68ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 October 1927 Derde Blad No. 20744 BINNENLAND. TWEEDE KAMER. De Paling en de Peuëraar. BINNENLANDSCHE ZAKEN EN LANDBOUW. Het beleid Tan den minister. Voorloopio yerslag der Tweede Kamer. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het Vde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1928. Vele leden gaven uiting aan hun waar deering voor de wijze waarop de Minister zijn taak vervult. Zij dachten vooral aan het feit, dat de Minister voortdurend con tact zoekt met de verschillende lagen der bevolking, hetgeen niet dan nuttig voor land en volk kan zijn. Verschillende dezer leden had het in het bijzonder verheugd te mo gen constateeren, dat den Minister geen moeite te veel is, wanneer het de zaken van den landbouw geldt. Eenige leden gaven uiting aan hun inge nomenheid met het feit, dat bij de regee ring het voornemen bestaat een wetsont werp in te dienen inzake de samenwerking van gemeenten. Zij spraken den wensch uit dat de Minister inmiddels geen annexatie- ontwerp aan de Staten-Generaal zal voor leggen. Verscheiden leden stemden met deze opvatting allerminst in en drongen aan op voortvarendheid ten opzichte van noodzakelijke grenswijzigingen. Sommigen wezen er op, dat in enkele gemeenten vrouwen tot wethouders zijn ge kozen. In bepaalde gevallen zullen deze vrouwen als waarnemend burgemeester kunnen optreden. Dit maakt den toestand, dat geen vrouwen tot burgemeester be noemd kunnen worden, steeds onhoudbaar. Deze leden drongen met klem aan op wij ziging der Gemeentewet te dezer zake. Verscheiden leden drongen er op aan, dat de Minister zooveel mogelijk zal bevorde ren, dat burgemeesters aan demonstraties geen andere moeilijkheden in den weg leg gen dan voor handhaving der openbare orde strikt noodzakelijk zijn. Bij herhaling werd geklaagd over den zwaren druk, die verschillende gemeenten op de schippers leggen in den vorm van haven-, kade- en bruggelden. Men vroeg of de Minister niet bereid zou zijn te bevorderen, dat in de Gemeentewet een bepaling wordt opgenomen, waarbij den patroons wordt verboden de zakelijke be drijfsbelasting op de arbeiders te verhalen. Gevraagd werd of de Minister heeft ken nis genomen van de beschouwingen van de Amsterdamsche Gemeent. Bioscoopcom missie over het vervolg-verslag der Staats commissie voor het bioscoop-vraagstuk. Zoo ja, dan zou men gaarne omtrent 'a Ministers standpunt worden ingelicht. Aangedrongen werd op het tot stand bren gen van een wettelijke regeling betreffende openbare inzamelingen voor liefdadige doel einden en op maatregelen tegen het te loor gaan van natuurmonumenten. Verscheiden leden drongen bij herhaling aan op een algeheel verbod van het gebruik van den hond als trekdier. In verband met het feit, dat als tweede termijn voor de inrichting van het pavil joen „Welgelegen" te Haarlem slechts f 105.000 is uitgetrokken, werd de vraag gesteld, tegen wanneer naar 's Ministers zienswijze het Prov. Bestuur van Noord- Holland dit gebouw zal kunnen betrekken. Verscheiden leden hadden ernstig be zwaar tegen de verlaging van den post sub sidie vrijwillige burgerwachten; andere le- RECLAME. Vraagt Uwen bakker. 