ONRECHTMATIG BEZIT No. 20675 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 9 Augustus Tweede Blad Anno 1927 Gemeenteraad van Leiden. Opgeleff FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). Na ruim drie kwartier wordt de zitting heropend. Agenda. lo. Benoeming van een Curator van het Gymnasium. (159) Benoemd wordt prof. dr. J. A. J. Barge, met 22 stemmen, tegen 1 op den heer mr. E. J. M. H. Bolsius, 1 op den heer Simons en 2 iri blanco. 2o. Benoeming van een leeraar(es) in het Hoogduitsch aan het Gymnasium. (160) Benoemd wordt mej. C. M. de Haas, te Helmond, met 14 stemmen, tegen 12 op dep heer J. C. de Wilde, te Bussum. 3o. Benoeming van een onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het openbaar lager onderwijs. (161) Benoemd wordt de heer J. H. Koers, te Almelo, met 24 stemmen tegen 1 op den heer F. W. Wiegel, te Amsterdam en 1 van onwaarde. 4o. Benoeming van een Commissaris van de Gemeentelijke Bank van Leening. (162) Benoemd wordt de heer Th. B. J. Wil- mer met 22 stemmen, tegen 2 op den heer B. J. Huurman Dzn. en 1 blanco. 5o. Benoeming van een Stads-geneesheer tot 1 Januari 1928. (163) Benoemd wordt de heer P. J. M. Nie- mer, alhier met 18 stemmen, tegen 5 op den heer Janssen, 2 op den heer Simons en 1 blanco. 6o. Praeadvies op het verzoek van Prof. Dr. D. C, Hesseling, om ontslag als Curator van het Gymnasium. (164) Conform besloten. Mevr. v. ITALLIE dringt aan op be noeming van een vrouw, in de komende vacature. De VOORZITTER zegt, dat dit verzoek gericht moet worden tot het college van curatoren, niet tot B. en W. 7o. Praeadvies op het verzoek van Mej. B, C. G .Numan, om eervol ontslag als Directrice van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (165) Conform besloten. 8o. Praeadvies op het verzoek van A. Wisse, om eervol ontslag als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen. (166) Conform besloten. 9o. Praeadvies op het verzoek van H. W. Blote, om eervol ontslag als Stads-genees heer en als Schoolarts. (167) Conform besloten. lOo. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1926, van de Gemeentelijke Bank van Leening. (168) Goedgekeurd. ll-o. Balansen en Verlies- en Winstreke ningen, dienst 1926, van de Stedelijke Fa brieken van Gas en ElectriciteiL (168) Goedgekeurd. 12o. Suppletoire begrooting, dienst 1926, van de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Bhijngeest". (168) Goedgekeurd. 13o. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1926, van de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhnngeest." (168, De heer DUBBELDEMAN zegt, dat de commissie de balans nog niet behandeld heeft. Natuurlijk zal het accountantsonder zoek wel deugdelijk zijn wat de cijfers be treft, maar de commissie heeft z.i. meer RECLAME. 6697 dan de cijfers alleen te onderzoeken. Hij vraagt alsnog gelegenheid tot onderzoek. De VOORZITTER zegt de voordracht van de commissie zelf gekregen te hebben. De heer DUBBELDEMAN constateert, dat de rekening niet aan de commissie overgelegd is Hij zag althans maar een paar rijtjes cijfers, anders niet. Wethouder REIMERINGER zegt, dat de voorloopige balans door de commissie is goedgekeurd en deze balans is daaraan gelijk in wezen. De heer DUBBELDEMAN blijft er bij, er op wijzend hoe in particuliere bedrijven niet zooveel tijd benoodigd is voor balans maken, dat de commissie de balans niet heeft kunnen nagaan. De VOORZITTER: Het stuk van de commissie is 11 Juni gedateerd. De heer DUBBELDEMANEn toch heb ik de balans niet gezien. De V OORZITTER noemt dit een ernstige beschuldiging tegen voorzitter en secretaris der commissie. Wethouder REIMERINGER zegt, dat op de gebruikelijke wijze is gehandeld. De heer HEEMSKERK meent, dat de ba lans nti maar moet worden aangenomen. Laat de heer Dubbeldeman er volgende zitting desnoods op terugkomen. De heer DUBBELDEMAN acht het veel logischer het punt aan te houden en stelt dit voor. De heer WILBRINK meent, dat het juist is, dat vóór een rekening wordt overgelegd aan den raad, de desbetreffende commissie gehoord moet zijn, en daar dit hier blijk baar niet is geschied, zal hij voor het voor stel Dubbeldeman stemmen. Het voorstel Dubbeldeman wordt aange nomen met 196 stemmen. Tege'n de wethouders en de heeren Heemskerk en Mulder. 