GENEESKUNDIGE BRIEVEN.
Krabbels uit Zwitserland.
INDISCHE KRONIEK, i
ep initiatief zfclf van B. en W. wordt inge
steld.
Zij stellen dan ook voor deze alinea te
schrappen ei?i daarvoor in de plaats te
lezen: „De Raad "wijst tegelijk met het
benoemen dletr leden uit dezen een voorzit
ter aan."
Ad art. 2, 1ste alinea. Zij aohten deze
redactie veel te ruim. Immers er zullen
maar betrekkelij'fc weinig besluiten geno
men worden in de vergadering of in die
van B. en'TJ/., waarbij niet personeelsaan
gelegenheden „in den ruimsten zin" zijn
betrokken en in al die gevallen zou dan
het advies d/sr bedoelde commissie moeten
worden gevraagd. De commissie zou daar
mee een beheekenis krijgen, dde ver uitligt
boven de 'bot-eekenis, die een zoodanige
commissie behoort te hebben.
B. en W. .stellen dan ook voor de woor
den „personeelsaangelegenheden" in den
ruimsten zinl" te schrappen en daarvoor
te lezen „aruiverne personeelsaangelegen
heden."
Ad art. 3, alinea 1. Hier wordt aan
de commissie imperatief den placht opge
legd over allo zaken waarover zij advies
Uitbrengt, eenst de organisaties te hooren.
Op de eerste plaats lijkt B. en W. o:t
overleg absoluut overbodig in vele geval
len waarin de commassde voornemens is een
gunstig advies uit te brengen en ten tweede
lijkt hun dit een reeds bij voorbaat aan
Ibanden leggen van. een raadscommissie, dat
door niets wordt gemotiveerd. Al vindt de
commissie zelf in een bepaald geval geen
overleg noodig of gewenscht, is zij toch
verplicht dit te hooiden. Het is een vrij,
algemeen gevolgde gewoonte, dat een ver
gadering zelf uitmaakt of zij qi dan niet
voorlichting noodig heeft. En welke orga
nisatie moet b.v. gehoord worden wanneer
een bepaalde zaak betreft een ambtenaar,
die niet is georganiseerd 1
B. en W. stellen voor aan deze alinea
toe te voegen de woorden indien de com
missie die wenschelijk acht."
Ad art. 3, alinea 2. Het lijkt B. en W.
Ibeter, dat niet het afdeelingsbestuuh van
een bond, doch de Raadscommissie zelf
uitmaakt of in een bepaald geval overleg
zal worden gepleegd met het hoofdbestuur
of met het afd.bestuur van een bond. Zij
stellen voor deze alinea te schrappen en
daarvoor te lezen: „De commissie kan op
daartoe gedaan verzoek ook een lid of
vertegenwoordiger van het hoofdbestuur
van de betrokken ambtenaars- of werklèe-
denoTganisaties in de vergadering toe
laten."
Ad art. '4. Ten eind!© te bevorderen,
dat de commissie steeds volledig voorge
licht advies uitbriengt, kan naar de mee
ning van B. en W. niet gemist worden een
bepaling, die waarborgt, dat die betrokken
diensthoofden steeds gehoord worden.
Tenslotte stellen zij den Raad voor aan
artikel 4 een vierde allinea toe te voegen,
luidende als volgt:
4. Alvorens de commissie haar advies
uitbrengt hoort zij het betrokken hoofd
van dienst.
Gevonden voorwerpen: 1 paar kousen,
1 zilveren poltood, 1 rijwielbelastingmerk,
3 portemonnaies met inhoud, 1 im. parel
ketting, 1 rozenkrans, 1 duimstok, 1 zakje
inh. gr. boonen, 1 badcostuum met hand
doek, 1 hondenzweep, 1 mutsje, 1 rozen
krans in étui, 1 damesrgwiel, 1 paar sokken,
1 mandje met breiwerk, 1 strandschop, 2
brillen, 1 mutsje (kant), 1 badboekje, 1
bruin hondje, 1 doos met zeep, 1 portefeuille
met inhoud, 1 alpinemuts, 1 sliklap, 1
dameshandschoen, 1 sleutel, 1 haarkam, 2
handtaschjes met inhoud.
