WIE IS EDMUND GRAY? 68*<e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 September i927 Derde Blad No. 20715 De Wedvlucht om de Luchtheerschappij OCHTENDVOER D<3j5luisM<aJendeM928 De Roep naar Samenwerking tusschen Kapitaal en Arbeid FEUILLETON. VOOR DE HUISKAMER. RADIO-PROGRAMMA Door Lord THOMSON VAN CARDINGTON Engelsch Oud-minister van de Luchtvaart. (Alléén-recht voor Nederland). IV, (Slot). passagiers op de luchtroutes der wereld zijn leden van internationale gemeenschap en moge dit een meer blijvende garantie voor den vrede blijken, dan een internationale luchtmacht. De'moraal is duidelijk. Een weinig betee- kenende aviatiek is een gevaarlijk iets, ge lijk een lage trap van ontwikkeling; hoe beter deze is, des te beter voor de werelcL RECLAME. wordt buitengewoon mooi en leerzaam Deze kalender,bestaandeultl2 maand bladen, uitgevoerd In 6 kleurendruk. It voor onze clientèle gratis verkrijgbaar. Vraagt Inlichtingen aan Uw winkelier. 8621 Door Lord GREY, Oud-minister van buitenl. zaken van Engeland. Nu de mijnwerkerscrisis is overwonnen en de algemeene staking achter ons ligt, staan wij voor den „Trades Union Bill", die de positie van de vakvereenigingen ernstig zou schokken. Wat is de moraal van dit alles? Dat, wanneer men wil dat de toestan den in Engeland weer gezond worden, de verhouding tusschen werkgevers en werk nemers anders worden moet. Wij hebben al onze capaciteiten op industriegebied noodig, om ons te herstellen van de gevolgen van den oorlog en onze plaats tegenover de be staande wereldconcurrentie weer in te ne men. Drie kwaliteiten zijn er, die wij noo dig hebben en die wij volledig moeten uit buiten. Zonder deze zullen wij niet verder kunnen bestaan. De eerste is de handig heid, de energie, de zakengeest en de erva ring van de ondernemers, de kopstukken der particuliere industrieën. De tweede is de flinkheid van den Engelschen arbeider, en de de derde de goede verstandhouding tusschen beide. En juist deze factor ontbreekt ons, en het is wel de moeite waard eens te onderzoeken waarom ze ontbreekt. Om de oorzaken hiervan te vinden, moet men terug zien op.de afgeloopen eeuw. De werkelijke oorzaak moet niet gezocht wor den in de tegenwoordige verschilpunten. Deze zijn slechts een gevolg van de gebeur tenissen uit die dagen, toen de welvaart van het land onder de regeering van Koningin Victoria, met ongedachte schreden vooruit ging. Toen ter tijde zagen de ondernemers niet in, dat na korter of langer tijd samen werking met de arbeiders noodig zou wor den. De loonen werden gedrukt door verla ging van het stukloon, zoodat, terwijl de in dustrie bloeide, de bedrijven vergroot en de vermogens verworven werden, de op zich zelf staande arbeiders, bij langer werktijd, met lager loon genoegen nemen moesten. Hierin schuilt de wortel van* het kwaad. Toen ontstond langzamerhand de vakbewe ging, om den arbeider tegen uitbuiting te beschermen, en om hem een billijk aandeel te verschaffen van datgene, wat hij zelf ge schapen had. De ondernemers en de vakbonden namen voortaan tegenover elkander een defensieve, dikwijls zelfs een offensieve houding aan, die daaruit voortkwam, dat beide partijen zich op de waarheid beriepen, waarbij geen van beide de volle waarheid inzag. De werkgevers en de aandeelhouders zei den, dat zonder hun kapitaal hun fabriek of hun mijn niet zou bestaan en niet in be drijf zou zi]n en dat de loonen die den werk lieden in het begin waren uitbetaald, niet waren afgenomen van de winst maar van net kapitaal Dat was wel waar, maar een andere waarheid werd over het hoofd ge zien. De arbeiders haalden deze andere waarheid naar voren en beweerden dat zon der de vakkundige ep flinke prestatie van de arbeiders fabriek noch