848 den konden zich met deze verlaging zeer wel vereenigen. Inlichtingen werden gevraagd betreffende onderstand aan noodlijdende gemeenten. Zou het vroeg men o.m. geen aanbe veling verdienen aan de voorwaarden van steunverleening te verbinden, een wette- lijken grondslag te geven? Vele leden achtten aanvulling en wijzi ging van de Krankzinnigenwet gewenscht In het bijzonder drongen deze leden er op aan, dat de voorschriften betreffende Qfc opneming in krankzinnigengestichten zul len worden verscherpt. Verscheiden leden waren van oordeel, dat de kosten van ver pleging van armlastigen krankzinnigen ge heel door het rijk behooren te worden ge dragen. Verscheiden leden spraken hun waardee ring uit over hetgeen ten aanzien van de uitbreiding van werkgelegenheid van staats wege wordt verricht. Verscheiden andere leden achtten dit toch niet voldoende. Ze wilden een uitgebreid systematisch plan van werkverruiming zien ontworpen en uitge voerd. Geklaagd werd over het te sterke streven naar centralisatie van de werkver ruiming, waardoor gemeenten, welke zelf objecten voor ontginning bezitten, worden verhinderd daartoe over te gaan. Eenige leden drongen nogmaals aan op betere belooning der bij de door het rijk ge- subsideerde werkverschaffing geplaatste arbeiders. Verscheiden leden waren dankbaar voor het feit, dat de uitgaven ten behoeve van den landbouw met een niet onaanzienlijk bedrag zijn verhoogd. Met voldoening werd geconstateerd, dat de Minister regelmatig omtrent zaken, dan landbouw betreffende, overleg pleegt met de verschillende land bouworganisaties. Andere leden bepleitten de instelling van een landbouwraad. Op een spoedig tot stand komen van een wettelijke regeling van het landbouwonder wijs werd wederom aangedrongen Gevraagd werd of het niet op den weg der regeering ligt maatregelen te treffen ten einde de landbouwende bevolking te beschermen tegen trustvorming bij den verkoop van meststof enz., en of de Minister bereid is een onderzoek te doen instellen naar de mogelijkheid van een oprichting eener fabriek voor het afleiden van stik stof uit de lucht. Aangedrongen werd op verhooging van bet bedrag voor subsidiën voor den aanleg van proefvelden en op het stichten van een proefboerderij op den zandgrond. Sommige leden bevalen de vorming van een fonds aan, hetwelk ontwatering op uit gebreide 9chaal mogelijk zou maken. Sommige leden, die met genoegen gezien hadden, dat de post „uitbreiding staats- boschbezit" met f 10.000 is verhoogd, ver zochten den Minister, in de naaste toekomst ten deze nog verder te gaan. Verscheiden leden vroegen een uiteenzet ting van de nieuwe gezichtspunten ten aan zien van de bestrijding van het mond- en klauwzeer en van de tuberculose. Vele leden gaven uiting aan hun waar deering voor de maatregelen, door den Mi nister beraamd om de Noordzee-yisscherrj uit haar verval op te heffen. Eenige leden vroegen of er een nader internationaal over leg inzake de over-bevisscliing van de Noordzee is gehouden en zoo ja, met welke resultaten. Inlichtingen werden gevraagd inzake 's Ministers plannen betreffende de Zuiderzeevisscherij. Gevraagd werd naar den stand van het vraagstuk der onteigening van het Rijnwater in Duitschland. DE INENTING TEGEN POKKEN. Het ministerieel antwoord op de vragen van mevr. De VriesBruins. Door mevr. de VriesBruins waren aan den minister van Arbeid, H. en N. de vol gende vragen gesteld. 1. Is de Minister bereid mee te deelen, welke overwegingen hem er toe hebben ge leid, opnieuw toestemming te geven tot het verstrekken van de dermo-vaccine, welke verstrekking begin Augustus van dit jaar is stopgezet? 2. Acht de minister de bezwaren, die hem volgens zijn antwoord op de vragen van het Kamerlid den heer Krijger van 27 Juli 1927 hebben doen besluiten tot het stop zetten van die verstrekking, nu niet meer aanwezig? 3. Zoo ja, waarom is dan niet nu, even als in het tijdperk van 122 Augustus 1.1., alle aflevering van vaccine stopgezet, totdat de benoemde commissie een uitspraak heeft gedaan? Minister Slotemaker de Bruine heeft hierop het volgende geantwoord. 