S. G. J. OE GROOT
68"® Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 25 November 1927
Derde Blad No. 20767
GEMEENTEZAKEN.
I NUTTIGE GESCHENKEN
Mooiesortserlng Dames-Paraplaies
f Hel Modehuis - Breestraat 143
Groote keuze Nouveauté's
in Lederwaren.
Prov. Staten v. Zuid-Holland.
het verhandelde in de secties van
den gemeenteraad bij het onder
zoek van de ontwerpbegrooting
1928 met het antwoord van b. en w.
II.
Belastingen.
In verband met de opmerkingen in de
secties gemaakt over verhooging van de in
komsten geven B. en W. min of meer. uit
voerige beschouwingen over de belastingen
ten beste. Het batig saldo van 1926, waarop
de dienst van 1928 in werkelijkheid aan
spraak heeft is ook inderdaad in die be
grooting tot uitdrukking gekomen, wat in de
secties door een lid scheen te worden be
twijfeld.
Dat voorts de financieele verantwoording,
hoewel technisch juist, weinig duidelijk is,
kunnen B. en W. evenmin toegeven; inte
gendeel, de begrooting en de rekening heb
ben sinds 1924 tengevolge van de gewij
zigde voorschriften, waarbij o.a. de z.g.
netto-methode werd ingevoerd, aan duide
lijkheid en overzichtelijkheid veel gewon-
nen.
Thans genaderd zijnde tot het meer alge
meen gedeelte van de financieele beschou
wingen, beginnen B. en W. met te verkla
ren, dat voor het pessimistische geluid, dat
sommige leden deden hooren, geen voldoen
de aanleiding is.
Tot zulke pessimistische gevolglrekkingen
waartoe een lid kwam ten opzichte van de
begrooting is volgens B. en W. geen aanlei
ding.
Wel is het juist, dat de dienst 1926 een
nadeelig exploitatiesaldo heeft opgeleverd
van f386 000; ook dat voor het jaar 1927,
in verband met de verhooging van de posten
betreffende ondersteuning van armlastigen
en werkloozen over f 300 000 van de aige
meene reserve moest worden beschikt en
eveneens, dat de begrooting 1928 sluitend is
gemaakt, door van vorige diensten een ont
vangst te ramen van f 296.552, maar dit
alles behoeft er volstrekt niet toe te leiden,
den financieelen toestand van de gemeente
bepaald als ongunstig te bestempelen.
Men moet in een en ander meer een tij-
delijken toestand zien, veroorzaakt door om
standigheden van voorbijgaanden aard, of
althans door omstandigheden, die zich in
volgende jaren minder sterk zullen doen
gevoelen. B. en W. verwachten, dat binnen
enkele jaren het weer mogelijk zal zijn, een
begrooting aan te bieden, waarvan de ont
vangsten en uitgaven elkander in even
wicht houden. Op de begrootmg 1928 komen
immers nog verschillende uilgaven voor,
ten aanzien waarvan niet behoeft te wor
den aangenomen, dat zij op de tegenwoor
dige hoogte zullen blijven staan; zij noe
men slechts het aandeel van do gemeente
in de kwade posten van de belastingen, de
kosten van ondersteuning van armlastigen
en van werkloozen.
Ook mag gerekend worden op hoogere
ontvangsten; de winst van de gestichten
„Endegeest c.a." zal in den vervolge onge
twijfeld de Commissie van Beheer deeit
deze meening hooger kunnen worden uit
getrokken; de Lichtfabrieken breiden haar
debiet gestadig uit, waardoor eenige verdere
stijging van dfe winst niet onmogelijk is.
Voorts bestaat het vooruitzicht, dat bin
nen afzienbaren tijd een nieuwe regeling
van de financieele verhouding tusschen rijk
en gemeente in werking zal treden. Zooas
bekend is, is het rapport van de desbetref
fende Staatscommissie onlangs verschenen.
