688te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 25 November 1927
Tweede Blad No. 20767
TWEEDE KAMER.
STER-TABAK
FEUILLETON.
rëEDRA
I
Rede van minister Kan De
nitvoer van bloembollen naai
Amerika Toenemende be
langstelling voor onze vis-
scherij De begroeting goed
gekeurd.
(Zitting van gisteren).
Voortgezet wordt de beraadslaging over
de begrooting van Biimenlandsche Zaken en
Landbouw.
MINISTER KAN vervolgt zijn rede over
de afdeeling Landbouw. Hrj bespreekt eerst
het pachtvraagstuk. Juist dit vraagstuk is
voor hem de verboden vrucht. Een voor
ontwerp is bij den Minister van Justitie
en het is goed gebruik, dat over een ont
werp, dat nog bij de regeering in beraad
is, niet gesproken wordt. Intusschen hoopt
gpr. zjjn voordeel te doen met de hier
gehouden beschouwingen. Hij wijst er echter
op, dat men van een wettelijk ingrepen niet
al te hooge verwachtingen mag hebben.
Wat de invoer-belemmeringen betreft in
Amerika, de regeering staat ook op het
standpunt, dat de invoer van onze bollen
in Amerika onrechtmatig bemoeilijkt wordt.
Na de interpellatie van den heer Lovink over
deze zaak, heeft spr. rechtstreeks naar den
Amerikaanschen gezant van Landbouw ge
schreven. In dit schrijven vroeg spr. hem
te waarschuwen, indien zich onverhoopt en
onverwacht een geval van besmetting zou
voordoen. De Amerikaansche Minister be
loofde dit. Na een half jaar schreef spr.
opnieuw. Toen kwam het antwoord, dat
slechts 2 besmette bollen waren aangetroffen
onder de duizenden kisten, die hier waren
afgezonden. Na de conferentie van Genève,
die schijnbaar ook op Amerika eenigen in
druk beeft gemaakt, is het t\jdsüp uiterst
gunstig, opnieuw op hetzelfde aambeeld te
hameren. Spr. zal zich dan ook opnieuw
met een dringend vertoog tot de Ameri
kaansche regeering wenden.
Een landbouwraad zou geen eenstemmige
adviezen waarborgen. Bij. iedere kwestie zou
waarschgnlgk eeu meerderheids- en een
minderheidsrapport te wachten zijn.^ Spr.
wil echter naar de landbouwraden in het
buitenland een onderzoek instellen en het
resultaat aan de Kamer mededeelen. In
zake den voorlichtingsdienst zal overwogen
worden een commissie v&n toezicht en over
leg in 't leven te-roepen.
Wat dein toestand van onzen landbouw
betreft, moet men niet vergeten, dat de
weersgesteldheid in dat jaar van zeer groo-
ten invloed is geweest. Een gunstig verschgn-
sel is, dat onze veestapel thans vrij is van
mond- en klauwzeer.
Gaarne is de minister bereid te overwegen
de instelling eener Staatscommissie tot on
derzoek van de verhouding tusschen bodem
en productieprijzen.
De landarbeaderswet zal moeiljjk kunnen
worden toegepast op andere groepen. Het
verkrijgen van plaatsjes zal echter zoo
mogelijk worden bespoedigd. Daaromtrent
is de Minister in overleg met bet Depar
tement van Financiën. Een onderzoek zal
worden ingesteld naar den toestand van hen,
die een plaatsje kochten in tijden van
hoogconjunctuur. Wat de restrta en daarvan-
betreft, wil de Minister echter vrjj blij ven.
Aan den Minister van Financiën heeft
spr. gevraagd, een scherper toezicht te wil
len uitoefenen op het binnensmokkelen van
vee uit België.
Oprichting van lagere tuin
bouwscholen noodig.
De VOORZITTER dringt op groote be
perking aan. In verband met den wensch
om vóór Kerstmis gereed te komen met de
begrooting, stelt hij voor, den spreektyd
bij de artikelen te bepalen op ten hoogste
10 minuten en op 20 minuten bg de afd.
Arbeid van hoofdstuk X.
RECLAME.
SCHILDERSTUKKEN.
Groote prijsvermindering van spiegels, schil
derijen, omlijsten van platen, toto's, enz.