1. De overwegingen, die er toe geleid hebben, toestemming te geven tot het ver strekken van dermo-vaccine, zijn de vol gende; De neuro-vaccine bleek niet beter te voldoen dan de dermo-vaccine. Met de dermo-vaccine is hier te lande meer ervaring' opgedaan dan met de neuro- vaccine. Daarom werd besloten, de proef met neuro-vaccine te staken. Had uitzicht bestaan op- oplossing van de moeilijkheden binnen zeer afzienbaren tijd, dan zou over wogen zijn geworden de verstrekking van vaccine, in afwachting van de oplossing, op te schorten. Er is evenwel geen enkele aanwijzing, of de oplossing binnen weken, maanden of jaren zal worden gevonden. Bij dien stand van-zaken zou opschorten van de verstrekking van vaccine voor onbepaal- den tijd moeten plaats vinden, wat niet geoorloofd is, zoolang art. 17 van de Epide- miewet geldt. Bovendien valt te bedenken, dat vrijwillige vaccinatie steeds mogelijk moet blijven, zoo niet met Nederlandsche entstof, dan toch met buitenlandsche. Er is tot dusver geen grond om aan te nemen, dat met buitenlandsche entstof hier te lande betere ervaringen zullen worden op gedaan dan met Nederlandsche. Met be trekking tot de vrijwillige vaccinatie moet aan den medicus en den belanghebbende worden overgelaten of zij zal plaats vinden. 2. Het motief, dat blijkens zijn antwoord van 27 Juli 1927 den ondergeteekende er toe geleid heeft, de verstrekking van dermo- vaccine stop te zetten, is door de ervaring komen te vervallen. Daarom zal een voorstel tot wijziging van de wettelijke bepalingen worden in gediend. 3. De beantwoording van deze vraag is overbodig geworden door het antwoord op de eerste vraag. HET ONPRACTISCHE WETSONTWERP. Een Antwerpsch adres aan de Kamer. Het Antwerpsch Comité van Actie inzake belasting op Nederlanders in den vreemde heeft, zich onder verwijzing naar een op 25 September j.l. in vergadering van de te Ant werpen en omliggende gemeenten wonen de Nederlanders, met algemeene stemmen aangenomen motie tot de leden van de Tweede Kamer gewend met een adres, waarbij op den grondslag van deze motie er de aandacht op wordt gevestigd, dat de maat schappelijke positie van voornoemde Neder landers zoodanig is, dat zij niet aangemerkt kunnen worden als zijnde „kapitaalvluchte lingen" en dat verder de tekst van het wets ontwerp, houdende bepalingen betreffende de belasting van niet binnen het Rijk wo nende Nederlanders en van de nalaten schappen en schenkingen van Nederlan ders, die niet zijn ingezetenen des Rijks, zich niet juist uitspreekt over het al of niet vallen der genoemde Nederlanders onder de desbetreffende bepalingen. Verder zeggen adressanten dat daardoor het aannemen van genoemd wetsontwerp in zijn huidigen vorm voor hen gevaarlijk kan worden, wes halve zij verzoeken dit wetsontwerp of wel geheel te verwerpen of wel zoodanig te doen wijzigen dat met vermelde bezwaren reke ning wordt gehouden. VERBLIJFSVERGOEDINGEN. De commissie voor ^georganiseerd overleg landmacht (officieren) heeft zich ter zake van het haar door den minister van Oorlog toegezonden ontwerp-regeling voor de ver blijfsvergoedingen zeer erkentelijk verklaard voor de verbeteringen, door dit ontwerp in de regeling der vergoedingen, enz. gebracht. De vergadering vereenigde zich met het ontwerp, behoudens enkele aanvullingen en wijzigingen op ondergeschikte punten. De commissie voor georganiseerd overleg landmacht (onderofficieren) is van oordeel dat het ontwerp-regeling verschillende voor- deelen biedt: de geldelijke vergoedingen worden iets verbeterd geacht, terwijl het voorschrift veel overzichtelijker is gewor den. Deze commissie sprak er