UITGEWOGEN TWEEDE KAMER. GEMENGD NIEUWS. yiOKKRi met ingang van 6 Nov. tot burgemeester der gemeente Midwolda P. Dijkhuis; met ingang van 24 Nov. tot burgemeester der gemeente Wildervank D. P. Teenstra; met ingang van 1 Nov. tot burgemeester der gemeente Venlo mr. B. M. Berger. BETEUGELING DER MAAS. De plannen tot sluiting van den Beeischen Overlaat. Donderdag heeft te 's-Gravenhage, naar de „ilsb." meldt, een conferentie plaats gehad tusschen den Minister van Waterstaat, leden van de Prov. besturen van Noord- Brabant, Gelderland en Limburg en hoofd ingenieurs van den Waterstaat. Naar bet blad verneemt, zijn in deze conferentie de plannen besproken tot gron dige verbetering van het stroomgebied der Maas, welke neergelegd zjjn in het rapport, dat dr. C. W. Lely hieromtrent aan het departement van Waterstaat uitbracht. De uitvoering dezer plannen zal in de toekomst o. m. leiden tot sluiting van den Beerschen Overlaat, waardoor, naar men verwacht, een einde wordt gemaakt aan den onijoudbaren toestand in het desbetreffende gebied. Ten einde de Maas, na het sluiten van den Beerschen Overlaat, ook bij de hoogste waterstanden in bedwang te kunnen houden en den waterafvoer rechtstreeks te regelen langs den loop der rivier, zal, hoofd zakelijk boven Grave, een aantal werken tot stand moeten worden gebracht, die, volgens raming, een bedrag van f20 mil- lioen vergen. De uitvoering dezer werken is, naar aan het blad werd verzekerd, slechts een kwestie van geld. Dit moet worden bijeengebracht door de belanghebbende provincies en het Kijk. Uit de thans gevoerde besprekingen Is febleken, dat men reeds een bedrag van 7Vï millioen gulden kan bijeenbrengen. Verwacht mag worden, dat men ook de beschikking zal krijgen over de ontbrekende 2Vv millioen, omdat door uitvoering dier werken voor goed een einde zal worden gemaakt aan de ellende, waardoor een groot gebied geregeld wordt geteisterd. RECLAME. '/fnd' Xtprts |c£f se*.'*'-"» yraa||t Uwen bakker. 9 (Zifting van gisteren). REGELING VAN WERKZAAMHEDEN. De VOORZITTER deelt mede, dal de een- trale afdéeling besloten heeft a.9. Donder dag in de afdeelingen te doen onderzoeken de begrooting van Curasao. Voorts deelt de voorzitter mede, dal op 8 November zal moeten worden begonnen met de openbare beraadslaging over de Staatsbegrooting 1928. Wil het gebruikelijke reces voor die behandeling plaats hebben, dan is het Nood zakelijk, dat de Kamer met de agenda heden over een week gereed is. Indien het noodig is, zal spr. om lot dat doel té geraken, voor stellen de volgende week ook des avonds te vergaderen. OVEREENKOMST MET DE MAATSCHAPPIJ „DE SCHELDE". Aan de orde zijn de wetsontwerpen: goed keuring van een overeenkomst, met de N.V. Kon. Mij. ,.De Schelde" te Vlissingen ge sloten betreffende het verschaffen aan de werf dier maatschappij van een ruimen uitgang naar de zee en de ontbinding van de overeenkomst van April 1913, goedge keurd bij de wet van 1 Dec. 1918 en ont eigening van perceelen enz.4 noodig voor die uitbreiding. De heer KRIJGER (C.H.) gaat na de over eenkomst van 1913, waarvan ontbinding wordt voorgesteld. Hij begrijpt niet, hoe indertijd een contract, dat zulke groote risi co's voor den staat meebrengt, kon worden goedgekeurd. Het voordeel van het nieuwe contract is wel, dat men nu precies weet, waar de Staat financieel aan toe is. Intus- schen valt het toch' nog te betwijfelen of de regeering ook nu niet te ver is gegaan. Tegen de sluis heeft 9pr. geen bezwaar. Hij staat echter minder sympathiek tegenovsr de