LIJSTENMAKERIJ „DE CONCURRENT",
Haarlemmerstraat 62. 4918a
De heer KAMPSCHOËR (R.-K.) dringt
aan op oprichting van lagere tuinboawsch>
len, vooral in het Westland.
De heer BIEREMA (V.-B.) sluit zich daar
bij aan en wijst speciaal op Groningen.
Mej. .WESTEKMAN (V.-B.) verzoekt de
jaren van onderwijspersoneel aan de cursus
sen van land- en tuinbouw doorgebracht, vooi
pensioen te doen meetellen.
De heer v. d. BILT (R.-K.) wil meer
tuinbouwscholen in de streek tusschen Hoorn
on Enkhuizen.
MINISTER KAN acht het eveneens ge-
wenscht den achterstand op het gebied van
land- en tuinbouwonderwijs in te halen. Er
kan echter geen ijzer met handen gebroken
worden. De vraag van mej. Westerman zal
hij onderzoeken.
De heer v. RAPPARD (V.B.) dringt aan
op aanstelling van een Rijkspluimvee-
consulent.
De beer WEITKAMP (C.-H.) komt er tegen
op, dat de Nederlandsche Banken haar mede
werking verleenen bij het plaatsen van
obligaties van de Duitsche Rentenbank-Kre-
dietanstalt, die ten doel heeft den Duitschen
tuinbouw te bevorderen. Dit bevordert de
concurrentie met ons land.
MINISTER KAN zal de vraag van den heer
v. Rappard overwegen.
De heer v. VOORST TOT VOORST (R.-K.)
dringt aan op het betrachten van meer spoed
bij de vaststelling van schadeloosstelling voor
de opgeheven heerlgke jachtrechtea
MINISTER KAN antwoordt, dat de be
langhebbenden hun stukken vaak te laat in
sturen.
De heer LEENSTRA (R.-K.) vraagt op
richting van een landbouw-proefstation in
Frieslar.^.
MINISTER KAN zal dit ernstig overwegen.
De heer GERHARD (S.-D.) bepleit positie
verbetering van het personeel bij den Plan-
tenziektenkundigen Dienst.
MINISTER KAN zegt, dat misschien bj]
de herziening van het Bezoldigingsbesluit
voor deze menschen iets gedaan kan worden.
Op verzoek van den heer HIEMSTRA zal
de minister onder de oogen zien of ook iets
gedaan kan worden voor de vaste werklieden
bij het Staatsboschbedrijf.
De heer VOS (R.-K.) dringt aan op een
zeer streng veterinair toezicht ter voor
koming van bestrijding van besmettelijke
veeziekten. In streken, waar mond- en
klauwzeer voorkomt, moeten kleine vee
markten verboden worden.
De heer WEITKAMP vestigt de aandacht
op het gevaar van besmetting met mond
en klauwzeer door den invoer van Argen-
tijnsch vleesch. De minister dient een in
voerverbod te overwegen.
De heer HIEMSTRA (S.-D.) komt hier
tegen op.-
MINISTER KAN zegt, dat men met in
voerverboden zeer voorzichtig moet zijn.
Hier zou zulk een verbod alleen op zijn
plaats zijn, als werkelijk besmetting was ge
bleken door Argenlijnsch vleesch. Als wij
nu daarvoor onze grenzen zouden sluiten,
zouden wij het spoor van Amerika volgen.
Den heer Vos antwoordt spr., dat door
nauwkeurig onderzoek voorkomen wordt,
dal besmet vee op markten komt.
De heer HIEMSTRA (S.-D.) zou wen
schen te zien bevorderd, dat het Internatio
naal Landbouwinstituut te Rome naar
Genève zou worden verplaatst met het oog
op de belangen der arbeiders en ter verkrij
ging van beter contact van het Instituut met
het Internationaal Arbeidsbureau. Spr. zou
wenschen, dat de regeering haar voelhorens
ten deze uitstak.
MINISTER KAN antwoordt, dat deze zaak
uiteraard niet alleen van Nederland afhangt.
Hij is echter wel bereid hel door den heer
Hiemstra gewenschte te overwegen.
De heer EBELS (V.-D.) bepleit een staats-
tentoonslelling van landbouw en veeteelt
naast de in 1928 te 's-Gravenhage te houden
nationale tentoonstelling van paarden, rund
en kleinvee.