echter haar teleurstelling over uit, dat op velerlei pun ten nog geen verbetering is gebracht. Naar de meening der commissie nl. wordt t. o. v. de militairen nog teveel afgeweken van de bepalingen van het Reisbesluit onder om standigheden waarin ten opzichte van bur ger-ambtenaren geen afwijkingen plaats hebben. De helft van de leden verklaarde zich voor een voorstel van „Ons Belang", tot algeheels verhooging van toelagen, enz. welke ongeveer is aan te geven met 50 pci De andere helft der leden stemde blanco. Overigens zullen op verschillende onder- deelen wijzigingen aan den Minister worden voorgesteld. ZUID-HOLLANDSCHE VEREENIGING „HET GROENE KRUIS". De jaarvergadering te Rotterdam. Te Rotterdam vergaderde gisteren „Het Groene Kruis", onder voorzitterschap van dr. J. Ph. Elias. Uit het jaarverslag bleek, dat het ledental zich door toetreding van nieuwe leden in bestaande afdeelingen uit breidde van ruim 60.000 tot ongeveer 65.000. De staat der contributies geeft over het algemeen reden tot tevredenheid. Aan 286 aanvragen om ontsmetting of reiniging werd in het afgeloopen jaar voldaan. De exploitatie leverde voor het eerst een batig saldo. Van September 1925 tot Sept. 1926 werd de film van het „Groene Kruis" 50 maal vertoond, terwijl zij tot 1 Januari 1927 70 maal werd vertoond. Aan de orde was de verkiezing van drie leden van het hoofdbestuur voor de plaat sen. opengevallen door het aftreden van de heeren dr. J. Ph. Elias, C. J. M. Kroon en arts P. Greup. De twee eerstgenoemde heeren werden met algemeene stemmen herbenoemd. Tot derde lid werd gekozen arts C. van Gelder uit Nieuwe Tonge. Na de pauze hield dr. A. van Voorthuy- zen een voordracht over districtsartsen. Hierna werd de begrooting 1928 vastga- steld. Zij sluit op een bedrag van f 29.582.5911/», met een batig saldo van f 3494.44^/». De bijdragen aan de algemeene kas door de afdeelingen, zijn op f8800 begroot. Ten slotte werd nog een motie aangeno men, waarin de wenschelijkheid werd uit gesproken, dat men er bij de afdelings besturen op aan zou dringen, propaganda te maken voor de invoering van een districts-school artsenbond. De voorzitter sloot hierna de vergadering. UIT NED OOST-TNDIë. GEARRESTEERD. BATAVIA, 28 Oct. (Aneta). De zeer in vloedrijke Kiaji uit het Tjibadaksche Sa- noesi is alhier gearresteerd wegens op ruiing in lezingen, die hij ten zijnen huize hield en welke aangehoord wenden door duizenden mannen en vrouwen. Vooral richtte hij zich tegen den regent Waar schijnlijk zal hij ter interneering worden voorgedragen. Verder zijn drie leden van de P. S. I. uit Tjutjoeroeg en Buitenzorg ge arresteerd. OPIUM GESTOLEN. BATAVIA, 28 Oct. (Aneta). Uit de opium- fabriek op Salemba is opium gestolen tot een waarde van f 12.000. De vronw toegelaten als grif fier. De petrolenmovereen- komsten. Wijziging der provinciale wet Uitvoer van haring. (Zitting van gisteren). Aan de orde is de stemming over artikel 1 van het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de Provinciale Wet De heer LINGBEEK (H. G. S. P.) legt een korte verklaring af. Spr. ie voor benoem baarheid der vrouw tot elke betrekking, die met haar aard overeenkomt. Daarom zal spr. tegen dit artikel stemmen. HET RAADSEL DER TWEE VIERKANTEN. Uit 12 lucifers legt men 2 vierkanten als in bovenstaande figuur. Gevraagd wordt nu: Neem 8 lucifers weg en herplaats er 6, zoodanig dat er 3 vierkanten gevormd worden. De heer BULTEN (R.