ONRECHTMATIG BEZIT
NIEUW f TOFFEE MET CHOCOLADE
Het vliegongeval met de HNA-DU.
Ito. 20688
LËIDSCH DAGBLAD, Woensdag 24 Augustus
Tweede Blad
Anno 1927
UIT DE PERS.
VRAAGT
UW WINKELIER
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De passagier uit Alphen aan den Rijn, de Heer DEN HERTOG vertelt.
De heer Den Hertog.
Eenige uren na zijn terugkomst uit Lon-
'den hebben wij 'n bezoek gebracht aan den
heer Den Hertog, directeur van Radio Hertog
te Alphen a. d. Rijn, een van de passagiers
die als door een wonder aan ernstige ver
wonding, of veel erger nog ontsnapt is. bij
het ongeval met de vliegmachine van de
K. L. M„ dat Maandag op zijn weg van
Croydon (het Londensche vliegveld) naar
Schiphol, nabij St. Julian, tien minuten
vliegen van Croydon, omlaag stortte.
Wij vonden den heer Den Hertog niet
huis; hij was per auto naar Schiphol, ten
einde daar met den stationschef der K.L.M.
eenige noodige zaken te regelen, maar tegen
zeven uur kwamen vader en zoon Den
Hertog van Schiphol terug en de heer W.
den Hertog Azn. was zoo vriendelijk ons
toen iets van het vliegongeval, dat hij daags
te voren had beleefd, en gelukkig overleefd,
te vertellen.
„Natuurlijk," was het antwoord op onze
vraag om enkele inlichtingen: „u bent niet
de eerste, want kijk, in deze Engelsche
couranten staan al interviews, die ik ter
stond na het ongeval aan uw Engelsche
collega's, die, het moet gezegd, er vlug bij
waren, toestond."
En de heer Den Hertog toonde ons „The
Evening News" en „The Star", waarin op
de voorpagina's in den breede van den
noodlottigen val van „The Dutch Air-
Liner" werd gewaagd.
„Noodlottig, dat was het," aldus onze
zegsman, „vooral omdat het een jong leven
heeft gekost, maar overigens, en indien er
geen doode viel te betreurenzouden
we alles alweer vergeten zijn."
Toe het gegaan Of het mijn eerste
luchtreis was? En of ik ooit weer denkt
te vliegen?
Ik zal u deze vragen in het kort beant
woorden.
„Over het ongeval zelf, waarover reeds
veel is gemeld, veel onjuist ook," aldus on
geveer de heer Den Hertog, „kan ik kort
zijn. Wij waren bij ruw, doch geenszins
onheilspellend weer. bijzonder vlot gestan.
precies op tijd om 8 uur 10. Ik zat op den
achtersten stoel, rechts in de cabine en
rechts voorin zat Brunklaus. Na tien mi
nuten vliegen hoorde ik duidelijk iefs
kraken achter me, doch ik vermoedde
niets kwaads en zelfs toen de H N A
D U, die op dat momen'. 180 K.M. per uur
„liep", met een snelheid van 250 K.M.
dook, vreesde ik nog geen noodlanding,
j Doch er was geen tijd om te vreezen. Een
ondeelbaar oogenblik later zag ik den
rechtermotor, waarop ik goed uitzicht had,
stoppen.... ook zag ik Brunkhaus den
stabilisator opdraaien,ons toestel, dat
schuin voorover omlaag gleed, kwam weer
een weinig in evenwicht,maar op het
zelfde oogenblik.... een schok, een
slag,en ik lag voorin de cabine....
een kist, die achter me had gestaan, op
mijn rug.
Het was me toen duidelijk dat we een
noodlanding hadden gemaakt, doch er
was.... oogenschijnlijk niets gebeurd, en
er was ook geen paniek. Niemand had zelfs
gegild.
Ik zocht den uitgang maar de deur wilde
niet open. De nooddeur kon ik niet terstond
betreiken, en ik draaide dus kalm, een der
ramen neer, waardoor wij om beurten rus
tig, een beetje suf misschien, uitstapten. Van
het verbrijzelen van ruiten en glasscherven
was geep sprake.
Buiten gekomen konden we den toestand
van de gevallen machine' in oogenschouw
nemen, en van den piloot Van Dijk die
tijdens en na de moeilijke en meesterlijk
volbrachte noodlanding een bewonderens
waardige kalmte en zelfbewustzijn bewaar
de vernam ik dat Brunklaus, de werktuig
kundige op slag gedood was. Hij werd onder
een paar jassen terzijde geiegd en Van Dijk
monsterde daarna zijn pasagiers.
