GENEESKUNDIGE BRIEVEN. Krabbels uit Zwitserland. INDISCHE KRONIEK, i ep initiatief zfclf van B. en W. wordt inge steld. Zij stellen dan ook voor deze alinea te schrappen ei?i daarvoor in de plaats te lezen: „De Raad "wijst tegelijk met het benoemen dletr leden uit dezen een voorzit ter aan." Ad art. 2, 1ste alinea. Zij aohten deze redactie veel te ruim. Immers er zullen maar betrekkelij'fc weinig besluiten geno men worden in de vergadering of in die van B. en'TJ/., waarbij niet personeelsaan gelegenheden „in den ruimsten zin" zijn betrokken en in al die gevallen zou dan het advies d/sr bedoelde commissie moeten worden gevraagd. De commissie zou daar mee een beheekenis krijgen, dde ver uitligt boven de 'bot-eekenis, die een zoodanige commissie behoort te hebben. B. en W. .stellen dan ook voor de woor den „personeelsaangelegenheden" in den ruimsten zinl" te schrappen en daarvoor te lezen „aruiverne personeelsaangelegen heden." Ad art. 3, alinea 1. Hier wordt aan de commissie imperatief den placht opge legd over allo zaken waarover zij advies Uitbrengt, eenst de organisaties te hooren. Op de eerste plaats lijkt B. en W. o:t overleg absoluut overbodig in vele geval len waarin de commassde voornemens is een gunstig advies uit te brengen en ten tweede lijkt hun dit een reeds bij voorbaat aan Ibanden leggen van. een raadscommissie, dat door niets wordt gemotiveerd. Al vindt de commissie zelf in een bepaald geval geen overleg noodig of gewenscht, is zij toch verplicht dit te hooiden. Het is een vrij, algemeen gevolgde gewoonte, dat een ver gadering zelf uitmaakt of zij qi dan niet voorlichting noodig heeft. En welke orga nisatie moet b.v. gehoord worden wanneer een bepaalde zaak betreft een ambtenaar, die niet is georganiseerd 1 B. en W. stellen voor aan deze alinea toe te voegen de woorden indien de com missie die wenschelijk acht." Ad art. 3, alinea 2. Het lijkt B. en W. Ibeter, dat niet het afdeelingsbestuuh van een bond, doch de Raadscommissie zelf uitmaakt of in een bepaald geval overleg zal worden gepleegd met het hoofdbestuur of met het afd.bestuur van een bond. Zij stellen voor deze alinea te schrappen en daarvoor te lezen: „De commissie kan op daartoe gedaan verzoek ook een lid of vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van de betrokken ambtenaars- of werklèe- denoTganisaties in de vergadering toe laten." Ad art. '4. Ten eind!© te bevorderen, dat de commissie steeds volledig voorge licht advies uitbriengt, kan naar de mee ning van B. en W. niet gemist worden een bepaling, die waarborgt, dat die betrokken diensthoofden steeds gehoord worden. Tenslotte stellen zij den Raad voor aan artikel 4 een vierde allinea toe te voegen, luidende als volgt: 4. Alvorens de commissie haar advies uitbrengt hoort zij het betrokken hoofd van dienst. Gevonden voorwerpen: 1 paar kousen, 1 zilveren poltood, 1 rijwielbelastingmerk, 3 portemonnaies met inhoud, 1 im. parel ketting, 1 rozenkrans, 1 duimstok, 1 zakje inh. gr. boonen, 1 badcostuum met hand doek, 1 hondenzweep, 1 mutsje, 1 rozen krans in étui, 1 damesrgwiel, 1 paar sokken, 1 mandje met breiwerk, 1 strandschop, 2 brillen, 1 mutsje (kant), 1 badboekje, 1 bruin hondje, 1 doos met zeep, 1 portefeuille met inhoud, 1 alpinemuts, 1 sliklap, 1 dameshandschoen, 1 sleutel, 1 haarkam, 2 handtaschjes met inhoud. Inlichtingen over bovenstaande voorwer pen worden aan het politiebureau te NoorA wjjk-Binnen verstrekt, uitsluitend iederen Woensdag en Zaterdag van 12 tot 1 