-K.) zal tegen stem men, omdat voor de vrouwelijke griffier het huwelijk niet verboden zal zijn, in tegen stelling met andere ambtenaressen. Het artikel wordt aangenomen met 60 te gen 32 stemmen, gelijk gisteren als in het kort door ons werd gemeld. Voor hebben gestemd de geheele linker zijde met 9 katholieken en 4 Chr. histori- schen, tegen stemden alle anti-revolutio nairen, Braat, de twee Staatk. Geref. en de Herv. Geref., 4 Chr. historischen en 14 ka tholieken. Aan de orde is de stemming over de wets ontwerpen tot wijziging van een wet van 5 Juli 1921, betreffende de oprichting van de Ned.-Indische Aardolie Maatschappij; na dere verhooging van het le hoofdstuk der begrooting van uitgaven van Ned.-lndiö voor 1927; wijziging van het le hooofdstuk der middelen van de begrooting van Ned.- Indië voor 1927. De wetsontwerpen worden aangenomen met 61 tegen 29 stemmen. Tegen de soc.- dem. en de vrijz. dem., L. de Visser, Arts. Aan de orde ls voortzetting der behan deling van het wetsontwerp tot wijziging der Provinciale Wet De heer VAN AALTEN (V. D.) komt op tegen de vermindering van de bevoegdheid der Prov. Staten tegenover Gedeputeerde Staten ais in art. XVII wordt voorgesteld. Spr. meent, dat deze belangrijke wijziging in de verhouding tusschen Gedeput Staten en Prov. Staten buiten het kader van het ontwerp valt. Spr. acht dit tevens in strijd met den geest der grondwet. De heer DECKERS (R. K.) betoogt, dat ten aanzien van de provinciale autonomie de Prov. Staten het interpellatierecht niet kunnen missen. In de Prov. Wet komen daarnaast tal van artikelen voor betreffende de zelf-government, waarin Ged. Staten een taak is opgelegd als zelfstandig lichaam. Spy. is het echter niet eens met de opvat ting, dat het toezicht op de gemeentebestu ren behoort tot de zelfbestuurstaak van Ged. Staten. Het geldt hier een bijzonderen plicht van Ged. Staten. Spr. acht het in het be lang der democratie, waarop de heer v. d. Waerden een beroep deed dat het toezicht op de geste der Gemeentebesturen blijft in een sfeer van ernst, nauwgezetheid en be voegdheid en deze zaak niet vertroebeld wordt door interpellaties door leden van een college, dat de grondwet niet heeft aan gewezen tot het houden van toezicht. Om practische, staatsrechtelijke en historische gronden gaat spr. geheel mede met de door de regeering voorgestelde wijziging. De heer v. d. BERGH (S. D.) meent, dat waar de Minister een beroep doet op de grondwetswijziging van 1887, dit niet op zijn plaats i9. Daarbij was aan het inter pellatierecht niet gedacht. Het gevolg der wijziging was, dat de noodzakelijkheid van het interpellatierecht verdween, doch dat de mogelijkheid bleef bestaan. Ook spreekt de heer v. d. Bergh tegen, dat het toezicht op de gemeentebesturen een deel zou uitmaken van het zelfbestuur. Maar indien dit toe zicht inderdaad wel een onderdeel was van het zelfbestuur, waarom zou men dan nog niet interpelleeren kunnen. Het doel van het zelfbestuur is juist dit te leggen in han den der bevolking. De juridische argumenten tegen het inter pellatierecht aanvaardt spr. niet. Voor hem is het een opportuniteitskwc9tie en de vraag of het recht gewenscht is. Dit is voor hem niet twijfelachtig. Er moet een waarborg Wie zegt „peur" denkt aan den Leid- Bchen peuëraar, den peuëraar van Rijn en Zijl en van de Kagerplassen, het prototype van al wat ooit den peurstok met de „pie- renguirlande" gehanteerd heeft of in de toekomst nog h'anteerén zal, den peuëraar dien Hildebrand, aan ,'t slot van zijn meesterlijke teekening, bij zijn thuiskomst van de plasser begroet met het liefelijk, echtelijk welkom- „Loibak! kom je weer oit je smulschoit?" Evenmin als men uilen naar Athene draagt, trakteert men den Lei denaar op de definitie van wat eigentlijk een paling is. Hij kent het kos telijk en kost-baai vischje door en