Inlichtingen over bovenstaande voorwer
pen worden aan het politiebureau te NoorA
wjjk-Binnen verstrekt, uitsluitend iederen
Woensdag en Zaterdag van 12 tot 1 uur.
NOORDWIJKERHOUT.
Op den nieuwen bitumen-weg moest
een groole passagiers-auto van Lissone met
30 Teizigers een Fordje passeeren. Hierbij
raakten de wielen van beide voertuigen
elkaar, met het gevolg, dat het Fordje totaal
werd ingedrukt. De 30 passagiers schoten
door den schok voorover en werden hevig
door elkaar geschud. Met hevig geweld
sprongen er twee banden stuk. De chauffeur
was het stuur van den grooten reiswagen
niet langer meester en deze zakte van den
weg af in het zand. Wonder boven wonder
werd niemand ernstig gewond. De bagage
der passagiers was overal in het rond ver
spreid.
Aanwezige geneesheeren brachten de rei
zigers spoedig tot kalmte.
Er werd naar Den Haag getelefoneerd om
hulp en materialen. Laler werd de wagen
gelicht De passagiers werden in voorbij
gaande auto's opgenomen.
Langen tijd was de drukke verkeersweg
versperd.
De collecte voor „Herwonnen Levens
kracht" heeft in deze gemeente opgebracht
ruim f 171.
Het bouwen van een observatie-huisje
op het perron van het station Hillegom werd
door de directie der Ned. Spoorwegen opge
dragen aan den aannemer H. Bouwmeester,
alhier.
Donderdagavond vergaderde de Oranje
vereniging in café v. d. Berg.
De feestcommissie zal spoedig een be
zoek brengen bij de ingezetenen en vraagt
allen hun beurs wijd te openen. Van de
binnengekomen gelden zal het grootendeels
afhangen, op welke wijze de volksfeesten
zullen worden gehouden.
OEGSTGEEST.
Op het te Pernis gehouden muziekcon
cours behaalde de N. Z. H. T. M. alhier in
de groep Harmonie (4de afdeeling) een twee
den prijs.
Op uitnoodiging van de directie van
hotel „Het Witte Huis" is gisteravond
(Donderdag) door den heer A. Bos, oud-
Europeesch kampioen voor amateurs, een
wedstrijd gespeeld tegen onzen plaatsge
noot, den heer C. Bakker.
Na afloop gaf de heer Bos een serie kunst-
stooten ten beste, waarmede hij veel succes
oogstte, waarna de heer Van Ingen Sche-
nau, als tolk der aanwezigen den heer Bos
hartelijk dank zegde voor hetgeen hij dezen
avond had geboden.
RUNSBURG.
Doordat de voor een brik gespannen
hit op hol sloeg, viel de voerman C. van
E. onder den wagen.
Gelukkig kon het dieT, voordat ernstige
ongevallen voorkwamen, worde ngegrepen.
De voerman is per auto van T. naar zijn
woning ve»rvoard, doch bleek er goed afge
komen te zijn.
SASSENHEIM.
Wegen9 de verbouwing van de Gere
formeerde Kerk, zal de dienst voor gerui-
men tijd worden gehouden, voor 'n gedeelte
der gemeente in „Concordia" en voor het
andere deel in het tentoonstellingsgebouw,
dat bijna klaar is.
VALKENBURG.
Burgerlijke Stand.
Geboren: Grietje, d. van H. Booy en G.
Zwiers.
Tot groote vreugde van de jeugd wer
den de brandbluschmiddelen beproefd. Velen
kwamen met een nat pak thuis. Alles bleek
gelukkig in goede conditie te zijn.
WARMOND.
Het heeft Warmond's fanfare mogen
gelukken beslag te leggen op den lsten eere-
prij£ op het concours te de Meern.
Voorwaar een groot succes voor dit nog
zoo jonge korps en hun directeur den heer
M. Bolderdijk, daar dit reeds de derde maal
is dat het korps een eereprijs behaalde.
CONGRES VOOR OPENBARE GEZOND
HEIDSREGELING.
II.
Eensgezinshuis, Rheumatiek-
bestrijding.