uur. NOORDWIJKERHOUT. Op den nieuwen bitumen-weg moest een groole passagiers-auto van Lissone met 30 Teizigers een Fordje passeeren. Hierbij raakten de wielen van beide voertuigen elkaar, met het gevolg, dat het Fordje totaal werd ingedrukt. De 30 passagiers schoten door den schok voorover en werden hevig door elkaar geschud. Met hevig geweld sprongen er twee banden stuk. De chauffeur was het stuur van den grooten reiswagen niet langer meester en deze zakte van den weg af in het zand. Wonder boven wonder werd niemand ernstig gewond. De bagage der passagiers was overal in het rond ver spreid. Aanwezige geneesheeren brachten de rei zigers spoedig tot kalmte. Er werd naar Den Haag getelefoneerd om hulp en materialen. Laler werd de wagen gelicht De passagiers werden in voorbij gaande auto's opgenomen. Langen tijd was de drukke verkeersweg versperd. De collecte voor „Herwonnen Levens kracht" heeft in deze gemeente opgebracht ruim f 171. Het bouwen van een observatie-huisje op het perron van het station Hillegom werd door de directie der Ned. Spoorwegen opge dragen aan den aannemer H. Bouwmeester, alhier. Donderdagavond vergaderde de Oranje vereniging in café v. d. Berg. De feestcommissie zal spoedig een be zoek brengen bij de ingezetenen en vraagt allen hun beurs wijd te openen. Van de binnengekomen gelden zal het grootendeels afhangen, op welke wijze de volksfeesten zullen worden gehouden. OEGSTGEEST. Op het te Pernis gehouden muziekcon cours behaalde de N. Z. H. T. M. alhier in de groep Harmonie (4de afdeeling) een twee den prijs. Op uitnoodiging van de directie van hotel „Het Witte Huis" is gisteravond (Donderdag) door den heer A. Bos, oud- Europeesch kampioen voor amateurs, een wedstrijd gespeeld tegen onzen plaatsge noot, den heer C. Bakker. Na afloop gaf de heer Bos een serie kunst- stooten ten beste, waarmede hij veel succes oogstte, waarna de heer Van Ingen Sche- nau, als tolk der aanwezigen den heer Bos hartelijk dank zegde voor hetgeen hij dezen avond had geboden. RUNSBURG. Doordat de voor een brik gespannen hit op hol sloeg, viel de voerman C. van E. onder den wagen. Gelukkig kon het dieT, voordat ernstige ongevallen voorkwamen, worde ngegrepen. De voerman is per auto van T. naar zijn woning ve»rvoard, doch bleek er goed afge komen te zijn. SASSENHEIM. Wegen9 de verbouwing van de Gere formeerde Kerk, zal de dienst voor gerui- men tijd worden gehouden, voor 'n gedeelte der gemeente in „Concordia" en voor het andere deel in het tentoonstellingsgebouw, dat bijna klaar is. VALKENBURG. Burgerlijke Stand. Geboren: Grietje, d. van H. Booy en G. Zwiers. Tot groote vreugde van de jeugd wer den de brandbluschmiddelen beproefd. Velen kwamen met een nat pak thuis. Alles bleek gelukkig in goede conditie te zijn. WARMOND. Het heeft Warmond's fanfare mogen gelukken beslag te leggen op den lsten eere- prij£ op het concours te de Meern. Voorwaar een groot succes voor dit nog zoo jonge korps en hun directeur den heer M. Bolderdijk, daar dit reeds de derde maal is dat het korps een eereprijs behaalde. CONGRES VOOR OPENBARE GEZOND HEIDSREGELING. II. Eensgezinshuis, Rheumatiek- bestrijding. Ik moet beginnen met den verkeerden in druk weg te nemen, welken de laatste woorden van mijn vorigen brief, ofschoon niet bedoeld, zouden kunnen teweegbren gen omtrent het standpunt der geneeskun digen in 't algemeen tegenover den alcohol. Het was meer een reactie tegen het strenge standpunt, door dr. Van der Spek ingenomen, dan wel een