belastingregeling. Misschien kan de mi nister zijn toegeeftijkheid op dit punt nog rechtvaardigen. Ook betwijfelt spr. de nood zakelijkheid van de Staatsgarantie voor de leeningen Alles bijeen genomen zijn de voordeelen grooter dan de nadeelen van het nieuwe contract. Het belang van Vlis singen en het algemeen belang, daarbij be trokken, zal hem doen voorstemmen. De heer KNOTTENBELT (V B wijst er op, dat bij dit ontwerp groote financieele belangen betrokken zijn. die door aanne ming zullen worden gebaat. Een onschatbaar voordeel voor den Staat is, dat hij nu afkomt van het fatale contract van 1913. „De Schelde" aanvaardt voor de toekomst een enorm risico, maar daartoe moeten eenige factoren voor de zekerheid van haar bedrijf verzekerd zijn. Eén dier factoren is de mogelijkheid om een obligatieleening te kunnen sluiten op be vredigende voorwaarden. Die vindt men in de garantie van den Staat. Aan de Schelde wordt niets gegeven, dat onredelijk is. Spr. zal dan ook voorstemmen. De heer VAN AALTEN (V.D.) deelt niet de bewondering, die de heer Knottenbelt voor het ontwerp heeft. Voor spr, i9 de vraag: welke strop is voor den Staat het kleinst, het oude contract handhaven of het nieuwe contract sluiten. Deze ontwerpen moeten dan ook aanvaard worden, maar met een bloedend hart, omdat de Schelde uit deze overeenkomsten heeft weten te halen, wat er uit te halen is. Er komen be denkelijke zaken in de overeenkomsten voor, in de eerste plaats de belastingkwes tie, welke wel degelijk een verkapt privi lege is, waarbij de Slaat een grondwettelijke bepaling uitdrukt. De heer KERSTEN (S. G. P.) staat geens zins enthousiast ten opzichte van dit ont werp. Het doet opnieuw zien, hoe voor zichtig de Staat moet zijn met het.aangaan van contracten. Dezer dagen heeft de Ka mer het ontwerp betreffende de Rott. Bank- vereeniging behandeld. Nu ligt dit weer voor ons. Met eenige bezorgdheid ziet spr. dezen gang van zaken. Intusschen zitten we nu met het geval en daarom zal spr. niet anders dan vóór het ontwerp kunnen stemmen, gezien ook het belang van Vlis- 'singen en van heel Zeeland. De MINISTER VAN WATERSTAAT, de heer v. d. Vegfe zegt, dat de opheffing van het onerèuse contract van 1913 noodzake lijk is, Wanneer men eenmaal een contract in handen heeft als dat van 1913, zooals „De Schelde", maakt men er gebruik van om alles te bereiken, wat men kan. Dit ontwerp kan niet anders dan in dit verband be schouwd worden. „De Schelde" kon mot haar mede-confraters doen wat zij wilde. In dat licht bezien kan spreker niet zeggen, dat de maatschappij van haar positie een onbillijk gebruik heeft gemaakt. Het groot ste financieele offer is de sluis, die abso luut noodig is. Het contract maakt een eind aan een onhoudharen toestand en brengt een goede verhouding met de maatschappij. Beide ontwerpen worden zonder stem ming aangenomen. HOOGE RAAD VAN ARBEID. Aan de orde is de voortzetting der be raadslaging over het wetsontwerp tot wet telijke regeling van den Hoogen Raad van Arbeid. De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid, de heer SLOTEMAKER DE BRUINE zet zijn gisteren afgebroken rede voort. Hij gelooft, dat de pessimistische gedachte van den heer Bierema weerlegd wordt door de feiten. De Hooge Raad van Arbeid heeft immers vele onderwerpen behandeld. Wordt het ontwerp aangenomen, dan zal de Raad ook eigener beweging kunnen adviseeren De heer Stonhuis zeide, dat er twee Hooge Raden van Arbeid waren, omdat er telkens is een meerderheid en een minderheid. Maar om dezelfde reden zou men ook van twee