De heer VAN RAPPARD (V.B.) betwijfeld
of. de 01ympiabezoeker9 wel zooveel belang
stelling voor onzen landbouw aan den dag
zullen leggen. Beter komt het hem voQr, zulk
een tentoonstelling van staatswege te doen
houdenbij gelegenheid van het eerstvol
gende Internationale Landbouwcongres.
MINISTER KAN zegt, dat de drie groote
landbouworganisaties weinig gevoelen voor
een door den heer Ebels bedoelde staats-
tentoonsteling. Het overige zal spr. over
wegen.
Bij de afd. Visscherijen zegt de heer VAN
RAPPARD (V.B.) de bezwaren tegen nach
telijke sluiting van de zalmzegenvisscherij
niet te erkennen.
De heer BULTEN (R.-K.) sluit zich daar
bij aan. De belangen van een 800 900-tal
visschers, die deze sluiting wenschen, wegen
zwaarder dan die van een paar honderd bij
de groote visscherijen, die ook 's nachts wer
ken, betrokkenen.
De heer VAN ZADELHOFF (S.-D.) hoopt,
dat de nachtelijke sluiting er thans zal ko
men. De visschers van de bovenrivieren
zijn eenstemmig van oordeel, dat men tot
den vroegeren toestand sluiting bij nacht
moet terugkeeren. den toestand n.l., zoo
als die was geregeld bij kon. besluit van
1871. Er is thans voldoende zalm gekweekt,
om de hierbedoelde sluiting weder in te
stellen.
Voorts wijst spr. er op, dat door het on
oordeelkundig baggeren op de rivier tus
schen Woudrichem en Zalt-Bommel de vis-
scherij groote schadé heeft geleden.
Nog vraagt spr. of de minister bereid, is,
stappen te doen om te komen tot een inter
nationale regeling inzake het verhinderen
van de vangst van ondermaatsche haring,
z.g. zeebliek.
De heer EBELS (V.-D.) sluit zich ten aan
zien van de zalmvisscherij bij de vorigo
sprekers aan.
De heer LINGBEEK (H. G S.) zou wen
schen, dat de mosselkweekers in Zeeland
vergunning kregen, het mos9elzand weg te
halen van de verdedigingswerken, omdat
anders dit zand wegspoelt en voor de kwee-
kerij verloren is.
De heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.)
verheugt zich over de toenemende belang
stelling in deze Kamer voor de afdeeling
Visscherijen.
De Zuiderzeevisscherij wenscht 9pr. zoo
lang mogelijk in stand gehouden te zien,
daar anders duizenden personen armlastig
worden. Hem komt dit beter voor dan een
misschien niet productieve werkverschaf
fing.
Verder uit spr. de hoop, dat de minister
ten volle aandacht zal blijven wijden aan
de maatregelen tegen waterverontreiniging
in den Rijn.
Ook wenscht hij meer belangstelling voor
het Ned. Visscherijproefstalion.
Ten aanzien van de nachtelijke sluiting
der-zalmvisscherij deelt spr. de meening der
vorige sprekers. De visschers der bovenrivie
ren moeten nu weten waaraan zij toe zijn.
De heer LOVINK (C.-H.) geeft toe, dal
thans nachtelijke sluiting der zalmzegen
visscherij gewenscht is, doch men moet
hiermee voorzichtig te werk gaan. Eenigen
tijd geleden verkeerde de zalmvisscherij
echter nog in zoodanigen toestand, dat die
sluiting niet wen9chelijk kon worden ge
acht. Den minister treft geenszins eenig ver
wijt, dat hij er nog niet toe over is gegaan.
De heer VAN DER BILT (R.-K.) betoogt,
dat de maatregelen in het belang van de
Zuiderzeevisschers, hetzij door werkver
schaffing of anderszins, van dien aard be-
hooren te zijn, dat zij in geen geval gèbrek
lijden.
De heer KNOTTENBELT (V.B.) bepleit
verhooging van het subsidie aan het Nederl.
Visscherijproefstation, welke instelling voor
de visscherij hoogst nuttig is. Het wordt tijd,
dat deze instelling op vastere financieele
basis komt te staan.
MINISTER KAN antwoordt, dat hij voor
de vervulling van dezen laatsten wensch
eerst meerdere gegevens en waarborgen
moet hebben.
Ten aanzien van de Zuiderzeevisscherij
zal spr. overleg plegen met den minister van
Waterstaat.
De kwestie der werken in Zeeland in ver
band met de mosselkweekerij behoort tot de
Domeinen, alzoo bij den minister van Fi
nanciën.