verdediging van het alcoholisme, welke zoo deed spreken. Want duidelijk kwam bij allen naar voren de wensch, om de maatschappelijke nadee- len van het alcoholisme tegen te gaan. Het verschil zat meer in de methode. In de eerste plaats was niet ieder van oordeel, dat een matig alcoholgebruik individueel zoo groote schade veroorzaakt, dat het met alle macht moet worden tegengegaan En verder meende men, dat dwingende maat regelen eerst dan op hun plaats waren wan neer de gemeenschap er rijp voor geworden was. Maar de hoofdzaak, de gevaren van alcohol voor de volksgezondheid werden unaniem onderschreven. Het eengezinshuis. Het woning vraagstuk vraagt bijzondere aandacht door het verschijnsel van den laalsten tijd, dat de toeneming der bevolking in groote steden onevenredig groot is, terwijl de oplossing sterk bemoeilijkt is geworden door het on oordeelkundige bouwen gedurende de oor logsjaren, toen met betrekking tot het wo ningtype een soort anarchie heerschle. Opeenhooping van veel menschen op een beperkt grondgebied verhoogt uit den aard der zaak de vraag naar bouwgrond. Het natuurlijk gevolg is dan stijging van den prijs der bouwterreinen. En even natuurlijk is het ,dat men een uitweg zocht door uit breiding in de hoogte in plaats van in de breedte. Onwillekeurig denken wij hierbij aan New-York met haar wolkenkrabbers. Maar ook in onze steden, is het vraagstuk actueel en wanneer den vreemdeling in Am sterdam of Rotterdam de nieuw gebouwde wijken worden getoond, dan ziet hij ook daar bouwblokken, meer of minder fraai voor het oog, maar zonder uitzondering herinnerend aan kazernes, waar soms honderden men schen in worden samengepakt Inderdaad een scherpe tegenstelling met de nog zoo dikwijls gehoorde meening, dat de Hollan der voor den Engelschman niet onder doet in zijn gehechtheid aan het motto: „My house is my castle". In het algemeen beslaat er wel geen ver schil van opinie in zooverre, dat het een gezinshuis als het meest begeerepswaard wordt beschouwd. Wie het meergezinshuis verdedigt, doet dat op economische gronden, de bouw kan betrekkelijk goedkooper ge schieden; het moderne maatschappelijke le ven, waardoor man en vrouw dikwijls beide buitenshuls hun werk hebbèn, geeft aanlei ding tot gezamenlijk voorzien in verschil lende maatschappelijke behoeften, zoodat 't niet een9 blijft bij samenwonen in één groot gebouw, maar dat coöperatief wordt voor zien in verwarming, keuken, wasch- en badgelegenheid, tuin, tot eetzalen en baby- bewaarplaatsen toe. De bezwaren worden dan licht geacht en naar den wensch der bewoners wordt gewoonlijk niet eens ge vraagd. Maar we mogen veilig aannemen, dat de overgroote meerderheid van hen, die in die groote bouwblokken hun intrede ne men, niet voor hun plezier, maar omdat zij niets anders vinden kunnen en door den nood gedwongen zich tevreden stellen met hetgeen hun daar aangeboden wordt. En als het niet anders kan, ja, dan blijft er ook niet anders over dan te berusten en wij moeten toegeven, dat aan vele eischen van gemak en hygiëne door doelmatige bouw en inrichting kan worden tegemoet gekomen. Maar als het niet noodig is, als de moge lijkheid ook voor wat anders bestaat, ja, dan verandert de zaak. En het is een groote ver dienste van de prae-adviseur Ir. Van der Kaa, dat hij met kracht heeft betoogd, in de eerste plaats, dat ook in de groote sleden ruimte is voor eengezinswoningen, in de tweede plaats, dat, hoe mooi men het ook poogt voor te stellen, de eengezinswoning, uit