Tweede Kamers kunnen spreken. De heer Slenhuis wilde ook de kleine vakcen trales weren, maar waar wil hij de grens dan trekken? Wat de opmerking van den heer Stenhuis betreft, dat er van de weten schappelijke leden maar één sociaal-demo craat is, deelt de minister mede, dat bij voorkomende vacature hij daarop letten zal. De heer Veraart wilde ook handel en nijverheid zien vertegenwoordigd, maar waarom dan ook niet de landbouw? Er zit in deze zaken nog allerlei groei. De andere organisaties als Nijverheidsraad, Midden- standsraad enz. behoeven niet te worden opgeruimd. Zij zijn overigens niet door de regeering gevormd. De verdere ontwikkeling van den Hoogen Raad van Arbeid zal uit maken of er in de toekomst voor die organi saties plaats zal zijn. Die ontwikkeling heeft nog niet geleid tot de wenschelijk- heid, den Raad te verdeelen in secties Ten onrechte beweerde de heer Stenhuis, dat de adviezen van den Raad weinig opgevolgd worden. Volgens den heer Snoeck Henke- mans moest er nooit iets gepubliceerd wor den door den Raad. Doch ook die spreker zal toch het eenvoudige communiqué van den Raad niet willen zien verdwijnen. Wel is de minister het eens met den heer Smeenk, dat gestreefd moet worden naar één advies. De algemeene beschouwingen worden ge sloten. Bij artikel 1 verdedigt de heer STEN HUIS (S. D. A. P.) een amendement om den Hoogen Raad van Arbeid de bevoedgheid te geven, zich met een petitie tot de Tweede Kamer te wenden. Spr. betoogt, dat er on- eenigheid over deze kwestie bestaat, waar om hij het noodzakelijk acht dit recht van petitie in de wet vast te leggen. De heer VERAART (R.-K.) heeft eenige amendementen ingediend, die beoogen aan den Hoogen Raad van Arbeid een veel uit gebreider bevoegdheid te geven en een eersten stap te zetten in de richting van een centralisatie der instituten, die zich thans met de vraagstukken van nijverheid, werkloosheid enz. bezig houden. Tevens zou dan bereikt worden, dat het arbeiders element medezeggenschap krijgt over de adviezen, die ten aanzien van die vraag stukken worden gegeven. De VOORZITTER stelt voor, deze amen dementen ontoelaatbaar te verklaren op grond hiervan, dat het ontwerp wettelijk regelt den bestaanden Hoogen Raad van Arbeid. Wat de heer Veraart wil, i9 het in het leven roepen van een geheel anderen Raad. De heer L. DE VISSER (C.-P.) zoowel als de heer VERAART (R.-K.) bestrijden de op vatting van den voorzitter. De heer ALBARDA (S. D. A. P.) wijst er op, dat de Hooge Raad van Arbeid thans voor het eerst wettelijk in het leven wordt geroepen. Hij ziet geen enkele reden, waarom niet de naam van den Raad bij amendement kan worden veranderd. De heer dr. DE VISSER (C.-H.) verdedigt het voorstel van den voorzitter. Wanneer deze amendementen toelaatbaar waren, zou een schriftelijke voorbereiding noodzakelijk zijn geweest. De VOORZITTER handhaaft zijn voorstel. De heer MARCHANT (V.-D.) zegt, dat het hem niet mogelijk is, zoo opeens na te gaan of het amendement zou passen in het kader van het ontwerp. Als de amendementen toelaatbaar worden verklaard, zal de Kamer de behandeling van het ontwerp moeten op schorten. De heer HEEMSKERK (A -R.) meent, dat de amendementen het karakter dragen van een motie, en een geheel andere strekking geven aan het ontwerp. De heer v. RAPPARD (V.-B.) steunt even eens het voorstel van den voorzitter. Het voorstel van den voorzitter wordt aangenomen met 42 tegen 29 stemmen. Over het amendement van den heer Sten- huis merkt- dr. DE VISSER (C.