mijn het gering ste nut zou hebben afgeworpen. En aan dit punt hielden zij stijf vast en zeiden ten slotte: waartoe heeft men werkgevers en kapitalisten noodig, daar de bedrijven zon der arbeiders toch nutteloos zijn? Ieder be riep zich op zijn eigen waarheid en zag de ander over het hoofd. En tengevolge hier van vatten noch de werkgevers noch de ge organiseerde arbeiders de volle waarheid, n.l. deze dat elk van beide voor den ander van belang is. Hoe kunnen wij maken, dat men dit al gemeen erkent? Mijns inziens is er maar een middel om tusschen werkgevers en werknemers een goede verstandhouding tot stand te brengen en dat is hun volledige samenwerking op industrieel terrein. Hiermee bedoel ik niet een groot aandeel in de winst. Het „aandeel in de winst" als zoodanig zal altijd aangezien worden voor een soort cadeautje of steekgeld, om de ar beiders in toom te houden. Het zal nooit het idee geven van werkelijk deelgenoot schap, een idee, die alleen gezocht moet worden in gemeenschappelijk beheer. Toch vertoonen zich spoedig moeilijkhe den en men moet erkennen, dat deze aan dacht verdienen. Wanneer men den onder nemer een dergelijk voorstel doet, zal hij zeggen, dat zijn zaken geremd zouden wor den, wanneer men vertegenwoordigers der arbeiders toeliet en hij bij hen bij het lei den van het bedrijf ter rade moest gaan. Dit is waar. Hoe ingewikkelder en omslach tiger men de leiding inricht, zooveel te moeilijker wordt ze. Maar hierop bestaat een afdoend antwoord n.l. dat een practi- sche en flinke bedrijfsleiding nutteloos is, wanneer ze wordt geremd door tegenwer king van de arbeiders. Het voordeel echter, dat men zou beha len, wanneer het gelukte de medewerking van de arbeiders te verkrijgen, door ze in de leiding op te nemen, zou ruim tegen alle be zwaren opwegen, die zouden voortkomen uit een minder vlugge bedrijfsleiding. Het tweede bezwaar zou hierin bestaan dat de arbeidersvertegenwoordigers van te genwoordig, wanneer ze zouden worden op genomen in de bedrijfsleiding, misschien wel neiging zouden vertoonen tot een be krompen en onbezonnen inzicht. Het zou denkbaar zijn, dat zij op een goeden dag het er op aan zouden leggen, ten koste van den verderen' loop van het bedrijf, alles tot den laatsten cent op te deelen en zoo veel mogelijk aan de arbeiders toe te schuiven. Dit is een werkelijke moeilijkheid en een werkelijk gevaar; ik geloof echter dat dit bezwaar verdwijnen zou, zoo gauw het standpunt der arbeiders zou veranderen. Een derde moeilijkheid bestaat hierin, dat de vakbonden zelf niet reageeren op alle dergelijke voorstellen tot deelgenootschap. Ook hier zullen eerst dan vorderingen te bespeuren zijn, wanneer het standpunt Wordt veranderd. De eigenlijke moeilijkheid betreffende de deelgenootschap ligt hierin, dat aan den eenen kant-geen goede ver standhouding tot stand komt, voordat een daadwerkelijke doelmatige deelgenootschap van ondernemers en georganiseerde arbei ders bestaat, aan dien anderen kant die doelmatige deelgenootschap slechts met een goede verstandhouding zal kunnen worden bereikt. Dat is een zeer ernstig dilemna. Het is dus een feit, dat, voor we er aan kunnen denken iels te bereiken, het stand punt, zoowel van de ondernemers, als van de arbeiders gewijzigd dient te worden. Het is buitengewoon moeilijk het stand punt van geweldige menschenmassa's te veranderen. Dit kan niet gebeuren door redeneeringen, maar wel wanneer er een groote ramp plaats heelt of bij een gewel dige omwenteling, zooals bijvoorbeeld de al gemeene staking van het vorige jaar. De tegenwoordige stand van zaken geeft den ondernemers in genen deele het recht om te denken, dat het oogenblik zou zijn gekomen om de vakbonden te verpletteren. Hierdoor Een