volkshygiënisch oogpunt verre te ver kiezen is. Zelf gaf hij toe, dat bewijzen dikwijls moeilijk te leveren zijn. Indien met het klimmen der étages gelijkmatig tevens bet sterftecijfer aan tuberculose in de hoogte gaat, dan mag dit geen direct bewijs heeten voor de stelling, dat die hoogste étages slechtere woningen zijn en als zoodanig de tuberculose bevorderen. Daarbij kunnen immers tal van andere factoren, zooals bijv. de soort bewoners, een rol spelen. In elk opzicht zijn de cijfers toch wel sprekend. Dit betreft de temperatuur. In warme dagen worden die groote bouwblok ken sterk verhit en koelen 's nachts slechts slechts weinig af. Het is bekend, dat kinde ren, met name zuigelingen, zeer gevoelig zijn voor hoogtetemperatuur. Het gevolg be staat dikwijls in maag- en darmziekten. En werkelijk zien wij gedurende heete dagen, juist op de hooge étage's de zoo beruchte kinder-diarrhee in den regel toenemen. Voegen wij hierbij het gemis aan tuin, de moreele nadeelen van één trap met portalen voor meerdere gezinnen, dan kunnen wij niet anders dan den inleider toewenschen, dan zijn denkbeelden in praktijk worden gebracht, omdat blijkt, dat technische en oeconomische bezwaren geen overwegend beletsel zijn om den aanbouw van meer eengezinswoningen, ook in de groote ge meenten, te bevorderen. Rheumatiekbestrijding. De volgende inleider, dr. Van Eeden, zou als overgang hebben kunnen beginnen met er op te wijzen, dat bij het bouwen van een gezinswoningen vooral gezorgd moet wor den, dat deze voldoende droog zijn, om een van de oorzaken voor rheumatiek na te gaan. Over de rheumatiek zelf en de wijze van bestrijding werd in het praeadvies ech ter weinig gezegd en evenmin in de monde linge toelichting. Hoofdzakelijk werd behan deld de organisatie der rheumatiekbestrij ding en hiertoe bepaalde zich, voor zoover dit woord gebruikt mag worden, eveneens het bebat. Want de eenige, die het woord nam, was de bekende Jan van Zutphen, voorzitter van het koperen-stelen-fönds. Dit kwam zoo. De praeadviseur was nogal te velde getrokken tegen den maandelijkschen kroniekschrijver in het tijdschrift voor sociale hygiëne, die z.i. op ontoelaatbare wijze over de op te richten consul tatie- bureaux voor rheumatiek had geschreven. De praeadviseur sprak er zelfs zijn verwon dering over uit, dat de redactie deze opmer kingen zonder protest had geplaatst. De redacteur van genoemd tijdschrift ver dedigde zich met een grap, zeggende, dat de bedoeling van den schrijver geweest was den praeadviseur uit zijn tent te lokken en dat hij hierin volkomen geslaagd was. Maar door dit antwoord werd Jan van Zutphen uit zijn tent gelokt, die op zijn bekende ma nier een gloedvol betoog hield over het nut dat de consultatiebureaux voor tuberculose hebben opgeleverd en zijn verwachting, dat het met de rheumatiek juist zoo zou gaan. zijn uitval aan het slot tegen de artsen, die bij de oprichting dier bureaux eer tegen dan meewerken, kon zeker niet voor iederen arts verdiend heeten. Maar dat er onder de artsen zijn, wien deze schoen past, is zeker. Het is te hopen, dat deze de schoen ook zul len aantrekken. H. A. S. Lange jaren geleden, in den tijd der toen maals zoo populaire „glaasjes tenten" kreeg ik een optika. 