Maria en haar Geitje. Een Verhaaltje dat ecl is gebeurd. daarmee ophouden, omdat hij zich heel ziek begon te voelen. Kreunende en steunende vond zijn vader, toen die even later m het schuurtje kwam. hem dan ook op den grond liggen. „Maar, jongen, wat is er met jou ge- beurdl" riep hij angstig. Doch Kees voelde zich te ellendig om iets te kunnen zeggen Hij liet zich dan ook heel gedwee door vader in huis dragen en in bed neerleggen. Aioeder, nóg angstiger dan vader, had reedo den dokter opgebeld. En toen die al heel gauw was gekomen en Kees had onder zocht, zei hij "Geef den jongen maar flink wonderolie. Hij heeft zeker allerlei viezen rommel gesnoept ,,'t Was heelemaal geen vieze rommel," kreunde Kees. ,,'t Was jam en pannekoek en appelen. Twee dagen bleef Kees ziek, en terwijl hij in zijn bed lag, kwamer er allerlei vreemde dingen in zijn hoofd op. „M ij n tent kan toch nooit zoo prachtig worden, als die van de jongens van Groen," dacht hij. „En daarom maak ik van mijn tent een kijkspel of eenwilde dieren- theater! Maar 'k vertel er nog niets van, aan geen van allen 1 O, en wat zullen ze dan allemaal vreemd staan kijken, als in m ij n tent.O, en 'k zal ze neerzetten op het weiland, hier achter ons huis. Daar kunnen alle jongens en meisjes haar zienl Doch alleen van builenI Er mag voorloopig niemand dichtbij komen, want 't is toch op ons eigen weiland, dat ze zal staan." Nauwelijks was Kees beter, of hij begon weer met nieuwen moed aan zijn tent. Ge lukkig was 't in de groote vacantie, dus kon hij er ongestoord mee voortgaan. Al heel gauw stond ze dan ook op het weiland ach ter hun huis, en daar was de jongen toen weer bezig met het plakken van groote vel len papier tegen het zeildoek, vlak bij den ingang. Op dit papier had hij met groote letters geschreven, dat er in deze tent iets heel bijzonders zou worden vertoond. En daaronder stond in nog grooter letters: „De openingsvoorstelling zal plaats hebben a.s. Zaterdag, precies half twee in den namid dag. De entree-prijs bedraagt 2 centen per persoon!" En toen het nu Zaterdagmiddag was en nog lang geen half twee, stond reeds een troepje kinderen, waarbij óók de jongens van Groen en hun zusje Annie, voor Kees' tent te wachten op het teeken, dat zij daar bin nen konden gaan. En wat zij daar dan wel voor hun twee centen zouden te zien krijgen, was natuurlijk nog een groot geheimI „Miesje Peters heeft verteld, dat er een echt wild beest in een kooi te zien is," fluisterde Annie Groen tothaar broertje Paul. „En er moet óók een echte slang zijn," sprak Joop de Wilde. „Nou, maar. begon Bop Groen. Ver der kwam hij niet, omdat juist Kees, in een jas van zijn vader, en ook met diens hoogen hoed op, uit de tent kwam en met een schreeuwstem begon: „Geachte dames en heeren, komt allen in mijn tent! Hier in m ij n tent kunt ge zien, wat ge nog nooit hebt gezien! No. 1, een vrouw met een baard; no. 2. een echt wild boschdier; no. 33, een slangenbezweerster, die zoo maar een levende slang om haar hals bindt; no. 4, een prachtig getatoueerd Indianenkind-, en dan komt no. 5, dat isde kleinste dwerg ter wereld! Kom, treedt dus binnen, dames en heeren, 't kost maar 2 centen, en zoo dadelijk begint de voorstelling!" Heel veel kinderen waren reeds, met de 2 centen in hun hand. naar de tent geloo- pen. Doch de jongens van Groen geloofden niet heel veel van alles, wat Kees stond uit te galmen. Toch kreeg ook