Het bleek wonderwel te zijn afgeloopen.
De machine zag er aan de voorzijde
zwaar gehavend uit, en niemand, ook-Van
Dijk zelf begreep niet, hoe hij er zoo goed
was afgekomen.
In de uren, die volgden, gebeurde er nog
heel wat en eer ik op den trein naar Har
wich zat, had ik nog veel werk.
Een dokter, die de machine had zien
vallen, was in minder dan geen tijd aan
wezig. Hij legde wat verbandjes aan om de
schrammen, die de meeste passagiers had
den opgeloopen, voor infectie te behoeden
en constateerde den dood van den werk
tuigkundige.
Kort daarop, aldus nog steeds den heer
Den Hertog, zijn we naar Seven Oaks ge
gaan, vanwaar ik om 9.42 uur naar huis
telefoneerde: „alles wel, kom morgen". Het
telegram werd te Alphen precies een uur
later, om 10.42 uur, ontvangen.
Ik had intusschen toch nog angst, dat
men in de fabriek, waar steeds radio-toe
stellen worden geprobeerd, een draadloos
bericht over het ongeval met onze vlieg
machine zou opvangen. Ik heb daarom zoo
spoedig mogelijk naar Alphen getelefoneerd
bovendien.
Om twee uur kon ik met mijn kantoor
en mijn vrouw spreken, men herkende mijn
stem en kon dus, na m'n verzekering, dat
ik vrijwel ongedeerd was, gerust zijn.
Vijf minuten later werd mijn familie
door de K. L. M. opgebeld en weer vijf mi
nuten daarna door de secretarie van Alphen.
Om circa halfdrie werden alle passa
giers, de piloot, de dokter en eenige politie
mannen door een jury gehoord.
Het verhoor duurde een paar uur en was
zeer scherp. Alle mededeelingen werden
door den Rechter, die de zitting leidde, ge
noteerd.
Om vijf uur konden wij gaan. Toen was
de verklaring betreffende de doodsoorzaak
van Brunklaus geteekend en had Van Dijk,
de piloot, een compliment gekregen voor
zijn kranig en beleidvol optreden. Hij kreeg
nog een shilling toe. als getuigengeld, maar
die schonk hijvoor de blinden van
St. Julian 1
Daarmede was alles gebeurd. Wij gingen
per taxi via Croydon en Victoria Station
Hotel naar Liverpool street Station vanwaar
om 8 uur 30 onze tTein naar Harwich ver
trok, vanwaar wij ook Van Dijk was in
ons gezelschap per boot naar Hoek van
Holland gingen. Het was zwaar weer en
de boot slingerde sterk en ging heel wat
onrustiger dan 's morgens onze vliegma
chine,voor het noodlottige oogenblik.
Vroeg in den morgen waren wij behou
den in het vaderland aan wal en reeds
vóór tienen bereikte ik via Leiden, mijn
woonplaats, waar mijn familie, mijn vrouw
en mijn éénjarig dochtertje en mijn
ouders niet weinig verheugd waren toen
zij mij terug zagen.
Ik wil er, zoo besloot de heer Den Her
tog zijn verhaal, nu maar niet veel meer
aan denken; vanmiddag waren we nog
even naar Schiphol, en straks ga ik me
eens opfrisschen en een ander pak aan
trekken in plaats van dit gehavend costuum,
en dan.morgen roept m'n plicht me als
bestuurder van de Wilhelmina-vereeniging.
Dan is het feest,het had weieens ver
stoord kunnen zijn voor m'n familie.
Durven beweren dat ik nooit meer zal
vliegen, wil ik niet, aldus de heer Den Her
tog. Het zou brutaal zijn te zeggen dat ik
direct weer begeer te vliegen, doch ik wil
met nadruk zeggen, dat niet mijn vertrouwen
in de luchtvaart in het algemeen, noch in
de K. L. M. geschokt is door dit ongeval,
dat als een gevolg is te beschouwen van een
noodlottig toeval.
Het was niet mijn eerste luchtreis, aldus
de Alphensche luchtreiziger.het zal ook
zijn laatste wel niet zijn.
Dat was den indruk dien wij kregen na
het onderhoud met den heer Den Hertog.