Mocht een regeling op den voet van dat rap
port tot stand komen, dan zou dit voor onze
gemeente een meerdere ontvangst beteeke-
nen van ruim f 190.000.
Nu hebben B. en W. nog niet genoemd
een mogelijke stijging van de opbrengst van
de inkomstenbelasting.
Uiteraard zijn op dit oogenblik geen fei
telijke gegevens beschikbaar, waarop de
verwachtingen voor het belastingjaar 1928
1929 en volgende belastingjaren kunnen
worden gebaseerd en men zal dan ook van
hun College ongetwijfeld niet verwachten,
dat zij de zinsnele in den geleide-brief, in
zake een toekomstige toeneming van de op
brengst van de inkomstenbelasting met cij
fers toelichten. Slechts wijzen zij er op. dat
het belastbaar (zuiver) inkomen over de be
lastingjaren 19251926 f37.871 186 be
droeg en over 19261927 f37.955.530, ter
wijl de opbrengst der gemeentebelasting
over die jaren resp. f 1949.390 82 en
f 1.958.837.12 was.
Hierin zit dus reeds een kleine stijging
en waar nu ook bijna overal elders het be
lastbaar inkomen na eene periode van in
zinking een opwaartsche beweging vertoont,
schijnt het B. en W. nog steeds niet ge
waagd toe, een verdere verbetering van
den algemeenen economischen toestand en
daarmede een voortgaande vermeerdering
van het belastbaar inkomen waarschijnlijk
te achten.
Tenslotte moet niet worden voorbijgezien
dat, hoewel de begrooting zoo nauwkeurig
mogelijk is opgemaakt, het volstrekt niet
uitgesloten is, dat meevallers op ontvangst
en uitgaafposten ontstaan en dat het beeld,
hetwelk de rekening 1928 zal geven, gun
stiger is dan de begrooting vertoont Het
zelfde geldt voor het dienstjaar 1927. dat
RECLAME.
Ui
DANIESVESTEN en PULLOVERS m
in zuiver wol en zyde met wol,
aparte modellen, prachtige alwerking
vanat I 2.80.
▼/h in gev. Fa. BEUZEMAKER
1717
immers eerst 1 Juli 1928 wordt gesloten.
Dat ten behoeve van den dienst 1927 de
aigemeene reserve voor f 300 0Ó0 moest wor
den aangesproken en dat voor 1928 aanvul
ling uit het balig saldo van 1926 met
f 296.000 noodig was, moet men dus niet
als een voldongen feit beschouwen, doch
meer als een voorloopige maatregel; het is
best mogelijk, dat straks voor beide dienst
jaren met een kleiner bedrag zal kunnen
worden volstaan en dat het overschot van
de reserve hooger zal blijken te zijn.
Met een opmerking, in het verslag ge
maakt, dat zuinigheid geboden is, kunnen
B. en W. zich evenwel volkomen vereeni
gen en hun College is er dan ook op uit, om
in deze richting zooveel mogelijk werkzaam
te zijn. De te bereiken resultaten hangen
echter niet uitsluitend van hun College af;
ook wordt daartoe, en zelfs in de eerste
plaats, de medewerking vereischt van den
Raad, die zich bij het voteeren van uitga
ven, zoo betreffende den gewonen dienst als
aangaande den kapitaaldienst, beperkingen
zal hebben op te leggen. Vóór de gemeente
met nieuwe lasten te bezwaren, zal steeds
met nauwgezetheid dienen te worden nage
gaan, of deze evenredig zijn aan het belang,
dat men zich voorstelt te behartigen.
Tegenover de opmerkingen in het verslag,
dat stijging van uitgaven niet is tegen te
houden, willen zij daarom stellen de nood
zakelijkheid, om nieuwe lasten, die niet
volstrekt door het gemeentebelang worden
gevorderd, zooveel mogelijk te voorkomen.