-H.) op, dat het grondwettelijk niet verstandig is het amendement aan te nemen. Onder de „wet telijk» bevoegde machten" moet ook de Hooge Raad van Arbeid worden gerekend. De MINISTER sluit zich aan bij dr. De Visser. Als we hier inderdaad voor een dubium zouden slaan, zou het ongewenscht zijn, ten aanzien van een college een uit- zonderihg te maken. De heer STENHUIS (S.D.A.P.) trekt het amendement in. Art. 1 wordt goedgekeurd. Op art. 9 lacht dt heer KORTENHORST (R.-K.) een amendement toe om degenen, die ambtshalve lid van den Raad zijn, een adviseerende stem te geven. Een beslis sende stem aan .deze ambtenaren zou de zuiverheid van het advies schaden en de zuiverheid van de verhouding tusschen minister en ambtenaren. De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) bestrijdt het amendement, dat z.i. zijn doel voorbij schiet. De heer v. d. TEMPEL (S.D.A.P.) be strijdt het amendement eveneens. Hij is van meening, dat het zijn doel toch niet bereikt. Er zitten in den. H. R. v. A. even eens ambtenaren van organisaties, die ook de „zuiverheid" moeten houden in de ver houding tot die organisaties. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) bestrijdt eveneens het amendement. Zegt men, dat de ambtenaren geen stemrecht hebben, dan accentueert men, dat zij_daar zitten als ambtenaren. De MINISTER VAN ARBEID zegt, dat het ongelukkig zou zijn voor de ambtena ren, als zij daar zouden zitten ale advi seur. De ambtenaren moeten gelegenheid hebben te verkeeren in die kringen, waar het leven en bewegen van den arbeid naar voren tTeedt. Voor de zuiverheid in ver houding tot den minister is het amende ment niet noodig. Het amendement wordt verworpen met 64 tegen 14 stemmen. De heer STENHUIS (S.D.A.P.) verde digt een amendement om den Hoogen Raad van Arbeid over eigen inkomsten te doen beschikken, waarover hij de vrije be schikking heeft. Spr. meent, dat de Hooge Raad van Arbeid gehandicapt wordt door dat het'college telkens als het iets doen wil, bij den minister om geld moet komen. Minister SLOTEMAKER DE BRUINE kan niet toelaten, dat het geld onttrokken wordt aan de controle van den minister. De heer Stenhuis bedoelt echter schijn baar, dat aan het begin van het jaar het college weet, over hoeveel het beschikken kan. De minister heeft geen bezwaar deze kwestie in den door den heer Stenhuis ge wen sc-hten zin te Tegel en. Het amendement wordt verworpen met 31 tegen 27 stemmen. Het wetsontwerp wordt z.h.sit. aange- CONCLUSIES. Zonder beraadslaging of stemming wor den aangenomen de volgende conclusies 1. Conclusie van het verslag der Com missie voor de Staatsuitgaven omtrent de verslagen der Algemeene Rekenkamer, be doelt in art. 36 der Surinaamsche en art. 36 der Curagaosche Comptabiliteitswet over 1926. 2. Conclusie van het verslag der Commis sie omtrent de Inlichtingen op het adres van Wiria Atmadja, gewezen stationsklerk 3e kl., Ie categorie, bij den dienst der Staatsspoorwegen op Java, te Tjitjalengka, thans wonende te Wa-naradja, houdende verzoek het daarheen te leiden, dat aan adressant alsnog pensioen of onderstand worde toegekend, dan wel dat hij in 'a Lands dienst wordt herplaatst. De vergadering werd hierop verdaagd tot Dinsdag a.s. 1 uur. ONGELUK OP EEN MOTORLOGGER. Brandwonden door den stoom. Na een reis van slechts enkele dagen kwam gisternacht te Scheveningen binnen de moterlogger Sch. 266, Cornells l'ronk, schipper A. den Duik, van de reederrj v.h. C. Tronk Czn., aldaar, met een gewonden motordrgver. Den vorigen nacht is een ijzeren moer van den ketel gesprongen, waardoor een gat in den ketel ontstond. De zich in dezen ketel bevindende stoom zocht een nitweg door dit gat en kwam met volle kracht in het achterlogies, waar zich de schipper en de motordrijver bevonden, die juist van plan waren naar het dek te gaan voor het inhalen van de netten. Terugge drongen door den heeten stoom, hebben zij een toevlucht gezocht in de kooien. Om zich tegen den stoom te beschutten heeft de schipper een deken om het hoofd geslagen, is zoover mogelijk achter in de kooi ge- RECLAME. 