Humor uit het Buitenland.
Modepraatjes van een Parisienne.
VOOR DE HUISVROUW.
De gehtu/ien van den draadloozen omroep.
Een vermoeide tenor werkt met een plaatsvervanger.
.(Punch.)'
De hulpvaardige man: Kan ik u ook ergens mee van
'dienst zijn?
Het meisje: 0, graag. Ik zou U heel dankbaar zijn als U
naar het andere eind van m'n wagen wilde rijden om het
reservewiel te halen. (Punch.)
i Je verbeeldt jezelf dat je verstand hebt? Wel, as je
•harses van zij ware gemaakt, dan zon der nog niet genoeg
.zijn om er een paar sokke v^nr een kanarievogel van te make.
(Humorist
Barbier: Das een leelijke jaap, die je dien ouwen heer
gegeven hebt, Piet.
Piet: Ja. Zie je, ik vrij met z'n keukenmeid en dit is het
teeken voor haar dat ik baar morgenavond ontmoeten kan.
{Passing Show.)
Welmeenende vriend: Maar als je vrouw het servies naar
je hoofd gooit wanneer je laat thuis komt, dan bewijst het
toch dat ze je mist.
Het slachtoffer (z'n hoed alaemend): Me missen? Nou,
dit wijst er toch niet op, vin-je? (London Opinion).
Taxi-chautieux wiens verbeelding aan den gatg is ge
bracht door de te kleine fooi van den neer, die door 2'n echt-
•.genoote vergezeld wordt): Een kwartje maar. Dat is nog
al een verschil met den vorigen avond toen ik U hier bracht
met die dame met dat blonde haar. (London Opion).
en clubjes-, die elkaar nliet meer groeten
en van elkaar leelijke dingen gaan vertel
len, welke vérscbijnfielen men tijdens een
reis van of naar Indië aan boord n£et zel
den pleegt te aanschouwen, moeten naar
ik geloof zeker voor een deel worden fc<e-
geschreven aan de overdadige l oeveelheid
vitaminen, eiwit- en koolwaterstoffen, waar
mede de maatschappijen hun passagiers
plegen vol te proppen. Een eendgszins ma
tiger régime, waardoor dan misskien weer
de hooge passage-prijzen ietwat zouden
kunnen verlaagd worden, zou zeker aanbe
veling verdienen. Trouwens, de ervaring
leert, d&t menschen, die aan den wal een
verzorgde doch eenvoudige keuken gewoon
zijn, op deze eetorgieën meestal geen prijs
stellen, terwijl anderen, waarvan men mag
veronderstellen, dat zij het thuis heel wat
bescheidener gewend waren, meestal tot de
eersten behoonen, die op de overigens voor
treffelijke kwaliteit vam het scheepsote-n
afgeven.
Ik schreef hierboven, dat men aan dit te
veel aan vitaminen voor een deel zekere
zekere verschijnselen van kregeligheid en
wankelende naastenliefde mag toeschrijven.
Maar dan ook slechts voor een deel. Want
voor een ander deel spruiten die voort uit
de bloote omstandigheid, dat een paar hon
derd menschen gedwongen zijn om drie of
vier weken, in een klein bestek samen te
leven met geen andere afwisseling dan
elkanders doen en laten, geen andere be
zigheid dan onderlinge crifciek. Ik wil hier
mede volstrekt niet zeggen, dat het scheeps
leven daarom ongenoeglijk en de reis zelve
onaangenaam verloopt, integendeel, het le
ven aan boord van een groote mailboot
heeft een zeer bijzondere bekoring en de
onvermijdelijke kleine intrigues en con
flicten zijn, voor wie zich daarboven weet
te verheffen, nseestal niet geheel onver
makelijk.