door. Be voorstelling kan hier dus kort zijn. Paling kent men aar het lange, dunne lichaam, bedekt met een slijmerige huid, san de kleóne rond© kieuwopeningen en aan de afwezigheid van buikvinnen. Deze mysterieuze gast met zijn slangachtig uiterlijk heeft den natuuronderzoekers héél wat hoofdbreken gekost. Het netelig vraagstuk hóó en wéar de paling voor haar voortteling zorgt, is door de deskundigen uog niet in alle finesses opgelost, valt bo vendien buiten het bestek van dit peuër- praatje. Het moge vreemd en onwaar schijnlijk klinken... de paling verlaat soms hij duisteren nacht rivier, wetering, sloot plas om dwars door de van dauw-ge drenkte weilanden ander water op te zoe- hen. Het lenig slangenlijf schuifelt en kronkelt met vrij groote snelheid over den ^chtigen grasbodem naar het doel van lijn tocht: versch water of andere water bodem. Op onze hengeltochten is het voor gekomen dat wij bij den eersten ochtend- schemer duidelijk het palingspoor konden volgen in rechte of bochtige lijn door de hier en daar lichtelijk met palingslijm be zette grassprieten. Evenmin als de nacht zwaluw of „geitemelker" inderdaad des nachts op listige wijze de geiten in de weilanden zou leegmelken, kan men geloof hechten aan de voorkeur van paling voor... aardbeien! Op haar nachtelijke verhuizin gen zou de paling af en toe haar richting ook wel eens kiezen dwars door aardbeien velden, omdat zij op deze vrucht eenvou digweg verzót zoude zijn! De paling, met haar st»erk ontwikkelde slijmafscheiding, voort-schuifelend dus over den zandbodem tusschen de aardbei planton Hier be treden wij spTookjesterrein ->p glibberige paden, even glibberig als de held der le gende zelf! Paling leeft in hoofdzaak van vischkuit, vischbroed kleine visch en kleine kikvorschen en gaat voor een stevig maal regen- of dauwwormen niet uit den weg. Zij is een geweldig taaie, hevig ge spierde visch, waarvan het vleesch koste lijk smaakt. Van alle visschen verschijnt zij in de meest verschillende gedaanten ter tafel. De echte palingliefhebber smult van dit slangetje in elke dankbare toebe reiding: gekookt, gest-oofd, gebakken, ge rookt, in gelei of in 't zuur! Ook het vel had vroeger waarde in den vorm van uiterst taaie riemen voor dorschvlegels, toen de dorschmachine het handdorschen nog niet had vervangen. Voor de sport blijven dp beste midde len om paling te bemachtigen, de paling fuik en de aalkorf, buiten bespreking. De hengel is hieT evenmin het vangmiddel bij untstek. Wat de palingvisacher noodig heeft is de „peur" en de „palingdobber." Het peurietn naar paling is tegenwoordig uit sluitend geoorloofd wanneer men. in het bezit is van een vischakte ©n bovendien van een schriftelijke vergunning van den rechthebbende op het visch water. Ook voor paling is een wettelijke maat, waarop zij als buit mag worden ingerekend, vastge steld, n.l. 25 c.M. De peur wordt volgen derwijs samengesteldmen rijge aan een draad katoen of sajet over de lengte een 30-tal wormen, kop in, staart uit. (Hilde brand zegt: pieren van de echte soort met gele kransjes om de koppen I) De<ze wor men sliert winde en binde mem om de vin gers tot een bosje, waarna men een sterk koord er aan bevestigd. Onmiddellijk boven deze pierendot plaatse men een flink stuk lood. De eigenlijke „peur" is nu gereed en wordt gebonden aan een korte, sterke stok. Tegen het vallen van den nacht (kies bij voorkeur donker weer zonder maan, regenachtig en onstumig, want bij maan lichte nachten „loopt" de paling slecht I) trekt de peuëraar met zijn roeiboot eT op uit. Heeft hij zijn terrein bereikt, dian werpt hij het ankertje of plaatst de steek- stokken. Nu