68*" Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 22 October 1927 Vierde Blad No. 20738 De toekomst van den Volkenbond De Sluis' Kalender 1928 H) Buitenl. Weekoverzicni. Krabbels uit Zwitserland. VOOR DE HUISKAMER. door GONZAGUE DE REYNOLD, floogleeraar aan de universiteit te Bern, gedelegeerde van Zwitserland bij den Volkenbond. Sedert eenige maanden openbaart zich Jn Europa een toenemende zenuwachtig heid. De volkeren worden opnieuw wan trouwig tegenover elkaar. Et hangt een bepaalde onzekerheid in de lucht. Men hoort weer geruchten over krijgstoerus tingen in het openbaar en in het verbor gene. Het kan tijd worden zich af te vra gen, welke plaats de Volkenbond eigenlijk inneemt en wat men van hem verwach ten mag. Het ontstaan van den Volkenbond is te danken aan het samenvallen van een ideo logie en een practische noodzakelijkheid. Op die manier komen wel alle groote poli tieke hervormingen tot stand; zoo zetten alle groote gedachten zich in daden om. wanneer een dringende noodzakelijkheid daartoe leidt en de ideologie voldoende realisme in zich bevat om geen utopie le wezen. De ideologie, welke den Volkenbond bezielt, is het pacifisme, niet naar de op vatting van de pacifisten, waarmee niets concreets te bereiken is, maar, om het zoo maar eens uit te drukken in een vorm welke geen paradox is: het pacifisme van den oorlog. De oorlog, is het nog noodig zich dien in het geheugen terug te roepen? was zoo algemeen, zoo langdurig, zoo gruwelijk, dat de moraal van de strijdenden alleen in stand gehouden kon worden doordat men hen voortdurend dit voorhield: „Deze oor log zal de laatste wezen; gij moet strijden opdat elke strijd in de toekomst zal worden vermeden, moet den dood ingaan om aan uwe nakomelingen een voortdurenden vrede te verzekeren". Waarom verstaan we het pacifisme niet langer als een utopie? Hoe kon dit het drijfwerk worden van een inrichting, welke er slechts op wachtte, om in werking ge steld te worden na het sluiten van vrede tusschen de verzoende volkeren»? Omdat het pacifisme overeenstemde met de eco nomische behoeften van de wereld, omdat geen enkel land voldoende grondstoffen bezit om in zi]D eigen behoeften te voor zien. Sedert zijn oprichting heeft de Volken bond twee evenwijdig loopende wegen ge volgd: een maatschappelijk-technisch en en een politieleen. Daaruit ontstonden twee tegenstrijdige denkwijzen en methoden, welker idealisme zich sedert 1919 voortdu rend heeft doem gevoelen. Van 19191921 heeft do Volkenbond zich bovenal doen kennen als een technische inrichting. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika heb ben op het laatste oogenblift geweigerd toe te treden. Toen beschouwde men deae wei gering ale een voorloopige, men wachtte als op een gast die zich verlaat heeft, en daarom wilde men aelfstandig niets be langrijks ondernemen, geen politieke be slissingen nemen. Daardoor bleef de Vol kenbond zonder de Vereenigde Staten bo venal Èuropeesoh van aard: nu was even wel do voornaamste zorg van Europa zijn eigen maatschappelijke en fmancieele we deropbouw. Overigens voelde de Volken bond zich zwak, de regeermgen hadden er weinig hoop op. de openbare meening wan trouwde den Volkenbond. Daarom beijver de hij zich om de politiek op den achter grond te dringen. Intusscfhen lieten de Vereenigde Staten verder op zich wachten. De regieringen maakten maar volstrekt geen aanstalten om de economische verdragen te ratificee- ren welke mem hun had voorgelegd en de Volkenbond was buiten machte hen daar toe te dwingen. De landen die Tijk zijn aan grondstoffen zooals de Britsche Domi nions en Zuid-Amerika, weigerden om zich, puur ten nutte van Europa, een systeem van herstel te laten opdringen dat hun eigen bedrijven benadeelen