UITGEWOGEN WIE 18 EDMUND GRAY? 68*ta Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 October 1927 Vierde Blad No. 20744 Buitenl. Weekoverzicnt. PARIJSCHE BRIEYEN. INDISCHE KRONIEK. FEUILLETON. De Duitsehe regeering in de knel. De Roemeensche ko ning door zijn vader bedreigd. De Russische oppositie. Vrijbrief voor moorï Zooals bekend, hebben de geallieerden in Duitech!and aangesteld een soort opzich ter ten aanzien van de financiën van het Duitsehe rijk. Weliswaar mag de Duitsehe regeering vrijelijk beschikken over de middelen een baten, die haar ten dienste staan, doch daarbij moet één voorwaarde in acht worden genomen: het Dawesplan mag niet in gevaar worden gebracht. En daarvoor heeft genoemde opzichter oftewel betalingsagent waarvoor gekozen is de Amerikaan Parker Gilbert te waken. Voor 't eerst nu heeft deze opzichter ge bruik gemaakt van zijn recht, om aanmer kingen te maken en dit niet zonder rede nen. Volgend jaar, wanneer het Dawes^ plan in volle werking treedt, zal Duitsch- laod aan de ci-devant geallieerden 2% mil. liard goudmaric nebben te betalen, gedeel telijk baar, gedeeltelijk in goederen, 't Is een bedrag, dat nu niet bepaald een peul schilletje kan worden genoemd. Ook al behoeft aan de betaJingsmogelijkheid van het zich zoo krachtig herstallend Duitsehe rijk niet direct te worden getwijfeld. Edoch, en nu komen de bezwaren, waarop Gil bert in «en memorandum heeft gewezen, daarnaast doet d'e Duitsehe regeering fiilOnw ingrijpende voorstellen van finan- cieelen aard, dat de Daweebetaling ernstig in 't gedrang dreigt te komen. Eensdeels stelt de regeering ingrijpende salarisver- hoogingen voor het corps ambtenaren voor, die door de staten en de gemeenten ge volgd zullen moeten worden, anderdeels i§ er de schoolwet, waarvan de financieele gevolgen eenvoudig niet te overzien zijn. En zoo komt Duitschland in last. Wel heeft de Duitsehe minister van financiën zich reeds verweerd en er op gewezen, dat de financiën er niet elecht voorstaan, doch verzekeren dat alles binnen de draagkracht van 't rijk bleef, durfde hij niet aan. Daar mede is de conclusie als van zelf getrok ken Op de eigenaardige kwestie, dat de re geering eersrt rechts heeft doen fulminee- ren tegen Gilbert, dat deze zich bemoeide met dingen, die hem niet aangingen, ter wijl links in het memorandum een pracht materiaal vond om tegen de itegeering uit te pakken, om dan opeens voor den dag te komen, met de verklaring, dat het memo randum „op verzoek" was geschreven, zul len wij hier niet naderr ingaan, al werpt het een eigenaardig licht op de verhoudingen te Berlijn. Meer interessant lï echter de vraag: wat nu t Het antwoord moet luiden, dat de huidige regeeringscoaJitie in Duitsch land ernstig in gevaar ie gebracht. De sa- lariaverhooging zal de regeering nimmer geheel durven terugnemen, nu zij deze zelf aanhanging heeft gemaakt. Dat zou be- teekenen bij de verkiezingeneen eclatan te nederlaag. Misschien zal er nog wat aan de verhoogingen gevijld en gepolijst wor den, zal men trachten het corps wat in te krimpen, doch dat er verhoogd worden zal, 'fc is zeker en gewie. Blijft over de school wet. Het aannemen daarvan was toch al niet verzekerd, gezien de houding der Duitsehe Volkspartij, maar nu schijnt wel vast te staan, dat de wet er niet meer komt. En dit te eer, waar, zooals reeds ge zegd, de financieele gevolgen niet zijn té overzien. De schoolwet lijkt verloren. Waarmee voor het Centrum wegvalt de belooning voor het meedoen aan de coali tie met Duitsehe Volkspartij doch vooral met