Ik moet beginnen met den verkeerden in
druk weg te nemen, welken de laatste
woorden van mijn vorigen brief, ofschoon
niet bedoeld, zouden kunnen teweegbren
gen omtrent het standpunt der geneeskun
digen in 't algemeen tegenover den alcohol.
Het was meer een reactie tegen het
strenge standpunt, door dr. Van der Spek
ingenomen, dan wel een verdediging van
het alcoholisme, welke zoo deed spreken.
Want duidelijk kwam bij allen naar voren
de wensch, om de maatschappelijke nadee-
len van het alcoholisme tegen te gaan. Het
verschil zat meer in de methode. In de
eerste plaats was niet ieder van oordeel,
dat een matig alcoholgebruik individueel
zoo groote schade veroorzaakt, dat het met
alle macht moet worden tegengegaan En
verder meende men, dat dwingende maat
regelen eerst dan op hun plaats waren wan
neer de gemeenschap er rijp voor geworden
was. Maar de hoofdzaak, de gevaren van
alcohol voor de volksgezondheid werden
unaniem onderschreven.
Het eengezinshuis. Het woning
vraagstuk vraagt bijzondere aandacht door
het verschijnsel van den laalsten tijd, dat de
toeneming der bevolking in groote steden
onevenredig groot is, terwijl de oplossing
sterk bemoeilijkt is geworden door het on
oordeelkundige bouwen gedurende de oor
logsjaren, toen met betrekking tot het wo
ningtype een soort anarchie heerschle.
Opeenhooping van veel menschen op een
beperkt grondgebied verhoogt uit den aard
der zaak de vraag naar bouwgrond. Het
natuurlijk gevolg is dan stijging van den
prijs der bouwterreinen. En even natuurlijk
is het ,dat men een uitweg zocht door uit
breiding in de hoogte in plaats van in de
breedte. Onwillekeurig denken wij hierbij
aan New-York met haar wolkenkrabbers.
Maar ook in onze steden, is het vraagstuk
actueel en wanneer den vreemdeling in Am
sterdam of Rotterdam de nieuw gebouwde
wijken worden getoond, dan ziet hij ook daar
bouwblokken, meer of minder fraai voor het
oog, maar zonder uitzondering herinnerend
aan kazernes, waar soms honderden men
schen in worden samengepakt Inderdaad
een scherpe tegenstelling met de nog zoo
dikwijls gehoorde meening, dat de Hollan
der voor den Engelschman niet onder doet
in zijn gehechtheid aan het motto: „My
house is my castle".
In het algemeen beslaat er wel geen ver
schil van opinie in zooverre, dat het een
gezinshuis als het meest begeerepswaard
wordt beschouwd. Wie het meergezinshuis
verdedigt, doet dat op economische gronden,
de bouw kan betrekkelijk goedkooper ge
schieden; het moderne maatschappelijke le
ven, waardoor man en vrouw dikwijls beide
buitenshuls hun werk hebbèn, geeft aanlei
ding tot gezamenlijk voorzien in verschil
lende maatschappelijke behoeften, zoodat 't
niet een9 blijft bij samenwonen in één groot
gebouw, maar dat coöperatief wordt voor
zien in verwarming, keuken, wasch- en
badgelegenheid, tuin, tot eetzalen en baby-
bewaarplaatsen toe. De bezwaren worden
dan licht geacht en naar den wensch der
bewoners wordt gewoonlijk niet eens ge
vraagd. Maar we mogen veilig aannemen,
dat de overgroote meerderheid van hen, die
in die groote bouwblokken hun intrede ne
men, niet voor hun plezier, maar omdat zij
niets anders vinden kunnen en door den
nood gedwongen zich tevreden stellen met
hetgeen hun daar aangeboden wordt. En als
het niet anders kan, ja, dan blijft er ook
niet anders over dan te berusten en wij
moeten toegeven, dat aan vele eischen van
gemak en hygiëne door doelmatige bouw en
inrichting kan worden tegemoet gekomen.
