,
dat ik plcLD had, voor zijn toekomst te zor
gen en al was ik ook nog zoo dikwijls in
hem teleurgesteld, mijn liefde voor hem
verminderde er niet door. Arme jongen
Nooit had ik kunnen droomen, dat
„Neen, dat wil ik gelooven, maar laten
wij in de eerste plaats handelen", zei de
jonge leeraar practisch. Hij is weggeloopen
en wij moeten hem dus zoeken. Dat is het
allereerste, wat ons te doen staat."
Onmiddellijk werd er nu een onderzoek
ingesteld, maar al zocht men ook nog zoo
ijverig en in alle richtingen, men kon geen
Bpoor van hem ontdekken.
Allen, die niettegenstaande zijn vele
gebreken van hem hielden* voelden zach
diep ongelukkig en maakten zich ernstig
ongerust.
Zoo verliep er een groot gedeelte van
den dag zonder eenig bericht of teekeai
van den vluchteling.
(Slot volgt).
Door AMBER.
Erg ver hier vandaan heelemaal »n
China leefde lang geleden een arme
vi8scher, wiens vrouw gestorven was. Bijna
nacht en dag was de man op zee, om maar
genoeg te verdienen voor zijn zeven kin
deren, die dan onder de hoede van een
buurvrouw achterbleven.
Zoodra hij even aan land kwam, ver
kocht hij gaaw rijn visch en dan haastte
hij zich, om eten voor zim troepje te gaan
koopen. Zij aten allemaal als wolven, be
halve het jongste zoontje en de visscher
zelf, die wist hoe moeizaam hij het aan het
eten uitgegeven geld verdiend had.
Als jullie nu echter denken, dat de zoo
oudste kinderen hun vader dankbaar waren,
©f hem ten minste maar vriendelijk behan
delden. dan heb jullie het mie. Altijd werd
er tegen hem gemopperd, dat hij maar met
zoo weinig geld thuiskwam, zoodat bijna
alles voor eten moest worden gebruikt en
eT bijna nooit wat overschoot voor nieuwe
kleeren. om van pretjes maar heelemaal
te zwijgen.
Hang-Aku (zoo heette de visscher) ant
woordde nooit iets op al die verwijten. Het
speet hem ook wel eens, dat hij niet wat
meer verdiende, maar hij wist, dat het zijn
Schuld niet was, daar hij bet grootste deel
van zijn tijd op zee doorbracht, om te pro-
beeren de visschen te verschalken Ed daar
hij goedhartig en opgeruimd van aard was,
trok hij zich van &J dat steeds terugkeeren-
de gemopper niet heel veel aan en was hij
nog blij, dat zijn jongste zoontje, de kleine
Tsjeng, daar nooit aan mee deed en hem
altijd vroolijk tegemoet kwam springen,
zonder daarbij te vragen hoeveel geld hij
iditraaal voor zijn visch had gekregen.
Eens. toen Hang-Aku al bijzonder wei
nig gevangen had en de ontvangst thuis
daardoor nog veel onhartelijker was uitge
vallen dan anders, besloot de visscher maar
weer zoo gauw mogelijk naar zee te gaan,
om van dat eeuwigdurende gemopper af te
zijn. Nauwelijks was hij weer vertrokken,
toen er een kermistroep in het dorp kwam,
bestaande uit goochelaars, koorddansers en
fcooneelspelers.
Dat bracht de ontevreden kinderen, die
meestal op straat apeelden omdat de
buurvrouw aJ heel weinig op hen lette
op een idee. Die bonte pakjes van de ker
misklanten vonden zij natuurlijk prachtig
en daarom gingen zij den leider van den
troep opzoeken, om te vragen of zij zich
niet bij het gezelschap mochten aansluiten.
Allen juichten, toen de man zei, dat hij er
niets op tegen had. Alleen de kleine Tsjeng
weigerde hardnekkig mee te gaan.
„Wie moet Vader dan begroeten, als hij
terugkomt vroeg hij.
De anderen lachten hem uit, maar daar
trok Tsjeng zich niete van aan. Hij was
weliswaar de jongste, maar tevens de ver
standigste van allemaal en al was hij nog
maar een klein kereltje, hij voelde toch
heel goed, wat recht en wat onrecht waa-
Als hij eenmaal een besluit genomen
en de overtuiging had, dat het een goed
besluit was, dan liet hij zich daarvan ook
niet weer afbrengen.