Duitsoh-nationallendie niets hebben nagelaten om den republikeinschen regee- ring8vorm te ondergraven en ondermijnen Dat ie inderdaad voor het Centrum een „mal geval", dat de "eenheid, die toch al geducht op de proef werd gesteld, den laatst en tijd, ernstig bedreigt. De meer naar links hell'ende elementen dreigen at te vallen. Voor Wirth is het gebeuren in zekeren zin een mooie reden xr,r%r <»t- valschte Schadenfreudle", v. m althans hfet partijbelang daa.ovL met heenzet. Zit aldus de Duiteche regeering in 't nauw, niet minder ia dat het geval met de Roemeensche. Zooals te voorzien was, probeert prins Carol den troon te herwin nen, al is het wel wat heel gauw: een drie maanden na zijn vader's dood. Het is hier moeilijk te beoordeelen, gelet bovendien op de scherpe censuur, in Roemenië inge steld, hoe de verhoudingen zijn, doch dat de boerenpartij reeds voor hem is, geeft toch wel reden, om zijn zaak niet hopeloos te oordeelen. Men bedenke, koning Michaël is zes jaar. Zijn vader heeft dus nog den tijd! En al lukt de eerste poging niet, er is gelegenheid om verder te werken. Ook Napoleon III slaagde niet de eerste maal en toch werd hij keizer der Franschen. De regeering is voornemens, om zich met hand en tand te verzetten. Zelfs heeft Bra- tianu al gedreigd om het koningshuis ver vallen te verklaren en de republiek uit te roepen, maar dit lijkt ons meer een bang makerij van de ex-koningin Maria, die achter de schermen voor haar zoon Carol heet te werken, wat zij kan, om zoodoende weer iete te zeggen te krijgen, hetgeen nu niet zoo is. Neen, hopeloos staat de zaak van prins Carol geenszins 1 Dat lijkt meer en meer wel zoo te zijn met de oppositie tegen het Stalin-regime in sovjet-Rusland. De indruk wordt geves tigd, dat het met Trotzki en Zinovjef, die steun hebben gekregen van Rakofski en Kamenef hard bergaf gaat. In hoeverre die indruk evenwel juist is 1 Erg zekér schijnt Stalin zich reeds niet te voelen, zooals blijkt uit het feit, dat tot afdoende maatregelen niet wordt overgegaan. Ge woonlijk pleegt men bij de sovjets weinig geduld. Een doodvonnis is maar een hand omdraai. Tenminstb wanneer het dooden niet zonder vonnis plaats vindt Even gemakkelijk als voor een commu nist in Rusland een moord is, al dan niet door hoogerhand gesanctioneerd, even ge makkelijk wordt het bijkans een vreemde ling in Frankrijk gemaakt, wanneer maar een beroep op 't menschelijk gevoel kan worden gedaan. Zie b.v. nu weer het vrij sprekend vonnis ten bat© van den moor denaar van den Oekranischen hetman Petl- joera. Schwareband kon een beroep doen op de hel der pogroms en als vrij man verliet hij de rechtzaal. Wie volgt... de Fxansche rechtspraak geeft bijkans een vrijbrief..* (Yan onzero Parijsdhen correspondent), (Nadruk verboden^. PALACE-GENEUGTEN. Parijs, 24 Oct, ,,Mrs. Ruth Fergusson, do echtgenoote van een zeer rijken industrieel uit Michi gan, heeft den commissaris van politie mededeeling gedaan, dat men haar in haar kamer in een hotel in de omgeving van de Etoile, een parel-collier ontroofd heeft, waarvan de waarde wordt geschat op een millioen francs ongeveer. Zij heeft geen enkele aanwijzing kunnen geven omtrent de wijze, waarop de onbekende dief zich het sieraad heeft toegeëigend. Een onder zoek wordt ingesteld." ...Bovenstaand berichtje kon men lezen op de eerste kolom van de eerste pagina van alle groote Parijsche dagbladen eenige dagen geleden. Den volgenden dag kwam men met enkele woorden onder Gemengd Nieruws terug op de geschiedenis. De dief bleef onvindbaar. En den