internationale luchtmacht. Indien een internationale macht van welk soort ook nooit practisch bereikt zal kunnen worden zal deze naar alle waarschijnlijk heid een luchtmacht zijn en wel om ver schillende redenen. In de eterste plaats, of schoon in den wereldoorlog nog maar een glimpje te zien is geweest, van zijn yemie- lend karakter, is toch re*eds voldoende be kend hoeveel schrik en vrees een luchtoor log inboezemen. Bij een luchtaanval is het hart van het land het mikpunt, de voor naamste doelpunten zijn groote steden en industriecentra in den rug van de weer machten ter land en ter zee; het Is een bombardement van groote draagwijdte waar van de slachtoffers meestal weerlooze bur gers zijn; zelfs zoo dat tegenover 1 soldaat 10 burgers getroffen zullen worden in hun werkplaatsen of huizen. De eenigste verdedi gingsmaatregelen hiertegen zullen bestaan uit represailles van gelijke strekking. De meest verharde menschen worde ndoor deze vooruitzichten opgeschrikt en zouden het gebruik van dit nieuwe wapen beperken, als zij maar konden. In de tweede plaats wordt algemeen er kend dat luchtmacht beter in staat is te voor zien in een krachtig wapen voor internatio nale wetgeving en justitie dan welke mili taire- of zeemacht ook. Als men de goede trouw aanneemt van hen, die de samenstel lende deelen van een international ei lucht macht in elkaar zetten, Welke ter beschik king van den Volkenbond zouden staan, zou dit lichaam een wapen ter zijne beschikking hebben dat dadelijk ten zeerste gecentrali seerd was en bovendien gemakkelijk te con- troleeren. Voor het grootste deel van Europa en Noord-Afrika zou zij met wrucht kunnen worden gebruikt, altijd aangenomen, dat de Volkenbond sera ad, wanneer een beslissing was genomen, de uitvoering van zijn bevelen in competente handen zou geven. In Arabië bijv. is e'en luchtmacht ter handhaving van wet en orde reeds voldoende bewezen; zoo zelfs dat dit land waar de bewoners in on- derlingen strijd leefden, voortdurend be dreigd door agressieve naburen en waar leven en eigendom een paar jaar terug nog een wankelbaar bezit waren, kortgeleden tot den Volkenbond is toegetreden als een sou- vereine en onafhankelijke staat. Dat zijn, kort gezegd de argumenten ten gunste van een internationale luchtmacht. Het grootste bezwaar tegen zoodanig voor stel is, dat het onuitvoerbaar is zonder een diepgaande verandering in de houding der naties, ten opzichte van de geheele oorlogs- questie. Het misbruik van aviatiek is een gevolg en niet een oorzaak; het is nutteloos te trachten om het kwaad gewrocht door het eerste te beperken, terwijl men de laat ste onaangeroerd laat. Als er eenmaal oor log is, wordt deze onvermijdelijk ongebreid- deld; regels noch gewetensbezwaren hebben eenigen invloed, wanneer gewapende macht strijdt om het nationale beslaan. Totdat de noodzakelijke geestesverandfr- ring bereikt is, zullen zij, die het plan van internationale luchtmacht becritiseeren, zoowel pacifisten als militairisten omvat ten. Het is zonneklaar dat de volkenbond als deze een macht van deze soort te zijner beschikking had een super-staat zou wor den. Dit zou er toe leiden dat de steun van vele warme bevorderaars van den vrede waarvan sommigen een verbouwen stellen in arbitrage en het Protocol van 1924, ande ren in onderlinge garanties, een internatio naal hof of verzoeningslichaam, verloren ging. In de oogen van de meeste dogmatici, zou oorlog nog te verkiezen zijn boven zulk een flagrante schending van den geest van den volkenbond. Aan den anderen kant, zouden de mili tairisten er om lachen, dat een systeem, niet succes in Irak toegepast, toepasselijk zou zijn voor de geheele wereld. Zij zouden er en terecht op wijzen, dat zoowel in Europa als in Amerika, nationalisme, be staande belangen en commerciëele wed Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESANT, door Mej. E. HOOGEWERF. 