Maar als het niet noodig is, als de moge
lijkheid ook voor wat anders bestaat, ja, dan
verandert de zaak. En het is een groote ver
dienste van de prae-adviseur Ir. Van der
Kaa, dat hij met kracht heeft betoogd, in de
eerste plaats, dat ook in de groote sleden
ruimte is voor eengezinswoningen, in de
tweede plaats, dat, hoe mooi men het ook
poogt voor te stellen, de eengezinswoning,
uit volkshygiënisch oogpunt verre te ver
kiezen is.
Zelf gaf hij toe, dat bewijzen dikwijls
moeilijk te leveren zijn. Indien met het
klimmen der étages gelijkmatig tevens bet
sterftecijfer aan tuberculose in de hoogte
gaat, dan mag dit geen direct bewijs heeten
voor de stelling, dat die hoogste étages
slechtere woningen zijn en als zoodanig de
tuberculose bevorderen. Daarbij kunnen
immers tal van andere factoren, zooals bijv.
de soort bewoners, een rol spelen.
In elk opzicht zijn de cijfers toch wel
sprekend. Dit betreft de temperatuur. In
warme dagen worden die groote bouwblok
ken sterk verhit en koelen 's nachts slechts
slechts weinig af. Het is bekend, dat kinde
ren, met name zuigelingen, zeer gevoelig
zijn voor hoogtetemperatuur. Het gevolg be
staat dikwijls in maag- en darmziekten. En
werkelijk zien wij gedurende heete dagen,
juist op de hooge étage's de zoo beruchte
kinder-diarrhee in den regel toenemen.
Voegen wij hierbij het gemis aan tuin, de
moreele nadeelen van één trap met portalen
voor meerdere gezinnen, dan kunnen wij
niet anders dan den inleider toewenschen,
dan zijn denkbeelden in praktijk worden
gebracht, omdat blijkt, dat technische en
oeconomische bezwaren geen overwegend
beletsel zijn om den aanbouw van meer
eengezinswoningen, ook in de groote ge
meenten, te bevorderen.
Rheumatiekbestrijding. De
volgende inleider, dr. Van Eeden, zou als
overgang hebben kunnen beginnen met er
op te wijzen, dat bij het bouwen van een
gezinswoningen vooral gezorgd moet wor
den, dat deze voldoende droog zijn, om een
van de oorzaken voor rheumatiek na te
gaan. Over de rheumatiek zelf en de wijze
van bestrijding werd in het praeadvies ech
ter weinig gezegd en evenmin in de monde
linge toelichting. Hoofdzakelijk werd behan
deld de organisatie der rheumatiekbestrij
ding en hiertoe bepaalde zich, voor zoover
dit woord gebruikt mag worden, eveneens
het bebat. Want de eenige, die het woord
nam, was de bekende Jan van Zutphen,
voorzitter van het koperen-stelen-fönds. Dit
kwam zoo. De praeadviseur was nogal te
velde getrokken tegen den maandelijkschen
kroniekschrijver in het tijdschrift voor
sociale hygiëne, die z.i. op ontoelaatbare
wijze over de op te richten consul tatie-
bureaux voor rheumatiek had geschreven.
De praeadviseur sprak er zelfs zijn verwon
dering over uit, dat de redactie deze opmer
kingen zonder protest had geplaatst.
De redacteur van genoemd tijdschrift ver
dedigde zich met een grap, zeggende, dat
de bedoeling van den schrijver geweest was
den praeadviseur uit zijn tent te lokken en
dat hij hierin volkomen geslaagd was. Maar
door dit antwoord werd Jan van Zutphen
uit zijn tent gelokt, die op zijn bekende ma
nier een gloedvol betoog hield over het nut
dat de consultatiebureaux voor tuberculose
hebben opgeleverd en zijn verwachting, dat
het met de rheumatiek juist zoo zou gaan.
zijn uitval aan het slot tegen de artsen, die
bij de oprichting dier bureaux eer tegen dan
meewerken, kon zeker niet voor iederen
arts verdiend heeten. Maar dat er onder de
artsen zijn, wien deze schoen past, is zeker.
Het is te hopen, dat deze de schoen ook zul
len aantrekken.