daarop volgen den dag sprak niemand er meer over. Het publiek dacht: Ze zijn toch' sterk, die internationale dieven 1 Welk een han digheid Hoe leveren ze het hem, binnen te dringen in de kamer 1 Toevallig ben ik in relbtie gekomen met een kellner, die in het htotel in kwestie gewerkt heeft. En ik kan u precies vertel len hoe de collie* van mevrouw Fergusson gestolen werd. Genoemde dame is de eerste jeugd ge passeerd. Doch zij verdedigt zich hard nekkig tegen den ouderdom. Ja, eigenlijk mag ik wed zeggen, dat zij zich niet alleen verdedigt, maar ook zoo nu en dan van haar kant tot den aanval overgaat. Om dien avond met haar vrienden, de heer en mevrouw Tunney, naar den Moulin Rouge te gaan, had zij dan ook een zeer diep uitgesneden émeraude avondjapon aangetrokken en om den gepoederden hals en keel den g'anspraal van haar beroemde parelcollier gelegd. Na afloop van de voorstelling, welke zeer in haar 6maak was gevallen, ging zij met haar vrienden sou- peeren in een van die inrichtingen waar men geacht wordt vroolijk te zijn omdat men er veel lawaai maakt. Zij danste er. Yan Mansen krijgt men dorst. Maar d'e champagne zet aan tot op nieuw dansen. In de oogen van mevr. Fer gusson had het echtpaar Tunney al spoedig vier gezichten, en nog wat later aebt, die alle afschuwelijk lachten. Men moet alles wantrouwen in dat verderfelijke Parijs 1 Die Fransche champagne is zoo verrader lijk In d© taxi, die haar naar het hotel terug bracht, voelde de Amerikaansche haar hart zwellen en had zij een groote behoefte om aan iemand haar vertrouwen te schenken en een overmaat van teederheid. Haar bee- nen hadden de kracht niet meer haar naar haar kamer te brengen. Wat zou er van haar geworden zijn zonder de gespierde ar men van Ladislas, den als een athleet ge bouwden „gar^on d'étage", wiens vingera eenmaal op een achtermiddag in een wissel kantoortje van Przemysl een beetje al te hard de keel omklemd hadden van een ouden woekeraar 1 Het hoofd van mevr. Ferguson was nog gevuld met de lieve wijsjes uit den music- hall. Haar hart liep over van edelmoedig heid. Waartoe die ijdele sieraden? Hier, boy.Zoo rijk ben ik.Stop in je zak, dien collier! Die is heelemaal voor jou! Mag je hebbenSouvenir, my dear; souvenir!.... Doch toen, den volgenden middag, Mrs. Fergusson ontwaakt, met moeite trachtte in haar pijnlijk hoofd de herinnering bij een te garen der gebeurtenissen van den nacht, gevoelde zij zich bitter gestemd. Wat zou Reginald zeggen? Die collier was een geschenk van hem geweest op den ver jaardag van hun huwelijk! Hij zou het haar nimmer vergeven, dat zij zoo achteloos was geweest het kleinood te verliezen! Wat te doen? Zoo kwam het, dat de dame de telefoon greep om een klacht in te dienen wegens diefstal. Ladislas werd ondervraagd natuurlijk. De hand aan de klep van zijn pet, ant woordde hij, zonder blikken of blozen: Mevrouw is laat in den nacht thuis gekomen. Ik heb niet opgemerkt of mevrouw toen den collier om had. En zonder te lachen kroop hij onder de kast, het bed en den divan om te zien of het parelsnoer soms niet op den grond ge vallen was. De commissaris liet hem fouil- leeren en liet het heele personeel fouilleeren en zoeken in alle hoeken en gaten der dienstvertrekken. Men vond een aantal leege likeurflesschen, die een van de grooms ver stopt had in de gewichten van de lift. Maar niemand kreeg het idee een schoensmeer- doosje in de kast onder de trap open te maken, waarin het kleinood het oogenblik afwachtte, dat Ladislas het zonder gevaar het hotel uit kon brengen. Mrs. Fergusson