Zij zeggen „zooveel mogelijk", omdat de ge
meente krachtens diverse wettelijke voor
schriften gedwongen is verschillende uitga
ven te doen, die, zonder dat zij dit kan ver-
I hinderen, een voortdurende neiging tot stij-
I ging vertoon en.
In dit verband kunnen zij ook geheel ac-
coord gaan met de meening van een lid,
I dat commercieele en organisatorische lei-
I ding bij de gemeentebedrijven noodig is, om
bezuiniging te verkrijgen.
Het komt hun echter voor. dal het beheer
der bedrijven van onze gemeente in het al
gemeen aan dien eisch beantwoordt. Hun
College is ook niet gebleken, dat de be-
drijfshoofden van de noodzakelijkheid van
zuinig beheer niet voldoende zouden zijn
doordrongen. Herhaaldelijk werden zij op
dit punt gewezen en men mag aannemen,
dat zij zich daarnaar voortdurend zullen
richten.
Mocht onverhoopt aan de organisatie van
de bedrijven nog iets haperen, dan krijgt
hun College, in verband met het te ver
wachten rapport van het door het accoun
tantsbureau Kreukniet ingestelde onderzoek,
vanzelf de gelegenheid zulks nader onder
oogen te zien.
Middelen om tot vermeerdering van in
komsten te geraken, moeten niet worden
gezocht in verhooging van bestaande en
zoo min mogelijk in invoering van nieuwe
belastingen.
De belastingen te dezer stede zijn druk
kend; zij zijn hooger, dan in menige andere
gemeente en daarom moet doel zijn belas
tingverlaging; in elk geval moet er voor
worden gezorgd, dat de eventueele hoogere
rijksuitkeermg kan worden aangewend voor
belastingverlaging.
Van B. en W. is dan ook niet te ver
wachten een voorstel tot wederinvoering
van de zakelijke belasting op het bedrijf,
noch tot verhooging van het aantal opcen
ten op de vermogensbelasting.
Bij invoering van de eerstgenoemde be
lasting wordt een nieuwe last op handel en
nijverheid te dezer stede gelegd, die te onge
lijker werkt, naarmate in minder plaatsen
in het land die belasting geheven wordt. En
ten aanzien van de vermogensbelasting
teekenen zij slechts aan. dat verhooging
van het aantal opcenten tot 50, een geheel
averechtsche werking kan hebben, daar de
meerdere inkomsten, die in verhouding lot
het geheele budget der gemeente, vrij onbe
langrijk zouden zijn, aan den anderen kant
wellicht weder verloren zouden gaan door
belaslingvlucht. Het is ^elfs niet onwaar
schijnlijk, dat opvoering van deze opcen
ten de gemeente netto op een verlies zou
komen te staan, daar het vertrek van ver
mogende ingezetenen ook zou doorwerken
op de inkomstenbelasting.
Om de hooge aanslagen, die betrekkelijk
gering in aantal zijn, voor de gemeente zoo
veel mogelijk te behouden, dient met het
oog op den tegenwoordigen belastingdruk
juist op belastingvermindering het oog ge
richt te zijn. zoodat men wel heel verkeerd
doet maatregelen te verlangen, die een te
genovergesteld gevolg zouden hebben.
Onze gemeente heeft nu eenmaal een
weinig inkomenkrachtige bevolking en het
is daarom wel zaak, maatregelen te vermij
den.- die de hooge inkomens zouden doen
verdrijven.
Als middel om verlaging van uilgaven te
verkrijgen, werd genoemd verminderihg
van ,,de salarissen der zeer goed bezoldigde
hoofdambtenaren."
Het weinig zakelijke argument, dat deze
functionarissen het toch het beste kunnen
missen, voorbijgaande, aarzelen B. en W.
niet dit een hoogst ondeugdelijk middel te
noemen.