H. A. S.
Lange jaren geleden, in den tijd der toen
maals zoo populaire „glaasjes tenten" kreeg
ik een optika. 't Was een toestel, waarin
door een samenstel van spiegels en lenzen
een stereoscopisch beeld gevormd werd van
een erin gelegde leekening. Een der bijbe-
hoorende plaatjes stelde een berglandschap
voor. Een dorp met weiden vol veelkleurige
bloemen. Op een heuvel in het midden stond
een wit kerkje met rijkelijk vergulden
toren. Omgeven door bloeiende kerseboo-
men. Rondom hooge rotsen met watervallen,
die zich in het dal stortten. Aan den voet
der rotsen een troep koeien en een herder,
zich en het vee met een alpenhoorn amu-
seerend. Daarboven een paar gemzen vol
belangstelling voor het concert en ter com
pleteering in de lucht een adelaar. Dit alles
in de schelste kleuren. Iets mooier was niet
denkbaar. Volgens het onderschrift was dit
„het schoone dorp Novel in de woeste kloof
van de Morge". Deze schilderij maakte een
onuitwischbaren indruk op mij en ik geloof
zelfs, dat ik daarin de oorsprong van mijn
passie voor het gebergte te zoeken heb.
Sind9 mijn verblijf alhier spookte dat Novel
mij opnieuw door het hoofd. En zoo ge
schiedde het, dat op een zomermiddag wc
ons bevonden te St. Gingolph, het uitgangs
punt voor de Gorge de Novel. Langs de in
de diepte slroomende grensrivier de Morge
schreden we omhoog door de nauwe kloof
tusschen den Grammont en den Blanchard,
afgesloten door den Dent d'Oche. Nauw is
die Gorge, zoo nauw, dat van midden No
vember tot half Januari geen zonnestraaltje
er kan binnendringen. De 19de Januari, de
dag, dat voor het eerst de zon weer zicht
baar wordt, is dan ook een feest voor heel
Novel. We naderden met hooggespannen
verwachting het einde der kloof, waar Novel
zich moest bevinden. Welk een teleurstel
ling. Van het prachtige dorp, van het
plaatsje niets meer dan een ruïne. In één
uur was het door een brand in de asch ge
legd. Rond het witte steenen kerkje, dat
gespaard was gebleven, slechts de treurige
overblijfselen van de voormalige zöo schil
derachtige houten huizen. Gebladerde stuk
ken van de steenen onderlaag, waartua-
schen verkoold hout, scherven glas, krom
getrokken ijzeren staven van een ledikant
en ander huisraad. Een intragisch gezicht
Behalve de kerk was ook het hotel, even
eens van steen, den dans ontsprongen. Wel
iswaar waren balkons en ander houtwerk
zwart geblakerd, maai; het was nog bewoon
baar. Tegen zijn solide steenen muren leun
den de resten van de aangrenzende huizen.
Enkele waren reeds weer gereconstrueerd,
maar hoe? Leelijke vierkante blokken van
beton, zonder eenige versiering en gedekt
door gegolfd plaatijzer namen de plaats in j
van de vroegere mooie chalets. Een heele I
kolonie Italiaansche arbeiders was bezig
met den herbouw, terwijl de oorspronkelijke
bevolking tijdelijk elders onder was ge
bracht. Novel is door zijn ligging onmiddel
lijk onder de hooge rots meer dan eenige
andere plaats aan het gevaar van verwoes
ting blootgesteld. Gedurende den winter
verstoken van zonlicht, is het door sneeuw
geheel van de buitenwereld afgesneden. De
passage door de nauwe vallon is dan levens
gevaarlijk door de veelvuldige „arans", de
avalanches poussières, lawinen van mod-
dersneeuw, welke gepaard gaan met gewel
dige luchtverplaatsing, die alles raseert, los
rukt en meesleurt. Zelfs sterke vogels worden
in hun vlucht gegrepen en verplettend Her
haaldelijk is dit dorpje dan ook geteisteratf,
huizen werden vernield, menschen en vee
gedood, maar hardnekkig klemmen de be
woners zich vast. aan, dit verlaten plekje.