Wannieer men eenmaal aan boord is ge
gaan en de gnoote reis begonnen, wanneer
eenmaal de vaderlandsche kusten aan den
gezichtseinder zijn vervaagd, de gezichten
en gestalten, van hen, die achterbleven, on
herkenbaar zijn geworden, de reiziger
over de emoties van het afscheid wat is
heengeraakt en zich in zijn drijvende we
reld wat heeft ingeleefd, dan voelt hij zich
langzameifliand doordrongen van een zalig
gevoel van vrijheid, van los te zijn van de
beslommeringen en bedrijvigheid der jach
tende, rumoerige weireld, die hij achterliet
en waarvan niets en niemand hem in de
eerstvolgende weken nog zal kunnen ach
terhalen. Zelfs het gemis van die voor den
modernen mensch op het vasteland onmis
bare da gelijkscha bronnen van informatie
de nieuwsbladen, dat hem de eerste dagen
na bet vertrek, nog een onbehaaglijk ge
voel van geïsoleerdheid gaf, verkeert al
heel spoedig in een nieuwe charme en zelfs
de dagelijks binnenkomende en gepubli
ceerde radio-berichten trekken slechts zijn
zeer matige belangstelling. Nu zijn het de
wind en de zee en de wijde oneindigheid
geworden doe den ontsnapten landrot iets
te zeggen hebben, dat hem vóór alles nieuw
en belangrijk lijkt. Wie de ontroering en
de bekoring heeft leere® kennen van het
alleen zijn op den neus van het schip of
op het bovenste dek, buiten het gewoel
van de menschen, om zich tijd en plaats
vergeten te verdiepen in het spel van de
golven en den goddelijken wind t-e voelen
gieren door de haren en te dringen in de
wijd geopende longen wie 's nachts op het
donkere dek alleen is geweest met de ster
ren in hun onbegrensden koepel, wie daar
in manenachten heeft gestaan, wanneer het
bleeke licht speelt op den wijden Oceaan
en men zich waant te drijven op een^ee
van louter zilver, wie de ochtenden neeft
gemind op de nog verlaten dekken, in
nachtgewaad uit de warme hut ontsnapt,
en de zon den einder heeft zien verven
j met groene en mauve en zilveren en zacht-
irose en purperen strepen, die zal zijn leven
'lang het terugkeerende verlangen kennen
naar de heerlijkheden van de wijde zee.
Maar daar zijn- den langen dag aan boord
ook nog de menschen. Keeds den eereten
dag van de reis hebt ge uw medereizigers
naar het uiterlijk trachten te taxeeren.
Sommigen waren op het eerste gezicht sym.
pathiek, anderen minder, sommigen hebben
reeds dadelijk uw omgang gezocht, van
met anderen aan te knoopen banden koes
tert ge zelf verwachtingen, eenisge types
hebt ge reedis ontdekt die u zeker zullen
amuseeren, het wezen van uw hutgenoot
zijt ge nog bezig te ontraadselen. En dan
zijt ge in het verloop der dagen zelf mede
speler en tegelijk geïnteresseerd toeschou
wer in de verschillende pha&en van het
maatschappelijk proces, dat zich op een
paar honderd schotten tusschen lucht en
watejr gaat ontwikkelen. In deze paar
weken zult ge nog vaak uw oordeel hebben
tè herzien, uw clubje in de Middellandsche
zee zal na Suez niet meer bestaan, van het
personage^ dat u in Port Said nog ni'et aan
stond, zult ge in Priok wellicht een harte
lijk afscheid nemen. Misschien ook zullen
,uw voornemens om veel te lezen in den
istapel boeken, die ge het allereeTst hebt
ontpakt, en veel te mijmeren in den Langen
dekstoel, dien ge hebt gehuurd, onuitge
voerd blijven. De bridge-tafel zal u in be
slag nemen meer dan ge ooit hadt vermoed,
de spelletjes aan boord, sjoelbak, shuffle-
board, touwtrekken, hoe kinderachtig en
beneden uw waardigheid ze u als gewichtig
intellectueel te land geleken hebben, zè zul
len u nu afhouden van uw lectuur en gij,
die nimmer hebt gespeculeerd, ge zult een
der hartstochtelijkste deelnemers worden in
den dagelijkschen sweep-stake, wanneer er
voor geld wordt gewed op het aantal mijlen,
dat de boot heeft afgelegd in het afgeloopen
etmaal! Bij het traditioneele bal-masqué
zult ge uwe garderobe plunderen terwille
van een poging om Julius Cesar te verbeel
den en ge zult voor den eersten keer van
uw leven een liedje zingen in een geïmpro
viseerd cabaret. Én misschien, misschien
zijn er nog andere ervaringen voor u weg
gelegd, want het is op reizen als deze, dat
soms zielen gloeiend worden aaneengesmeed
voor kort of voor lang, maar in alle geval
even romantisch als in een romantischen
roman.