De bestrijding der waterverontreiniging
komt aan de orde bij de door den minister
van Arbeid in te dienen Riolenwet.
Wat de nachtelijke sluiting der zalm
zegenvisscherij betreft, deze visscherij kan
op een belangrijk deel der rivieren niet uit
geoefend worden bij hoogen waterstand.
Sluit men nu die visscherij 's nachts, dan
wordt de vangst nog meer belemmerd, ter
wijl de zalm naar Duitschland zwemt. Spr.
gunt den Duitschers veel, maar het is toch
een Nederlandsch belang, dat deze zalm
zooveel mogelijk hier wordt gevangen.
Intusschen zou spr. willen afwachten
nu de nachtelijke sluiting van zoovele zijden
is aanbevolen totdat de conferentie met
Duitschland het volgend jaar heeft plaats
gehad.
De begrooting wordt z. h. st. aangenomen.
De begrooting der Algemeene Landsdruk
kerij voor 1928 wordt zonder discussie
z. h. st aangenomen.
Te halfzes wordt de vergadering ge
schorst lot des avonds 8 uur.
DE AVONDVERGADERING.
Arbeidsbegrooting. Mis
standen in het landbouw
bedrijf.
Aan de orde is de voortzetting van de be
handeling der Arbeidsbegrooting voor 1928.
De algemeene beschouwingen over de
2e afdeeling der begrooting (Arbeid) wor
den geopend.
De heer VERAART (R.-K.) gelooft, dat er
een communis opinio in de Kamer is. dat
het beschermend karakter van de Arbeids
wet moet blijven gehandhaafd.
Naar sprekers meening moet deze sociale
arbeid echter verder worden ontwikkeld en
daarbij moet een verzoening plaats hebben
tusschen de eischen van de werkgevers en
die van de arbeiders. Spr. gelooft, dat de
arbeiders wel bereid zijn eenigszins tege
moet te komen aan en rekening te houden
met de eischen van het bedrijf.
Spr. vraagt den Minister hoe hij zich de
verdere ontwikkeling van de Arbeidswet
geving denkt. Is ook de Minister van oor
deel, dat men daarbij moet uitgaan van de
verzoeningsgedachte
Mevrouw BAKKER—NORT (V.-D.) be
spreekt de regeling voor het verplegend
personeel. De Minister deelt mede, dat met
1 Januari een overgangsmaatregel voor dit
personeel in werking zal treden. Deze re
geling acht spr. niet voldoende, al brengt
zij ook verbetering van de schandelijke
toestanden, welke tot dusver in vele zie
kenhuizen bestonden.
Voorts betreurt spr. dat de hoofdver
pleegsters niet in deze regeling zijn opge
nomen.
Ook bepleit spr. regeling van de arbeids-
en rusttijden der winkelbedienden.
In het voorontwerp van de betreffende
arbeiders moeten volgens spr. ook de filiaal
houders worden opgenomen.
Verder wijst spr. op de onmenschelijk
lange werktijden van kellners en ander
personeel in restaurants, hotels en lunch
rooms.
Spr. dringt hierna aan op een wekelijk-
schen rustdag voor de musici.
Ten aanzien_ van de arbeiders ln het
land- en tuinbouwbedrijf zegt spr., dat het
haar spijt, dat een afzonderlijke regeling
wordt getroffen voor vrouwen en jeugdige
personen.
De heer HIEMSTRA (S D.) merkt op, dat
uit de Memorie van Antwoord voldoende
blijkt, dat van dezen Minister niets is te
verwachten.
De mededeeling van den Minister, dat
ln bewerking is een regeling voor vrouwen
en jeugdige personen, werkzaam in het
landbouwbedrijf beteekent naar het oordeel
van spr. dat binnen afzienbaren tijd een
regeling voor de volwassen arbeiders niet
is te verwachten.
Het vorig jaar heeft deze Minister gezegd,
dat hij een regeling voor deze arbeiders in
dit bedrijf niet urgent acht. Maar, vraagt
spr., is de Minister wel voldoende hekend
met de toestanden, welke in het landbou-
wersbedrijf bestaan?
Tn den landbouw worden arbeidsdagen
gemaakt van 12 tot 15 uren en soms nog
langer, terwijl in tal van plaatsen de men
schen des Zondags ook niet vrij zijn, voor
al in het veehoudersbedrijf.