vroeg een weinig onge rust: Het komt in de kranten, nietwaar? Inderdaad, het nieuws ging van het com missariaat naar de prefectuur van politie, in de tasch van een vreedzamen agent- motorwielrijder. En eenmaal op de prefec tuur haastte het zich, langs tien telefoon lijnen, naar de bureaux der groote dag bladen Halloeen interessant zaakje. Een Amerikaansche uit het Colossal Palace, die zich haar pareltjes heeft weten afhandig te laten maken! Een aantal jeugdige reporters snelden naar het hotel. De portier ontving ze „du haut de sa grandeur", doch Mrs. Fergusson stond hen te woord met een doos sigaretten en een glaasje port. Mrs. Fergusson glim lachte. Want zij zag in gedachte al haar echtvriend, die, op een dikke sigaar bijtend, vertelde aan zijn vrienden van de Ku-Klux- Klan: In Frankrijk, ik kan ervan meepraten, slechte politie. Alle bladen hebben het ver teld. De collier van mijn vrouw Er zijn, onder het personeel der groote hotels, een hoop weinig interessante vreem delingen. En de eerlijke bedienden beklagen zich erover. Ook zijn er lieden bij niet van het vak. Die hebben vaak eigenaardige avonturen. Iemand, die heel vreemd opkeek, op een ochtend, de vorige maand, was de gerant van het palace, waar de persoon werkte, die mg het verhaal der juweelen van mevr. Fergusson deed. Die gerant vroeg aan een individu, dat hem om een plaats als „gar- Qon d'étage" verzocht, en er erg uitge hongerd uitzag: Wat deed je vroeger? Ik was geneesheer, dokter in de me- dicgnen. Wët zeg je? Ja; ik practiseerde in(hg noemde een plaatsje in het departement van Char rentes). Niet veel zieken, en heelemaal geen afleiding. Ik verveelde me. Ik zou graag in een hotel willen werken. Luister eens! Wg hebben een dokter verbonden aan het hotel.... Neem, neen, en neenl Ik wil étage- kellner zgn! En hg werd het. Veertien dagen later had hg er volmaakt het voorkomen van. Toen, op een morgen, terwijl hg de thee en de toast bg haar op de tafel zette, zat de Engelsche van kamer no. 17 te lezen. Zg sloeg het boek dicht en zei: Ik ben bezig aan „Ulyssus" van W. B. Yeats. Mevrouw vergist zich. ..Ulyssus" is van James Joyce. Het was hem ontvallen eer hij het wist. Maar de Engelsche werd niet boos om de vrijmoedigheid. Hoe zoo? Weet jij dat? Een gesprek ontspon zich. Naarmate het zich ontwikkelde liet hij den derden persoon enkelvoudig loopen voor den tweeden per soon meervoud, en nog weer een weinig later terwijl de avondschemering de ka mer binnensloop ging hij over in den tweeden persoon enkelvoud. Den volgenden ochtend zegde hij zijn be trekking op. De gérant kreeg een prent briefkaart van hem uit Florence; daarna een uit Las Palm as. Maar gisteren atond hij weer in het bu reau van de directie. Hij was opnieuw mager geworden. Als de dokteraplaata nog open is, zei hij, zou ik die nu toch wel graag willen hebbenom te beginnen. LEO FAUST. door D. BAUDUIN. Indiroh» remaken. De bioeooop en haar Invloed. Paaar Malem. Tn- 1 andecho opera. Ik had reeds gelegenheid te over om den lezer te vertellen hoe de Europeaan zich onder de palmen pleegt te vermaken. Wij zullen tot meer volledig begrip van de In dische maatschappij ook hebben te spreken over de genoegens van den inlandschen broeder. Het ligt voor de hand. dat in de zoozeer onder westerachen invloed geko men. inlandsche wereld ook westersche ver maken in trek zijn gekomen, dat zelfs som mige dier vermaken in het leven van den inboorling een bijna even groote rol zijn gaan spelen. Natuurlijk moet dan in de eerste plaats genoemd de bioscoop. Op