ONRECHTMATIG BEZIT NIEUW f TOFFEE MET CHOCOLADE Het vliegongeval met de HNA-DU. Ito. 20688 LËIDSCH DAGBLAD, Woensdag 24 Augustus Tweede Blad Anno 1927 UIT DE PERS. VRAAGT UW WINKELIER BINNENLAND. FEUILLETON. De passagier uit Alphen aan den Rijn, de Heer DEN HERTOG vertelt. De heer Den Hertog. Eenige uren na zijn terugkomst uit Lon- 'den hebben wij 'n bezoek gebracht aan den heer Den Hertog, directeur van Radio Hertog te Alphen a. d. Rijn, een van de passagiers die als door een wonder aan ernstige ver wonding, of veel erger nog ontsnapt is. bij het ongeval met de vliegmachine van de K. L. M„ dat Maandag op zijn weg van Croydon (het Londensche vliegveld) naar Schiphol, nabij St. Julian, tien minuten vliegen van Croydon, omlaag stortte. Wij vonden den heer Den Hertog niet huis; hij was per auto naar Schiphol, ten einde daar met den stationschef der K.L.M. eenige noodige zaken te regelen, maar tegen zeven uur kwamen vader en zoon Den Hertog van Schiphol terug en de heer W. den Hertog Azn. was zoo vriendelijk ons toen iets van het vliegongeval, dat hij daags te voren had beleefd, en gelukkig overleefd, te vertellen. „Natuurlijk," was het antwoord op onze vraag om enkele inlichtingen: „u bent niet de eerste, want kijk, in deze Engelsche couranten staan al interviews, die ik ter stond na het ongeval aan uw Engelsche collega's, die, het moet gezegd, er vlug bij waren, toestond." En de heer Den Hertog toonde ons „The Evening News" en „The Star", waarin op de voorpagina's in den breede van den noodlottigen val van „The Dutch Air- Liner" werd gewaagd. „Noodlottig, dat was het," aldus onze zegsman, „vooral omdat het een jong leven heeft gekost, maar overigens, en indien er geen doode viel te betreurenzouden we alles alweer vergeten zijn." Toe het gegaan Of het mijn eerste luchtreis was? En of ik ooit weer denkt te vliegen? Ik zal u deze vragen in het kort beant woorden. „Over het ongeval zelf, waarover reeds veel is gemeld, veel onjuist ook," aldus on geveer de heer Den Hertog, „kan ik kort zijn. Wij waren bij ruw, doch geenszins onheilspellend weer. bijzonder vlot gestan. precies op tijd om 8 uur 10. Ik zat op den achtersten stoel, rechts in de cabine en rechts voorin zat Brunklaus. Na tien mi nuten vliegen hoorde ik duidelijk iefs kraken achter me, doch ik vermoedde niets kwaads en zelfs toen de H N A D U, die op dat momen'. 180 K.M. per uur „liep", met een snelheid van 250 K.M. dook, vreesde ik nog geen noodlanding, j Doch er was geen tijd om te vreezen. Een ondeelbaar oogenblik later zag ik den rechtermotor, waarop ik goed uitzicht had, stoppen.... ook zag ik Brunkhaus den stabilisator opdraaien,ons toestel, dat schuin voorover omlaag gleed, kwam weer een weinig in evenwicht,maar op het zelfde oogenblik.... een schok, een slag,en ik lag voorin de cabine.... een kist, die achter me had gestaan, op mijn rug. Het was me toen duidelijk dat we een noodlanding hadden gemaakt, doch er was.... oogenschijnlijk niets gebeurd, en er was ook geen paniek. Niemand had zelfs gegild. Ik zocht den uitgang maar de deur wilde niet open. De nooddeur kon ik niet terstond betreiken, en ik draaide dus kalm, een der ramen neer, waardoor wij om beurten rus tig, een beetje suf misschien, uitstapten. Van het verbrijzelen van ruiten en glasscherven was geep sprake. Buiten gekomen konden we den toestand van de gevallen machine' in oogenschouw nemen, en van den piloot Van Dijk die tijdens en na de moeilijke en meesterlijk volbrachte noodlanding een bewonderens waardige kalmte en zelfbewustzijn bewaar de vernam ik dat Brunklaus, de werktuig kundige op slag gedood was. Hij werd onder een paar jassen terzijde geiegd en Van Dijk monsterde daarna