't Was een toestel, waarin door een samenstel van spiegels en lenzen een stereoscopisch beeld gevormd werd van een erin gelegde leekening. Een der bijbe- hoorende plaatjes stelde een berglandschap voor. Een dorp met weiden vol veelkleurige bloemen. Op een heuvel in het midden stond een wit kerkje met rijkelijk vergulden toren. Omgeven door bloeiende kerseboo- men. Rondom hooge rotsen met watervallen, die zich in het dal stortten. Aan den voet der rotsen een troep koeien en een herder, zich en het vee met een alpenhoorn amu- seerend. Daarboven een paar gemzen vol belangstelling voor het concert en ter com pleteering in de lucht een adelaar. Dit alles in de schelste kleuren. Iets mooier was niet denkbaar. Volgens het onderschrift was dit „het schoone dorp Novel in de woeste kloof van de Morge". Deze schilderij maakte een onuitwischbaren indruk op mij en ik geloof zelfs, dat ik daarin de oorsprong van mijn passie voor het gebergte te zoeken heb. Sind9 mijn verblijf alhier spookte dat Novel mij opnieuw door het hoofd. En zoo ge schiedde het, dat op een zomermiddag wc ons bevonden te St. Gingolph, het uitgangs punt voor de Gorge de Novel. Langs de in de diepte slroomende grensrivier de Morge schreden we omhoog door de nauwe kloof tusschen den Grammont en den Blanchard, afgesloten door den Dent d'Oche. Nauw is die Gorge, zoo nauw, dat van midden No vember tot half Januari geen zonnestraaltje er kan binnendringen. De 19de Januari, de dag, dat voor het eerst de zon weer zicht baar wordt, is dan ook een feest voor heel Novel. We naderden met hooggespannen verwachting het einde der kloof, waar Novel zich moest bevinden. Welk een teleurstel ling. Van het prachtige dorp, van het plaatsje niets meer dan een ruïne. In één uur was het door een brand in de asch ge legd. Rond het witte steenen kerkje, dat gespaard was gebleven, slechts de treurige overblijfselen van de voormalige zöo schil derachtige houten huizen. Gebladerde stuk ken van de steenen onderlaag, waartua- schen verkoold hout, scherven glas, krom getrokken ijzeren staven van een ledikant en ander huisraad. Een intragisch gezicht Behalve de kerk was ook het hotel, even eens van steen, den dans ontsprongen. Wel iswaar waren balkons en ander houtwerk zwart geblakerd, maai; het was nog bewoon baar. Tegen zijn solide steenen muren leun den de resten van de aangrenzende huizen. Enkele waren reeds weer gereconstrueerd, maar hoe? Leelijke vierkante blokken van beton, zonder eenige versiering en gedekt door gegolfd plaatijzer namen de plaats in j van de vroegere mooie chalets. Een heele I kolonie Italiaansche arbeiders was bezig met den herbouw, terwijl de oorspronkelijke bevolking tijdelijk elders onder was ge bracht. Novel is door zijn ligging onmiddel lijk onder de hooge rots meer dan eenige andere plaats aan het gevaar van verwoes ting blootgesteld. Gedurende den winter verstoken van zonlicht, is het door sneeuw geheel van de buitenwereld afgesneden. De passage door de nauwe vallon is dan levens gevaarlijk door de veelvuldige „arans", de avalanches poussières, lawinen van mod- dersneeuw, welke gepaard gaan met gewel dige luchtverplaatsing, die alles raseert, los rukt en meesleurt. Zelfs sterke vogels worden in hun vlucht gegrepen en verplettend Her haaldelijk is dit dorpje dan ook geteisteratf, huizen werden vernield, menschen en vee gedood, maar hardnekkig klemmen de be woners zich vast. aan, dit verlaten plekje. Na elke verwoesting werd het weer opge bouwd. En zoo zullen ze hier op hun ge- boortestëe blijven tot eindelijk een berg- storting van den Grammont onvermijdelijk een einde aan Novel zal maken. Misschien pas na eeuwen, misschien reeds na jaren, maar" het is met zekerheid te voorspellen, dat de geweldige