„We Dutch people are somewhat stolid,
like you English, heeft hij tegen een collega
van The Evening News kort na de noodlan
ding gezegd
Inderdaad, wij zijn wel zelfbeheerscht en
rustig, ook in de lucht!
DE KONINGIN EN DE RADIO.
Nu de derde Dinsdag van September
nadert, waarop de Koningin wederom de
Troonrede zal uitspreken, veroorloven wij
ons, zegt de „Nieuwe Courant" het vol
gende denkbeeld te uiten:
Zou de Troonrede niet door Hilversum uit
gezonden kunnen worden?
Wij wezen er indertijd op, dat onze
Koningin nog nooit voor de Radio had ge
sproken. Vlak daarop kwam hét bericht,
dat zij de beide Indien zou toespreken. Wij
hebben dat zeer toegejuicht, en de weige
ring, om die toespraken ook voor het
eigen land te doen uitzenden, hebben wij
zeer verklaarbaar genoemd. Immers, die
toespraken waren allereerst voor In dié
bestemd en het lag volkomen in den aard
onzer Koningin, die zoo wars is van alles
wat maar eenigszins op reclame gelijkt,
om bezwaar te hebben tegen een uitzen
ding voor Holland.
Maar de Troonrede, ja, die is natuurlijk
ook wel voor Indië, maar toch allereerst
voor de bevolking hier te lande.
Welnu, honderdduizenden zouden gaarne
de stem van hun vorstin eens hooren Wat
kan er tegen zijn, om deze ongezochte ge
legenheid aan te grijpen en de Troonrede
door den aether te zenden? Wij zien er
niets dan voordeelen van. Hel gerechtvaar
digd verlangen van zeer velen, om de Ko
ningin eens te hooren spreken, wordt be
vredigd en men kan er zeker van zijn, dat
op deze wijze ook belangstelling zal wor
den gewekt voor de parlementaire aange
legenheden en voor de punten, die in de
Troonrede worden opgesomd. De belang
stelling is werkelijk geen overbodige weelde.
In Engeland verstaat men zoo voortref
felijk de kunst, om in dit opzicht de be-
RECLAME.
7239
langstelling der natie te bevredigen. Wij
hebben pas nog de opening van een Mu
seum door den Koning meegemaakt. Al
leraardigst was het, zooals men door de
microfoon de deining en de sensatie van de
wachtende volksmenigte op straat kon
volgen; eindelijk het verhoogde rumoer
toen de stoet in aantocht waa; het nade
rende en èl sterker worden gejuich; het
binnentreden van de vorstelijke personen
in het Museum; de volksliederen; de toe
spraak van den Koning. Het was alles even
interessant.
Zou het nu werkelijk niet mogelijk zijn,
om voor een keer eens de opening der Sla-
len-Generaal door Hilversum te lalen uit
zenden? Zoo mogelijk gehéél, dus ook met
hetgeen er aan de binnenkomst en de rede
der Koningin voorafgaat?
Maar is dit laatste technisch misschien
niet mogelijk, dan spreken wij en wij
weten hier uiting te geven aan het ver
langen van zeer velen de hoop uit, dat
ditmaal eens de stem van Hare Majesteit
in letterlijken zin tot geheel haar volk, al
thans tot een zeer groot deel daarvan,
moge klinken. Men kan er 2eker van zijn,
dat voor dit feit een ontzaglijke belangstel
ling zou bestaan en dat overal, waar zich
een radio-aansluiting bevindt, „familie,
vrienden en bekenden" zich zouden v:r-
eenigen, om naar het woord onzer geliefde
Koningin te luisteren.
Zal het gebeuren?
HET MIDDENSTANDSCONGRES
TE DEN HAAG.
De openingsrede van den heer
Schürman. Een mijlpaal in
het bestaan der organisatie.
Het charter van de goede ver
standhouding.
De Nederlacdsche Middenstandsbond,
die thans 25 jaar bestaat en ter gelegenheid
daarvan een congres houdt te Den Haag,
is gisteren reeds in vergadering bijeenge
komen tot het afdnen van de huishoude
lijke zaken. Na eenige welkomstspeeches,
kwamen in behandeling de jaarverslagen
van den secretaris en den penningmeester,
die werden goedgekeurd. De bondspen-
mngmeester, de heer S. P. Lips, gaf nog
een toelichting tot den financieelen toe
stand van den bond. Het jaar 1926 sloot
met een batig saJdo van ongeveer f 1400.