Zij mogten een maatregel als het hier aan
het woord zijnde lid zou wenschen te zien
genomen, die op zich zelf een onbeduidende
besparing zou geven, dan ook ten stelligste
ontraden, aangezien daardoor het gevaar
zou worden vergroot, dat juist voor de meest
belangrijke functies bij eventueele vacatu
res geen geschikte sollicitanten zich aan
meldden. Het zou zijn een zuinigheid, die
de wijsheid bedriegt.
Hun College heeft er daarentegen geen
bezwaar tegen, eens na te gaan, of de ver
houding tusschen de verschillende salaris
schalen onderling is verbroken, alsmede of
er, voorzoover die vergelijking opgaat, een
behoorlijke verhouding is tusschen de sala
rissen bij de gemeente en die in het parti
culiere bedrijf.
Ten slotte hunne beschouwingen samen
vattende betreffende de financiën dan zou
den zij willen herhalen, dat de toestand
niet bepaald ongunstig is. doch dat. in ver
band ook met de resultaten van de laatste
jaren een sober en voorzichtig beheer ver
eischt wordt. Alleen wanneer nieuwe uitga
ven volstrekt onvermijdelijk zijn voor de in
standhouding van het bestaande, of voor de
verdere ontwikkeling van de gemeente, zul
len zij mogen worden gedaan.
Hiermede verdraagt zich niet een politiek,
die b.v. bereid zou zijn de talrijke ook dit
jaar weder in het verslag te berde gebrachte
zaken, welke op zichzelf wellicht wensche-
lijk, doch volstrekt niet onmisbaar zijn, ter
hand te nemen.
Te meer is zulks geboden, waar zooals
terecht in het verslag en ook in den geleide-
brief gezegd wordt, de gemeente voor de
uitvoering van talrijke groote werken slaat,
die in het belang van de gemeente niet mo
gen achterwege blijven.
B. en W. besluiten hun belangwekkende
beschouwingen over dit punt met nog enkele
losse opmerkingen te beantwoorden in ge-
meenlebeschikkingen.
Aanstelling van gepensionneerden achten
zij ook in het algemeen niet wenschelijk.
Het kan echter voorkomen, dat voor enkeie
betrekkingen, waaraan slechts lichte werk
zaamheden zijn verbonden, of die niet de
werkkracht van den geheelen mensch vor
deren de indienstneming van een volslagen
kracht geen zin zou hebben of te kostbaar
zou zijn.
B. en W. denken hierbij b.v. aan de be
waking van het stadhuis voor en na de kan
tooruren. Het zou toch niet aangaan, om
deze bewaking, welke vrijwel geen arbeids
kracht vordert, op te dragen aan iemand,
die daarvoor een loon zou moeten ontvan
gen, dat hem in staat zou stellen hiervan
met zijn gezin te leven. Dit zou toch al te
zeer in stTijd zijn met een economisch be
heer.
Ook in zijn tegenwoordige samenstelling
zijn B. en W. van oordeel, dat invoering
van een belasting op bouwterreinen eerst
na de totstandkoming van het uitbreidings
plan onder de oogen kan worden gezien.
Aan de omstandigheid, dat ditmaal de des
betreffende begroolingspost niet voor me
morie werd uitgetrokken, is geen principieele
beteekenis toe te kennen. Vermits het met
het oog op het stadium, waarin de voorberei
ding van het uitbreidingsplan verkeert, wel
heel onzeker scheen, dat de belasting reeds
in 1928 zou kunnen worden geheven, werd
een memorie-post, die op zichzelf weinig
zegt. weggelaten. Mocht eventueel tot invoe
ring van de belasting worden besloten, dan
is immers de vereischte post alsnog op de
begrooting te brengen.
RECLAME.
Noordeinde II - Leiden - Telef. 706
1536
Nog steeds aigemeene be
schouwingen Ged. Staten
weer aan het woord.
Vervolg van gisteren.
