VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
41 i
No. 31.
Vrijdag 19 Augustus
Anno 1927
■up"
Met z'n Vieren op een
Eiland.
Naar het Engelsch van L. T. MEADE..
Beknopt bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
Hoofdstuk V.
Op een Onbewoond Eiland.
6)
„Zijn we nu veilig, Joke?" waagde Elly
bet eindelijk te fluisteren. „Zijn we nu wer
kelijk aan den anderen kant van die vreeset
lijke rotsen?"
„Ja, lieverd," antwoordde Joke. „God
dank 'zijn wij aan het grootste gevaar ont
snapt."
En zich tot haar broertje wendend ging
zij voort:
„Laat ik je nu helpen roeien, Fer."
„Goed. Neem jij dan de goede spaan. Het
is een heele verademing weer in kalm
water te zijn."
Dit was echter slechts betrekkelijk. On-
der normale omstandigheden zou Ferdi
nand het water in de baai zeker niet kalm
bobben genoemd en terwijl de kinderen de
kust naderden, zagen zij, dat zij ook daar
met de branding te kampen zouden hebben,
Ferdinand zei na een tijdje:
„Ik zal het ééne eind van het touw, dat
om het middel van Elly en van mij zit, om
mijn kist met timmergereedschap binden
als tegenwicht en dat eerst op de kust wer
pen. Daarna maak ik ons touw ook aan dat
van jullie vast, Joke, zoodat we alle vier
niet alleen met elkaar, maar ook met het
touw aan de timmerkist verbonden zijn. Op
het oogenblik, dat ik aan land stap, zal ik
mij op den grond werpen om de naar zee
terugrol lende golven weerstand te bieden.
Dat moet jij ook doen, Joke. We worden in
geen geval ver in zee getrokken, als we dat
doen. Zoodra de golf teruggerold is, moeten
we opspringen en vlug tegen de kust op-
loopen
„Maar wat zal er van de Zeemeeuw
worden?" vroeg Joke nu.
„Ik vrees, dat wij haar aan haar lot moe
ten overlaten," gaf haar broertje ten ant
woord. „We mogen al heel dankbaar zijn,
als wij er zelf goed afkomen."
„Ik zal onze kopjes en wat de picnic-
mand verder nog bevat, in het wasdoek
wikkelen," zei Joke nu. „Wacht, dat luci
fersdoosje stop ik voor alle zekerheid in ons
thee-trommeltje. Het kan ons misschien
goede diensten bewijzen. Jullie horloges
kunnen ook nog in het trommeltje, jongens;
dan worden ze niet nat, want het sluit
prachtig. Zoo, nu de mand in het wasdoek
wikkelen en stevig aan de gebroken roei
spaan vastmaken. Zoo zal zij wel aan land
spoelen. Ik ben klaar; laten we geen secon
de verliezen, want ik zou graag vóór het
donker begint te worden, land onder de
voeten willen hebben."
Ferdinand slingerde de roeispaan met de
"timmerkist nu met kracht op de kust. Ilij
had goed gemikt, want tot groote vreugde
der kinderen bleef de kist achter een wal
van sleenen liggen.
„Nu nog één poging, trouwe Z e e-
m e e u w," zei Ferdinand. Zijn woorden
werden door de woedende golven overstemd
maar op het oogenblik, dat de boot tegen
de kust sloeg, sprongen de kinderen aan
wal.
„Op handen en voeten F* commandeerde
Ferdinand.
Zijn bevel had geen 9econde te vroeg ge
klonken: een groote golf sloeg over hen
heen. Zij krabbelden weer op enhad
den eindelijk vasten grond onder de voeten.
Hun eerste werk was nu, het touw om
hun middel los te maken.
„Laat ons neerknielen en God danken/1
zei Joke.
Allen deden dit.
Na een tijdje riep Tony uit:
„O, kijk de Zeemeeuw eens!"
De arme kleine boot lag als een wrak op
de.kust. Elly barstte plotseling in tranen
uit
„Nu geen waterlanders," zei Joke opge
wekt. „We zijn nu veilig aan land en dat
is het voornaamste. Het eerste, wat we doen
moeten, is: hout zoeken om een vuurtje te
stoken. Wat beweging zal ons allen goed
doen."
Quick, die zijn baasje natuurlijk nage
sprongen was, rende reeds heen en weer.
De kinderen volgden nu een zigzag-pad,
da.t naar een kleine vlakte leidde, die door
hooge rotsen omringd was. Er lag allerlei
hout.
„We kunnen hier een prachtig kampvuur
aanleggen," riep Ferdinand uit
Weldra hadden zij een heelen stapel hout
vergaderd en Joke had tot haar groote
vreugde de mand gevonden, die op het
strand aangespoeld was. Met behulp van de
lucifers brandde er spoedig een vroolijk
vuurtje.
Nadat ook het timmergereedschap door
Joke in veiligheid gebracht was, schaarden
alleen zich om het vuur heen. Hun kleeren
waren nu spoedig droog.