£}pr noemt het zachtweg een schandaal,
dat telkens met de belangen van deze ar
beiders wordt omgesprongen zooals tot dus
ver altijd is geschied.
De schuld hiervoor ligt niet alleen bij
den Minister en zijn voorgangers, maar ook
bij de Kamer, welke de pogingen van de
soc.-dem. fractie niet steunt.
Wanneer deze Minister eens moest mede
maken het leven van den volwassen arbei-
RECLAME.
3m
w
Aet
i
i
Onder het goede, dat ons omringt,
zoeken wi) toch nog gaarne naar
het beste. Te allen tijde, heeft
hetgeen boven het gemiddelde
uitstak, de aandacht getrokken.
Noemen wij den leeuw niet den
koning der dieren? Geldt de
nachtegaal niet als de beste
zanger?
Hetzelfde kunnen wij op STER-
TABAK toepassen. ROODE
STER is wegens gelijkmatige
sa me ns telling. onovertroffen
kwaliteit en technisch volmaakte
yvijze van bereiding, een product,
dat iederen tabaksrooker dwingt
tot de erkenning;
„dit is het beste onder het goede".
NV. Theodorui Niemcijzt
C'onMfo» M Rotterdam
y-i yte yto.
Erkend de bes-te
1697
der ln het landbouwbedrijf en men zou hem
dan vragen: Excellentiy is er op dit gebied
ook urgentie? dan twijfelt spr. niet of het
antwoord zal bevestigend zijn.
daarom hoopt spr. dat eindelijk eens
verbetering in de bestaande toestanden zal
worden gebracht.
De heer LOERAKKER (R.K.) herinnerf
er aan'hoe hij reeds het vorig jaar heeft
gewezen op de vele misstanden in het
landbouwbedrijf.
Spr. is van meening, Öat met een rege
ling voor vrouwen en jeugdige personen
nog niet een afdoende oplossing is verkre
gen. Ook voor de volwassen arbeiders dienf
ten spoedigste regelend te worden opge
treden, zoo mogelijk in den zin, zooals door
de landbouworganisaties is voorgesteld.
Vaststaat dat de bestaande misstanden
niet kunnen worden bestendigd.
Spr. wijst hierbij op den zeer moeilijken
arbeid van de arbeiders in de stookplaatsen-
Deze werken veelal bij een temperatuur
van 70 80 graden en dan nog maken zij
dagen van meer dan 12 uren.
Spr. vraagt of de Minister eindelijk voor
nemens is iets voor deze arbeiders te doen.
Zij kunnen niet langer wachten en hopen
thans op een wettelijke regeling.
Ten slotte kwam spr. op voor de arbei
ders werkzaam in de bloemhollenschuren.
De heer STENHUIS (S. D.) geeft een
overzicht van de arbeidstijden, zooals deze
nog in vele bedrijven in Nederland zijn.
De cijfers wijzen uit, dat in vele bedrij
ven de arbeiders op schitterende wijze ge
ëxploiteerd worden, vooral in bet trans
portbedrijf, waar weken worden gemaakt
van 80 tot 100 uur. Ook in het café- en res
taurantbedrijf wordt tot 80 uren per week
gewerkt.
De arbeiders werden 'daardoor gemaakt
tot lastdieren. Deze toestanden zijn uitin
gen van het modern barbarisme en spr,
noemt het een schande, dat de Minister en
de Kamer er toe medewerken, dat derge
lijke toestanden nog kunnen bestaan.
Ten aanzien van het instituut der Rijks
bemiddelaars merkt spr. op, dat het niet
mogelijk is, dat de partijen van te voren
bemiddeling vragen, aangezien dit zou zijn
een bewijs van zwakte.
Daarom is het noodig, dat een bemidde
lingsbureau wordt opgericht, waarvoor ge
bruik zal kunnen worden gemaakt van de
Afdeeling voor Economische Zaken en van
hel Secretariaat van den Hoogen Raad van
Arbeid.
het Engelsch van
GEORGE BARR McCUTCHEOX,
(Nadruk verboden).)
3)
Het inkomen uit renten van onroerende
goederen en staatsfondsen moest door mevr.