14o. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van het Grondbedrijf. (168) Goedgekeurd. 15o. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van den Gemeentelijken Reiniging»- en Ontsmetlingsdienst. (168) Goedgekeurd. 16o. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1926, van het Gemeentelijk Wasch- bureau. (168) Goedgekeurd. 17o. Begrooüng, dienst 1928, van den Keuringsdienst van Waren voor het distri :t Leiden. (157) Goedgekeurd. 18o. Voorstel lot aankoop van een stukie grond mét transformatorgebouwtje en toe gangspad aan de Leeuwerikslraat, Sectie P no 1457. (158) Conform besloten. 19o. Voorstel: a. tot het doen van afstand aan de Waalsch Hervormde gemeente van de rech ten op den toren van de Waalsche kerk b. tot het dopn van afstand aan de Ned. Hervormde gemeente van de rechten op den toren van de Pieterskerk en op dien van de Hooglandsche kerk; c. tot vaststelling van den desbetreffenden begroolingsstaat. (169) De heer EERDMANS heeft de gronden van dit voorstel niet kunnen bevroeden. Waarom moet aan een toestand, 130 jaar bestaande, nu opeens worden veranderd? De stukken geven in dit opzicht z. i. totaal geen houvast. We weten, dat de kwestie uitgaat van het College van B. en W., niet van de kerkbesturen. Zou het in de duurte kunnen zitten? Maar daarvan getuigen de stukken z. i. ook geenszins. In het belang der openbare diensten heeft men in 1798 juist willen houden de torens etc.. die daar toe dienen, terwijl de kerken aan de kerk besturen werden geschonken. Is het belang van de torens voor openb. diensten nu ge heel verdwenen? Spr. ontkent dit. Het ar chitectonisch mooie kan zoo ook verdwij nen, zie wat gebeurd is met den toren der R.-K. Kerk aan de Mare, die eigendom der R.-K. Kerk was en verwijderd is tot schade van het stadsschoon! Met het oog op de vliegdiensten etc, kan men ook nog niet weten welk nut hooge punten kunnen heb ben voor de gemeenschap. De VOORZITTER meent, dat de zaak voor zichzelf spreekt. Er is wel meer ge wijzigd dan de regeling van 17981 Het is voor de gemeente veel gemakkelijker van de zorg van de torens af te zijn, ook waar de torens zonder de kerk feitelijk niet be reikbaar zijn en dus de kerkbesturen altijd moeten worden gekend. Klokkenluiden etc. spelen niet meer de rol van vroeger. De kosten der reparaties waren bovendien vrij hoog. De kerkbesturen zullen de torens laten zooals ze zijn en in stand houden. Daarvoor is voldoende waarborg. Wethouder SPLINTER wijst op de groote kosten der reparaties als reden voor den wensch van B. en W. om van de zorg at te komen, waartoe de kerkbesturen zich welwillend hebben laten vinden.. De repa raties der Pieterskerk vielen b.v. f 2000 tegen en zoo zal het met zulke oude ge bouwen altijd zijn. Eerstdaags zou men 't weer zien bij de Hoogl. Kerk. De heer GROENEVELD voelt veel voor de bezwaren van den heer Eerdmans met het oog op de klokken. Zijn die van de ■gemeente, dan zullen zij misschien nog een9 den juisten tijd gaan aanwijzen. Anders vreest hij het ergste, gelet op den finan cieelpn toestand der kerk, vooral de Ned. Herv. De VOORZITTER: juist door dit voorstel komen er gaande uurwerken. Straks aan de Hoogl. Kerk. De heer HUURMAN erkent, dat veel wordt gevraagd voor de Kerk, maar men moet niet vergeten de massa, die door de Kerk geschiedt. En wat de uurwerken be treft. die aan de Oosterkerk gaat toch, altijd goed! Mevr. v. ITALLIE erkent de bezwaren van 2 meesters over één voorwerp en daar om steunt zii het voorstel van-B. en W. De heer EERDMANS wil nog de hoop uitspreken gezien de royaliteit van de ge meente. dat de kerken zullen bevorderen de instandhouding v?n architectonische monumenten. De heer WTLBRINK kan hiertegenover de verzekering geven, dat het de Kerk geld zal kosten, maar zij wil liever ook baas zijn in eigen huis. Vandaar dat zij accoord gaat met dit voorstel. Verder wijst hij er op, hoe de kerkbestu ren staan onder controle der commissie voor monumentenzorg. Z. h. st wordt het voorstel hierop aan genomen, 20o. Voorstel om de Commissie van Be heer over de gestichten .Endegeest, Voor geest en Rhijngeest" te machtigen de voor de aanschaffing van nieuwe waschmachines en voor de verdere inrichting van het waschhqis benoodigde gelden te betalen uit de voor de uitbreiding van het waschhuis enz. toegestane gelden en voorts uit de mid delen van het afschrijvings- en vernieu wingsfonds der gestichten. (170) Conform besloten. 