zijn pasagiers. Het bleek wonderwel te zijn afgeloopen. De machine zag er aan de voorzijde zwaar gehavend uit, en niemand, ook-Van Dijk zelf begreep niet, hoe hij er zoo goed was afgekomen. In de uren, die volgden, gebeurde er nog heel wat en eer ik op den trein naar Har wich zat, had ik nog veel werk. Een dokter, die de machine had zien vallen, was in minder dan geen tijd aan wezig. Hij legde wat verbandjes aan om de schrammen, die de meeste passagiers had den opgeloopen, voor infectie te behoeden en constateerde den dood van den werk tuigkundige. Kort daarop, aldus nog steeds den heer Den Hertog, zijn we naar Seven Oaks ge gaan, vanwaar ik om 9.42 uur naar huis telefoneerde: „alles wel, kom morgen". Het telegram werd te Alphen precies een uur later, om 10.42 uur, ontvangen. Ik had intusschen toch nog angst, dat men in de fabriek, waar steeds radio-toe stellen worden geprobeerd, een draadloos bericht over het ongeval met onze vlieg machine zou opvangen. Ik heb daarom zoo spoedig mogelijk naar Alphen getelefoneerd bovendien. Om twee uur kon ik met mijn kantoor en mijn vrouw spreken, men herkende mijn stem en kon dus, na m'n verzekering, dat ik vrijwel ongedeerd was, gerust zijn. Vijf minuten later werd mijn familie door de K. L. M. opgebeld en weer vijf mi nuten daarna door de secretarie van Alphen. Om circa halfdrie werden alle passa giers, de piloot, de dokter en eenige politie mannen door een jury gehoord. Het verhoor duurde een paar uur en was zeer scherp. Alle mededeelingen werden door den Rechter, die de zitting leidde, ge noteerd. Om vijf uur konden wij gaan. Toen was de verklaring betreffende de doodsoorzaak van Brunklaus geteekend en had Van Dijk, de piloot, een compliment gekregen voor zijn kranig en beleidvol optreden. Hij kreeg nog een shilling toe. als getuigengeld, maar die schonk hijvoor de blinden van St. Julian 1 Daarmede was alles gebeurd. Wij gingen per taxi via Croydon en Victoria Station Hotel naar Liverpool street Station vanwaar om 8 uur 30 onze tTein naar Harwich ver trok, vanwaar wij ook Van Dijk was in ons gezelschap per boot naar Hoek van Holland gingen. Het was zwaar weer en de boot slingerde sterk en ging heel wat onrustiger dan 's morgens onze vliegma chine,voor het noodlottige oogenblik. Vroeg in den morgen waren wij behou den in het vaderland aan wal en reeds vóór tienen bereikte ik via Leiden, mijn woonplaats, waar mijn familie, mijn vrouw en mijn éénjarig dochtertje en mijn ouders niet weinig verheugd waren toen zij mij terug zagen. Ik wil er, zoo besloot de heer Den Her tog zijn verhaal, nu maar niet veel meer aan denken; vanmiddag waren we nog even naar Schiphol, en straks ga ik me eens opfrisschen en een ander pak aan trekken in plaats van dit gehavend costuum, en dan.morgen roept m'n plicht me als bestuurder van de Wilhelmina-vereeniging. Dan is het feest,het had weieens ver stoord kunnen zijn voor m'n familie. Durven beweren dat ik nooit meer zal vliegen, wil ik niet, aldus de heer Den Her tog. Het zou brutaal zijn te zeggen dat ik direct weer begeer te vliegen, doch ik wil met nadruk zeggen, dat niet mijn vertrouwen in de luchtvaart in het algemeen, noch in de K. L. M. geschokt is door dit ongeval, dat als een gevolg is te beschouwen van een noodlottig toeval. Het was niet mijn eerste luchtreis, aldus de Alphensche luchtreiziger.het zal ook zijn laatste wel niet zijn. Dat was den indruk dien wij kregen na het onderhoud met den heer Den Hertog. „We Dutch people are somewhat stolid, like you English, heeft hij tegen een collega van The Evening News kort na de noodlan ding gezegd Inderdaad, wij zijn wel zelfbeheerscht en rustig, ook in de lucht! DE KONINGIN EN