bij hen de nieuwsgierigheid de overhand, zoodat ook zij. na behoorlijk ieder 2 centen te hebben geofferd, de tent binnengingen. „Onze tent is toch veel mooier," fluister de toen Paul Groen Johan toe. „Stil toch, 't begint," fluisterde Johan terug. (Slot volgt). Marie was twaalf jaar en woonde met haar Moeder, die weduwe was, in een Zwitserse h dorp. Altijd lachte Marie, zoodat Elsje tfn Lideke, twee meisjes die met hun ouders in het groote hotel logeerden, haar „het VTOolijke boerinnetje" noemden. Haar geitje was al bijna even levendig, „bijna", want al was het ook nog zoo vroo lijk, de kunst: te lachen, had het toch nog niet geleerd. Het geitje heette Pompon, het droeg een halsband met een belletje en men kon er zeker van zijn, dat waar Marie was, het geilje zich ook in de nabijheid bevond. Marie had heel wat te doen, want zij breiden haar eigen grijzen kousen en hie'lp haar moeder met het huiswerk Ook ver zorgde zij Pompon geregeld. Eiken morgen kwam ze voorbij het hotel. Zij liep dan met haar geitje over het houten bruggetje naar de wei om het dier te laten grazen. Op zekeren dag kwam Marie weer langs het hotel. Zij was echter alleen, had roode, gezwollen oogen en had maar het lieTst onopgemerkt voorbij willen gaan. Elsje en Lideke liepen haar echter tch- terna. Marie verborg nu haar gezichtje om niet te laten zien. dat de tranen over haar wangen stroomden. „We zijn opeens heel arm geworden," zei Marie nu snikkend, „en Moeder heeft Pompon weggestuurd. Ik zal haar dus nooit, nooit weerzienI" „Waar is ze heengegaan?" vToeg Lideke. „Naar den overkant van het meer. De molenaar heeft haar gekochten Marie barstte opnieuw in tranen uit. De meisjes namen haar mee naar het hotel, gaven haar bonbons en chocolade, maar wat zij ook deden, het leek wel. of Marie nooit weer vroolijk zou kunnen kij ken. Droef staarden haar oogen naar den overkant van het meer. Den volgenden morgen kwam er geen Marie voorbij. Elsje en Lideke gingen nu naar haar huisje om te vragen, of ze bij hun mocht komen spelen, doch Marie's Moeder vertelde hun, dat haar dochtertje ziek te bed lag. „We moeten iels voor haar doen, de arme Marie is ziek van verdriet," zei Elsje, terwijl zij naar het hotel terugliepen. „Laten we alles aan Vader vertellen", stelde Lideke voor. „Vader weet altijd overal raad op." En zoo kwamen de kindeTen met het heele verhaal van Marie's verdriet bij hun VadeT. „Als we haar maar konden helpen 1" zuchtte Elsje. „Maar d&t kun je," zei Vader dadelijk. „Ik ken den molenaar en weet. waar hij woont. Laten wij Pompon dus van hem koopen en naar Marie terugbrengen als een afscheidscadeautje vóór wij weer naar huis gaan. Maar alleen kan ik het niet doen jullie moeten mij helpen." Elsje dacht even na en zei toen: „Ik was aan 't sparen voor een nieuwe verfdoos, maar ik kan het nog best een tijd met de oude doen. Het is veel erger voor Marie om het zonder Pompon te moeten stellen". „En ik spaarde voor ©en Zwitsersch klokje, maar daar kan ik heel goed bui ten 1" riep Lideke uit. „Ik zou natuurlijk veel liever willen, dat Marie Pompon terug kreeg." „Goed. dat is dus afgesproken 1 Maar jullie1 moeten me ook helpen Pompon te halen. We zullen er vanmiddag dadelijk op a. gaan. Alleen zal ik Pompon niet hier heen kunnen brengen. Denk je, dat hët jullie gelukken zal, of moeten we haar door ecJn jongen laten halen?" „O nee, neel" riepen de beide kinderen tegelijk