de primitieve mentaliteit van den inlander heeft de film een geweldigen invloed ge had, omdat haar uitdrukkingsmiddel is het gebaar, van oudsher het primitieve mid del, waarvoor primitieve zielen ontvanke lijk zijn. Hieruit volgt, dat de inlander het gevoeligst is voor films, waarin dat gebaar het sterkst correspondeert met zijn bevat tingsvermogen. Moderne films met fijn, stil spel en een ingewikkelde intrique zijn niet. wat Kromo het meest begeert. Daar entegen heeft hij zijn ongebreidelde vreugde aan avontuurlijke films met groote actie, cowboy-films, achtervolgingen, schietpar- RECLAME. VRAAGT UWEN WINKELIER tijen, schakingen, avonturen, te zee en te land en in de lucht. Buster Keaton, Harold L!oyd, maar vooral Tom Mix en Maciste zijn zijn menschen. En danis hij ver bazend gevoelig voor sentimenteele ge deelten, ik bedoel eigenlijk om het maar ronduit te zeggen voor' zoenpartijen en an dere verliefderigheden, die het zilveren doek gemeenlijk in groote mate den toe schouwer schenkt. De inlander leeft een zeer sterk sensueel leven, houdt er boven dien over moraal andere begrippen op na dan wij, is overigens tevreden met zijn eigen vrouwelijke bruine soortgenooten, doch adoreert in stilte en als een onbereik bare heerlijkheid.... de blanke vrouw 1 Men voelt, dat er niet veel voor noodig is om hem de verliefde tooneelen op de films met niet slechts sterke belangstelling, doch ook met een hartgrondig medeleven te doen genieten. En dat blijkt dan ook afdoende. Want eigenlijk zijn in Jan Oost voor Euro peanen alleen die bioscopen genietbaar, die niet voor inlandsch publiek toegankelijk zijn. Immers Kromo pleegt een film, die hem om bovenbedoelde redenen emotio neert, onafgebroken te begeleiden met een verbazend onwelluilend geluid, dat va rieert in kracht naarmate de situaties op het doek hem pikanter voorkomen. Het spreekt vanzelf, de lezer zal het reeds hebben begrepen, dat de invloed van de bioscoop op onze bruine broeders niet onverdeeld gunstig is geweest. Hij leert daardoor maar al te veel, dat ook de blanke mensch zijn passie heeft, dat niet elke blanke vrouw een onbereikbaar en onge rept ideaal vertegenwoordigt, dat ook de blanke wereld haar misdadigersgroepen heeft, die een brandkast weten open te maken met een steekvlam en iemand over hoop kunnen steken of schieten, die hen hindert, enzoovoort. Er zijn lieden, die dien schadelijken invloed zoo verderflijk achten, dat zij een algeheele afschaffing van der gelijke bioscoop voor de inlandsche wereld bepleiten. Zonder zoover te gaan ben ik toch ook van meening, dat een ietwat stren gere censuur volstrekt geen kwaad zou doen, al zou zulk een maatregel ook min der prettig zijn voor het Europeesche pu bliek. Want de films worden geïmporteerd voor blank en bruin beide, en bruin levert het grootste deel van de bezoekers en dus ook het grootste deel van de winst. En voor inlanders geënsceneerde film9 zouden voor den op dit gebied andersdenkenden Europea nen waarschijnlijk minder genietbaar zijn. De bioscoop vindt men ook in het bin nenland, wel niet tot in de kleinste dessa, maar toch wel op elke binnenplaats van eenige beteekenis, moge de bevolking ook nagenoeg geheel inlandsch zijn. Ik had in vorige kronieken reeds gelegen heid om te wijzen op de zeer groote belang- Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESANT. door Mej. E. HOOGEWERF. „Daarbij is hij nog aanleiding geweest van verdenking en lage beschuldiging tegen mijn verloofde en mijn broer, wat niet mak kelijk te vergeven valt. O, mr. Dering