Spr. hoopte, dat ook over 1927 een, zij het
gering, voordeelig saldo zal zijn te boeken.
Uit de vergadering werd aangedrongen
op versterking van de geldmiddelen, ten
einde de fniancieele positie van den bond
zoo krachtig mogelijk te maken. Er werd
o.a. verhooging der contributie in overwe
ging gegeven. De Haagsche Vischhandela^
renvereeniging, een kleine organisatie,
bood staande de vergadering f 25 aan.
De pennin gmeester zei de nog, dat contri
butie verhooging reeds overwogen is, doch
daarvoor is wijziging van de reglementen
noodig. Besloten werd ten slotte een cir
culaire tot de aangesloten vereenigingen
te richten, met het verzoek vrijwillig de
contributie aan den bond te verhoogen.
Tot bestuursleden in het groepsbestuur
A werden herkozen verklaard de heeren
A. Th. Meyer, te GroningenH. J. Pele-
tier, te Leeuwarden, E de Korver, Rot
terdam en J. K. W. F. van Bommel, té
Den Haag.
Tot leden van den Middenstandszaad
werden herkozen voor groep A. de heeren
L. B. J. Gorris, te Loenen a. d. Vecht en
mr, M. J. Wolff, te Arnhem.
Voor groep B. werden gekozen de heerenE
L. de Groot te Rotterdam en S. P. Lip»
te 's-Gravenhage.
Met een auto-tocht en een officieel» ont
vangst door het gemeentebestuur, werd de
dag besloten.
Hedenmorgen opende de bondsvoorzitter,
de heer Ed. L Schürmann, het eigenlijke
congres met een herinneringsrede, waar
aan wij het volgende ontleenen
Op een dag als heden gaan de gedachten
onwillekeurig terug naar den tijd, dat een
heid in den middenstand ontbrak, dat tal
van vraagstukken, die thans reeds tot het
verleden behooren, dringend om oplossing
vroegen. Het is bij dien terugblik, dat zich
onwillekeurig de vraag naar voren dringt:
Is de arbeid van den Nederlandschen Mid
denstandsbond vruchtbaar geweest? En of
schoon niet alles kon bereikt worden, wat
men verlangde, is het antwoord op die
vraag toch bevestigend. De organisatie van
den middenstand heeft in de eerste plaats
bereikt, dat men heden nog van een mid
denstand als een der hec'htste zuilen van
het gebouw der gemeenschap kan spreken.
Het leek in 1902 of de middenstand, zoowel
de handeldrijvende als de industrieele, tus-
schen kapitaal en arbeid zou worden ver
nietigd. Onze organisatie is in staat ge
weest den geheelen middenstand voor on
dergang te behoeden en zoowel de overheid
als alle andere maatschappelijke groepen
in onzen staat te overtuigen van zijn be
staansrecht. Ofschoon ons land niet daad-
werkelijk in een wereldoorlog werd betrok
ken, kunnen wij constateeren. dat de mid
denstand in de oorlogsjaren eveneens de
vuurproef heeft doorstaan. De resultaten
der overheidsbemoeiingen op het gebied
der distributie hebben het bewijs geleverd,
dat in een goed geordenden staat de aan
gewezen distribuant de middenstand is en
dat, welke maatregelen ook van boven of
beneden niet in staat zijn hem van zijn
plaats te dringen zonder de geheele maat
schappij te ontwrichten. Het in praktijk
brengen van de meest dwaze theorieën
heeft den middenstand ontzaglijke schade
berokkend, maar heeft ten slotte onze ge*
heele natie overtuigd van ons bestaans
recht Het is jammer, dat deze erkenning
ten koste van zooveel schade en schande
voor een ieder is moeten worden verkregen.
Maar laat ons dankbaar gedenken, dat wij
ten slotte de overwinning hebben behaald,
nu men weer tot inkeer is gekomen en de
zaken helder beschouwt.
Onder de tastbare resultaten gedurende
de afgeloopen 25 jaren noem ik in de eer
ste plaats ons goed geoutilleerd bonds-
bureau, dat onder bekwame leiding de
vraagbaak is geworden voor alle bij den
bond aangesloten' organisaties, en zelfs van
talrijke nog niet bij den bond aangesloten
organisaties, wanneer zij in de knel zitten.