zou. In bet algemeen waren de technische be moeiingen van den Volkenbond slap van aard en zoo moest men zich door dem nood gedwongen, naar de politiek wenden wat in 1921 geschiede. SiJezië, Wilna, de Aalamds-ellanden, de Korfoe-kwestie, Mo- eoel, het Grieksch-Bulgaarscfoe geschildit waren de problemen welke de Volkenbond poogde op te lossen. De oplossingen, welke hij vond, waren ni"et steeds even gelukkig. ^Laar toch, steeds werd een oorlog ver meden, meestal doordat compromissen wer den gesloten, waarbij nu en dan zelfs prin cipes werden opgeofferd. Men ging nog verder, men wilde voor altijd het beginsel van de zekerheid vestigen. Zoo ontstond het protocol van Genève, dat geestdriftig werd aanvaard. Evenwel, de Angelsaksen, bij wien de conservatieve richting weer de overhand had gekregen, verstikten het kind in de wieg. De groote mogendheden werden het we! daarover eens, dat ook de yolkenbond tot macht was gekomen, dat hij gesteund werd door de meening van steeds grootere kringen en dat hij tegenover de regeeringen een zekeren geest van onafhankelijkheid aan den dag legde. Nu was het oogenblik ge komen om hem het hoofdprobleem, waarvoor hij eigenlijk in het leven was geroepen, te ontrukken: dat der zekerheid. De groote mogendheden beproefden thans, dat vraag stuk onder elkaar op te lossen, en zoo ontstonden de verdragen van Locarno. De verdragen van Locarno riepen even wel in den Bond zelf een zeer ernstige crisis te voorschijn: die van den Volken- bondsraad. De oorsprong van deze crisis lag uiet in een onvoldoende diplomatieke voorbereiding. Het werd steeds duidelijker, dat de mogendheden den Volkenbondsraad meer en meer als hun eigen orgaan be schouwden en aan zichzelf de verdeeling der zetels voorbehielden. Thans is de Vol kenbond meer dan een instelling van de regeeringen. In de vergaderingen der dele tes kwamen niet meer die onafhankelijke stemmen tot uiting, welke het waagden zelfs tegen hun eigen regeeringen te spreken. De gedelegeerden ontvingen nauwkeurige instructies, waaraan zij zich te houden had den. Wanneer het er op aankwam medeleden van het secretariaat te benoemen dan boden de regeeringen zich aan om overleg te plegen. In één woord: de nationale geest kreeg de overhand over den internationalen. Deze neiging werd veel sterker sedert Duitschland met bepaalde politieke bedoe lingen feestelijk den Volkenbond binnen getrokken is. Welke toekomst gaat de Volkenbond nu tegemoet? Men moet niet te optimistisch en ook niet te pessimistisch wezen. Wij hebben altijd betoogd, dat de ergste vijanden van den Bond zijn de „over-jjverigen", en de fanatieken. Men moet toestemmen, dat de stichting van den Volkenbond voor de paci fisten en internationalen een succes be- teekende, waarop zij vóór den oorlog niet hadden durven hopen. Maar nu is dit succes hen naar het hoofd gestegen. Zij nebben geloofd, dat de gouden eeuw zou aanbreken en, wat nog veel erger is, zij hebben dit geloof in breed# kringen verkondigd. Men pleegt echter onrecht aan de volkeren, wanneer men illusies laat verrijzen tusschen de volken en de werkelijkheid. De utopisten zijn echter niet bereid, met deze werke lijkheid vóór zich, hun waan op te geven. Zij worden ongeduldig, zij maken zien driftig en beginnen te morren, want zij hebben weinig tijd, zij willen den natuur lijken loop der gebeurtenissen verhaasten, s Zoo verspreiden zij om zich heen een atmos feer van ontgoocheling, ontevredenheid en afmatting, welke alle conflicten in hooge mate begunstigt. De Volkenbond loopt gevaar, het offer te worden van de utopisten. Zij zijn het, die er op hebben aangedrongen het onop losbare vraagstuk der ontwapening op te lossen. Men moet wel een bijzondere utopist wezen om te gelooven, dat da afschaffing