Torrence worden gebruikt voor alles wat zij
voor de opvoeding en de karaktervorming
oi de maatschappelijke positie van Ijet jonge
mrisje geschikt achtte. Om haar recht te
doen wedervaren, moet hieraan worden toe
gevoegd, dat zij zich goed en eerlijk van
deze verplichtingen kweet, al vloeide zij niet
over van menschlievendheid. Grace, die
2*1 f genoeg geest en hart bezat, begon, na
dat ze haar tante jarenlang haar gang had
laten gaan, .langzamerhand naar eigen in
zichten de liefdadigheid uit te oefenen en
zij deed dit zóó. dat haar tante er niet veel
van merkte en er dus niet veel kritiek' op
*on ten beste geven
Op één punt bleef de onverbeterlijke zóó
vast op haar stuk staan, dat Grace, na we
ken van gloedvolle maar vruchtelooze plei
dooien. genoodzaakt was, haar nederlaag
haar verloofde te bekennen Haar tante
k^d niet geweld haar beslissing gehand
haafd. Het huwelijk van haar nicht moest
JPfl een aan dwaasheid grenzende praal en
luister worden gevierd en de bruidstijd moest
zoo worden, daf men dien in de stad ten
minste niet zou vergeten zoolang de be
werkster er van zou leven en zij dus vol
ledig de eer van zou genieten. Zij wi9t. dat
het voor haar nichtje een kwelling zou zijn,
maar trachtte deze er van te overtuigen,
dat zij te verliep was om het gewicht van
deze aangelegenheden te kunnen beoordee-
len. Daarenboven zou Grace op haar trouw
dag drie en twintig jaar worden en zou
daardoor du9 „heer-en-meester", als men
dit ten minste van een meisje zeggen kan,
zijn over zichzelf, haar vermogen en het
huis van haar man Op dien dag zou het
rijk van Elizabeth Torrence uit zijn. En de
gebiedster had zich vast voorgemomen, dat
.haar regeering in volle glorie zou eindigen.
Dat Grace en Hugh man en vrouw zou
den worden stond reeds jaren geleden vast
en dit besluit ging in kracht van gewijsde
nadat Hugh tot de jaren des onderscheids
was gekomen. Hij beweerde, dat vijf en
twintig het jaar des onderscheids, zooal niet
van de rede of het verstand was. Na den
eersten roes van blijdschap begonnen beiden
in te zien hoe gewichtig hun vereeniging
was, niet alleen voor hen zelf maar zelfs
voor de heele wereld Als ze een oogenblik
tot bezinning kwamen, beseften ze. dat hun
huwelijk de merkwaardigste gebeurtenis
was in de heele geschiedenis van de huizen
Vernon en Ridgéway. Nooit te voren was
er een Vernon met een Ridgeway getrouwd,
of omgekeerd Daarom zou de heele weTeld
op zoo'n verbintenis haar onverdeelde aan
dacht vestigen. Dit is overigens de meening,
die alle geëngageerden over het huwelijk
hebben.
Het had zes weken geduuid eer Grace
Vernon Ridgeway had kunnen overtuigen
van de noodzakelijkheid van een officiëele
plechtigheid in de kerk, hoewel zij zelf
dit moest zij toegeven hel liever op een
voudiger manier had gewild, namelijk zóó,
dat de plechtigheid door den predikant ge
leid werd in tegenwoordigheid van twee ge
tuigen en een ring. Doch de wereld Ter-
langde nu eenmaal een vertooning.
Ridgeway waarschuwde haar dat hij de
vuurproef niet zou kunnen doorstaan en dat
zij dus voor het altaar reeds weduwe zou
worden.
„Er is geen andére weg, Hugh," zuchtte
Grace eindelijk „tenzij we de hoop op
geven om ooit te gaan trouwen. En dat zou
mijn hart breken," zei ze met haar liefslen
glimlach.
„Dit zou den heerlijksten tijd van mijn
leven zijn als die ellendige verlovingspartij
en die twee maanden vagevuur van nu (ot
den trouwdag er maar niet waren, en dan
nog de groote ramp: de trouwplechtigheid.
Ik voel dat het een ramp wordt. Ik kofh er
niet levend af."
„Arme jongen, konden we maar een stille
kleine bruiloft hebben. Wat zou dat lief
zijn. hè?" zei ze droevig en peinzend.
„Maar in plaats daarvan moeten we in
een hippodróme. Bal" besloot hij nijdig, „rk
zou niet spreken, kind, als ik niet wist dat
jij er net zoo over denkt als ik. Maar al dat
gepraat geeft niets. Het is vechten tegen de
windmolens Morgenavond zullen we het ze
vertellen, en dan zijn we er af en dan gaan
we twee maanden achtereen slapen."
