VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD 411; **4 i F' Zaterdag 29 October 1927 No. 41. ït z'n Vieren op een Eiland. ar het Engelsch van L. T. MEADE. Beknopt bewerkt door E. DE LILLE HOGERWAARD. HOOFDSTUK XVII. (Slot.) zon scheen dien morgen steeds hel er en de donkere wolkeai pakten zich samen, doch dreven verder weg, zoo- Ferdinand weldra naar een blauwe opkeek. geloof stelEg, dat die zonneschijn goed voorteeken is," mompelde hij. ar ik wou, dat Tony en Elly terugkwa- Het is ondoordacht van hen, zoo lang blijven, want zij weten toch, dat ik niet alleen kan laten.n luwelijks had Ferdinand deze laatste rden echter binnensmonds gezegd, of stond buiten adem van het harde en naast hem. fe hebben geen enkel schikipadei kun- vinden," zei hij, ,,en Elly is naar den Tan den Suikerbroodberg gegaan eai ik ben hard terug komeai loopoa het je te vertellen, Fer." rdinand greep den jongen nu bij oen en zei ,'ony, kun je heel rustig zijn 7" natuurlijk 1" Lom dan binnen en ga bij Joke zittel slaapt, dus moet je je nie* bewegen, de deur open, zo.olang de zon schijnt 't niet koud heeft. Als ze wakker dt, geef je haar een paar teugen uit kop." laar waar ga jij dan heen, Fert" S.erst naar Elly zij moet niet alleen 'en op den Suikerbroodberg daarna probeeren wat visch te vangen." iy ging nu onmiddellijk het huisje bio- en Ferdmand liep, op de hielen ge- door Quick, met vlugge schreden den top van den Suikerbroodberg. Het rbreken der zon en Joke's woorden had- hem nieuwen, moed gegeven. weer werd dien dag steeds beter, de hevige wind was gaan liggen. Fer- tud zag verscheiden landkrabben rond- pen. k denken, dat de zomer teruggekeerd zei hij in zichzelf. ,,Als het tegen den id misschien weer begint te storttege- en te waaien, zullen zij wel tot de lekking komen, dat zij zich vergist heb_ oen hij den top van den Suikerbrood- naderde, zag hij daar Elly met een be- ■fd gezichtje bij den viaggestok staan, vom Elly!" riep hij tegen haar. ,,Loop vlug met mij naar hert strand en help wat vsch vangen voox Joke- Maar scheelt er aan 7 Waarom huil je 1" Er is daar een schip", antwoordde hot sje. „Daar in de verte k een schip," ri wees met haar vinger in de richting den horizon. ,.Ik heb er al een heelen naar staan kijken, maar het schijnt de minste notitie van onze mooie, vlag te nemen." i schip II Waar 7" riep Ferdinand uit. Zijn stem trilde van aandoe ning, terwijl nieuwe hoop zijn hart ver vulde. „Ja, daar is een schip," ging hij voort. „Een schip I Een schip 1" juichte hij. ,,0, ze moeten ons zien 1 Blijf jij hier even wachten, dan haal ik het geweer. O Elly, als dat schip ons eens kwam haJenl" Ferdinand holde de helling reeds af en had binnen enkele minuten het houten huls bereikt. Zijn hart klopte onstuimig; zijn hoofd duizelde hem en er kwam een floers voor zijn oogen. Wat beteekende een schip in deze streek en in dit jaargetijde 7 Do hoop werd steeds levendiger in hem. Toen hij in het Witte Huis kwam pas te ooit. een naam eigenlijk slechter bij een woning 7 sliep Joke rustig en zat Tony onbeweeglijk bij haar bed. Waarschuwend legde hij zijn wijsvinger tegen de lippen, liep op de teenen, nam het oude geweer en den telescoop en snelde terug naar den Suikerbroodberg, waar Elly hem met stra lende oogen tegemoet kwam. „Ik geloof niet, dat het schip verder weg vaart", zei zij. „Ik kan het ten minste niet zien. Ik begrijp eigenlijk niet goed, wat he>t doet. Nu eens schijnt het verder weg te gaan en dan weer lijkt het, of het dichter bij komt. O, FerI wat moeten we doen, als het net als het andere schip wegvaart 7" „Maar het yaart niet weg", zei Ferdi nand. „Ik heb een sterk voorgevoel, dat het niet wegvaart." Langen tijd keek hij door den telescoop. „Het is een stoomboot", zei hij einde lij a. „En zij draait ik geloof stellig, dat ze onze vlag gezien hebben en naar het Witte Eiland stoomen. Ja, ik zou mij aï heel erg moeten vergissen, als het niet zoo was. Het schip vaart haird en ja! het komt dichter bij." „Ik kan den rook nu duidelijk zienl" riep Elly blij uit. „Ja, het is wel geen groote stoomboot, maar zij vaart tceh hierheen. Daar moet natuurlijk de een of andere reden voor zijn. Het zou me