der legers en vloten het beste middel is om den vrede te bereiken. Dit inzicht is Angelsaksisch; het is van puriteinschen oor sprong. Het is eigen aan alledaagsche men- schen, die dadelijk op groote vraagstukken ingaan en Sie, dweepziek en practisch te gelijk, evenals Kwaker-kooplieden, van de utopie op de werkelijkheid willen overgaan, zonder aan de kracht tot oordeelen, de kritiek en de psychologie hun - deel te laten. Zóó opgevat is de ontwapening de quadrat uur van den cirkel, vooral wanneer men traps gewijze te werk wil gaan, zooals dat nu door president Coolidge wordt aanbevolen. Dat moet leiden tot mislukkingen en deze mislukkingen zullen noodgedwongen weer het geloof aan den onvermijdelijken oorlog ver sterken. Bewijst men dus den Volkenbond niet den slechtst denkbaren dienst, wanneer men hem de oplossing van het ontwapenings-vraag- stuk in zulk een vorm en volgens zulke me thoden opdraagt? De ontwapening zal ten laatste het natuurlijke resultaat van den vrede wezen. Maar de vrede zelf is het re sultaat en het loon van een instelling, voor welker grondvesting wellicht ze'lfs dwang middelen moeten worden toegepast. Boven dien is de heerschende vrees voor den sterke ongezond en weinig mannelijk. Een staat, welke zich niet sterk gevoelt, zal geen zekerheid bezitten, noch die naar buiten kunnen vertoonen. Stellig zal men de krijgs toerustingen beperken wat reeds hier en daar geschied is maar nooit zoover dat het volk zich onzeker gevoelt. Want de on zekerheid schept wantrouwen, en het wan trouwen leidt tot conflicten. De ontwapening is vóór alles een vraag van moraliteit; daarom moeten moreele krachten zich er toe zetten haar te bevorde ren. Niet alle zijn hiertoe in gelijke mate in staat. De intellectueelen kunnen aan de volken leeren, elkaar te erkennen, zich met elkaar te verstaan, zelfs elkaar lief te hebben: te genwoordig zijn zij evenwel de verbreiders van gevaarlijke stelsels, valsche begrippen, vooroordeelen en onjuiste waarnemingen. Meer dan andere menschen hebben zij be hoefte aan een strenge tucht. Ten slotte schijnen, als de laatste hulpbronnen, de re ligieuze krachten over te blijven. Tegelijk zal de Volkenbond wel. trots alle reeds geleden en naderende nederlagen, on verpoosd voortwerken om zijn doel te berei ken. Daarom zal hij voortbestaan, want de tegenwoordige wereld heeft een centrum noodig dat de internationale betrekkingen regelt, en de Volkenbond belichaamt als zoo danig stellig eene methode: de toenadering door samenwerking en door voeling met el kaar te krijgen. „Dc mensch moet zóó handelen" heeft Joseph de Maitre gezegd, „alsof hij alles kon en zich voegen alsof hij niets kon." Mochten deze woorden van Gcnève's grooten buur man den Volkenbond als kenspreuk strek ken. RECLAME. wordt buitengewoon meol en leerzaam j Deze kalender, bestaande ultl2 maand bladen. ultgeveerd in 6 kleurendruk, Is voor onze clientèle gratis verkrijgbaar. Vraagt Inlichtingen aan Uw winkelier. 8621 Weer een politieke moord Vaticaan en Quirinaal Fransche en Duitsche binnen- landsche aangelegenheden. Wederom heeft een politieke moord plaats gehad, waarvan de beteekenis niet mag worden onderschat, daar deze rechtstreeks in verband staat met Europa's vuurhaard. Dus mei den Balkan. Daarmee is genoeg gezegd! Ieder weet, hoe de wereldbrand in 1914 daar zijn bakermat vond. En kan al direct ter geruststelling worden ver klaard, dat de moord op den Albaanschen gezant te Belgrado, die tevens geaccrediteerd was te Praag, den oorlog niet zal ontketenen, het nooit genoeg te veroordeelen feit van den moord vormt niettemin weer een druppel in den emmer, die al vol, bjjkans, is. Cena Bey, die den grond te Belgrado te warm onder zijn voeten vond, werd te Praag gewillig