DE RADIO. Nu de derde Dinsdag van September nadert, waarop de Koningin wederom de Troonrede zal uitspreken, veroorloven wij ons, zegt de „Nieuwe Courant" het vol gende denkbeeld te uiten: Zou de Troonrede niet door Hilversum uit gezonden kunnen worden? Wij wezen er indertijd op, dat onze Koningin nog nooit voor de Radio had ge sproken. Vlak daarop kwam hét bericht, dat zij de beide Indien zou toespreken. Wij hebben dat zeer toegejuicht, en de weige ring, om die toespraken ook voor het eigen land te doen uitzenden, hebben wij zeer verklaarbaar genoemd. Immers, die toespraken waren allereerst voor In dié bestemd en het lag volkomen in den aard onzer Koningin, die zoo wars is van alles wat maar eenigszins op reclame gelijkt, om bezwaar te hebben tegen een uitzen ding voor Holland. Maar de Troonrede, ja, die is natuurlijk ook wel voor Indië, maar toch allereerst voor de bevolking hier te lande. Welnu, honderdduizenden zouden gaarne de stem van hun vorstin eens hooren Wat kan er tegen zijn, om deze ongezochte ge legenheid aan te grijpen en de Troonrede door den aether te zenden? Wij zien er niets dan voordeelen van. Hel gerechtvaar digd verlangen van zeer velen, om de Ko ningin eens te hooren spreken, wordt be vredigd en men kan er zeker van zijn, dat op deze wijze ook belangstelling zal wor den gewekt voor de parlementaire aange legenheden en voor de punten, die in de Troonrede worden opgesomd. De belang stelling is werkelijk geen overbodige weelde. In Engeland verstaat men zoo voortref felijk de kunst, om in dit opzicht de be- RECLAME. 7239 langstelling der natie te bevredigen. Wij hebben pas nog de opening van een Mu seum door den Koning meegemaakt. Al leraardigst was het, zooals men door de microfoon de deining en de sensatie van de wachtende volksmenigte op straat kon volgen; eindelijk het verhoogde rumoer toen de stoet in aantocht waa; het nade rende en èl sterker worden gejuich; het binnentreden van de vorstelijke personen in het Museum; de volksliederen; de toe spraak van den Koning. Het was alles even interessant. Zou het nu werkelijk niet mogelijk zijn, om voor een keer eens de opening der Sla- len-Generaal door Hilversum te lalen uit zenden? Zoo mogelijk gehéél, dus ook met hetgeen er aan de binnenkomst en de rede der Koningin voorafgaat? Maar is dit laatste technisch misschien niet mogelijk, dan spreken wij en wij weten hier uiting te geven aan het ver langen van zeer velen de hoop uit, dat ditmaal eens de stem van Hare Majesteit in letterlijken zin tot geheel haar volk, al thans tot een zeer groot deel daarvan, moge klinken. Men kan er 2eker van zijn, dat voor dit feit een ontzaglijke belangstel ling zou bestaan en dat overal, waar zich een radio-aansluiting bevindt, „familie, vrienden en bekenden" zich zouden v:r- eenigen, om naar het woord onzer geliefde Koningin te luisteren. Zal het gebeuren? HET MIDDENSTANDSCONGRES TE DEN HAAG. De openingsrede van den heer Schürman. Een mijlpaal in het bestaan der organisatie. Het charter van de goede ver standhouding. De Nederlacdsche Middenstandsbond, die thans 25 jaar bestaat en ter gelegenheid daarvan een congres houdt te Den Haag, is gisteren reeds in vergadering bijeenge komen tot het afdnen van de huishoude lijke zaken. Na eenige welkomstspeeches, kwamen in behandeling de jaarverslagen van den secretaris en den penningmeester, die werden goedgekeurd. De bondspen- mngmeester, de heer S. P. Lips, gaf nog een toelichting tot den financieelen toe stand van den bond. Het jaar 1926 sloot met een batig saJdo van ongeveer f 1400. Spr. hoopte, dat ook over 1927 een, zij het gering, voordeelig saldo zal zijn te boeken. Uit de vergadering werd aangedrongen op