het spijt me toch zoo voor u!.... Maar stel u nu eens vóór," en ze legde haar hand op de rijne, Mdat ik het voor u uitvind?" „Jij kind? Wat zou jij nu bereiken, waar anderen niet slaagden?" „Ik kan het toch probeeren." „Zeker, dat staat je vrij! „Goedendag, mr. Dering. Ik ben een pro fetes. Binnen enkele dagen zult u alles te hooren krijgen van Edmund Gray!" Ze ging weg, zonder eenige nadere toe lichting. Mr. Dering schudde het hoofd en f^mlachle. Hij geloofde niet aan hedendaag- sche profetie. Maar dit jonge ding met haar zachte stem en sympathieke manieren, kwikte hem altijd op, met haar bezoek. Nu ging hij zijn brieven lezen en over ket geheel zijn gewone dagtaak beginnen. Elsie zelve keek zóó ernstig als het haar °oit maar mogelijk was. Zij hield zich over tuigd, dat er verband bestond tusschen mr. Dering en mr. Edmund Gray. Hij was het niemand anders, die de brieven op tafel le?de en de dingen in de safe. En nu dit eenmaal zoo was, moest hij het ook zelf tijft en niemand anders, die al brieven schreef, de wissels teekende en het verdere kwaad bedreef. Hij zelveMaar hoe? El9ie had wel gelezen van hypnotisme. Wonderlijke dingen werden dagelijks ver richt door biologen en magnetiseurs. Mr. Dering werd gehypnotiseerd door dien man, dien Edmund Gray, zooals hij zich noemde, dat die gedaan kon krijgen, wat hij hegeer de. Nu, dien Edmund Gray zou ze uitvin den. Ze zou den leeuw in zijn hol gaan op zoeken! Vast-besloten stapte ze naar Gray's Inn. Ze vond no. 22 en liep de trap op. De bui tendeur was gesloten. Ze belde, maar kreeg geen gehoor. Ze herinnerde zich, hoe George toen de oude werkster was gaan opzoeken en maakte zich al gereed, om hetzelfde te doen. Maar, toen ze de trap afging, kwam ze daar een oude vrouw tegen, die geheel be antwoordde aan de beschrijving, door George van dit menschje gegeven. „Is u de werkster van mr. Gray?" vroeg Elsie. „Ja, miss. Die ben ik," antwoordde het vrouwtje en keek niet weinig verbaasd, op het zien van zulk een bezoekster. „Ik wilde mr. Gray spreken over een zeer belangrijke zaak. Belangrijk voor hemzel- ven. Wanneer zou ik hem te spreken kun nen krijgen?" „Ik weet niet, miss. Hij is onbereken baar. Gisteravond was hij er. Hij zei, dat hij er vanavond niet zou zijn. Maar ik weet het niet." „Kijk eens hier," Elsie haalde haar beurs te voorschijn „Zeg mij nu eens even, wan neer je denkt, dat hij hier wezen zal en als dit zóó is, geef ik je twee pond, twee gouden sovereigns." Ze liet de geldstukken zien en het oudje keek er naaj met gretigc-n blik- „Kijk miss. Hij is hier nu al een half jaar lang, iederen Zaterdagmiddag geweest. Dat weet ik aan den papierrommel, dien hij maakt. lederen Zaterdagmiddag." „Goed. Je zult het geld hebben als ik hem vind." Op den avond zei Elsie niets van mr. Dering en de vreemde ontdekking, die zij had gedaan. De jongelui opperden nog van allerlei manieren, waarop ze de zaak wil den aanpakken. En altijd was Checkley daarin betrokken. HOOFDSTUK XXI. Ik ben Edmund Gray. Op Zaterdagmiddag het zal zoowat half vier zijn geweest en het was een mooie dag trad Elsie Arundel op no. 22 toe. Ze liep de trap op, tot aan de tweede ver dieping. Hier stond ze stil: rechts en links zag ze een deur. Aan den eenen post stond: „mr. F. W. Carstone", aan den anderen: „mr. Edmund Gray". Ze kreeg hier echter geen gehoor. Toch gaf ze haar ondernemen niet op, want zij meende zóó: „De oude werkster heeft gezegd, dat ik op Zaterdag middag nog het meeste kans heb hem thuis te treffen. Dus blijf ik wachten". Getroost ging ze dus