slachtoffer van sluipmoord. De dader kwam er openlijk voor uit, zijn daad te hebben verricht, omdat hjj Cena bey be schouwde als een vjjand van Albanië, gezien zijn pro-Servische neigingen. Te Rome op gevoed en dus gedrenkt in de Italiaansehe levensbeschouwingen op het terrein der volkenkunde, moest zijn moordend optreden als van zelf opnieuw doen oplaaien de geest van verzet in Zuid-Slavië tegen het itali aansehe streven zich vaster te nestelen op het Balkan-schiereiland. Zuid-Slavië ziet in iiem slechts een willig werktuig van Italië en als zoodanig is daar de wreede slachting van den in Belgrado gaarne gezienen gezant beoordeeld. CENA BEY. Opnieuw heeft de Italiaansehe gezant zich beklaagd over don toon der Zuid-Slavische pers tegenover zijn land. Maar de regeering te Belgrado huldigt altijd nog, gelukkig, de persvrijheid, die in Italië geheel is ver dreven, waar de pers slechts mag schrijven, wat het fascisme voorschrijft. Meer en meer groeit er tusschen Zuid-Slavië en Italië de stemming, die zoo licht doet afglijden naar de meest ongewenschte toestanden, oorlog geheeten. Ongetwijfeld is het fascisme een ernstige bedreiging van den vrede, waarbij steun vindt bij de grootste antipode: sovjet-Rus land, waar ook alle vrijheid is gedood. Daar wordt juist het 10-jarig feest van het wei slagen der revolutie gevierd, alle onderlinge verdeeldheid ten spijt en bij die feesten wordt de oorlog als aanstaande „gepopu lariseerd". Natuurlijk zijn de sovjets zelf vredesvrienden bij uitnemendheid, zijn de „kapitalistische landen" de stokers tot den oorlog, maar de Russische bevolking wordt ten oorlog voorbereid. Zoo over l1/* jaar ongeveer Toekomst, ondoorgrondbare toekomst, wat is daarop uw antwoord? Maar keeren we nog even terug tot Italië. Een zeer oude kwestie is opnieuw aan de orde gesteld: de betrekkingen tusschen den Italiaanschen vrijheidsstaat en het Vaticaan. Sinds de vernietiging van den Kerkelrjxen Staat zijn nimmer normale betrekkingen her steld. Veel is er over en weer al geprobeerd, alles tevergeefs. Het officieele orgaan van het Vaticaan de „Osservalore Romano" heeft in een tweelal artikelen na de oude veete weer opgerakeld, doch tevens de wijze aangegeven, hoe hel Vaticaan zich voorstelt, dat deze uit den weg is te ruimen. En officieel heeft het fascisme, dat zich jegens den R. K. clerus den laatsten tijd zeer verzoeningsgezind toonde, daarop reeds geantwoord. Stelt men beide standpunten tegenover elkaar, dan lijkt het verschil nog groot. Te groot, om in nabije toekomst een vergelijk mogelijk te achten. Ingewijden beweren echter dat beide partijen elkaar reeds dicht zijn genaderd, dat achter de schermen reeds veel in krui ken en kannen is gebracht en dal achter geschermutsel naar builen dit nog verscho len wordt. Wat daarvan is? De aandacht trekt zeer, dat het fascisme het met nadruk voorstelt, alsof het heele- maal een kwestie is. die alleen Italië en het Vaticaan raakt. En toch is dat niet geheel juist. Wanneer, hoe klein ook, een kerke lijke Staat mocht worden hersteld en dat schijnt conditio sine qua non van het Vaticaan te zijn dan treedt de Paus voortaan ook bij den Volkenbond te Geneve als lid op. Gezien de geestelijke macht waarover de Paus beschikt in een zeer gToot deel der wereld is dat iets, dat van verdere strekking is dan alleen rakend beiden direct belang hebbenden. Of zelfs Mussolini in zijn droom van herstel van het Italiaansch imperium niet heeft gerekend op steun, aldus verkregen van zoo'n groote geestelijke kracht Met zeer groote belangstelling wordt dien tengevolge het gebeuren te Rome gevolgd, daar dit machtsverschuivingen tengevolge hebben kan, niet maar zoo eenvoudig te be oordeel en. Overigens heeft afgeloopen week in hoofdzaak