Nu wordt ook geleidelijk voor den reiziger
naarmate de reis vordert een stuk van den
sluier opgetild, die hangt over het fantas-1
tische Oosten, en zooals het meer gaat met
verbeeldingen, ook nu zal de werkelijkheid
heel anders blijken dan in wakende droo-
men was bedacht. De eerste kennismaking!
met die nieuwe wereld is eigenlijk al den)
eersten dag der reis begonnen loor het con*
tact met de inlandsche djongos (bedienden}!
die aan boord bedienen onder het toezicht
van de Europeesche hofmeesters. Gij hebt
er een voor uw privé-gebruik verbonden
aan uw hut en ge zult hem aan tafel teruft-
vinden, wanneer hij zijn best doet u in hJt
bijzonder te gerieven, indien althans zijp
verwachtingen op uwe goedgeefschheid he:»i
voldoende gefundeerd lijken. Dat contact
gaat u nog een beetje onwennig af. Gij
waart tot nog toe niet gewoon om bedien)]
te worden door een mensch op bloote voe
ten, die u door zijn geruischlooze nadering
vooralsnog doet schrikken, die een taal
spreekt, welke gij in het geheel niet ver
staat en die de uwe zóó goed kent, dat hij
van uw orders en verzoeken alleen die ver
staal, welke hem voor inwilliging vatbaar
lijken. Later zult ge begrijpen, dat dit de zoo
bekende Oost-Indische doofheid was. Tegen
over hem probeert ge ook uw eerste Malei-
sche woorden, doch met zoo poover resul
taat, dat ge Maleisch even moeilijk gaat
achten als Russisch en ernstig begint te
twijfelen of ge het wel ooit zult leeren. Dat
zal later verbazend meevallen, maar dat
weet ge nu nog niet en daarom probeert ge
eiken lag kennis te vergaren uit Maleiscne
spraakkunsten en woordenboeken, waarin
woorden staan die ge later nimmer meer
zult hooren.
Ik zal nu biet overgaan tot een gedetail
leerde beschrijving van de reisroute en van
al het schoone en merkwaardige, dat deze
vaart van tienduizend mijlen biedt, doch bij
het bovenstaande laten. De geleidelijke ont
hulling van het Oosten, wanneer de reiziger
achtereenvolgens in Tanger of Algiers, in
Port-Said en Colombo, in Sabang en in
Singapore aan land gaat en in een andere
wereld wordt verplaatst, is reeds ontelbare
malen beschreven, doch kan alleen toch
maar beleefd worden. Voor wie in de kro
nieken ook practische leering zoekt, zij er
slechts op gewezen, dat Dorgelès van Port-
Sald zegt, dat het is een zeef tusschen twee
oceanen, waar alle ongerechtigheid blijft
hangen. Met deze minder vleiende uitspraak
is de havenstad aan den ingang van het
kanaal van Suez uitmuntend gekarakteri
seerd, doch is meteen gezegd, dat men hier
het echte Oosten nog niet moet zoeken. In
derdaad is Port-Saïd niets anders dan het
Oosten in den vorm van een bazaar in een
poel van ongerechtigheid. Hier is alles te
koop en wordt alles verkocht, voor het
meerendeel zaken, die gij in uw Hollandsche
huiskamer niet zoudt dulden, doch die de
onnoozele reiziger zich als Egyptische
curiosa laat aanpraten, al zijn ze ook made
in Germany. Maar bij Simon Artz en Nestor
Gianaclis koopt men verrukkelijke siga
retten.