Vervolgens de instelling van den Midden-
standsraad, waardoor het nauwer contact
tusschen middenstand en regeering is ver
kregen. En vervolgens de reorganisatie van
de Kamers van Koophandel, waardoor niet
langer organ%n van den handel eenzijdig
zijn bezet, maar de middenstand als een
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD.
Door Mr. G. KELLER.
52)
„Niet ik, maar de partij. Ze zijn al weken
aan de voorbereiding er van bezig. Maar,
vervolgde hij uit angst zijn stem latende da
len, „ik weet niet, of ik hier ronduit kan
spreken. Wanneer er een enkel woord werd
verraden, zou dit voor velen een kwestie
van leven en dood worden."
Zonder te antwoorden ging Katya naar
de deur en opende deze.
„Timosh," zeide zij tot den ouden kozak,
die in de voorkamer haar order9 afwachtte,
„ga in de gang staan voor de gesloten deur,
tot ik je roep; je laat tot zoolang niemand
binnen."
Na aldus aan dien kant voor de veiligheid
te hebben gezorgd, ging Katya door de zit
kamer naar haar eigen slaapkamer en nam
den voorzorgsmaatregel Malania Petrowna
op te sluiten in haar eigen kamer, waar
heen zij reeds was gevlucht om tegen al die
onbegrijpelijke gebeurtenissen bescherming
te zoeken.
„Nu kan u veilig spreken," zeide zij, tot
'haar bezoekeT terugkeerend. „Welk plan
hebt ge."
Hij begon het haar uiteen te zetten, niet
erg samenhangend, tengevolge van zijn
eigen opgewondenheid Zooals het in haas
tige, verwarde woorden werd uiteengezet,
leek het op iets krankzinnigs, een aller
wonderlijkst plan, zoo onmogelijk als slechts
in het hoofd van vertwijfelde menschen kon
opkomen.
Het gebeurde nogal dikwijls, dat van de
Pawiak naar de Citadel veroordeelde be
klaagde werden overgebracht of, als er over-
bevolking in het laatst gebouw was, van
dit naar de Pawiak. In den loop van het
jaar was het een paar maal gebeurd, dat het
transport des nachts plaats vond in plaats
van in den vroegen morgen. Op die omstan
digheid was het plan gebaseerd, neerkomend
op de schijnvertooning van een dergelijk
transport dat dan alleen een paar uur vroe
ger plaats had dan gebruik was bij derge
lijke officieele maatregelen.
Tien was het aantal gevangenen, waaT-
aan aldus de vrijheid zou worden hergeven,
en dat was het hoogste dat men durfde aan
nemen, wildie men niet de zaak al te lang
laten duren. Men had alle mogelijke inlich
tingen ingewonnen omtrent de kansen voor
hen die in gevaar verkeerden ter dood te
worden veroordeeld of wel reeds veroor
deeld waren en met groote zorg was er een
lijst opgemaakt.
Terwijl Katya met bonzend hart zat te
luisteren, leek haar deze bevrijdingspoging
als een dier heldendaden van vorstelijke
ridders in een 9prookje. waarbij echter
tooverringen en dienende geesten de over
winning bezorgden Het was een onder
neming waarom men moest lachen als om
een mooi kindersprookje.
„Zou een appèl niet beter succes heb
ben?" vroeg zij wanhopig. „De advocaat
zou mij kunnen mededeelen
Dembowski streek zenuwachtig over zijn
haar
,,Dp advocaat heeft reeds appèl aange-
teekend, maar dat is volkomen doelloos.
Nog dezen morgen heeft de krijgsraad, naar
ons ter oore kwam, nieuwe orders uit St.
Petersburg ontvangen, natuurlijk nog ge-
strenger dan de vroegere, waarbij alle po
gingen tot invrijheidstelling onmogelijk
worden gemaakt."
Katya sloot een oogenblik haar oogen
met een gevoel al9of zij doodelijk ziek was.
„Binnen acht en veertig uur". Zij herin
nerde zich precies de woorden van haar
cavalier.
„Dus is ditdit plan de eenige hoop?"
„Ja."
„Wanneer zal het worden uitgevoerd?"
„Morgennacht."
„Dat is du9 nog binnen de achtenveertig
uur," zeide zij in zichzelve. Daarop ging zij
hardop voort:
„Heeft men zijn naam op de lijst gezet?"
„Nog niet. De lijst was gesloten, gelijk ik
u zeide. Dat was vóór zijn doodvonnis. Ze
zeggen, dat zij er niemand meer op kunnen
brengen. Ik probeerde ze over te halen,
maar dat gelukte niet. Daarom ben ik naair
u toe gegaan. Als u tracht ze te bepraten,
dan geloof ik, dat u dat wel lukken zal."