slechts .binnenlandsche" aan gelegenheden van belang naar voren ge bracht, In Frankrijk schijnt Poincaré inzake zijn vast voornemen om geen verhooging van het budget door de Kamer te dulden, daar dit het bereikte resultaat wat betreft het weer gezond-maken van den franc ernstig in gevaar zou brengen, op succes te kunnen rekenen, gelet op de houding, door de Kamercommissie voor de financiën aan genomen. Toch is er nog eenige onzeker heid. De Kamerleden treden immers vol gend voorjaar voor het kiezerscorps en moeten dus rekening houden met eigen be langen De politiek is toch ook een „be roep" geworden, niet waar? In Duitschland wordt gestreden over de schoolwet. De Rijksraad heeft haar verwor pen, doch dit was de regeering niet onwel gevallig, daar zij zoodoende werd bevrijd van een reeks beperkende amendementen, die haar niet aanstonden. Voor zoover reeds is te beoordeelen, zal in den Rijksdag de beslissing aan de Duitsche Volkspartij zijn, d. w. z. aan Stresemann c.s. Een be slissing heeft deze partij nog niet genomen. Zij aarzelt. Verder wordt Duitschland opnieuw door een economisch conflict geteisterd, n.l. door de staking in de bruinkoolindustrie in mid- den-Duitschland, die zich in menig opzicht reeds geducht doet gevoelen, Dreigend met lam-slaan van tal van andere industrieën, gemeentelijke voorzieningen van licht en krachtstroom etc. Misschien zal van overheidswege des wege wel worden ingegrepen en met behulp van bindend verklaren van een of andere arbitrale uitspraak een einde geforceerd. Eenige jaren geleden maakte ik kennis met een Nieuw-Zeelander die in één per soon vereenigde de waardigheden van pre dikant, uitgever en journalist. Hij was juist bezig een reis om de wereld te maken in nog al vlug tempo, uit en thuis in drie maanden. Via Japan, China, Siberië in Europa gearriveerd, was hij Rusland door gevlogen, had in één week Duitschland be keken, in drie dagen Bazel, Bern, Zürich en het Oberland afgerend, wilde er nog een dag afnemen voor Genève. Dan was hij ook klaar met Zwitserland om vervolgens zijn studiereis voort te zetten over het oude continent. Even vlug als met zijn reis ging het met zijn oordeel. Rusland was in zijn oogen niets dan één gevangenis, Duitschland één kazerne en Zwitserland één hotel. Hoe op pervlakkig ook, zat er toch wel iets waars in zijn beweringen, althans voor zoover, Hel vetia betrof. Want „l'Hótellerie" is welis waar niet de eenige kurk waarop ^Zwitser- land drijft maar toch een der voornaamste bronnen van bestaan. Niet steeds heeft het hotelwezen hier de wereldreputatie bezeten die het tegenwoordig geniet. Te bekend om in zijn geheel te citeeren is het verhaal dat een paar eeuwen geleden Erasmus daarover gedaan heeft. Noch over de voorkomendheid, evenmin als over de verzorging en zindelijk heid was onze landgenoot best te spreken. En hij wa9 van oordeel dat in het vader land den vreemdeling een gastvrijer ont vangst en minder gepeperde rekening ge boden werd. Een vijftig jaar later viel er in Zwitserland in dit opzicht reeds verbetering te constateeren. Montaigne, de Fransche phi- losoof. die toen een reis door Europa maak te, was zeer verbaasd bij deze „wilden" zoo als de Zwitsers in Frankrijk beschouwd werden, te ervaren, dat elke gast zijn eigen lepel en vork kreeg en dat niemand met zijn vingers in de schotels greep. De kamers in de hotels waren volgens hem „de fraaiste en best ingerichte, die men zich denken kon". Vooral de verwarming, welke ge schiedde door groote kachel9 van porcelein of van gebakken aaTde, welke een aange name warmte, maar geen rook verspreid den en beter waren dan de reiziger ze in Frankrijk of waar ook gezien had, weklen in hooge mate zijn bewondering 'op. Mon taigne had gelogeerd in