versterking van de geldmiddelen, ten einde de fniancieele positie van den bond zoo krachtig mogelijk te maken. Er werd o.a. verhooging der contributie in overwe ging gegeven. De Haagsche Vischhandela^ renvereeniging, een kleine organisatie, bood staande de vergadering f 25 aan. De pennin gmeester zei de nog, dat contri butie verhooging reeds overwogen is, doch daarvoor is wijziging van de reglementen noodig. Besloten werd ten slotte een cir culaire tot de aangesloten vereenigingen te richten, met het verzoek vrijwillig de contributie aan den bond te verhoogen. Tot bestuursleden in het groepsbestuur A werden herkozen verklaard de heeren A. Th. Meyer, te GroningenH. J. Pele- tier, te Leeuwarden, E de Korver, Rot terdam en J. K. W. F. van Bommel, té Den Haag. Tot leden van den Middenstandszaad werden herkozen voor groep A. de heeren L. B. J. Gorris, te Loenen a. d. Vecht en mr, M. J. Wolff, te Arnhem. Voor groep B. werden gekozen de heerenE L. de Groot te Rotterdam en S. P. Lip» te 's-Gravenhage. Met een auto-tocht en een officieel» ont vangst door het gemeentebestuur, werd de dag besloten. Hedenmorgen opende de bondsvoorzitter, de heer Ed. L Schürmann, het eigenlijke congres met een herinneringsrede, waar aan wij het volgende ontleenen Op een dag als heden gaan de gedachten onwillekeurig terug naar den tijd, dat een heid in den middenstand ontbrak, dat tal van vraagstukken, die thans reeds tot het verleden behooren, dringend om oplossing vroegen. Het is bij dien terugblik, dat zich onwillekeurig de vraag naar voren dringt: Is de arbeid van den Nederlandschen Mid denstandsbond vruchtbaar geweest? En of schoon niet alles kon bereikt worden, wat men verlangde, is het antwoord op die vraag toch bevestigend. De organisatie van den middenstand heeft in de eerste plaats bereikt, dat men heden nog van een mid denstand als een der hec'htste zuilen van het gebouw der gemeenschap kan spreken. Het leek in 1902 of de middenstand, zoowel de handeldrijvende als de industrieele, tus- schen kapitaal en arbeid zou worden ver nietigd. Onze organisatie is in staat ge weest den geheelen middenstand voor on dergang te behoeden en zoowel de overheid als alle andere maatschappelijke groepen in onzen staat te overtuigen van zijn be staansrecht. Ofschoon ons land niet daad- werkelijk in een wereldoorlog werd betrok ken, kunnen wij constateeren. dat de mid denstand in de oorlogsjaren eveneens de vuurproef heeft doorstaan. De resultaten der overheidsbemoeiingen op het gebied der distributie hebben het bewijs geleverd, dat in een goed geordenden staat de aan gewezen distribuant de middenstand is en dat, welke maatregelen ook van boven of beneden niet in staat zijn hem van zijn plaats te dringen zonder de geheele maat schappij te ontwrichten. Het in praktijk brengen van de meest dwaze theorieën heeft den middenstand ontzaglijke schade berokkend, maar heeft ten slotte onze ge* heele natie overtuigd van ons bestaans recht Het is jammer, dat deze erkenning ten koste van zooveel schade en schande voor een ieder is moeten worden verkregen. Maar laat ons dankbaar gedenken, dat wij ten slotte de overwinning hebben behaald, nu men weer tot inkeer is gekomen en de zaken helder beschouwt. Onder de tastbare resultaten gedurende de afgeloopen 25 jaren noem ik in de eer ste plaats ons goed geoutilleerd bonds- bureau, dat onder bekwame leiding de vraagbaak is geworden voor alle bij den bond aangesloten' organisaties, en zelfs van talrijke nog niet bij den bond aangesloten organisaties, wanneer zij in de knel zitten. Vervolgens de instelling van den Midden- standsraad, waardoor het nauwer contact tusschen middenstand en regeering is ver kregen. En vervolgens de reorganisatie van de Kamers van Koophandel, waardoor niet langer organ%n van den handel eenzijdig zijn bezet, maar de middenstand als een Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. 