nu op de trap zitten die naar de derde verdieping leidde, al was die nu ook niet over-zindelijk. Ze ondernam een stoutmoedig, gevaarlijk ding. De gedachtengang, die haar daarbij geleid had, was als volgt: mr. Dering kwam op het kantoor, in een vreemde toestand en bracht dan dingen mee van mr. Edmund Gray. De eenige. die de vervalschingen in geschrifte jegens mr. Dering beging, was mr. Dering zelve, gehvpnotiseerd en zoo onder den invloed van Edmund Gray. Het was er haar dus om te doen om uit ie vin den, wie die Edmund Gray was. En dan zou ze er hem op aanspreken en hem van de daad beschuldigen. Het was een gevaar lijke onderneming, dit wist zij zeer goed, maar hij zou haar toch niet dooden. Hij werd beschreven als een vrij oudachtig heer, met een vriendelijk gezicht, en hij schreef immers zeer optimistische brieven. Toch had hij een heele reeks vervalschin gen gepleegdMaar ze zou wachten, wachten tot zondsondergang, zoo dit noodig mocht blijken. Het was er verbazend rustig in huis. Alle kantoren waren gesloten en de klerken wa ren weg. De heeren, die op kamers woon den waren uit de stad, op vacantie, of in ieder geval, weg van Zaterdag op Maandag. Het sloeg vier. Ze had nu al een half uur zitten wachten, maar nog altijd was Ed mund Gray niet gekomen. Het sloeg vijf. Nog steeds zat Elsie gedul dig op de trap te wachten. Toen het zes sloeg ging een deur boven haar open en dicht en iemand kwam nu de trap afl Elsie stond op en ging wat uit den weg. Een oude man kwam beneden, lang en ma ger, glad geschoren, bleek en in een ge kleed© jas, die anders al verraderlijk begon te glimmen. Een oude man, of liever een heer, dit viel duidelijk waar te nemen aan heel zijn houding en manieren, een heer, ofschoon op den laatsten trap van armoede en verval. Hij was verrast op hel zien van een jongedame op de trap. „Wacht u op mr. Carstone?" vroeg hij. „Die is uit de stad en zal niet terug zijn vóór Maandag. Van Zaterdag tot Maandag heb ik hier altijd het rijk alleen. „Ik wacht niet op mr. Carstone, maar op mr. Edmund Gray." „Die is zeer onberekenbaar. Niemand weet, wanneer hij komt, en wanneer hij gaat. Ik zou niet wachten als ik u was. Maar op Zondagochtend komt hij nog al eens. Tenminste dan hoor ik hem dikwijls komen als het klokgelui heeft opgehouden. Het is een rustige buurman. Ik hoor hem haast niet. Maar nog eens, ik zou niet wach ten als ik u was!" „Ja, toch zal ik nog maar even blijven. Ik verlang zoo vreeselijk, mr. Gray te zien, moet u denken." „Dan moet hij maar eens op u wachten," antwoordde mr. Langhorne zoo heette de man beleefd. „De trap is toch geen ge schikte plaats voor een jongedame." „O. dat hindert niets. Zooals ik reeds zei, ik heb mijn reden, om er dan wel zeer naar te verlangen, hem te zien." „Ja, dat wil ik nu wel gelooven. Want die hem kennen, hebben veel met hem op. Ik zal u dus beschouwen als een vriendin van dien goeden man. Dan kunt u ook handelen voor hem „Wat kan ik dan voor hem doen!" vroeg zij, aan zijn hongerigen blik tegelijk zeer goed begrijpend, wat hij van haar ver langde. „Het is Zaterdag." Hij antwoordde, zon der haar aan te zien, hij wendde het hoofd zelfs af en keek naar het raampje op de trap. „Morgen is het Zondag. Hel is mij nu al een paar maal overkomen, dat ik, net als nu, zonder geld zat. Ik heb al geleend van mr. Carstone en van mr. Edmund Gray. Soms heb ik terugbetaald, niet altijd. Leent u mij. voor Edmund Gray, alé u niet rijk is, zal hij het u teruggeven, de ?om van vitf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 13