rotsmassa, die zich als een voortdurende bedreiging onmiddellijk er boven verheft, te eeniger tijd aanleiding moet geven tot een catastrophe In het hotel ,.du Grammont" vonden we een gastvrij onthaal en eenvoudig maar zindelijk logies. Veel plaats was er niet, want bijna alles was door de Italianen in beslag genomen. Buiten scheen de maan over den scherpen rand der rotsen en ver lichtte op fantastische wijze de toppen van den Dent d'Oche en den Blapchard. Het werd kil in de kloof. Binnen in de lage gelagkamer, onder het schijnsel van pri mitieve petroleumlampen, schaarden zich nu de mannen om de lange tafels. Ondpr leiding van één hunner, die den schoonen naam droeg van Angelo. zetten de Italianen een lied in. Eerst de Giovanezza, hartstoch telijk en heftig, daarna tal van bekende, meest sentimenteele volkszangen. Avanti Angelo, ancora una canzonetta en op nieuw weer een lied. Veelvuldiger werd de vino nero aangesproken, rood er werden de koppen, ongewondener de stemming. Smerig zagen de kerels er uit, echte bandieten tronies, maar stemmen, die fè dit alles deden vergeten. En lang nadat we onder de hanebalken ons ter ruste hadden begeven, hoorden wr nog dit zingen. Don volgenden morgen vroeg uit de vee- ren en on stap. Fen wegje door eenige weiden. Hier en daar een kapelletje, een houten kruis met bloemen versierd, een oratorium, een kleine nis uitgehold in een zwaren eik, waarin een simpel Madonna beeldje met het Kindeke Jezus, roerend in zijn naïviteit. In deze eenzaamheid, waar een vallende steen, een onvoorzichtige be weging de dood kan beteekenen. is voor den menseh de steun van een vast geloof onont beerlijk. Een voetpad, Ingeloopen door generaties van koeien, voert ons zigzag omhoog tus schen twee steile naakte bergflanken Nieuwsgierig dringt een groote troep rood bonten lastig op. Gevloek en geschreeuw van de herders en eenige welgemikte stee- ren leert ze beleefdheid. AI grazende blij ven ze spoedig achter, maar een kudde gei ten, 't pad negeerend. direct tegen de rots opklauterend, is ons weldra vóór. De zeker heid, waarmede de koeien langs de scherpste hellingen wandelen, wekt bewondering, maar is niets in vergelijking met de hoogere acrobatiek der geiten. Een paar uur zwoe gen en we zijn in het zadel, de Col des Vents. Tn een kom beneden ons het kleine smaragdgroene Lac de Lovenex en vóór ons nr eer dan duizend meter lager, als een saf fier het diepblauwe Meer van Genève. We moeten een weg zoeken tusschen losse steenen op een zeer smalle, steile helling. Volgens de kaart moest er een voetpad zijn, maar dit schijnt bedolven onder de steenen van bovenaf gerold. Minder prettig als je toevallig zoo'n steenslag meemaakt. Hel beste er niet aan te denken, maar zoo voor zichtig mogelijk te trachten een paar hon derd meter verder weer de vaste rots te be reiken. Vlakbij loopen twee zeer verleide lijk uitziende mooie paden. In Novel had den ze ons echter daarvoor uitdrukkelijk gewaarschuwd, want die paden voeren naar een uiterste gevaarlijke helling, waar terugkeer niet meer mogelijk is en verder gaan voor menig ervaren alpinist de onder gang is geweest". Le Tombeau des Alle- mands", zooals deze passage genoemd wordt sinds een groep Duitsche toeristen daar in de diepte gleed en verpletterd werd, staat terecht slecht aangeschreven. De steenen gepasseerd, blijft de weg nog moeilijk, maar absoluut gevaarloos, hoewel lastig te vinden. Telkens stuit je tegen een rots, die den doorgang schijnt te versper