RECLAME.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 et
Laxeer-Tabletten 60 et
Zenuw-Tabletten 75 et
Staal-Tabletten 90 et
Maag-Tabletten 75 et
Bij Apothekers en Drogisten
7670
(Nadruk verboden).
Biarritz, seizoen 1927.
Het is niet aan het toeval, of aan €>en gril
van de mondaine Parisienne toe te schrijven
dat nu het seizoen in Biarritz en langs de
heele „Cóte d'Argent" is begonnen, dat Deau-
ville, op de noordkust van Normandië, half
Augustus zijn „grande semaine'" heeft, en
dat we in de kille wintermaanden naar de
„Midi" het Zuiden reizen, zoodat.
vóór bij ons het voorjaar het Parijsche sei
zoen bepaalt, Cannes al zijn lenteseizoen
onder 9tralenden zuidelijken hemel viert.
Het is niemand anders dan de zon, die* hier
onze daden bepaalt, en omdat men in Sep
tember de kleinste kans op regen heeft in
het „Pays basque" is dat de gloriemaand
voor de „Cóta d'Argent", de kust, waar het
licht van zilver is. En zooals in de Midi
do voorjaars- en zomermode gelanceerd
wordt, zoo krijgen we hier een voorproefje
van de mode winter 1928'28. Eigenlijk is
het mondaine badplaats-publiek erg vasthou
dend. We vinden graag onze oude plekjes
ongerept terug en héél lang bleef het mon
daine „rendezvous" (dit woord beteekent
alléén maar: plaats waar men elkaar ont
moet!) een roefje, achter een banketbak
kerswinkel, waar men zij vrienden trof met
een glas port en e'en sandwich, tegen 1 uur.
vóór het déjeuner. Er is daar één raam,
waardoor men de zee kan zien en bemerken,
dat buiten de zon schijnt. Maar nu eindelijk
heeft de ,,Bar-basque", misschien met zijn
cocktails, maar misschien ook met zijn
mooie* plekje, de mondains en mondaines
verschalkt, en het is dan ook daarvandaan,
dat ik u met Paschen in de geheimen van
de zomermode inwijdde, en u nu een paar
winterm euwtjes vertel.
Het eerst nemen we een nieuw hoedje, al
hebben we natuurlijk ook al vaag bedacht,
bij welke japon en mantel het passen moet.
Het zijn flatteuse modelletjes, waaruit wij
mogeti kiezen, een zachtere omlijsting van
het gezicht, dan de toque, zonder rand van
dezen winter (waaraan men in Holland mis
schien nog niet toe is, evenmin als aan het
Charle9ton-9choentje. en waar men nog niet
kf is van de valsche paarlen-colliers). Nu
dan: de nieuwe Parijsche hoedjes, die ik
hier zie dragen, zijn geïnspireerd op alle
soorten mutsen en helmen, die het op alle
soorten mutsen en helmen, die het hoofd
omsluiten: Romeinsche helmen, phrygische
mutsen, kindermutsjes, mutsen en kappen
van zwemmers en aviateurs, die' de ooren
bedekken. Deze hoedjes worden tamelijk
achterover gedragen, meer dan het mutsje
van vilt of veertjes, dat op een aviateurs-
kapje leek, in 't vroege voorjaar in Parijs
werd gedragen, (m „Modepraatjes" beschre
ven) en van 't zomer in Holland „Lindbergh
hoed" heette. Maar op dat toque-je lijken de
nieuwe hoeden het meest; de meeste laten
de wenkbrauwen en soms zelfs gedeeltelijk
het voorhoofd vrii: de ooren worden bede'kt
en de rand, of eigenlijk dikwijls de voort
zetting van de bol, daalt diep in den nek,
wat héél flatteus is, en on9 kaalgeschoren
halsje, zoo leelijk onder een hoed, bedekt.