De heer VON FISENNE vervolgde:
De heer Werker heeft gesproken over de
behandeling van het centrum 's-Graven-
hage. Men kan dit niet vergelijken met an
dere centra, omdat het niet is een geogra-
phisch centrum, waarmee rekening gehou
den moet worden bij het maken van een
wegenplan. Wanneer ten Westen van
's-Gravenhage niet de zee, maar een vrucht
baar land lag, zouden er meer wegen heen
geleid zijn. Maar ook thans is 's-Graven
hage niet misdeeld. Zoowel in het noorden
als in het zuiden zijn er tal van wegen, die
Den Haag met de omgeving verbinden.
En ook naar het Noord-Oosten en het
Oosten is de verbinding, mede gezien de
voorgenomen wegenaanleg in het Rijks
plan, voldoende. De noodzakelijkheid van
den door de gemeente gevraagden duinweg
naar Katwijk voor handel en industrie
voelen Ged. St. niet. Er zal, vooral 's zo
mers, wel eenig gebruik van worden ge
maakt, maar dat mag geen reden zijn. EeD
'vergelijking met België gaat niet op, want
in België heeft men bijna geen duinen. Bij
Cadzand vindt men nog iets maar verderop
is er vrijwel alleen de „digue", die een
groot aantal kleine plaatsen verbindt en
die dus voor den aanleg van een weg als
aangewezen is. Hier heeft men echter tus
schen Scheveningen en Katwijk, een af
stand van 13.14 K.M. niets.
Wat aangaat de breedte van do wegen,
heeft men gewezen op het te verwachten
accres in het verkeer. Voor spr. bestaat de
zekerheid niet, dat dit accres zoo groot
zal zijn. Een vergelijking tusschen ons land
en andere landen aangaande de verhou
ding tusschen het aantal inwoners en het j
aantal automobielen gaat niet op, want in
de landen waarmee Nederland vergeleken
werdFrankrijk, Engeland, Amerika, heeft I
men niet zoo een dicht net van waterwe
gen als bij ons En het verkeer te water,
dat goedkooper is dan dat te land, zal stel
lig nog toenemen, betgeen ook blijkt uit de
plannen tot vaartverbetering in het West-
land Evenwel gaf spr. toe. dat de breedte
der wegen niet in alle opzichten aan alle
desiderata voldoet, doch Ged St. hebben
zich bereid verklaard de breedte, vaar
noodig en mogelijk, te brengeD op 6 M.
Men is toch ook wel te pessimistisch met
het oog op het rijwielverkeer. Bij het ont-
moeten van twee auto's rijden de auto's >n
dezelfde richting als eventueele wielrijders,
die dus tijdig gezieD worden Alleen bij 1
het inhalen kaD het uithalen op het rij-
wielpad een bezwaar zijn.
Komende lot de vraag van het z.g. ur
gentieplan. merkte spr. op, dat deze in
nauw verband slaat lot het blijvende con
RECLAME.
9661
tact tusschen Ged. St. en de Prov. Staten.
Ged. Staten hebben het vraagstuk niet be
slist terzijde gesteld, doch spr. zou niet we
ten hoe hij zoo'n urgentieplan zou moeten
samenstellen. Er zijn wel eenige wegen, die
hij op een urgentieplan zou willen plaat
sen, bijv. den Groene Kruisweg, een der
wegen door den Alblasserwaard en den weg
door den Krimpenerwaard, maar overigens
zou het zeer moeilijk zijn een urgentieplan
samen te stellen.
In verband hiermee slaat het contact met
Prov. Staten, waarvoor een gedetailleerd
voorstel voor iederen weg wordt gewenscht.
Spr. echter is er van overtuigd, dat dit
remmend zou werken op de uitvoering van
het plan. Ged. St. hebben zich evenwel be
reid verklaard de Stalen voortdurend op de
hoogte te houden van wat zij hebben ge
daan. De heer v. Aalten wenscht daarbij,
bij wijze van tusschenweg, tevens mededee-
ling van wat Ged. St. van plan zijn en spr.
had daartegen geen bezwaar. Spr. was dan
ook bereid het amendement over te nemen.