De zes andere kinderen trokken echter
met den kermistroep mee. Later zouden zij
hun besluit nog vaak genoeg betreuren en
terug verlangen naar hun smakelijke maal
tijden van vroeger en hun rustig lieveaitje
in het huisje aan de zee...
Inmiddels dobberde Hang-Aku in zijn
kleine schuitje op de golven, hopend dat
hij ditmaal nu eens een goede vangst zou
hebben. De eerste maal, dat hij zijn net
ten ophaalde, viel die vangst echter niet
mee; er zat slechts éen visch m en Dog
niet eenB zoo'n heel groote. Hang-Aku
pakte het beest en deed het in een viech-
emmer, toen het tot zijn verbazing op eens
begon te spreken.
„Ach, lieve, beste visscher, laat me alofcu-
blieft weer vrij," verzocht het.
„Watt" stamelde de verbaasde Hang-
Aku.
„Laat me toch alstublieft weer vrij," her
haalde het dier.
„Je weer vrij laten T" overwoog de vis
scher. „Een sprekende visch is anders een
zeldzaam iets. Daar kan ik veel geld voor
krijgen." En hij dacht aan zijn kinderen
die op dat oogenblik juist met de kermis
klanten het dorp uittrokken cm heelemaal
niet aan hém dachten.
„Ik ben eigenlijk geen visch," zei het
beest. „Ik ben een betooverde prins. Alleen
wanneer dne visschera me vrijwillig weer
in zee gooien, kan ik mijn menschelijke ge
daante terugkrijgen. Eén visscher is al zoo
vriendelijk geweest; ais n nu de tweede
zou willen zijn..."
Dat ontroerde den goedhartigen Hang-
Aku. Hij bukte zich al naar den emmer,
om den visch zijn vrijheid terug te geven,
toen die riep: „Wacht nog even! Ik mag
niemand iets beloven, om hem over te
halen mij weer m zee te werpen, maar het
is mij niet verboden iemand, die geheel
vrijwillig goed voor mij geweest is, iets te
beloven. Werp uw netten uit aan bakboord
zij, zoodra ge mij hebt losgelaten en ge
zult een goede vangst doen. En laat mij u
nog wel mogen bedanken voot uw goed
heid."
„Niet te danken, mijnheer de prms
zei Hang-Aku, die vond dat je iemand van
vorsteJiiken bloede, al vertoefde die op
het oogenblik dan ook in een vreemde
gedaante, toch niet anders kon aanspreken.
En daarmee wierp hij den sprekenden, visch
weer in zee.
Daarna gooide hij zijn netten uit aan bak
boordzij. zooals hem gezegd was en al heel
gauw voelde hij. dat er iets zwaars in moest
zitten Hij haalde z€' op en zag, dat het een
groote vierkante theekist was.
„Jammer." mompelde Hang-Aku, „de thee
zal natuurlijk wel bedorven zijn."
Voor alle zekerheid zette hij eehter zijn
breede zeemansraes onder het deksel en
maakte de kist open. Van verbazing over
wat hij toen zag, viel het mes uit zijn hand:
de theekist zat vol met goudstukken!
„Wat een buitenkans, wat een buiten-
kansl" juichte de visscher. „Wat zullen ze
daar thuis blij mee* zijn!"
En meteen liet hij het schip keeren en
•tuurde op de haven van zijn dorp aan.
Toen hij weer veilig aan land was. moest
hij aan een anderen visscher vragen om
uchte
e
nega
rkom
.0. j
hem te helpen de theekist naar huis te dr jr te
gen, zóó zwaar was die door al het gou in
dat er in zat Iet m,
Toen re in de buurt van zijn worn: nscht€
kwamen, verbaasde Hang-Aku zich nu p Veei
dat alleen de kleine Tsjeng hem tegemo T een
kwam, want hij was nooit andere gewen e
geweest, maar wèl viel het hem op, di
het ventje niet huppelde en sprong en
ook heelemaal niet opgewekt- uitzag. e
„Wat scheelt er aan? Er is toch nie!
gebeurd?" vroeg de vader.