13) Zoo was hij er steeds op uit, zijn cliënten contracten te laten teekenen, waar bij ze zich verbonden naar ze meenden tot het honderdste deel van hetgeen hij er mee bedoelde. En als tegen-beleefdheid voor de diensten die Checkley hem bewees, betaalde hij diens vertering. Het gezelschap was voltallig. De geld schieter had, onmiddellijk beslag gelegd op Checkley, met een ingewikkeld geval; en nadat hij het hem met schorre stem had toe gefluisterd, klonk de ernstige waarschu wing: „Daar moet u niet aan denken! U zoudt zich daarmee ongetwijfeld aan een wette lijke vervolging blootstellen. Vijf-ent win tig jaar geleden heeft zich precies zoo'n geval voorgedaan en er volgde een zwaar von nis op. „Zoo?" Het roode gelaat van den woekeraar werd nog rooder. Neen, dan al ik er ook niet over denken. Zonde en jammer. Er was zoo'n huis-vol meubelen en een winkel vol waren. En de man is nog jong genoeg, dat hij er best weer bovenop zou kunnen komen, na- da4 hij eens zoo'n lesje had gehad. Wel wat zal het zijn vanavond, mr. Cherckley?" ijver, veel machtiger factoren zijn, dan in ternationalisme of het verlangen naar vrede. „Hoe", zouden zij vragen, „is het mogelijk luchtmachten zoo verschillend ge organiseerd en uitgerust die voor zoo ver schillende doeleinden bestaan, te vereeni gen en ondergeschikt te maken aan een autoriteit. Noch discipline, noch nuttig effect zouden bij zulk een macht mogelijk zijn; zij zou een broeinest zijn van naijver en intrigue". En ongelukkig genoeg, zouden ze gelijk hebben. Op dit oogenblik is, hoe dan ook, dit niet het middel. Het is mogelijk, flat bjj de ontwikkeling van de aviatiek een oplossing van het probleem zal worden gevonden. Werkelijke luchtmacht kan alleen het bezit zjjn van staten met luchtvaartindustrie. Hoe grooter deze industrie wordt, fles te grooter zal de kracht zftn van de staten, die haar bezitten. Deze industrie zal nationaal zijn en blijven naarmate zjj afhangt van subsidies. Haar bestaan alleen reeds duidt op een zeker peil van intelligentie en een vooruitstreven- den geest bij dat deel van de bevolking, dat deze in stand houdt. Zij wordt bestuurd door eerste-klas handwerklieden en werk tuigkundigen, wier politieke inzichten demo cratisch zijn en fiikwjjls internationaal. Deze menschen hebben niets te winnen bij oorlog, integendeel veel te verliezen; zij vormen een stevig element in alle industriestaten en hun invloed neemt voortdurend toe. Hun arbeid is onmisbaar voor het voeren van een mo dernen oorlog en ze zijn niet bereid zich te leenen voor feen baldadigen aanvalsoorlog. Alhoewel zij betrekkelijk onontwikkeld, zijn en dikwijls in een verkeerd daglicht gedteld worden door kranige woordvoerders, zou toch, als de grond-idee, die ten grondslag ligt aan internationale luchtmacht, hun ver klaard werd, deze hun instemming verkregen. Deze idee is: kan niet de jongste en merk waardigste vooruitgang der ïnenschheid op het gebied der ontdekkingen gemaakt wor den tot een instrument van vrede inplaats van een oorlogswapen? Inderdaad is reeds het oorlogsgevaar tusschen industriestaten betrekkelijk verminderd. De gevaren liggen bij meer achterlijke landen, waar het bezit van een krachtige luchtmacht de illusie van veiligheid geeft en oorzaak van conflict wordt tengevolge van het principe, dat het offensief do beste vorm van verdediging is. Deze landen worden niet in toom gehou den door binnenlandsche toestanden of na- oorlogsche uitputting en zijn nog best in staat hun luchtmacht te gebruiken in de hoop hun tegenstander een knock-out te kunnen toebrengen