52) „Niet ik, maar de partij. Ze zijn al weken aan de voorbereiding er van bezig. Maar, vervolgde hij uit angst zijn stem latende da len, „ik weet niet, of ik hier ronduit kan spreken. Wanneer er een enkel woord werd verraden, zou dit voor velen een kwestie van leven en dood worden." Zonder te antwoorden ging Katya naar de deur en opende deze. „Timosh," zeide zij tot den ouden kozak, die in de voorkamer haar order9 afwachtte, „ga in de gang staan voor de gesloten deur, tot ik je roep; je laat tot zoolang niemand binnen." Na aldus aan dien kant voor de veiligheid te hebben gezorgd, ging Katya door de zit kamer naar haar eigen slaapkamer en nam den voorzorgsmaatregel Malania Petrowna op te sluiten in haar eigen kamer, waar heen zij reeds was gevlucht om tegen al die onbegrijpelijke gebeurtenissen bescherming te zoeken. „Nu kan u veilig spreken," zeide zij, tot 'haar bezoekeT terugkeerend. „Welk plan hebt ge." Hij begon het haar uiteen te zetten, niet erg samenhangend, tengevolge van zijn eigen opgewondenheid Zooals het in haas tige, verwarde woorden werd uiteengezet, leek het op iets krankzinnigs, een aller wonderlijkst plan, zoo onmogelijk als slechts in het hoofd van vertwijfelde menschen kon opkomen. Het gebeurde nogal dikwijls, dat van de Pawiak naar de Citadel veroordeelde be klaagde werden overgebracht of, als er over- bevolking in het laatst gebouw was, van dit naar de Pawiak. In den loop van het jaar was het een paar maal gebeurd, dat het transport des nachts plaats vond in plaats van in den vroegen morgen. Op die omstan digheid was het plan gebaseerd, neerkomend op de schijnvertooning van een dergelijk transport dat dan alleen een paar uur vroe ger plaats had dan gebruik was bij derge lijke officieele maatregelen. Tien was het aantal gevangenen, waaT- aan aldus de vrijheid zou worden hergeven, en dat was het hoogste dat men durfde aan nemen, wildie men niet de zaak al te lang laten duren. Men had alle mogelijke inlich tingen ingewonnen omtrent de kansen voor hen die in gevaar verkeerden ter dood te worden veroordeeld of wel reeds veroor deeld waren en met groote zorg was er een lijst opgemaakt. Terwijl Katya met bonzend hart zat te luisteren, leek haar deze bevrijdingspoging als een dier heldendaden van vorstelijke ridders in een 9prookje. waarbij echter tooverringen en dienende geesten de over winning bezorgden Het was een onder neming waarom men moest lachen als om een mooi kindersprookje. „Zou een appèl niet beter succes heb ben?" vroeg zij wanhopig. „De advocaat zou mij kunnen mededeelen Dembowski streek zenuwachtig over zijn haar ,,Dp advocaat heeft reeds appèl aange- teekend, maar dat is volkomen doelloos. Nog dezen morgen heeft de krijgsraad, naar ons ter oore kwam, nieuwe orders uit St. Petersburg ontvangen, natuurlijk nog ge- strenger dan de vroegere, waarbij alle po gingen tot invrijheidstelling onmogelijk worden gemaakt." Katya sloot een oogenblik haar oogen met een gevoel al9of zij doodelijk ziek was. „Binnen acht en veertig uur". Zij herin nerde zich precies de woorden van haar cavalier. „Dus is ditdit plan de eenige hoop?" „Ja." „Wanneer zal het worden uitgevoerd?" „Morgennacht." „Dat is du9 nog binnen de achtenveertig uur," zeide zij in zichzelve. Daarop ging zij hardop voort: „Heeft men zijn naam op de lijst gezet?" „Nog niet. De lijst was gesloten, gelijk ik u zeide. Dat was vóór zijn doodvonnis. Ze zeggen, dat zij er niemand meer op kunnen brengen. Ik probeerde ze over te