Baden, de bad plaats bij Zurich, in een hotel met niet min der dan zeven honderd bedden. Een vreem- delingenboek, waarin de reizigers hun hand- teekening konden plaatsen, was er onbe kend. De gasten welke wenschten hun ver blijf aan de vergetelheid le ontrukken, schonken den waard hun wapen, aange bracht op een klein houten schild. Met deze visitekaartjes werden de wanden van de eetzaal versierd, hetgeen (evens een uitste kende reclame voor het hotel was. Het hotelwezen in Zwitserland is van zeer ouden latum. Er bestaat nu nog meer dan één etablissement dat op een geschiedenis van eeuwen kan bogen. Het oudste is het hotel de „Drei Koenige" in Bazel. Wanneer men den voorlaatsten eigenaar daarnaar vroeg, volgde onvermijdelijk het stereotype antwoordt: Och neen, zoo heel oud is mijn hotel nog niet. maar het kan er toch zijn. We weten alleen met zekerheid dat het bij de aardbeving van 1356 verwoest werd. Toen was het ook niet meer gloednieuw, want in anno 1026 had er de samenkomst plaats van Hendrik de 3de, van Conrad de 2de en van Rodolph van Bourgondië. Hier aan dankt het hotel zijn naam. Zoo als u ziet, voegde de brave man er bescheiden aan toe, piepjong is mijn zaak dus niet". Waar een groot deel van het nationaal ver mogen in het hotelwezen steekt is het be grijpelijk dat er veel waarde aan gehecht wordt over prima krachten te beschikken. Tel n'est pas hótelier qui veut. Om met suc ces dergelijke zaken te drijven, zijn men schen met veelzijdige algemeene ontwikke ling. beschaving en bovenal grondige vak kennis noodig. Een speciale vakschool (eigendom van de vereeniging van hotel houders) met driejarigen cursus, stelt in de eerste plaats de kinderen der aandeelhou ders. maar verder ook andere Zwitsers en buitenlanders in de gelegenheid een uitne mende practische. zoowel als theoretische opleiding te ontvangen. Voor bijzonder be gaafde maar onvermogende jongelieden zijn eenige studie beurzpn disponibel. Tijdens en na den oorlog heeft de hóteV lerie een zware crisis loorgemaakt. Van de vier millioen toeristen die jaarlijks de hotei9| bevolkten, bleef het meerendeel weg. Vele EEN LUCIFERS-RAADSEL. Plaats 5 lucifers op een bord als in ds figuur aangegeven. Hoe is het nu mogelijk, dat 5 personen ieder een lucifer nemen en er toch een op het bord blijft liggen? van de ruim drie duizend hotels hebben een zware dobber gehad om op de been le blij ven. Om de zwakke broeders te helpen heeft men niet geschroomd het in Zwitserland le geliefde wapen der protectie ter hand te nemen. De regeering die tijdens en ook nog lang na den oorlog over een bijna dictato riale macht beschikte, verbood gedurende eenige jare'n de oprichting van nieuwe hotels, waardoor de zaken, die groote ver liezen moesten inhalen, niet onmiddellijk le vechten hadden te-gen concurrentie die met een schoone lei begonnen. Eerder dan men verwachtte trad herleving in, maar de goede vóóroorlogsche jaren zijn nog lange niet teruggekeerd en van de twee maal honderd duizend b'edden der gezamen lijke hotels zijn er heel wat ongebruikt ge bleven Concurrentie met de buurstaten, welke door hun gedeprecieerde valuta goed- kooper konden zijn dan de Zwitsers, ver dwijning voor goed van hel beste deel der voormalige clientèle (deschatrijke Russen, magnaten der vroegere Donaumonarchie en der Balkanlanden) en vooral de verandering in het gehalte van het reizend publiek zijn hiervan de redenen. Vroeger waren het slechts de beter gesitueerden die zich de luxe van een reis permitteerden, thans trekt Jan en Alleman er uit, maar reist op zuiniger wijze dan het oude publiek. Betere verkeers middelen he'bben veel afbreuk gedaan aan het monopolie dat Zwitserlaild al9 toeristen- land langen tijd bezeten heeft. De auto voert meer