uit. „Na Marie houdt Pompon het meest van ons en we hebben Marie dik wijls geholpen mat haar naar óe wei te brengen." Zoo gingen Elsje en Lideke dien middag dus met Vader naar den molenaar, ter wijl Marie bij de kachel in het keukentje van haar Moeder zat, want ze voeldei zich erg rillerig en verdrietig. Haar Moeder had er op aangedjrB dat zij op stond en getracht haar d tje duidelijk te maken, dat alle trad de heele wereld Pompon toch niet» konden brengen. Bedroefd zat zij ie breien. Nu zrl ongelukkig gevoelde, vond zij die d met grijze steken zoo vreeselijk eerfl Nooit eerder waren dergelijke gedachd haar opgekomen, maar nu leken de A haar een leger grijze soldaten die de<: één. twee, drie plotseling fluifl ze „Pompon." Er kwam een mist voor Marie's Zij werd slaperig een vreemd n drong tot haar door ofwasl gerinkel* van Pompon's belletje? De oude klok in de keuken tikte; zij „Kom weer, Pompon, Kom I Pom-ponl" Plotseling ging de deur open. In Ml gend oogenblik voelde Mane een kei neus tegen haar hand aan. Zij sloeg de' oogen op en zag Pol vóór zich 9laan, Pompon, die vroolijk H te, alsof zij zeggen wilde: „Hier ben ik weer!" Marie kon geen woorden vinden I blijdschap. Haar blauwe oogen schittJ als vroolijke sterretjes. „Is dat geen leuke verrassiiig?" I Elsje uit. ;.Wat zeg je van ons geheim?" m Lideke. Marie liet haar grijze kous op den J vallen, sloeg haar armen om Pompon'sl ©n drukte haar gezichtje legen het J aan. „O, wat vreeselijk aardig van jullie! I ben ik blijl" was alles, wat zij zeggen 1 Pompon scheen al even gelukkig tel als haar meesteresje. En de' Vader I Elsje en Lideke bestelde een extra tl voer voor de geit om haar terugkom! vieren. Den volgenden dag maakte Marie I krans van bloemen, maar dat geknl scheen de geit niet erg prettig te vinl en zij at den geheelen krans op In het hotel werd een collecte gehoul voor Marie's Moeder, zoodat deze niet li in zorg leefde. Marie werd weer vroolijker dan ooill rond met Pompon naast zich kol breien voor den winter nu geen all werk meer. C. E. d. L Ik heb ©en neefje, ©en aardig kerel van bijna zes jaar oud, dat Wimmie bel Toen Wimmie vijf jaar was, gingen I twee voortandjes bos, en toen had 1 moeder die in een wipje en zonder I .Wimmie pijn had gewoeld, uitgetrokkl „Nu krijg je een paar mooie, nieuwe tal jes er voor terug, baasje", had moederI zegd. En Wimmie voelde toen iederen cl of de mooie, nieuwe tandjes nog niet wal gekomen. Op een dag kwam Wimmie's oom, I pas uit Indië terug was, op bezoek. Wj mie, kleine wijsneus, bemerkte al dadel! zoodra oom JaD tot hem sprak, dat ooi bovenste voortanden heelemaal van goj waren. I „O, oom Janriep hij, „wat hebtl daar een prachtige tandjes 1 Zijn 't nieuffj En zijn 't gouwe" 1 En hebt u die tand! ook pas gekregen t" I Oom Jan lachte eerst wat om Wimmj vragen, en antwoordde: „Ja, Wimmie, i heb ik in Indië gekregen. Vindt je i tandjes zoo erg mooi 1" „Nou, oom Jan, of ik ze mooi vind zegt Wimmie. „Ik zou wel willen, dat, j ik voor mijn twee tandjes, die moeder w met een draadje heeft uitgetrokken, M we terugkrijg, die ook heelemaal van goj zijn. Zoudt u denken, dat dit nog wel w gebeuren kan, ook hier in Holland 1 1 moet je in Indië wonen, om zulke mod tandjes te krijgen V „Weineen, ventje", zegt oom, „daanroi behoef je niet in Indië te zijn. En ik loof, als jij zoet bent geweest, maar d'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 22