21o. Voorstel inzake het toekennen van een bijdrage aan vereenigingen voor Zie- kenhuisvernleging. 'a (171) De heer WILMER kan zich vereenigen met het geven van een subsidie aan de Coöp. Vooruit over 1926 naast de Onder linge als zijnde niet in het nadeel van het algemeen belang. Moet echter ook over 1927 een subsidie worden verleend aan de Onderlinge en aan Vooruit? Hij meent als minderheid van de desbetreffende commissie van niet, daar er geen tekort is. De vereenigingen verdienen lof voor hun actie en finantieel beleid, doch z. i. verdient dit nog geen belooning door de gemeente in den vorm van een sub sidie, die slechts de reserves zou versterken, tets, waartoe de gemeente nog nimmer over ging en hij acht dit niet verantwoord. Eeii hinken op twee gedachten is spr. van B. en W. niet gewoon en dat doen zij hierin z.i. toch. Waarom zou er volgende jaren dan een reden zijn om de subsidie niet meer te geven? De heer GROENEVELD begint met de klacht, dat een raadslid op het stadhuis weinig in tel is, dit naar aanleiding van het hem als commissielid eerst door een ambte naar weigeren van gevraagde cijfers, tot de wethouder toestemming had gegeven. Waar blijft zoo het prestige van een com missielid tegenover een ambtenaar, zoo deze eerst met den weth. moet gaan conferee- ren? Voor een commissielid valt z.i. toch nooit iels te verbergen. RECLAME. 6708 Als ge geld betaalt voor linnen Accepteert ge dan katoen? Als ge geld betaalt voor cH&onja Moet ge 't niet met namaak doen! ey&anja.fyn van kwaliteit Munt steeds uit door zuiverheid. SPAART JUBILEUM-BONS.' GRATIS FIJNE OPTISCHE RANJA-GLAASJES EN KAARTEN VOOR OEN KLEURWED5TRJD EEN/GE CU2JCfrJBBIKANTC Hij vraagt een nadere verklaring van den wethouder over zoo'n behandeling. Van de Onderlinge kwam geen verzoek in. gelijk de wethouder zegt, op 13 Sept. 1923. Hij bestreed dat reeds vroeger en daarom eischt hij nu overlegging door den wethouder van dit stuk. Hte voorstel juicht hij toe, al betreurt hij hel traineeren, waar door ook een 1/2 jaar subsidie verloren gaat voor Vooruil. De heer Wilmer gaat z. i. van een ver keerde veronderstelling uit. Het gaat niet om subsidie, wel om het feit, dat de vereenigin gen betalen voor menschen, die anders ge middeld de gemeente f 2 zouden kosten per dag, dus om een restitutie. Het gaat ook niet aan een bij de begroo- ling al verleende subsidie aan de Onder linge nu maar in te trekken. De vereenigin gen hebben den steun trouwens ook nog wel noodig om haar grenzen te kunnen uitbrei den, hetgeen ten zeerste is gewenscht. De heer COSTER vraagt: hebben B. en W. het recht te weten hoe de reserves wor den belegd. De heer SCHONEVELD wijst er ook op hoe aan de Onderlinge al een subsidie over 1927 is toegestaan. Z. i. had overgelegd moe ten zijn een staat, aangevende hoeveel de vereenigingen voor de gemeenten hebben uilgespaard! De vereenigingen hebben onge veer het hoogtepunt bereikt en daarom ook juicht hij het voorstel van B. en W. toe om eerst nog ëens te kunnen afwachten, hoe het verder gaal. De heer MULDER slaat in hoofdzaak aan de zijde van den heer Wilmer. Billijk heid gebiedt subsidie aan „Vooruit" over 1926, maar hij is tegen subsidie over 1927, al "brengt hij de vereeniging alle hul de. Versterking der reserves acht hij on- noodig. Bij onvoorziene omstandigheden als een epiedmie bijv. zou de raad flink bijspringen. Hij houdt geen rekening met hetgeen de vereenigingen voor de gemeen te uitsparen, als niet ter zake dienende. De heer WILBRINK was