gasten door dan in het land. Algemeen klagen de hotel9 dat de automobilisten er te kort blijven. Scandinavië is ook in het groot toeristenverkeer opgenomen en de zoo zeer in trek gekomen trips der stoomvaartlijnen onttrekken heel wat oude klanten aan Hel vetia. En, wat misschien nog het ergste is, de upper ten. de vroegere vaste bevolking der palace hotels, is ten deele gevlucht voor het nieuwe publiek, zoekt het than9 verder op. In een land waar het hotelwezen van zulk een groote beteekenis is, neemt de hotelier een andere standing in dan elders. Men kent hier dynastieën van hoteliers die sinds geslachten hooge publieke functie'9 vervul len in diverse staalscollege's. Ik herinner mij achter een buffet een hotelier gezien te hebben, die tevens hoofdofficier in 't bond9- leger was en door de aanwezige officieren als „Herr ObeTst" aangesproken werd. Iels wat in dien tijd, behalve in Zwitserland, ner gens anders oorbaar werd geacht. Neen. mijn vriend uit Nieuw-Zeeland had het niet mis toen hij Zwitserland bij een groot hotel vergeleek. Had de goede man echter geweten van de enorme hoeveelheid alcoholica, wijn, bier en in hoofdzaak „snaps" welke hier geconsumeerd wordt, dan had hij niet van een hotel gesproken, maar Zwitserland een groote kroeg genoemd. Bij een eigen productie van vijftig millioen liter, een invoer van Spaansche wijn groolcr dan de eigen productie en daarbij nog een invoer van Fransche wijn, waardoor del totale import» stijgt tot honderd en vijf en veertig millioen liter. Mij dunkt dat zegt wat. Zwitserland is het land waar de ..Borrel", de snaps gestookt uit vruchten, het goedkoopst is. De distilleering is hier niet verboden en vooral in Noord-Zwitser land worden enorme hoeveelheden vruchten omgezet in snap9. Niet in clandestiene zaakjes, maar open en bloot voor iedereen in tal van boerderijen. Elk jaar. dit jaar gelijk bekend in buitengewone mate, wordt er door het bandjiren der bergstroomen veel schade aangericht en verlies aan men- schenkyens geleden. Maar al de schade door het water veroorzaakt is niets, verge leken bij de ellende en het nadeel jaar in jaar uit door de snaps aan dit volk be rokkend. Criminalisten en geneeskundigen kunnen daarvan meepraten. De alcohol is het heilig huisje, dal ze niet durven aanraken Voor de groote mas sa is de noodzakelijkheid en de onschade lijkheid van het gebruik van alcohol een axioma, e*n de herbergiers en de boeren, de groot belanghebbenden, hebben hier heel wat in te brengen. Dezer dagen is een wetsvoorstel ingediend tot heffing van een belasting op het bier. Dadelijk groot protest van consumenten zoowel als van producenten. Als de wet er doorkomt, waarop veel kans beslaat, dan is dit uitsluitend te danken aan het feit, dat de opbrengst der belasting zat strekken tot vorming van een fond9 voor de ouder- domsverzekering. Er i9 hier een strooming te geraken tot een alcohol-regie. De boeren zouden dan verplicht worden de gefabri ceerde snaps af te staan (tegen ruime ver goeding) aan den staat. De confpdératie zou dan de alcohol in de eerst plaats benutten ten bate van de industrie en verder door prijsverhooging. en conlróle van den ver koop in het klein, trachten het verbruik - te verminderen. De bepaling dat den pro ducenten nog een flink quantum voor eigen gebruik zal gelatpn worden, maakt van te voren het nut der voorgestelde regeling zeer illusoir Trouwens, zoo lang de alco hol fabricage vrij blijft is *r slechts weinig succes te verwachten van welke poging ook tot bestrijding van hel drankmisbruik. Voor La Croix Bleup, dat dezer dagen zijn vijf tigjarig bestaan vierde, ligt hier nog een proof. arbeidsveld,' enen Genève, October 1927. Dr. KLAUSj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 13