en een bestraffing door den Volkenbond te kunnen ontgaan. Dit misbruik der aviatiek te voorkomen is eerste plicht en ten zeerste in het belang der Groote Mogendheden, en de meest prac- tische weg daartoe .zou zijn onder elkaar overeen te komen een verbod van uitvoer van militaire luchtmacht. Dat zou een stap in de goede richting zijn. Het zou luchtmacht beperken tot staten, voldoende ontwikkeld om het gebruik der aviatiek naar waarde te schatten en half-beschaafde en gemakkelijk op te winden rassen be- rooven van deze verschrikkelijke moderne vernielingsobjecten. Alhoewel het altijd nog voordeeliger is voor fabrikanten en ontwerpers om oor logsmachines te bouwen, en de handels- aviatiek naar verhouding kwijnt, zijn er toch aanwijzingen dat er verandering van inzicht komt. De prachtige vooruitzichten die de verovering der lucht biedt, worden steeds meer begrepen. Deze mogen in een opzicht een bron van concurrentie zijn, ze zijn toch ook tegelijkertijd een band,- die vereenigt. Ze schijnen een nieuwen inter nationalen geest te scheppen. Deze geest openbaarde zich het eerst tijdens den oor log, toen de strijdende aviateurs van beide partijen ridderlijk bewijzen van eerbied gaven aan dappere tegenstanders. Deze geest is gedurende de laatste paar jaar ver sterkt door den gemeenschappelijken strijd tegen de machten der natuur. Er is een soort van band niet alleen tusschen avia teurs, maar ook tusschen luchtreizigers. De „Rum. Kokende rum met citroen," ant woordde de practicus. Eer de kellner deze bestelling nog uitge voerd had, werden er stemmen en voetstap pen vernomen, buiten de gelagkamer. Die van den een klonk luid en opgewonden, .die van den ander afgemeten en kalm. Checkley ging rechtop zitten luisteren. „Dat is de Cambridge-man," sprak de oude rechtskundige, ledigde de rest van zijn glas in één teug en lachte eens, vol ver wachting over de dingen, die nu komen zouden. „Een verbazend knap mensch, die in Cambridge heeft gestudeerd!" fluisterde hij nu weer. „Hij is de zoon van een bisschop, een Ierschen bisschop dan. Hij spreekt zijn Grieksch als zijn Engelsch. Maar hij drinkt als een tempelier! Nu heeft hij zeker vooraf al wat genomen, want hij is altijd vast half dronken, als hij komt en volslagen dronken, als hij gaat. Maar dan praat hij des te beter. Een merkwaardig mensch!" De stem van dezen „merkwaardigen mensch" kende Checkley. Maar die andere? Die kende hij toch ook. Zeker, hij herinnerde zich duidelijk den klank. „Drink mee een glaasje, man!" noodde de Cambridge-man. „Dank je ik heb niets noodig." Wiens stem was dit toch? In spanning hield Checkley den blik op de deur gericht. De Cambridge-man ging vóór. Hij was een knappe man van een jaar of twee-en-dertig, met een innemend gelaat, groote blauwe oogen te groote zelfs een fijnbesneden gelaat, teer en beweeg lijk; een hoog. smal voorhoofd, en een trek van gevoeligheid om den mond. Klaarblijkelijk een, die behoefte had aan steun; een van die ongelukkigen, die alleen niet genoeg sterkte van wil bezitten, en daarom al heel licht bezwijken voor iedere verleiding, waaraan zij blootstaan. De grootste verleiding voor dezen Freddy Carston was de drank. Hij had het ver kunnen brengen in zijn vak; maar die beruchte hebbelijkheid had hem, bij alles, in den weg cgestaan. Nu woonde hij in Gray's Inn en gaf nog enkele lessen. Hij moest een uitstekend repetitor zijn, in z'n nuchtere oogenblikken. In den regel was hij 's morgens nuchter; op den middag al wat aangeschoten en 's avonds beslist dronken daarom niet vervelend, af lastig. „Jij moet ook wat nemen, man" begon hij weer tot zijn vriend. „Het is niet de vraag, waar je behoefte aan hebt, maar waar je lust in voelt. Als ik enkel had genomen waar