Er is gesproken over uitbreiding van den
administratieven en technischen dienst en
over de instelling van een wegenbureau bij
den administratieven dienst. Zoo'n bureau
behoort weer thuis bij den technischen
dienst en spr. zou daar wel iets voor voe
len, maar kon over dit denkbeeld nog niet
het oordeel van den hoofdingenieur inwin
nen.
Betreffende de uitvoering in 15 jaren
merkte spr. op, dat Ged. St. er niet aan
denken ieder jaar 1/15 van het plan ter
hand te nemen. Zij zijn er van overtuigd,
dat in de eerste jaren meerdere vijftienden
tot stand moeten komen.
Spr. zal persoonlyk gaarne in die richting
werkzaam zyn.
Het aantal K.M., door den Minister van
Waterstaat als maximum aan de provincie
toebedeeld, is in het plan niets bereikt,
omdat Ged. Staten meenen, dat op dit oogen
blik volstaan kan worden met het plan. liet
zou heel gemakkelijk zijn het volle aantal
K.M. te aanvaarden, maar men mag niet vei-
geten, dat daardoor groote kosten en lastei
op de provincie worden gelegd, want uit
het Wegenfonds krijgt zy nog niet de helft
van hetgeen zy zelf moet besteden. Do vraag
of de Minister hierin geen aanleiding zal
vinden van Z.-Holland een aantal K.M. at
te nemen, en die aan andere provincies
te geven, beantwoordde spr. ontkennend. Hg
heeft aan het departement inlichtingen in
gewonnen en daar heeft men hem verzekerd,
dat de Minister van Waterstaat niet bereid
is het maximum-aantal K.M. voor andere
provincies te verhoogen. Spr. merkte nog
op, dat het plan ieder jaar herzien kan
worden en hy heeft dan ook geen bezwaar
tegen het araendement-Ter Laan tot aan
vulling der eerste conclusie met de woorden
„behoudens nadere wijziging".
Spr. kwam nu reeds tot de kwestie van
het eigen beheer. Uit de practijk blijkt
reeds dnt Ged. St. niet afzijdig staan te
genover uitvoering in eigen beheer, maar
zij kunnen niet toezeggen het geheele werk
in eigen beheer te nemen en evenmin kun-
Den zij van te voren zeggen welk deel van
het werk m eigen beheer zal worden uit
gevoerd. Iedere weg zal afzonderlijk be
keken moeten worden en spr. kon wel toe
zeggen, dat Ged. St. zich niet zullen over
leveren aan de aannemers en aan moge
lijke kongsie's.
Een voornaam punt is de kwestie der bij
drage van f 600. De heer Braat ging daarin
het verst en klaagde, dat het platteland
werd achtergesteld bij de steden. Wanneer
men echter het plan objectief bekijkt, kan
men van achterstelling niet spreken. De
kosten te leggen op de provincie zou een
onbillijkheid scheppen en spr. merkte op,
dat de onderhoudsplicht bovendien niet ge
heel op het platteland zal rusten.
De bezwaren van den Alblasserwaard
besprekende, sloot spr. zich aan bij den
heer Jansen Manenschijn. die de bijdrage
voor de localiteit zeer gunstig noemde. Men
moet evenwel niet gaan spreken over de
kans. dat de localiteit de bijdrage niet wil
geven. Men moet de overtuiging hebben,
dat de localiteit deze zeer billijke regeling
zal aanvaarden.
De kwestie van vergoeding voor boomen
en voor het erfpachtsrecht zal onder de
oogen worden gezien. Het tijdstip van de
overgang zal een punt van overweging uit
maken.
Er is gevraagd of Ged. St. bereid zijn de
verbetering van andere wegen, buiten het
wegenplan, te steunen. In dit verband wees
spr. erop, dat indien de uitkeering uit de
wegenbelasting aan de gemeenten vermin
derd wordt de provincie daarvan den last
zal ondervinden. In verband hiermede kon
spr. geen toezegging doen aangaande den
steun aan andere wegen..