eigenlijk heelemaal niet ver wonderen, al« Vader aan boord was en ons kwam zoeken." „O, Ferrie! Ik ik zou wel huizen hoog kunnen springen van plezier!" Ferdinand liet den telescoop nu zakken. „Kijk eens, Elly," zei hij, „we moeten ons met het oog op Joke geen van allen te veel opwinden. Ik ben er nu wel bijna zeker van, dat het schip op dit eiland afste vent. Maar voor alle zekerheid zal ik mijn geweer afschieten, zoodra ik denk, dat ze het kunnen hooren. Nu zou het geluid van het schot Joke kunnen wakker maken cn verschrikken. Zij is heel, heel zwak, en je moet dus dadelijk naar haar teruggaan om haar, als ze wakker wordt, te vertellen heel voorzichtig te vertellen van het schip en dat wij werkelijk eenige boop koeste ren. Kun je dat heel voorzichtig doen, Elly 1 Ben je verstandig genoeg om het haaar kalm te vertellen 7" „Ja, Ferrie, ik zal het haar heel voor zichtig vertellen," luidde Elly'a antwoord. „Goed," zie Ferdinand ernstig. „En ver geet niet. dat ik je vertrouw." Het kinderlijke gezichtje van Elly stond heel ernstig, terwijl zij vlug de helling af liep. Ferdinand knielde aan den voet van den vlaggeslok neer, klemde zijn handen er om heen en sloot de oogen. In zulke oogen- blikken stijgen oprechte gebeden uit het hart op. Hij sprak geen enkel woord; zóó hevig was zijn wensch. dat hij geen woor^ den vinden kom om hem uit te spreken. Joke's leven zou naar alle waarschijnlijke heid afhangen van het al of niet komen van he't schip. Zou het landen? Waren veilig heid en geluk, misschien „thuis" werkelijk zóó dicht bij? Eén oogenblik was de jongen bijna bang om de' oogen op te slaan. Toen hij het ein delijk deed. zag hij iets, dat hem altijd als een heerlijke herinnering zou bijblijven: de kleine stoomboot was zóó dicht bij, dat hij menschen aan boord zagl Zij lag nu stil op de kalme golven. Er werd een boot uit gezet en een lange man met een grijzen baard slapte' er in. Vier anderen vergezelden hem. Vlug gleed de boot over de golven in de richting der Witte Baai. Ferdinand uitte een gesmoorden kreet vaa vreugde. „Het is Vader! Het is Vader! jubelde hij. Hij vergat zijn geweer en .zijn telescoop, snelde den berg af en kwam juist bijtijds in de baai om de boot te zien landen. Toen meneer Fraser aan wal stapte, lag Ferdinand in zijn armen. Hiermede eindigt de geschiedenis der reeks avonturen, die de kinderen beleefden. Hetgeen er nu volgde, kan in weinig woor den verteld worden. Joke werd spoedig beter. Ferdinand ver telde zijn vader alles, tot hij eindelijk moe van het vele praten was. De geheel e gei schiedenis der laatste avontuurlijke maan den werden niet éénmaal, maar verscheiden, kee'ren herhaald. Meneer Fraser van zijn kant vertelde den kinderen, welke ontzettende angsten hij uit gestaan had, toen hij na een afwezigheid van ruim zes weken eindelijk thuis was ge komen, geen der kinderen gevonden had en weldra tot de ontdekking kwam. dat nie-i mand hem ook maar de geringste inlichtin gen omtrent hun wedervaren geven kon. Hij wa9 dan ook wanhopend van angst en ver driet. totdat hij op zekeren dag door een toeval ontdekte, dat de Zeemeeuw, de oude boot van den armen Jim Salter, weg was. Ilij bracht dit feit in verband met het ver dwijnen der kinderen en begon te vermoe-. den. dat zij in zee gedreven waren. Het nam niet veel tijd een kleine stoom boot de Johanna Maria af te huren om hen te gaan zoeken. Als hij Joke's roode vlag niet plotseling ontdekt had, zou het echter nooit in hem opgekomen zijn te landen op zoo'n eenzame en onherberg zame plaats als Witveer-Eiland was. „En als de- zee niet zoo buitengewoon kalm geweest was, zou ik nog niet eens gemakkelijk hebben kunnen landen, voegde hij er aan toe. Precies vier-en-twintig uur bleef de zeö kalm. Toen begon de regen weer in stroo men neer te vallen en de' storm opnieuw te loeien. Meneer Fraser zei den kinderen, dat zij met hun allen op Witveer-eiland moesten blijven, totdat de hevigste regens voorbij waren. „Maar hoe heel andere lijkt alles met Vader dan zonder heml" mompelde Joke, terwijl zij dien avond haar hoofd tegen hem aan legde. Meneer Fraser had niet verzuimd een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 21