ik „behoefte" aan had, dan was ik misschien al bisschop! Maar nu glibber ik zoo zachtjes aan naar beneden. Neem altijd, waar je trek in hebt!' „Toch zal ik niet gebruiken, Fred!" „Wat?Houdt je er dan nog ambities op na? Daar is het nu al te laat voor, zegl Daarvoor ben je veel te lang van je vrien den weggebleven. Kom nu maar liever bij ons, in de ..Salutation Club". Ik zal je intro- duceeren. Ze zullen je met open armen ont vangen Hoogst-intellectueele gesprekken. De mooiste gelagkamer uit Londen. Mei ro- mantischen achlergTond Wie heeft er nu niet eens behoefte aan zoo'n opkwikking?" De ander volgde eindelijk; al was het dan ook met niet veel animo; en bij het zien van hem sprong Checkley op in zijn stoelHij trok zijn buurman het avondblad uit de hand en verborg daarachter zijn ge laat; want degeen dien de Cambridge-man met zooveel moeite naar binnen had ge troond, was niemand meer of minder dan Athelstan Arundel, waar mr. Dering dien zelfden middag nog van gesproken had, de man, dien hij nog betreurde en dien hij zelf van vervalsching had beschuldigd I Zóózeer ontstelde Checkley op het zien van dien man, dat hij zich angstvallig ach ter de courant verborg. Ja, hij was het. Hij zag er zéér welvarend uit, droeg een zwart-fluweelen jas en een wit vest, en had een indrukwekkend bruinen baard. Zijn houding was zoo fier of hij van z'n leven niets vervalscht hadl Wat deed hij hier! Freddy had intusschen den kellner nader bij geroepen en de jongelui waren gaan zitten. „En vertel me nu eens, man, waar je die acht jaar lang geweest bent?" „Voor het grootste deel buitenslands." „Daar zie je anders niet naar uit! Die in het buitenland fortuin gaan maken keeren in den regel weer met een pistool en een mes bij zich, en geheel van wereldsche pracht, ontbloot. En jij kerel, in fluweel en met fijn wit linnen. Ik kan nooit gelooven, dat je buitenslands zoudt zijn geweestII Je hebt zeker je hoofdkwartier gehad in Cam- berwell?" „Laat ik liever eens bij je komen op je kamers, daar kunnen we veel meer op ons geraak spreken." „Ik heb maar één kamer in Gray's Inn. 's Morgens ben ik gewoonlijk thuis en heb leerlingen Op den middag ook nog wel. Maar daar is je whisky En laat ik je dan nu eens voorstellen aan het gezelschap Dit i9 een intellectueel zeer hoogstaande kring, dien je hier niet zoudt verwachten in deze gelagkamer. Hoeren, dat is mijn oude vriend mr. Anthelstan Arundel, die buitens- HET TERUGKEERENDE DOOSJE. Neem de buitenzijde van een leeg lucifer^ doosje en snjjd het bjj de verbinding los. I'laats dit nu zoodanig op tafel, dat het een tunnel vormt, en zet het doosje in den mond van den tunnel. Het kunstje is nu, het doosje voorzichtig door den tunnel te blazen, tot het aan het andere eind geheel vrfi staat en dan, terwijl men van dezelfde plaata afblaast, het doosje te doen terugkeeren. zouden slechts nieuwe industrie-veeten in het leven worden geroepen. Dat zou de ergste weg der verblinding zijn, die men zou kunnen betreden. Ook de georganiseerde arbeiders van hun kant moeten een ander standpunt innemen. Ze moeten niet meer van het standpunt uit gaan dat ondernemers en particulier bedrijf moeten worden uitgeschakeld; zij moeten het ideaal der samenwerking nastreven. Dat de staat de plaats inneemt van het parti culier bedrijf zal onze industrieën niet red den. Staatsbeheer beduidt een duurder, slapper en minder actief beheer, wat onze industrieën, gezien de sterke internationale concurrentie van tegenwoordig, niet kun nen lijden. Yoor alles is het de plicht der onderne mers, te bewijzen, dat ze leering hebben ge- tiokken uit hun ervaringen, en minder De- vooroordeeld zijü dan ooit, maar dan is de beurt aan de georganiseerde arbeiders dit te beantwoorden. Dat