Joke kon haar oogen bijna niet meer
openhouden.
„We moeten om beurten slapen en om
beurten waken. Joke." zei Ferdinand. „Ga
jij maar eerst 9lapen tot twee uur. Neem
Tony en Elly dicht tegen je aan, dat is
warmer. Slaap maar lekkerl Ik zal de
wacht wel houden."
Hoofdstuk VI.
Rondom, het Kampvuur.
Nog geen vijf minuten later verried een
geregelde ademhaling, dat de kinderen in
het land der droom en waren.
Ferdinand liep heen en weer en zorgde,
dat het vuur niet uitging. Daar er echter
geen onraad te bespeuren was, had hij alle
moeite wakker te blijven. Het scheen hem
of hij wakende sliep en alles in een soort
droomtoestand dee<L Plotseling vermande
hij zich echter: hij moest wakker blijven
en begon nu hard heen en weer te loopen
in plaats van dit zacht te doen. Voor eenige
minuten hielp dit werkelijk, maar daarna
rende hij weer als in een droom. Zijn voe
ten waren nagenoeg zonder gevoelen hij
was zich slechts van één ding bewust, n.l.
dat hij een razende behoefte aan slaap had.
Joke, die op haar hard hoofdkussen sliep
met Elly en Tonv legen zich aan, wist niet
welke ontzettende kwellingen haar broertje
in die oogenblikken doorstond.
„O. als ik maar wat koud water had ora
mijn hoofd in te dompelen!" zei hij bin-
nensmonds. „Hoe lang slapen ze nu al?1)
Zeker al heel lang. Ze zijn om negen uur
gaan slapen van negen tot twee is vijf
uur. Het zal nu al lang over twaalven zijn.
Ik moet het dus nog anderhalf uur uit*
houden."
Hij keek op zijn horloge, nog een ge
schenk van zijn grootvader, waarop hij al
tijd heel trotsch was geweest, maar op dif
oogenblik had hij het wel op den grond
kunnen slingeren, want het was niet later
dan kwart vóór elf! Hoe zou hij ooit
de overblijvende drie uur en een kwartier
wakker kunnen blijven?
Geheel onverwacht kwam er echter ver
andering in den toestand. Hij zag plotseling
iets, dat het bloed in zijn aderen deed ver
stijven iets, dat over den grond kroop.
Op eenigen afstand bleef het stilstaan. Het
flitste op eens door Ferdinands brein, dat
het een landkrab moest zijn, een afstootelijfe
dier, dal hij wel eens afgebeeld gezien had,
Eén landkrab? Neen, er waren er plotse
ling veel meer!
„Ik ben nu heelemaal wakker en heb niet
den minsten lust te gaan slapen," dacht
Ferdinand. „Ik moeit die ondieren op een
afstand houden. Ze komen al naar Joke
toe."
Hij greep nu een lang stuk hout en sloeg
er zonder veel moeite één dood. De ande
ren maakten eensklaps rechtsomkeert.
In den tijd, dien Ferdinand nog de wacht
moest houden, bleef hij goed opletten-
Tweemaal had een landkrab het gewaagd
naderbij te komen, maar ook tweemaal had
hij den indringer verjaagd. Hoe zou Jokd
deze monsters op een afstand kunnen hou
den? Maar hoe zou hij nog langer kunnen
waken
Ferdinand was het nog niet met zichzelf
eens, of hij zijn zusje wakker zou maken of
niet, toen zij plotseling de oogen opsloeg
en vroeg:
„Is het twee uur, Fer?"
De arme jongen kon niet nalaten ver
heugd uit te roepen:
„0 Joke, wat een uitkomst, dat je uit
jezelf wakker wordt! Maar hoe wist je,
dat het juist lijd was?"
Joke lachte vroolijk en antwoordde:
„Ik kan altijd wakker worden, wanneer
ik wil, als ik er maar aan deink, vóór ik
inslaap. Ga jij nu liggen, Fer, en slaap als
een os. Ik ben weer heelemaal opge-
f rise hi"
„Je bent een dappere meid, Joke", zei
Fer uit den grond van zijn hart. „Maar
maar
„,Wat valt er te maren?"
„Gil niet en maak de kleintjes niet wak->
ker, maar kijk eens achter je."
Joke deed dit en hoewel zij een dapper
meisje voor haar leeftijd was, uitte zij toch
een gesmoorden kreet bij het zien van een
krab.
„Ze zien er griezelig uit, maar zijn niet
gevaarlijk, als je ten minste wakker bent,"
zei Ferdinand. „Je kunt ze gemakkelijk
doodslaan."
„Goedl Ga jij nu slapen. Je zit zoo wit
als een doek. Ik zal die beesten wel op een
afstand houden."
Ferdinand stribbelde nog wat tegen, maar
zijn zusje^zei:
„Je moet gaan slapen, Fer. Als je het
niet doet, zul je zeker ziek worden en wie
moet ons dan beschermen? Dan moet ik