..Later. Als we thuis zijn, zal ik het
wel vertellen," antwoordde Tsjeng, die zie
schaamde om in het bijzijn van dien an
deren visscher te moeten zeggen, hoe hart!
loos zijn zes broertjes en zusjes zich hadde
gedragen
Zoodra ze echter alleen thuis waren, vei
telde Tsjeng snikkend, wat er gebeurd wa
Dat was een slag voor Hung-Aku, want i ;u^e
waren ze' voor hem nooit erg vriendelij
geweest, hij had toch heel veel van zij
kinderen gehouden.
„Wat jammer nu toch!" zuchtte de arm
m^ji. „Zij zijn juist weggegaan, nu ik gel
genoeg heb om hun een onbezorgd bestaai
te verschaffen." En toen de kleine Tsjen
verbaasd opkeek, vertelde hij hem van de
sprekenden visch en van al het goud, da
die hem bezorgd had.
„Nu heb ik jou alleen nog maar ovei
om van al dat geld te profiteeren," zucht!
de visscher aan het eind van zijn verhaal
„Weet je wat? Ik ga niet meer naar ze<
maar blijf aan den wal en word handelaa
eekt,
r-ber
pop
nmig»
het 1
>pen
daar
Popi
Blijl
Julli
Je i
Dan
irgeel
Na
dseli
in visch. Andere zou jij het hier ook veel t argt®
eenzaam hebben."
En zoo gebeurde het
Jaren lang hebben Hang-Aku en tij
zoon Tsjeng nog samen in het huisje aai n v<
zee gewoond, tot de oude vader eindeIijl
kwam te sterven en Tsjeng die intussohei n;
getrouwd was. den vischwinkel overnaman 2
Maar van Tsjeng's ontevreden broertje Toer
en zusjes heeft niemand op het dorp ooi
weer iets gehoord. on<^
en l
Teem
zaj
n ei
hijn
t v
lie i
De Poppen van den LAtemar-Berg.
Tegenover den Rozentuin ziet men lanp jtte.
de helling van den LAtemar-berg allerle sto
zeer fijne vertakkingen in den rotswand ken
Deze worden de „Poppenschaar" genoem< h<
en van haar heeft men mij de volgend! n
sage' verhaald:
In een eenzaam woud. niet ver van eea rp*n
bergpas, zaten op zekeren dag verecheidei Pl0
herderinnetjes bij elkaar, toen er op eeiu &or
een man aankwam, die haar mededeelde dssc
dat hij op die plek zijn mes verloren had o p
De kinderen verzekerden hem echter, da hri
zij niets gevonden hadden, maar begonnen ond
onmiddellijk te zoeken. ome
Intusschen was de zon achter de bergen No
ondergegaan en werden beneden in he ekl<
dal de klokken geluid. De kinderen moeslei opp
nu het aan hun hoede toevertrouwde vee
verzamelen en de oude man verwijderd*
zich in de richting van den LAtemar-berj.
Toen de kinderen met hun vee op den
terugweg waren, ontdekten zij in het graJ
plotseling echter iets glimmends. Het oud
•te meisje, de twaalf-jarige Menega. sneldi in
er heen en kijk: tu99chen de bloemen la( nac
oen fraai, verguld mes!
Het glimmende voorwerp werd algemeeAjn,
bewonderd, tot Menega zei, dat zij vlu(
terug wilde loopen, om den ouden man noj io$
in te halen en hem het mes terug te gevea en
De anderen zouden dan het vee naar huii|
drijven.
Zoo vlug als het meisje langs het steile
bergpad loopen kon, ging zij dus weder
terug en haalde na eenigen tijd den oudea
man in. Deze was heel blij. dat hij zijn mei
terug had en beloofde de eerlijke vindster
wat te zullen sohenken. Zij moest zelve
maar zeggen, wat zij het liefste had.
Menega werd er verlegen onder, maar
kon eindelijk tooh spreken en wenschte
eeta mooie pop.
..Goed," zei de oude man nu. >rKom mor
gen dan maar met de andere kinderen.
bij je waren, hierheen, dan zal ik jullie eea
fraaie poppenschaar laten zien en kunnefl
jullie de mooiste uitkiezen. Nu is het daar-