9702 VRAAGT UWEN WINKELIER kropen met het gezicht plat op de kussens, In enkele oogenblikken stond het geheels achterlogies vol stoom. De motordryver heeft zich niet zoo goed kunnen beschutten als den schipper en heeft leelrjke brandwonden bekomen. Gelukkig was de ketel spoedig leeg, zoodat de aanvoer van stoom ophield, waar door erger werd voorkomen. Na het binnenhalen der netten is het schip direct naar huis gestoomd en was, dank zy den motor, reeds hedennacht te Scheveningen binnen. De gewonde motor- drijver Is met den Eerste-Hulpdienst naar het Gemeenteziekenhuis gebracht HET SPOORWEGONGELUK BIJ RIJSWIJK De oommissie van onderzoek in zake het spoorwegongeval van j.L Zaterdagnacht te Iiyswyk is voornemens de openbare ver hoeren te doen plaats hebben op 21 ea zoo noodig op 22 November in Diligentia. KORTSLUITING OP DE TRAM. Gistermorgen om elf uur ontstond in de schakelkast op het voorbalcon van een motorwagen van lyn 6 in de Groote Markt straat by de Achter-Raamstraat te Den Haag kortsluiting. Een groote vlam sloeg uit de schakelkast naar buiten, doch was by gebreke aan brandbaar materiaal dadelijk gedoold. De beugel knapte op het moment der kortslui ting al. Een passagier op het balcon schrikte zoodanig, dat hy over het hekje ter linker zijde de vlucht nam. Niemand bekwam eenig lelseL De wagen werd door een opvolgend motorrijtuig van lyn 6 verder gereden in do richting Prinsegracht. EEN KELDERGEWELF INGESTORT. By een der voor afbraak bestemde per ceelen aan de Bilderdijklaan te Den Haag is een keldergewelf ingestort. De onderbaas A. H. kreeg daarbij eenige steenen op het hoofd, ten gevolge waarvan hy een lichte hersenschudding bekwam. Hy is in het ziekenhuis opgenomen. VAN EEN TRAMBALCON GEVALLEN. De 14-jarige Marie B. is op het Korte Voorhout te Den Haag van het voorbalcon van een tramwagen van lijn 9 gevallen. Z\j kreeg verschillende verwondingen en moest naar het ziekenhuis overgebracht worden. GEVAARLIJKE BRUIDSUIKERS. Bij de familie De Z., aan den Haagweg te Loosduinen, werden ter gelegenheid van een huiselijk feestje bruidsuikers gepresen teerd, gekocht by een winkelier in de n> bijbeid. Toen de 19-jarige dochter een in een fraai papiertje gewikkelde „knal pistache" uitpakte, ontplofte deze, waardoor liet meisje aan de oogen werd verwond en zich onder geneeskundige behandeling moest stellen. een sommetje van zevenhonderdtwintig pond had toegeëigend. Maar, zooals we nu weten, heeft dat geld al dien tijd rustig in de safe gelegen. Hoe het daar kwam, moge de hemel weten-, misschien dat Checkley er wat naders van kon vertellen. Op de goedkoopste wijze ging hij naar Amerika en had daar vele avonturen. Eens won hij een heel for tuin in een zilvermijn, of zoo. O, wel-dui- zenden ponden! Maar weer even gauw was hij alles kwijt, dat gaat in Amerika immers altijd op even groote schaal, en toen begon hij weer op zijn tien pond. Nu het laatste was hij journalist, en als zoodanig is hij dan ook over, nameUjk, als correspondent voor een groot blad in San Francisco...." „En dit weet