zal groote staatsmanskunst noodig hebben niet alleen in het parlement maar ook in de industrieën. Onder de Engelsche industrieelen bevinden zich eenige der be kwaamste mannen der natie even zoo in de rijen van de leiders der vakbonden. Bestaat ei bij al deze bekwaamheid onder de in dustrieelen en georganiseerde arbeiders, nu tets dat echte staatsmanskunst genoemd kan worden? Zoo ja, dan mochten we toch wel doorzetten dat de verhouding tusschen werkgevers en werknemers werd veranderd, een verandering die onze problemen op dit gebied zal oplossen, de industrieën van het land zal redden, en ons zal maken tot een welvarender, gelukkiger en tevredener natie, dan ooit te voren. VOOR ZONDAG 25 SEPTEMBER. Hilversum (1050 M.). 10 u.11.46: Dienst in de Parochiekerk „O. L. Vrouw van Lourdes", Molenberg te Heerlen. ..Missa Solemnis in hon. St. Laurenti Justi- niani", 3 st. gem. koor van 0. Rabanello, door het kerkkoor met orgelbegel., o. 1. v. Joh. Speth. J. Knops,: organist. Predikatie door Pater W. de Leeuw, O. F. M., over: Gij zijt de Christus de Zoon van den Le venden God" (Matth. XVI 16). Na de H. Mis: „Laudate Dominum", van G. Ett, 4 st. mannenkoor. De Gregoriaansche wissel zangen zijn: Voor het „Kyrië" (Introilus) Ps. 85, 3—5. Na het Gloria (Graduale) Ps. 101, 16—17. Ps. 97—1. Na het „Credo" (Of fertorium) Ps. 39. 1415. Na het „Domine non sum dignus" (Communio) Ps. 70, 16-18. 12.301 uur: N. O. V. Lezing door dr. P. H. Ritter Jr.: Ons volk en de tucht. 11.30: N. O. V. Orgelconcert uit het City- Theater te Den Haag. Populaire orgelmu ziek door Jules Dreese op het grootste en nieuwste Standaard-orgel. 1.302 uur: N. O. V. voordrachten in jordaansch dia lect door mevr. Esther de Boervan Rijk: Amsterdammers van Nono. 1. Standing en misunderstanding; 2. Getuige 5 décharge. 24 30: N. O. V. Symphonieconcert voor strijkorkest o. 1. v. Alh v. Raalte met medew. van mevr. Rosa Spier, harp. 5.55: Dienst in de Oosterkerk (Geref.) te Utrecht. Voorzanger ds. J. C. Rullmann. 1. Orgelspel; 2. Votum en Zegengroet; 3. Voor zang: Ps. 106 3; 4. Belijdenis des Geloofs; daarna voorlezing van 1. Sam. 30:825; 5. Gehed; 6. Voorlezing v. d. tekst: 1 Sam. 30 :25; 7. Ie tusschenzang Ps. 68 6 en 9; 8. Ie ged. preek; 9. 2e tusschenzang Ps. 32:22; 10. 2e ged. preek; 11 Dankgebed; 12. Nazang Ps. 31 19; 13. Slotzegen; 14. Orgelspel. 8.10: „De gescheiden vrouw", lands is geweest; acht jaren lang en nu is teruggekeerd na al zijn omdwalingen over het aardrijk." En toen begon hij de heeren aan Arundel voor te stellen, op zeer geestige wijze, wat echter het begrip van de meesten te boven ging en den man, die nooit een grap kon verstaan, beslist boos maakte! „Langer kan ik nu niet blijven," zei Alhelstan. „Maar ik kom wel eens bij je, op de kamer." „Doe dat, ouwe jongen!" Ze reikten elkaar de hand en de Cam- bridgeman ging voort: „Waarom die Arundel acht jaar geleden hier ineens wegging, is nog niemand be kend! Veelbelovender jonge man was er nietl Kijk, hij heeft niet eens zijn glas leeggedronken. Nu dan zal ik het maar doen." „Mr. Checkley" sprak diens buurman, „de gast is weg. Geef me dus m'n krant maar weer terug I" Mr. Checkley sprak dien avond niet meer. zóózeer was hij onder den indruk van die ontmoeting. Dal Alhelstan Arundel terug was, beduidde wal. Daar zou wat van komen, dit wist hij zeker. HOOFDSTUK TV. Een weerbarstig kind. Elsie nam afscheid van haar aanslaande aan de deur. Sinds de verloving had hij zeer goed begrepen, dat hij maar liever niet bin nen moest gaan. Mrs. Arundel loch, was in het minst niet ingenomen met George Austin. Niet dat hij benedpn haar stand was; ze stonden vrijwel gelijk, in dit op zicht. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 9