Na elke verwoesting werd het weer opge
bouwd. En zoo zullen ze hier op hun ge-
boortestëe blijven tot eindelijk een berg-
storting van den Grammont onvermijdelijk
een einde aan Novel zal maken. Misschien
pas na eeuwen, misschien reeds na jaren,
maar" het is met zekerheid te voorspellen,
dat de geweldige rotsmassa, die zich als
een voortdurende bedreiging onmiddellijk
er boven verheft, te eeniger tijd aanleiding
moet geven tot een catastrophe
In het hotel ,.du Grammont" vonden we
een gastvrij onthaal en eenvoudig maar
zindelijk logies. Veel plaats was er niet,
want bijna alles was door de Italianen in
beslag genomen. Buiten scheen de maan
over den scherpen rand der rotsen en ver
lichtte op fantastische wijze de toppen van
den Dent d'Oche en den Blapchard. Het
werd kil in de kloof. Binnen in de lage
gelagkamer, onder het schijnsel van pri
mitieve petroleumlampen, schaarden zich
nu de mannen om de lange tafels. Ondpr
leiding van één hunner, die den schoonen
naam droeg van Angelo. zetten de Italianen
een lied in. Eerst de Giovanezza, hartstoch
telijk en heftig, daarna tal van bekende,
meest sentimenteele volkszangen. Avanti
Angelo, ancora una canzonetta en op
nieuw weer een lied. Veelvuldiger werd de
vino nero aangesproken, rood er werden de
koppen, ongewondener de stemming. Smerig
zagen de kerels er uit, echte bandieten
tronies, maar stemmen, die fè dit alles
deden vergeten.
En lang nadat we onder de hanebalken
ons ter ruste hadden begeven, hoorden wr
nog dit zingen.
Don volgenden morgen vroeg uit de vee-
ren en on stap. Fen wegje door eenige
weiden. Hier en daar een kapelletje, een
houten kruis met bloemen versierd, een
oratorium, een kleine nis uitgehold in een
zwaren eik, waarin een simpel Madonna
beeldje met het Kindeke Jezus, roerend in
zijn naïviteit. In deze eenzaamheid, waar
een vallende steen, een onvoorzichtige be
weging de dood kan beteekenen. is voor den
menseh de steun van een vast geloof onont
beerlijk.
Een voetpad, Ingeloopen door generaties
van koeien, voert ons zigzag omhoog tus
schen twee steile naakte bergflanken
Nieuwsgierig dringt een groote troep rood
bonten lastig op. Gevloek en geschreeuw
van de herders en eenige welgemikte stee-
ren leert ze beleefdheid. AI grazende blij
ven ze spoedig achter, maar een kudde gei
ten, 't pad negeerend. direct tegen de rots
opklauterend, is ons weldra vóór. De zeker
heid, waarmede de koeien langs de scherpste
hellingen wandelen, wekt bewondering,
maar is niets in vergelijking met de hoogere
acrobatiek der geiten. Een paar uur zwoe
gen en we zijn in het zadel, de Col des
Vents. Tn een kom beneden ons het kleine
smaragdgroene Lac de Lovenex en vóór ons
nr eer dan duizend meter lager, als een saf
fier het diepblauwe Meer van Genève.
We moeten een weg zoeken tusschen losse
steenen op een zeer smalle, steile helling.
Volgens de kaart moest er een voetpad zijn,
maar dit schijnt bedolven onder de steenen
van bovenaf gerold. Minder prettig als je
toevallig zoo'n steenslag meemaakt. Hel
beste er niet aan te denken, maar zoo voor
zichtig mogelijk te trachten een paar hon
derd meter verder weer de vaste rots te be
reiken. Vlakbij loopen twee zeer verleide
lijk uitziende mooie paden. In Novel had
den ze ons echter daarvoor uitdrukkelijk
gewaarschuwd, want die paden voeren naar
een uiterste gevaarlijke helling, waar
terugkeer niet meer mogelijk is en verder
gaan voor menig ervaren alpinist de onder
gang is geweest". Le Tombeau des Alle-
mands", zooals deze passage genoemd
wordt sinds een groep Duitsche toeristen
daar in de diepte gleed en verpletterd werd,
staat terecht slecht aangeschreven.