ren. Maar goed uitkijkend, ontdek je opelis iets hooger of lager opnieuw de voortzet ting van het pad. Nog een stijging en daar staan we op een tweede pas, de Col de Lovenex. ruim tweeduizend meter hoog. Nu hebben we de kale rots achter ons en be gint gelukkig de daling naar de weiden. In de diepte een groote plas, schijnbaar dicht bij, maar het zijn nog twee zure uren voor we er zijn. Na een halfuur begint weer het bosch, waar we gezelschap krijgen van een somberen herder en een levenslustigen koe. De jongeling behandelt het beest niet zachtzinnig en de steenen zijn helaas voor het grijpen. Als we vernemen, dat de berger acht uur bergop bergaf heeft moeten sjou wen om dit koetje, dat zich een escapade veroorlooft had om een vriend te ontmoe ten, weer hortk te brengen, dan kunnen ws het slechte humeur van den herder en de weinig gekuischte termen, waarmede de zondares aangesproken wordt, ten volle be grijpen. De beek naast ons is langzamer hand een schuimend riviertje geworden, dat in een houtzagerij aan het werk wordt gezet. We arriveeren bij een stukje van de bewoonde wereld, een paar rustieke cha- lers, een veestal, een liliputterig kerkje, ge heel bedenkt door geschubd hout Onver wachts opent zich het bosch en ligt voor ons het wondere meer van Tannay. Een wijde kristalheldere plas, ingesloten door bosch en bergen. Vele honderden meters rijzen de rotsmuren steil uit het water op en waar de steen terug wijkt, dalen eeuwen^ oude dennen en groene weiden tot den rand van het meer. Er staan slechts twee gebouwen. Eén is een eenvoudige Valai- saansche herberg, goed, zonder de minste luxe, maar geheel aansluitend bij de om geving. Het andere is een modern ingericht hotel met veel comfort, maar 't i9 als een vloek in dit sprookjesachtig landschap. Met moeite rukken we na een korte rust ons er van los. Je zoudt hier dagen willen blijven. Maar we zijn op veertienhonderd meter en hebben nog een lange tippel met een daling van duizend meter naar het warme Rhónedal voor den boeg. Zigzag gaat het naar beneden met de meest afwis selende uitzichten op de bergen van Valais, de gletschers van het Berner Oberland en de Rh'ónevallei. De weg is lang en de steenen, waarmede hij bezaaid is, worden een ware beproeving. Zullen we den trein nog halen? De laatste loodjes beginnen te wegen. De stoere Friezin, die ons vergezelt op deze excursie, zucht en beweert, dat het wandelen in Friesland's dreven toch minder vermoeiend is. Haar gang wordt verre van fier en in haar houding is niets meer, dat herinnert aan den Standfries. Ik begin te vreezen. dat haar vermoeidheid ons parten zal spelen, maar ziet, ze wordt onze redding. Want een sledewagen rijdt ons achterop en de boe ren, blijkbaar geroerd door de ellende van de kreupel© jonkvrouw, laden ons gastvrij op het hooi. En zoo, in triomf, doen we onzen blijden intocht in Vouvry. drie mi- muten vóór de trein binnenrolt. Dr. KLAUS. Genève, Augustus 1927, door B. BAUDUIN. De rei» naar Nederlandach- Iadi8. Onze Hollandsche booten vooraan. I» de tweede klas ook nog „dettig". Het reis-seizoen. Over zeeziekte» zeezieken, pillen, ele. Nu ik in de vorige kronieken aan het einde onzer Molukken-reis heb vastgeknoopt eeïiige beschouwingen over het vertrek uit Indië. wordt mij uit den lezerskring de op merking gemaakt, dat ik tot heden ver zuimde om aandacht te wijden aan de reis naar Nederlandsch-Indiê, Dat 19 volko men waar, maar dit verzuim was in zoo verre opzettelijk, omdat ik schroomde nog eens weder te schrijven over een reis, die reeds zoo ontelbare malen is beschreven. De bovengenoemde opmerking en nadere overweging doen mij besluiten dit stand.