Wat de tewerkstelling van werkloozen be
treft wees spr. erop. dat men in Dordrecht
daarmee wel gunstige resultaten heeft be
reikt, n.l in den Biesbosch. maar dat men
daar in de gelegenheid is dagelijks de arbei
ders van Dordrecht naar het werk te bren
gen Hier evenwel heeft men een plan dat
de geheele provincie bestrijkt en daarom is
het moeilijker. Ged St. zijn zijn niettemin
bereid dienaangaande overleg te plegen met
de gemeentebesturen.
Wat betreft de verbinding van Schiedam
wees spr erop. dat Schiedam niet gehoord
is over het plan van den weg Loosduinen
Schiedam, omdat daarover slechts gehoord
zijn de twee gemeenten, die het verzoek in
dienden en de twee, die er bezwaar tegen
maakten. Het ligt evenwel in de bedoeling
in het vervolg alle betrokken gemeente
besturen tot bespreking uit te noodigen.
Spr kon zich verder voorstellen, dat het
gemeentebestuur van Schiedam teleurge
steld was door de voorstellen aangaande de
verbinding van Rotterdam naar Maassluis.
Spr. meende van de heeren de Bruin en
Trouw gehoord te hebben, dat het tracé niet
zal loopen zooals Ged. St. hebben meege
deeld. Spr. heeft dienaangaande zijn licht
opgestoken aan het departement en er ver
nomen, dat daaromtrent nog absoluut niets
vaststaat. Het is mogelijk, dat er plannen
in bemerking zijn zooals de heeren hebben
meegedeeld, maar die plannen zijn bij het
dcparten.ent zelfs nog niet ingediend.
Men voegde er aan toe, dat men ook
thans nog alleszins rationeel vond de mede-
deeling, door Ged. St. aan Prov. Staten ge^
daan en dat, hoede weg ook getraceerd wordt
lnj in ieder geval niet zal komen over de
Koemarktbrug.
De heer v. Staal heeft gepleit voor een
betere verbinding met Gouda. De hoofdinge-.
nieur had technische bezwaren, die de heer
y. Staal heeft bestreden Spr. kon daarover
geen oordeel vellen, doch zou de opmer
kingen van den heer v. Staal in handen
stellen van den hoofdingenieur. Hoe de
rijksweg zal komen te liggen, wordt ten
slotte beslist door den Minister. Spr. kon
niet toezeggen een verzoek van Gouda aan
den Minister te steunen, maar Ged. Staten
waren bereid, indien het gemeentebestuur
dit wenscht een conferentie te houden met
het gemeentebestuur over deze kwestie en
do belangen van Gouda nog eens extra te
bezien.
Wat de Rijnklinkers betreft zegde spr. toe
dat de belangen van de provinciale indus
trie zooveel mogelijk zullen worden behar
tigd.
Ged. St. meenen niet, dafc het wegenplan
een volmaakt werk is Er kleven fouten
aan, maar spr. was er van overtuigd, dat
dc uitvoering het begin zou zijn van het
op peil brengen der provinciale wegen.
(Applaus).
De heer BORGHOLS, lid van Ged. Sta
ten, zegde toe dat Ged St. met het finan
cieele plan van den heer Hogerzeil zoo
noodig rekening zullen houden. Ook de
opmerkingen van den heer Braat zullen
Ged. St. onder de loupe nemen.
Het is juist, dat dit voorstel geen finan
cieel plan inhoudt; daarmee komen Ged.
St. te zijner tijd. Wat den leeningsduwr
van 25 jaren betreft, waarover Ged St.
hebben gesproken, merkte spr op, dat een
wegbedekking ongeveer 10 jaar duurt en
dat voor de andere werken 40 jaren ge
steld moet worden zoodat een gemiddelde
leeningsduur van 25 jaren is aangenomen.
Wanneer de wegbedekking uit gewoon werd
RECLAME.
1709