je wel héél, héél zeker, ■George? Want, als dat bewezen kan wor den. „Niels makkelijker, dan datl Hij bracht brieven mee, waarmede hij zich als corres pondent van dat blad aan een Londensche Bank kan vervoegen, om geld te innen." „Hoe lang is Athelstan nu al weer in Engeland? „Je blijft zóó zeer aanhouden, Elsie, dat ik begrijp, hoe je iels ernstigs op het hart hebt. Kan je het mij niet zeggen?" „Neen George, vanavond nog niet." „Nu dan zal ik je vertellen, hoe en wan neer ik hem het eerst ontmoette. Herinner je je nog dien Zondagavond, nu drie weken ge leden, toen we ons zoo gelukkig samen en toch zoo verguisd door de familie voelden, dat we dan maar besloten, a 1 les te trotsee- ren en enkel te leven op liefde en een korst brnod. jou moedig, lief klein ding." Hij streelde haar de vingers „ik zal altijd dankbaar zijn. voor dat vooruitzicht van ar moede want hel heeft je mij geopenbaard in &1 je liefde en vertrouwen en moed". „O Georgel Je denkt veel te goed over mijl" „We gingen op dien avond 9amen naar de kerk, weel je nog wel: en daar je Moeder mij niet bij zich aan huis wilde ontvangen, wandelden we op het plein, tot het ging regenen, en ik je thuis bracht. Er siond een man dicht bij de deur, onder de lantaarn. Maar jij had in het geheel niet op hem gelet en ik ook ma^r heel weinig Dc man was mij intusschen gevolgd en had na eenigen tijd mij de hand op den schouder gelegd. Het was Athelstan!" „Ik had hem dus gezien en hem niet her kend?" „Dit was nu ook geen wonder, want hij had "Êen grooten baard en droeg een vilten hoed. Hij was toen precies een week in Engeland en had iederen dag om en bij je Moeders huis gedwaald in de hoop, je te zien, niet om tegen je te spreken, want hij vertrouwde èr wel op, dal je hem toch niet herkennen zoudt." ,,0, arme Athelstanl Dat is nu drie weken geleden. Hij is dus vier weken een maand in Engeland geweest; èn drie. vier, vijf maanden geleden was hij waar? „In Californiê." „O en dan kon hij loch onmogelijk? En dat kan bewezen worden.O, George, George ik ben toch zoo blij...." Ze toonde haar vreugde door een opluch tende tranenbui. „Maar. liefste," vroeg hij sussende. „Hoe kom je zoo zenuwachtig?" „O Georgel Je weet niet. wat er al zoo gezegd is geworden. Al die vervalschingen zijn met dezelfde hand geschreven." „Ja." „Eéa man moet al die brieven en wissels en zoo hebben geschreven. Die van acht jaar geleden en die van laatstleden Maart." „Juist." „Nu; val je dan niet? Athelstan was uit Engeland, toen de nieuw ontdekte verval schingen werden gepleegd. Dus daar had hij niet de hand in. En, omdat één en de zelfde hand ze moet hebben geschreven, kan de vorige dan ook niet zijn weik zijn ge weest. Daarom ben ik zoo blij." „Aan die gevolgtrekking had ik nooit ge dacht. Maar je hebt gelijk. Van het voorjaar was Athelstan in Californiê. En de bank noten lagen in de safe." „George, breng je me bij Athelstan. Of geef me zijn adres?" „Hij woont op kamers in Half Moom Street. Ik zal hem vragen, of hij met je wil samenkomen." „Neen. Ik ga naar hem toe. dal is beter. Je spreekt hem toch straks. Zal je hem dan ouk vooral zeggen, dat ik morgen om elf uur bij hem kom? En zeg hem ook, George, dat er iets gebeurd is, iets waardoor het mij onmogelijk is. langer thuis te blijven, zelfs gedurende den korten tijd vóór ons huwelijk. „Elsie, dat is iets héél ernstigs?" „O ja, dat is het ook. Als de zaak nog loopt, zooals ik dit hoop, dan ga ik weer naar huis. Zoo niet. dan zullen we trouwen van Athenian's kamers." „En je wilt mij niet vertellen, wat