„Waar zijn zij?"
„In de woning van een partijgenoot, waar
zij op dit oogenblik de laatste maatregelen
bespreken. Wij komen nog net bijtijds."
Met een snelle beweging nam zij haar
witte japon in de hand bijeen. Zij was niet
gaan zitten, toen zij binnen kwam Had
zich niet eens den tijd gegund om haar
mantel af te doen.
„Waar wacht u op?" vroeg zij ongedul
dig .Breng me er dadelijk heen."
..Ah. ik hoopte al. dat u dat zou zeggenI
Maar moet u niet eerst u wat verkleedpn?"
„Niemand zal mijn kleeren opmerken,"
zei Katya, den langen donkeren mantel
dichter om zich heen trekkend. „Ik ben
klaar om te vertrekken, Pan Dembrowski."
HOOFDSTUK VII.
Tien oi ell?
Op een nauw portaal stond Katya, na
twee' houten trappen bestegen te hebben,
in kosbbaar bont gewikkeld, ongeduldig te
wachten, terwijl Dembowski, die een
wachtwoord had gewisseld met den man
aan de deur. naar binnen wa9 gegaan om
toegang voor haar te vragen.
Zeer spoedig kwam Dembowski weer naar
buiten en hield zwijgend de deur voor haar
open. Snel en stil gingen zij door een donker
voorkamertje, waarin een vettige etenslucht
hing, maar een paar grootere vertrekken, in
de tweede waarvan ongeveer een dozijn
mannen gezeten waren om een tafel met
een zeildoek bedekt, terwijl een walmende
petroleumlamp er boven hing. Er lagen ook
papieren op tafel, het leken officieele
stukken en een aantal ongewone voor
werpen, waarnaar Katya zelfs op dit ge
wichtige oogenblik met verbazing keek
Daar lagen scheermessen, zakspiegeltjes,
goedkoope beurzen naast een 9tapel luci
fersdoosjes en ongeopende pakjes sigaretten,
gescheiden van die waarvan op dit oogen
blik druk gebruik werd gemaakt. Ook stond
er een fleschje met een kleurlooze vloeistof,
dat er als een apothekersfleschje uitzag.
Aan een andere tafel waren twee jonge vrou
wen met kortgeknipt haar ijverig bezig met
het opvouwen van broeken en jassen in ver
schillende kleuren en van verschillend-snit,
waaronder jassen van schapenvacht haast
even veelvuldig voorkwamen als de gewone I
burgerkleeding. I
Toen Katya achter Dembowski de kamer
betrad, richtte zich een kring van oogen op
haar, waarin verwondering en nieuwsgie
righeid om den voorrang streden. Toen zij
in het licht der lamp waren gekomen, ston
den de mannen op, sommigen haastig,
anderen met tegenzin hun voorbeeld vol
gend, terwijl de beide vrouwen op den ach
tergrond even ophielden met werken en
haar oogen wijd opensperden bij deze onver
wachte verschijning.
„U heeft ons iets te zeggen, wil plaats
nemen," zeide man aan het hoofd der tafel,
naar een onbezetten stoel wijzend.
Katya ging zitten en keek naar de gezich
ten voor haar. Een wonderlijke verzameling!
Er waren nobele gezichten onder en ver-
loopen, roekeloosheid sprak uit sommige
blikken, anderen maakten zenuwachtige ge
baren. Alles bijeengenomen deden zij den
ken aan een handvol avonturiers van ver
schillende herkomst, maar zij hadden allen
dien trek gemeen, welke dweepzucht ken
merkt.
Doch de man aan het hoofd van de tafel
was geen avonturier, of het moest zoo diep
in hem verborgen liggen, dat het niet was
na le gaan. Een groote, vlaschblonde man,
netjes maar eenvoudig gekleed, met een
kalm, ietwat atledaagsch gezicht, dat allen
schijn had van onverstoorbaar van uitdruk
king te zijn. Hij had Katya verzocht te gaan
zitten en nu, toen hij zag, dat zij het nog
steeds te kwaad had met haar zenuwen, of
zij wat te zeggen had, ondertusschen zijn
horloge voor den dag halend als om haar er
aan fe herinneren, dat de tijd kostbaar was,
(Wordt vervolgd).