laat hij de peur te water dalen tot op den bodem Gestadig, zonder ophouden, beweegt hij het vischtuig zacht jes op en neer. Treft hij een goede plek, dan zal het niet lang duren of hij wordt „aan de mouw van zijn jas getrokken" Inderdaad geeft het aanbijten of aanzuigen van paling het gevoel alsof iemand met een kort rukje aan de jasmouw trekt. Nu komt het kritieke moment. Heeft men dit rukje gevoeld, dan terstond zéér behoedzaam en geleidelijk („loizaam" zegt de peuëraar) ophalen, zonder rukken zoolang de peur nog onder water is. Zoodra de wormendot mèt de vastgezogen paling boven water is geheven, dan schielijk met een snelle zwaai de peur boven de boot brengen: terstond daarop zal de paling de woTmen loslaten en in het schuitje vallen. Veel oefening is noodig om de juiste polsbeweging bij het op- en neerhalen van de peur boven den waterbodem te regelen en om allengs de juiste snelheid van ophaal en zwaai boven de boot zich eigen te maken. Beginnelin gen worden wel vaak „aan hun mouw ge trokken", maar als zij de peur aan de op pervlakte van het water hebben gebracht, laat de paling meestal los. Vischt men niet van uit een schuitje doch van den wal, dan bediene men zich van een flinke tobbe die, met den wal verbonden door een lan gen stok, op het water drijven moet. Met het peuren is het al evenzoo gesteld als met het hengelengeduld, vaardigheid, good luck spelen de hoofdrol, maar wat de peuëraar missen moet is de stralende heer lijkheid van de blijde zon, znch spiegelend in den plas, het levend décor van den hen gelaar] Want de paling is een nachtwan delaar par excellence die haar belagers overdag geen schijn van kans geeft, al komt het soms we! vooi dat een hengelaar naar baars een paling aan zijn worm of aasvischje ophaalt tot zijn angstige ver rassing: meestal zal de kronkelende slang het fijne baarstuig deerlijk in de war hiel pen De minst vermoeiende, maar dikwijls de meest loonende wijze om paling te ver- halken is wel het visschen met den „pa lingdobber." Deze nobele sport kent drie periodenhet uitaetten der dobbers, de slaap van den „dobberaar" en het ophalen der dobbers. Ben dobber bestaat uit een houten of rieten klos waarop men een lange, sterke lijn windt, in teer of carbolineum ge- renkt. Het eene uiteinde der lijn is vooraf stevig aan de klos gebonden, terwijl het andere uiteinde voorzien wordt van een enkelvoudige haak van middelbare groot te. Aan de haak wordt nu een dood aas vischje bevestigd en wel zóó, dat men de haakpunt dwars door het vischje slaat en deze weer op een andere plaats er in doet verdwijnen, met dien verstande dat de haakpunt geheel verborgen is Tegen het vallen van den avond werpt men van uit het vischbootje de dobbers achter elkan der, op gelijke afstanden, te water, steeds in het midden van plas of wetering, ter wijl men heeft te zorgen dat het aas den bodem bereiken kan. Is deze taak vol bracht, dan zoekt de dobberaar zijn leger stede op en droomt van polsdikke palin gen die hem met geweld uit de boot trek ken, omlaag in den modderbodem. Des dobberaars slaap is kort, want vóór het ochtendgloren moet hij weer in zijn 'schuitje er op uit om zijn dobbers op te halen. Reeds van uit de verte ziet hij sommige dobbers zijn „afgeloopen" en thans door de vastgebeten palingen zijn weggesleept uit de rechte lijn Zoo roeit dan onze makker van dobber naar dobber. Soms heeft bij zwaar te trekken als een dikke knaap vruchteloos worstelt om in den modder redding te zoeken De dobber levert zwaardere exemplaren op dan de peur, maar deze wint bet meestal in aantal. P. E. F.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 9