'J VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD 68"* Jaargang Met z'n vieren op een Eiland. Vrijdag 7 October No. 38. •I» ii 11 ê«j I a »Alitl jit Til {li ui |h ui |li? H iii ?S L 4ll; Naar het Engelsch van L. T.MEADE. Beknopt bewerkt door C. E. de Lille Hoger waard. 12) HOOFDSTUK X1IL Toekomstplannen. De avond, welke nu aanbrak, was voor de bewoners van het Witte Schip" vrij wat aangenamer en rustiger dan de vorige. Zelfs Ferdinand slaagde er in, naar zijn slaapbank in de kajuit te strompelen. De luiken waren dichtgemaakt; de ge schutpoorten lieten voldoende frissche lucht binnen en de vermoeide kinderen legden hun hoofden neer en sliepen weldra zóó vast, als kinderen maar ooit gedaan had den. Het was nu bijna veertien dagen geleden, dat hun avontuur begonnen was. Ferdi nand had nauwkeurig aanteekening gehou den van de dagen ©d zei den volgenden dag, dat het Zondag was de tweede Zon dag, dien zij reeds op „Witveer-Eiland" doorbrachten. ,,Ik ben er vóór, dat we den gebeelen dag rusten en de zaken gemakkelijk op vatten", zei hij. Morgen zal mijn voet wel weer beter zijn en ik kunnen rondspringen. Zoodra we kunnen, moeten we natuurlijk onze witte vlag op den Suikerbroodberg hijschen." De kinderen vonden het allen beet een rustdag te houden en Tony zei Laten we schelpen gaan zoeken. Dan hebben wij er een heeleboel op den dag, dat we eindelijk gered worden." „Weet je dan heel zeker, dat we gered zullen worden V' vroeg Elly nu. Tony keek zijn zusje min of meer ver baasd aan. ,,Wel Elly", zei hij, ,,wat 'n dwaze vraagHeb je nu ooit een boek gelezen over menschen, die schipbreuk leden en niet gered werden 1 Het zal misschien heel lang duren, maar éénmaal zal een schip ons toch stellig oppikken Elly keek haar broertje aan, slaakte een zucht van verlichting en had alle vertrou wen in hem. Zij raapten naar hartelust al lerlei mooie schelpen op. Intürsehen maakten Ferdinand en Joke aiu riet plannen voor de toekomst. „Misschien worden wij den één of ande ren dag gered", ze<i hij, „maar het kan even goed. dat het niet gebeurt. En als we verstandig wUcn zijn, moeten wij plannen maken alsof wij minstens een jaar op Wit- veer-Eiland" moeten doorbrengen. „Maar dat zullen we toch niet zei Joke en haar stem beefde verraderlijk. „Daar valt niets van te zeggen, Joke. Dit eiland schijnt buiten den koers te lig gen. dien de schepen gewoonliik nemen, want in de veertien dagen, die we nu hier «jn, hebben we nog geen enkel schip voor bij zien komen. Het is best mogelijk, dat we hier moeten blijven, totdat we knap genoeg zijn om een schip te bouwen en we weg kunnen gaan Eén ding is duidelijk we moeten niet op dit oude schip blijven. De storm, die ons gisteravond verraste, heeft ons dat duidelijk genoeg gezegd, We moeten een zoo beschut mogelijk plokje meer landwaarts-in zoeken en daar een blokhuis voor den winter bouwen. Als we er meer klaar zijn, kunnen wij geleidelijk het huisraad van het „Witte Schip" naar ons nieuw verblijf overbrengen." „Maar Ferdinand, hoe zullen wij ooit een blokhuis kunnen bouwen?" vroeg Joke. „Er zijn hier massa's hooge, rechte boo- men", antwoordde Ferdinand. ,,Ik zal be- binnen ze om t-e hakken, zoodra ik mij weer beter bewegen kan Jullie kunt me dan helpen door de takken af te hakken en onder aan de stammen een punt te ma ken, zoodat ze gemakkelijker in den grond gaan. Weet je nog, hoe Robinson Crusoë deed. Joke Lk bon blij, dat ik dat ver haal zoo goed ken! En de takken, die we afhakken, kunnen van den winter prachtig als brandstof dienst doen." „Stil een9 even, Ferdinand! Wat roepen de kinderen toch. Ze lijken wel dol ge worden te zijn!" Elly en Tony kwamen beiden naar het „Witte Schip" gerend. Tony zwaaide met zijn pet door de lucht. Een zeil! Een zeil!" riep hij uit. HOOFDSTUK XIV. De Vlag in TopI De vier kinderen waren alken al even opgewonden. Zelfs Ferdinand vergat zijn pijnlijken enkel, sprong op en greep den telescoop, dien zij op het schip gevonden hadden en die toevallig vlak bij hem lag. „Daar is het zeil 1" riep Elly opgetogen uit. „Daar! Is het niet vlak bij? Zie je het, Ferdinand Het schip heeft witte zei- Ion en er stijgt rook op uit één der pij pen. Ik zie het alles heel duidelijk!" Het kind begon van plezier te dansen. „Komt het schip hierheen 1 En hoe