-» punt te laten varen. Want het is even waar, dat hij, die' het onderneemt om over het leven van den Europeaan in Indië te schrijd ven, over de reis naar Indië eigenlijk niet geheel en al kan zwijgen, want zij is niet slechts het begin van het Indische leven, dat ik tot nu toe heb trachten te schilderen, maar zij is in al van opzichten ook de daad^ werkelijke introductie. In een tijdsverloop van drie tot vier weken wordt de reiziger geleidelijk voorbereid op zijn nieuwen levensstaat en ten deele reeds ingewijd in de geheimen van het onbekende Oosten en van het vreemde leven, dat hem wacht. In zooverre zal de toekomstige" verbinding door de lucht de ouderwet9che scheepsreis nim mer kunnen vervangen. Want nu in onze dagen de vliegmachine den afstand tus schen moederland en Insulinde voor mail en ondernemende passagiers telken9 op nieuw weet te verkorten en we het beleven, dat de eerste zakenman, weliswaar een Amerikaansche millionair, doodnuchter een vliegtuig chartert om het heele traject door de lucht te volbrengen, nu behoeft men waarlijk geen fantast te zijn om zich ee"n niet meer verre toekomst te verbeelden, waarin ook de gewone tropenganger door familie en vrienden niet langer naar station of zeekade wordt gebracht, maar naar het vliegveld. Zoo ver is het intusschen nog niet en dus ben ik voorloopig up to date, wan neet ik deze kroniek wijd aan de vaart naar Indië over zee. Wie naar Indië gaat, kiest als reisgelegenheid een boot van de maatschappij ..Nederland" of van de „Rotn terdamsohe Lloyd". Dat spreekt zoo onge veer vanzelf. Het is geen chauvinisme, wat daartoe beweegt. Reizende' Nederlanders plegen daarvan geen overdreven last te hebben en zich niet zelden spoedig te ver-, gapen aan buitenlandse he heerlijkheid. Het is eenvoudig eigenbelang, dat een onzer twee' nationale lijnen doet kiezen. Zoowel de eene als de andere hebben van oudsher een alom verspreide reputatie van betrouw baarheid, voortreffelijke verzorging, oer- Hollandsóhe degelijkheid en netheid. Toch is de buitenlandsche concurrentie niet ge-. t heel uitgeschakeld. Wie' behagen schept in cosmopolitisch gezelschap laat wel eens het oog vallen op de groote Fransche stoom vaartlijn, de Messageries Maritimes, wier trotsche zeekasteelen van twintig duizend to-n en grooter, van Marseille varen op het verre Oosten en den reizigers voor Neder- landsch-Indië tot Singapore brengen, wié volop goedkoop wil reizen en daaraan iets ten offer brengen, kiest 9oms de vracht schepen met passagiers-accomodatie van de Deutsch-Australische Dampfschiffgeselschaft of de booten van den Nord-Deutschen Lloyd of die van den Italiaanschen Lloyd Triës- tino. Het is jammer, dat onze nationale lijnen tot nog toe niet het middel hebben weten te vinden om althans deze goedkoo- pere buitenlandsche concurrenten den wind uit de zeilen te nemen door hun eigen passage-prijzen te verlagen. Die passage- prijzen zijn ook nu nog, gezien de nood zakelijkheid eener goede maar ook voor alle beurzen bereikbare nationale verbin ding tusschen moederland en de koloniën, te hoog. Toch moet ik in dit verband wijzen op het verkeerde inzicht van velen, die d? groote reis naar Indië ondernemend, het aan zichzelf verplicht meenen te zijn om eerste klas te reizen. Niet zelden wordt 2—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 10