die vreesclijke zaak is?" „Vanavond niet. George! Het is iets heel ernstigs en het maakt mij erg ongelukkig, dat mijn moeder en zuster Dan is het iets wat mij betreft, Elsie. Nu, ik zal er je niet naar vragen. En Athelstan zal ik zoo straks je boodschap overbren gen," „Zeg hem dan, dat zooals hij acht jaar geleden uit huis ging, ik het nu doe." „Jij? Maar liefste, wat voor vervalsching heb jij dan bedreven?" „Géén vervalsching. En toch.... Maar vertel me nu eens, George, hoe ben je ver der gevaren met je onderzoek?" „Och, daar valt niets nieuws van te ver tellen. Het laatst heb ik je immers er van gesproken, dat ik een brief aan Edmund Gray bij hem op de tafel heb laten liggen. Daar is geen antwoord op gekomen. De Bank heeft hem geschreven, dat zijn brief van introductie een vervalsching was. Geen antwoord. De dividenden loopen steeds op; hij trekt geen wissels; laat taal noch teeken van zich hooren. Kortom: ofschoon het geld tot zijn beschikking ligt en de brieven zijn adres dragen, is er niets, waarmee hij zijn bestaan verraadt. Zijn onderleekening kun nen wij niet bewijzen, want geld heeft hij niet geïnd. Hij kan ten alten tijde nog zeg gen, dat hij er niets van weet. Het verwon dert mij nog, dat hij dit al niet gedaan heeft. En die ouwe Checkley wordt, geloof ik. nog gekl Steeds dwalen zijn blikken naar mij. met een boosaardigheid van uitdrukking, of hij mij wel zou willen vermoorden!" „Pas toch vooral op, Georgel De man is gevaarlijk, heusch! Heb je Athelstan ver teld, wat er hangende is?" „Zeker. Hij volgt het verloop met de grootste belangstelling. Hij is het met mij eens. dal de zaak bedreven werd, buiten het kantoor, met de hulp van iemand, die er binnen is Nu is het zóó getegen. dal de rnan op het kantoor, de post in handen moet kunnen krijgen. En dat is alleen Checkley. Nu is er één gelukkig toeval: een oude vriend van Athelstan. een man, die 1e® geeft, als repetitor, heeft kamers op dezelfde verdieping als mr. Edmund Gray. En hij kent hem. We zijn daar geweest om hem te ondervragen." „Is het dan om zijn ouden vriend op te zoeken, dat Athelstan op no. 22 komt." „Ja. De man heet Carstone: Ffeddy Car- stone, een aardige kerel met een zwakheid, die hem, tegenover zijn vrienden, nog aan trekkelijker schijnt te maken." „En wat vertelde die lieer je van den ge- heimzinnigen Edmund Gray?" „Niets bepaalds. Dat hij een soort socialist is, wisten wij al eerder; dat hij de kamers al een jaar of tien had, weien we ook. En dat hij een al vrij oude heer is, met een vriendelijk gezicht was ons evenmin nieuws. Maar verder kunnen we het maar niet bren gen. We zagen Checkley daar ook vandaan komen. Toch is er geenerlei verband te vin den tusschen Edmund Gray en de verval schingen, op zijn naam bedreven, of tus schen Checkley en de vervalschingen Als we dien ouden heer maar eens snappen kon den, vian zouden wij waarlijk veel gewon nen hebben! Van Checkley ziin we nog te we en gekomen, dat hij 's avonds een orakel is, in zijn kring in de Salutation" Inn. dat hij huiseigenaar is en op vreemde uren zijn huur ophaalt en lat hij een kapitalist en een gierigaard is. Maar hij is niet, zooals we eerst dachten. Edmund Gray". Ze waren nu weer aan de woning van Elsie en zij drong: „Ga nu naar Athelstan, George, en ze? hem. dat ik bij hern moet komen. Dat ik hem morgen wel zal vertellen waarom.'* „Eer ik naar huis ga. zal ik dan nog een bripfje bij je doorschuiven. Nu gueden avond, liefste. Slaap well" (Wordt vervol "dl 2—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 6