Vilt of fluweel worden voor deze hoedjes
gebruikt, of beide samen, het eene in 't
andere gelncrusteerd, soms licht gedrapeerd
of van voren of in den nek gegarneerd met
fijne nerven of plooitjes; koordjes en reepen
van binnen in den hoed, vormen dessins en
relief, en verder ïs het vilt som9 in reepen,
bloembladen en punten geknipt. Weinig
andeTe garneersels, hoogstens een stijf ge-
plisseerd cocaxdetje of een kleine „fantasie"
van veertjes of aigrettes in de kleur van den
hoed.
Aan de nieuwe hoedjes kunnen we al de
modekleur kennen: ,.brun noyau", dus een
rossigbruin als de kleur van een vruchte-pifc.
Daarbij passen alle beiges en bruinen, die
naar de roesttint neigen: „feuille-morte",
doode bladeren tabak- en cacao-bruin.
Verder dragen we hoeden in alle nuances
grijs, het altijd gedistingeerde zwart, groen
blauw en grijsblauw, donker- en vioietrood.
Een paar modelletjes, die ik genoteerd heb
aan de „Bar basque": een mutsje van licht
grijs fluweel, met smal opgeslagen randje
vóór, en van achteren fijne nerfjes, diel
maken, dat het hoedje de lijn van den nek
volgt; de ooren zijn bedekt, op die plaats
aan weerszijden een motief van jade dat
ook van oudzilver-koord zou kunnen zijn).
Een ander muts-hoedje was van rood vilt,
boven het linkeroog was de rand ingeknipt
en omgeslagen met twee punten, gevoerd
met zwart fluweel. Weer een ander hoedje
had den vorm van een helm. den nek be
schermend, maar het voorhoofd vrijlatend,
't Vilten hoedje had een fluweelen lint in
dezelfde tint, links-voor gestrikt. Eeh zwart
vilten toque was gekleeder, de rand van
voren opgewipt, dan laag over de ooren neer
getrokken, rechts een aigrette, een toef rei
gerveertjes rood-en-zwart gemengd. Een bol
van zwart vilt vormde met een breed zwart
satijnen lint een heel hoedje; rechts was he<t
voorhoofd iets meer bedekt dan links, links
boven op de bol een knoop in het lint, dat
achter ook weer den nek gedeeltelijk be-,
dekte en rechts e'en strik vormde. Doorgei
stikt zwart fluweel kan charmante hoeden
vormen. Ik zag ook een beige toque met
aigrettes, die de ooren bedekten en achter
om den nek doorliepen als de klep van een
braudwe'erman maar het was geen „Pari
sienne du monde", die dit droeg.
Sweaters zijn van een fijne jersey,
jour als kantwerk, dikwijls met een goud-,
of zilverdraadje doorweven, rokjes van
crêpe de Chine of e'en heel jurkje daarvan,
en dan heeft het jersey-jakje geen mouwen-,
mantel van ruige wollen stof, met bont
kraag, manchetten zonder bont, géén slui-.
ting, lange revers in niets uitloopend tot
onderaan den mantel; vilten hoedje daarbij:
het tenue voor Biarritz, auto, maar ook voor
Holland in 't najaar.
COLINE.
Merkwaardig dat ik juist in dezelfde week
van twee lezeressen vragen over een eender
onderwerp kreeg, n.l. over den tuinl Dat
za! wel vacantie-invloed zijn, want anders
zou het veel begrijpelijker wezen, indien ik
deze brieven aan het begin van het jaar
ontvangen had dan tegen het einde van den
zomert Vermoedelijk heeft manlief zich in
de vacantie wat met het tuinieren bemoeid
en zijn er toen alterlei problemen te voor
schijn gekomen, waarvoor ik nu de oplos
sing moet verschaffen!
Eén lezeres vroeg mij of ik geen eenvou
dige plantenslandaard wist voor geraniums,
23