,.Ik zie maaT één manier om er aan te-
ontkomen We zouden kunnen vluchten,"
zei ze lachend, terwijl ze vóór hem stond
en de rimpels tusschen zijn oogen verjoeg.
Hugh keek haar diep in de bruine oogen.
Opeens flikkerde een zelfde gedachte in bei
der blikken, als een lichtstraal, als een flik
kering van hoop. Hij greep haar handen,
terwijl hij haar strak bleef aankijken en mQl
een juichtoon in zijn stem, barstte hij uit:
„Verdraaid I"
„O, het zou niet kunnen," fluisterde zij,
zijn gedachte radend.
,,'t Kan wèll Wis en waarachtig kan het,
we gaan op de loop!"
Hugh's stem trilde van geestdrift, op zijn
gezicht stond groote opluchting te lezen.
„Is het echt? Meen je werkelijk dat het
zou kunnen? De oogen van het jonge meisje
waren groot van opwinding, haai wangen
gloeiden.
„Waarom niet? Wat zou het ons beletten?
Wil je het doen, Grace, wil je?" riep hij.
„Wat zullen de menschen er van zeg
gen?"
„Laat ze. Wat kan het ons schelen. Het
zal de mooiste mop zijn die er ooit is uitge
haald. En jij bent de kranigste vrouw van
de wereld dat je op het idee gekomen bent.
„Maar ik meende het niet in ernst," pro
testeerde ze.
„Maar nu meen je het en we meenen
het allebei. Luister nu eens: Wij gaan er
stilletjes van door en trouwen, en niemand
komt er iets van te weten, en dan als
we terugkomen, kunnen we alle menschen
uitlachen."
„Dan zetten ze ons portret in alle kran
ten."
„O, als dat gebeurt, komen we in vijf jaar
niet terug. Het i9 schitterend! Het leven is
toch nog wel de moeite waard. Je doet het
toch. hè Grace?"
„Ik zou met jou naar het eind van de we
reld meegaan, Hugh, maar
„Toe, zeg nu dat je het doet. En luister
nu goed," drong hij aan, terwijl hij bijna
stond te dansen. „We houden van elkaar.
Jij kunt niet trouwen voor drie-en-fwinfig
Mei. Er zijn heel veel menschen die weg-
loopen, het komt in de beste families voor
tegenwoordig. Waarom zouden wij het niet
doen?"
„Ja, maar wij hebben geen twee maan
den noodig om weg te loopen," stribbelde
zij nog tegen. „Sssll je moet fluisteren, want
tante Elizabeth heeft een heel fijn gehoor."
„Ik geloof waarachtig, liefste, dat je er al
voor tweederde voor gewonnen bent," fluis
terde hij.
„Laten we verstandig zijn. Hugh. Je weet,
ik kan niet vóór drie-en-twintig Mei trou
wen. En nu is tante vast besloten, om het
engagement morgen publiek te maken. Je
begrijpt toch wel dat we niet eerder dan op
twee-en-lwintig Mei, op zijn vroegst, kun
nen wegloopen, dus zijn we gedoemd het
twee maanden te dragen. Als we er dan
die twee maanden doorkomen, waarom
zouden we dan nog wegloopen? Dan is het
ergste toch voorbij."
„Ik geef toe, dat we het verlovingsfeest
niet kunnen ontloopen, maar van al het
andere kunnen wy afkomen Mijn plan is
om te vluchten naar een plaats, waarheen
de reis zeven k acht weken duurt. Dat is
een mooie manier om door den tijd heen te
komen, vind je niet?"
„Lieve hemel I"
„Waarom niet? We kunnen toch doen
wat we willen, niet waar? Wat een in-
brutale streek, hè! Ik zou je dit niet durven
vragen, Grace, als ik niet zoo innig veel van
je hield. Zeg, we nemen andere namen aan
en zoo."
,.0. wat lijkt het me vernikkel ijk," riep
ze. Haar gezicht gloeide nog steeds van op
winding.
„Dne en twintig Mei, dat duurt ten slotte
zoo lang niet meer en 't zal niet half zoo
lang duren als we zooiets doen. Nu, wil je?,'1
(Wordt vervolgd), J