lang zal het nog duren, voor het hier i6 vroeg Tony, die soms heel practisch kon zijn. ,,Ja, komt het schip hierheen herhaal de Joke. „O, als we onze vlag nu maar ge>heschen haddenDan zouden we zeker gevonden worden, want de menschen aan boord zouden haar wel moeten zien. Maar nu onze vlag nog niet op den Suikenbrood- berg wappert, ben ik vreeselijk bang, dat ze ons niet zullen opmerken." „Ja, dat ig wel ontzettend jammer!" stemde Ferdinand roe. „En ik ben maar al te bang. Joke, dat je gelijk hebt: het schip het is heel trroot zal op zoo'n woeste kust als „Witveer-Eiland" heeft wel niets komen zoeken. Het vaart hard" „Vlug, laten wij ons geweer afschieten", riep Joke nu uit. Zij wachtte niet af, wat Ferdinand er van vond, maar liep haastig oveT het dek van het oude schip en laadde het geweer. De kinderen schoten verscheidene malen in de lucht, maar helaas! hadden zü óf wind tegen, óf was het schip, waarop hun ve> Inodende blikken gericht waren in wer kelijkheid verder weg dan zij meenden. In elk geval wendde het geen pogingen aan om langzamer te varen on betrekkelijk kort, nadat Tony en Elly het voor het eer3t ge zien hadden, verdween het weer achter den horizont. De kinderen keken elkander diep ver slagen aan. Zg waren alle vier heel moedig, maar de plotselinge overgang van hoop in wanhoop maakte dit oogenblik voor hen tot het allerzwaarste, dat zij op Witveer-Eiland doorgebracht hadden. Zelfs Ferdinand's lip trilde en Joke moest haar gelaat af-, wenden. „Het is niet zoo heel erg," trachtte zij te zeggen, maar de woorden bestierven haar op de lippen. Zij was zelfs niet in staat Elly te troosten, die zich voorover op den grond geworpen had en hartver scheurend snikte. „Dit is een les voor onsa," zei Ferdinand eindelijk, „en wat er ook gebeuren moge, de vlag zal morgen van den top van den Suikerbroodberg wapperen Het is een algemeen bekend gezegde, dat wij nooit weten, tot welke dmgen wij in staat zgn, vóór wij ze ernstig gepro beerd hebben. Ook ditmaal werd het be waarheid. Onder normale omstandigheden zou Ferdinand zijn enkel rust gegeven en toegelaten hebben, dat zjjn zusje hem ver troetelde. Om kort te gaanhij zon zich als patiënt hebben laten behandelen. De om standigheden, waarin zij verkeerden, ston den echter niet toe, dat hij met de handen over elkaar zat. Witveer-Eiland lag ongetwijfeld buiten den koers, dien de schepen gewoonlijk na men, maar de kinderen mochten geen kans voorbij laten gaan om zich te doen 'op merken door de enkele schepen, die er wèl passeerden. Ferdinand begreep, dat het van hei groot© belang was, het eiland te ver laten, vóór het regenachtige jaargetijde aanbrak, en hij wist, dat de groote, raodo vlag het eenige middel was, waardoor ze op hun eiland de aandacht op zich vestigen konden. Dus moest de vlag ge hese hen worden. Daarom liep Ferdinand den volgenden morgen zoo goed en zoo kwaad als het ging en op zjjn zusje steunend naar den top van den berg, dien zij don Suikeiv broodberg genoemd hadden. Niet ver daar vandaan was een boschje, dat uit hooge, rechte booraen bestond. Het waren een soort pijnboomen, uitste kend geschikt voor het doel, waarvoor Ferdinand ze noodig had. Hij keek onder zoekend om zich heen en wendde zich ver volgens met schitterende oogen tot Joke. „Wat ben ik toch dom, dat ik dat niet eerder bedacht heb!" riep hij uit. „Je weet wel, Joke, dat Tony en ik vreeselijk veel moeite met onzen vlaggestok hebben gehad. We hebben gehakt en gehakt en ik was van plan een diep gat te graven en hem daar stevig op den top ran den Suiker broodberg in te planten." „En denk je er dan nu anders over?" vroeg zijn zusje verwonderd. „Ik dacht, dat we daarvoor met ons allen hierheen waren gekomen." „Ik weet nu iets veel beters," zei Fer dinand opgewekt. „Het zou ondoenlijk voor ons zijn een stok stevig genoeg in den grond te drijven. Denk maar eens aan de ontzettende stormen, waardoor Witveer- Eiland geteisterd wordt. Zie je daar dien koning der pijnboomen op zijn eentje staan, een eindje van de andere boo men af? Hij staat wel niet heelemaal op den top van den Suikerbroodberg, maar vanuit zee zal het toch zoo lijken. Daarom stel ik voor, dat we dezen ouden monarch tot vlaggö- lil i i i t t i i i i t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 17