De steenen gepasseerd, blijft de weg nog
moeilijk, maar absoluut gevaarloos, hoewel
lastig te vinden. Telkens stuit je tegen een
rots, die den doorgang schijnt te versper
ren. Maar goed uitkijkend, ontdek je opelis
iets hooger of lager opnieuw de voortzet
ting van het pad. Nog een stijging en daar
staan we op een tweede pas, de Col de
Lovenex. ruim tweeduizend meter hoog. Nu
hebben we de kale rots achter ons en be
gint gelukkig de daling naar de weiden. In
de diepte een groote plas, schijnbaar dicht
bij, maar het zijn nog twee zure uren voor
we er zijn. Na een halfuur begint weer het
bosch, waar we gezelschap krijgen van een
somberen herder en een levenslustigen koe.
De jongeling behandelt het beest niet
zachtzinnig en de steenen zijn helaas voor
het grijpen. Als we vernemen, dat de berger
acht uur bergop bergaf heeft moeten sjou
wen om dit koetje, dat zich een escapade
veroorlooft had om een vriend te ontmoe
ten, weer hortk te brengen, dan kunnen ws
het slechte humeur van den herder en de
weinig gekuischte termen, waarmede de
zondares aangesproken wordt, ten volle be
grijpen. De beek naast ons is langzamer
hand een schuimend riviertje geworden,
dat in een houtzagerij aan het werk wordt
gezet. We arriveeren bij een stukje van de
bewoonde wereld, een paar rustieke cha-
lers, een veestal, een liliputterig kerkje, ge
heel bedenkt door geschubd hout Onver
wachts opent zich het bosch en ligt voor
ons het wondere meer van Tannay. Een
wijde kristalheldere plas, ingesloten door
bosch en bergen. Vele honderden meters
rijzen de rotsmuren steil uit het water op
en waar de steen terug wijkt, dalen eeuwen^
oude dennen en groene weiden tot den
rand van het meer. Er staan slechts twee
gebouwen. Eén is een eenvoudige Valai-
saansche herberg, goed, zonder de minste
luxe, maar geheel aansluitend bij de om
geving. Het andere is een modern ingericht
hotel met veel comfort, maar 't i9 als een
vloek in dit sprookjesachtig landschap.
Met moeite rukken we na een korte rust
ons er van los. Je zoudt hier dagen willen
blijven. Maar we zijn op veertienhonderd
meter en hebben nog een lange tippel met
een daling van duizend meter naar het
warme Rhónedal voor den boeg. Zigzag
gaat het naar beneden met de meest afwis
selende uitzichten op de bergen van Valais,
de gletschers van het Berner Oberland en
de Rh'ónevallei.
De weg is lang en de steenen, waarmede
hij bezaaid is, worden een ware beproeving.
Zullen we den trein nog halen? De laatste
loodjes beginnen te wegen. De stoere
Friezin, die ons vergezelt op deze excursie,
zucht en beweert, dat het wandelen in
Friesland's dreven toch minder vermoeiend
is. Haar gang wordt verre van fier en in
haar houding is niets meer, dat herinnert
aan den Standfries. Ik begin te vreezen. dat
haar vermoeidheid ons parten zal spelen,
maar ziet, ze wordt onze redding. Want een
sledewagen rijdt ons achterop en de boe
ren, blijkbaar geroerd door de ellende van
de kreupel© jonkvrouw, laden ons gastvrij
op het hooi. En zoo, in triomf, doen we
onzen blijden intocht in Vouvry. drie mi-
muten vóór de trein binnenrolt.
Dr. KLAUS.
Genève, Augustus 1927,
door B. BAUDUIN.
De rei» naar Nederlandach-
Iadi8. Onze Hollandsche
booten vooraan. I» de tweede
klas ook nog „dettig". Het
reis-seizoen. Over zeeziekte»
zeezieken, pillen, ele.
Nu ik in de vorige kronieken aan het
einde onzer Molukken-reis heb vastgeknoopt
eeïiige beschouwingen over het vertrek uit
Indië. wordt mij uit den lezerskring de op
merking gemaakt, dat ik tot heden ver
zuimde om aandacht te wijden aan de reis
naar Nederlandsch-Indiê, Dat 19 volko
men waar, maar dit verzuim was in zoo
verre opzettelijk, omdat ik schroomde nog
eens weder te schrijven over een reis, die
reeds zoo ontelbare malen is beschreven.