halen, maar dat gelukte niet. Daarom ben ik naair u toe gegaan. Als u tracht ze te bepraten, dan geloof ik, dat u dat wel lukken zal." „Waar zijn zij?" „In de woning van een partijgenoot, waar zij op dit oogenblik de laatste maatregelen bespreken. Wij komen nog net bijtijds." Met een snelle beweging nam zij haar witte japon in de hand bijeen. Zij was niet gaan zitten, toen zij binnen kwam Had zich niet eens den tijd gegund om haar mantel af te doen. „Waar wacht u op?" vroeg zij ongedul dig .Breng me er dadelijk heen." ..Ah. ik hoopte al. dat u dat zou zeggenI Maar moet u niet eerst u wat verkleedpn?" „Niemand zal mijn kleeren opmerken," zei Katya, den langen donkeren mantel dichter om zich heen trekkend. „Ik ben klaar om te vertrekken, Pan Dembrowski." HOOFDSTUK VII. Tien oi ell? Op een nauw portaal stond Katya, na twee' houten trappen bestegen te hebben, in kosbbaar bont gewikkeld, ongeduldig te wachten, terwijl Dembowski, die een wachtwoord had gewisseld met den man aan de deur. naar binnen wa9 gegaan om toegang voor haar te vragen. Zeer spoedig kwam Dembowski weer naar buiten en hield zwijgend de deur voor haar open. Snel en stil gingen zij door een donker voorkamertje, waarin een vettige etenslucht hing, maar een paar grootere vertrekken, in de tweede waarvan ongeveer een dozijn mannen gezeten waren om een tafel met een zeildoek bedekt, terwijl een walmende petroleumlamp er boven hing. Er lagen ook papieren op tafel, het leken officieele stukken en een aantal ongewone voor werpen, waarnaar Katya zelfs op dit ge wichtige oogenblik met verbazing keek Daar lagen scheermessen, zakspiegeltjes, goedkoope beurzen naast een 9tapel luci fersdoosjes en ongeopende pakjes sigaretten, gescheiden van die waarvan op dit oogen blik druk gebruik werd gemaakt. Ook stond er een fleschje met een kleurlooze vloeistof, dat er als een apothekersfleschje uitzag. Aan een andere tafel waren twee jonge vrou wen met kortgeknipt haar ijverig bezig met het opvouwen van broeken en jassen in ver schillende kleuren en van verschillend-snit, waaronder jassen van schapenvacht haast even veelvuldig voorkwamen als de gewone I burgerkleeding. I Toen Katya achter Dembowski de kamer betrad, richtte zich een kring van oogen op haar, waarin verwondering en nieuwsgie righeid om den voorrang streden. Toen zij in het licht der lamp waren gekomen, ston den de mannen op, sommigen haastig, anderen met tegenzin hun voorbeeld vol gend, terwijl de beide vrouwen op den ach tergrond even ophielden met werken en haar oogen wijd opensperden bij deze onver wachte verschijning. „U heeft ons iets te zeggen, wil plaats nemen," zeide man aan het hoofd der tafel, naar een onbezetten stoel wijzend. Katya ging zitten en keek naar de gezich ten voor haar. Een wonderlijke verzameling! Er waren nobele gezichten onder en ver- loopen, roekeloosheid sprak uit sommige blikken, anderen maakten zenuwachtige ge baren. Alles bijeengenomen deden zij den ken aan een handvol avonturiers van ver schillende herkomst, maar zij hadden allen dien trek gemeen, welke dweepzucht ken merkt. Doch de man aan het hoofd van de tafel was geen avonturier, of het moest zoo diep in hem verborgen liggen, dat het niet was na le gaan. Een groote, vlaschblonde man, netjes maar eenvoudig gekleed, met een kalm, ietwat atledaagsch gezicht, dat allen schijn had van onverstoorbaar van uitdruk king te zijn. Hij had Katya verzocht te gaan zitten en nu, toen hij zag, dat zij het nog steeds te kwaad had met haar zenuwen, of zij wat te zeggen had, ondertusschen zijn horloge voor den dag halend als om haar er aan fe herinneren, dat de tijd kostbaar was, (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5