De bovengenoemde opmerking en nadere
overweging doen mij besluiten dit stand.-»
punt te laten varen. Want het is even waar,
dat hij, die' het onderneemt om over het
leven van den Europeaan in Indië te schrijd
ven, over de reis naar Indië eigenlijk niet
geheel en al kan zwijgen, want zij is niet
slechts het begin van het Indische leven,
dat ik tot nu toe heb trachten te schilderen,
maar zij is in al van opzichten ook de daad^
werkelijke introductie. In een tijdsverloop
van drie tot vier weken wordt de reiziger
geleidelijk voorbereid op zijn nieuwen
levensstaat en ten deele reeds ingewijd in
de geheimen van het onbekende Oosten en
van het vreemde leven, dat hem wacht. In
zooverre zal de toekomstige" verbinding door
de lucht de ouderwet9che scheepsreis nim
mer kunnen vervangen. Want nu in onze
dagen de vliegmachine den afstand tus
schen moederland en Insulinde voor mail
en ondernemende passagiers telken9 op
nieuw weet te verkorten en we het beleven,
dat de eerste zakenman, weliswaar een
Amerikaansche millionair, doodnuchter een
vliegtuig chartert om het heele traject door
de lucht te volbrengen, nu behoeft men
waarlijk geen fantast te zijn om zich ee"n
niet meer verre toekomst te verbeelden,
waarin ook de gewone tropenganger door
familie en vrienden niet langer naar station
of zeekade wordt gebracht, maar naar het
vliegveld.
Zoo ver is het intusschen nog niet en
dus ben ik voorloopig up to date, wan
neet ik deze kroniek wijd aan de vaart
naar Indië over zee. Wie naar Indië gaat,
kiest als reisgelegenheid een boot van de
maatschappij ..Nederland" of van de „Rotn
terdamsohe Lloyd". Dat spreekt zoo onge
veer vanzelf. Het is geen chauvinisme, wat
daartoe beweegt. Reizende' Nederlanders
plegen daarvan geen overdreven last te
hebben en zich niet zelden spoedig te ver-,
gapen aan buitenlandse he heerlijkheid. Het
is eenvoudig eigenbelang, dat een onzer
twee' nationale lijnen doet kiezen. Zoowel
de eene als de andere hebben van oudsher
een alom verspreide reputatie van betrouw
baarheid, voortreffelijke verzorging, oer-
Hollandsóhe degelijkheid en netheid. Toch
is de buitenlandsche concurrentie niet ge-. t
heel uitgeschakeld. Wie' behagen schept in
cosmopolitisch gezelschap laat wel eens het
oog vallen op de groote Fransche stoom
vaartlijn, de Messageries Maritimes, wier
trotsche zeekasteelen van twintig duizend
to-n en grooter, van Marseille varen op het
verre Oosten en den reizigers voor Neder-
landsch-Indië tot Singapore brengen, wié
volop goedkoop wil reizen en daaraan iets
ten offer brengen, kiest 9oms de vracht
schepen met passagiers-accomodatie van de
Deutsch-Australische Dampfschiffgeselschaft
of de booten van den Nord-Deutschen Lloyd
of die van den Italiaanschen Lloyd Triës-
tino. Het is jammer, dat onze nationale
lijnen tot nog toe niet het middel hebben
weten te vinden om althans deze goedkoo-
pere buitenlandsche concurrenten den wind
uit de zeilen te nemen door hun eigen
passage-prijzen te verlagen. Die passage-
prijzen zijn ook nu nog, gezien de nood
zakelijkheid eener goede maar ook voor
alle beurzen bereikbare nationale verbin
ding tusschen moederland en de koloniën,
te hoog. Toch moet ik in dit verband wijzen
op het verkeerde inzicht van velen, die d?
groote reis naar Indië ondernemend, het
aan zichzelf verplicht meenen te zijn om
eerste klas te reizen. Niet zelden wordt
2—3