destijds tegen subsidie aan zulke vereenigingen, waarvan hij hel groote sociale nut niet ontkent. In tegendeel. Om dit goede doel wil hij de vereenigingen, die op de subsidie voor 1927 rekenden, niet teleurstellen, al zal voor 1928 de kwestie nader onder de oogen moeten worden gezien. Wethouder MEYNEN zegt ook, dat de subsidie niet is als een prijs voor goed fi nancieren, doch een meehelpen aan ver sterking van reserves, zonder welke de vereenigingen niet kunnen bestaan. Op de subsidie van 1927 konden de vereenigingen toch ook rekenen, al zijn ze inderdaad op zegbaar, zoodat voor 1928 nader moet wor den overlegd. Wat den heer Groenevelt betreft, de ambtenaren vertegenwoordigende, den di recteur van den Geneesk. Dienst, die in- strqueties had gegeven zijn gegevens niet aan derden mee te deelen en daarom deed de ambtenaar goed eerst hem te vragen. Hij vraagt den raad of zoo de commissie er niet een is, niet van beheer doch slechts van advies. Op die data-kwestie zal hij niet nader ingaan, die is al uitvoerig genoeg destijds behandeld. Wethouder Sanders zal de vraag van den heer Coster beantwoorden. Wethouder SANDERS erkent het belang van die vraag. Het komt ook hem ge wenscht voor voortaan een dergelijke be paling op te nemen en daartoe stellen B. en W. nader voor: de voorwaarde 3o. sub C wordt gelezen als volgt: „dat van de gelden, bestemd voor het „reserve-fonds, een bedrag, gelijk staan- „de aan de over de verschillende jaren „genoten en nog genieten subsidie „wordt belegd in fondsen ten genoegen „van Burgemeester en Wethouders en „gedeponeerd bij den Gemeente-Ontvan ger, terwijl over die fondsen slechts „mag worden beschikt na bekomen „machtiging van Burgemeester en Wet houders." sub c. wordt d. De heer SCHüLLER verlangt, dat de wethouder den brief ter tafel zal brengen als door zijn partijgenoot geëischt. De heer WILMER erkent, dat de ver eenigingen de gemeente geld uitsparen, doch dit is geen reden voor subsidieening. Daartoe is toch ook noodig, dat de vereeni ging het noodig heeft. Anders zouden de armbesturen direct subsidie verdienen etc. Deze vereenigingen weten, dat zij de over heid achter zich hebben! Maar noodig heb ben zij het thans niet. Bij nader inzicht komt hij op zijn aanvankelijk voornemen terug en wil nog subsidie geven aan beide vereenigingen tot 30 Sept. 1927, ook al zou direct intrekken niets wreeds bevatten. (Geroep: Klein gedoe; 't gaat om drie maanden). Dat ontkent spr. en hij wil zijn idee terugnemen, zoo de heer Groeneveld zal stemmen voor opheffing der subsidie met 1 Jan 1928. De heer GROENEVELD leest uit de ver ordening op den geneesk. dienst voor, dat ten allen tijde de leden der commissie recht van inzage der cijfers etc. hebben. Daarbij zal hij het nu laten. Of is die verordening weer een vodje papier? Vooruitloopen op de gebeurtenissen kan spr. niet en daarom kan hij den heer W. geen toezeggingen doen, al erkent hij, dat de subsidies niet eeuwig behoeven te duren. Spr. protesteert tegen het rauwelings in den raad brengen van de voorgestelde wijzi ging van B. en W., al zal hij zich nu niet daartegen verzetten om de zaak niet weer op de lange baan Is schuiven. De heer HUURMAN acht ook het woord subsidie hier niet juist, 't i9 maar een bij drage gelet op den tijd, in Juli wilde de com missie in meerderheid niet meer terugne men, gelet ook op gewekte verwachtingen. Voor 1928 zal de kwestie echter geheel weer onder de oogen worden gezien. Het voorstel Wilmer acht hij een vooruitloopen op het exploitatiejaar, dat niet is te overzien. De heer WILMER acht aan de hand der reserves afwachten der exploitatie over 1927 heelemaal niet meer noodig. Hij doet een voorstel de subsidies nog slechts te verlee- nen tot 1 Jan. 1928. De heer SCHONEVELD dringt aan op overleg met de vereenigingen inzake de voorgestelde wijziging van B. en W. De VOORZITTER: Dat staat juist daarin. De heer SCHONEVELD vindt het toch ge wenscht, gelet op het onverwacht afkomen van deze wijziging. Hij verklaart zich nogmaals tegen het voorstel Wilmer. De heer ELKERBOUT heeft aanmerkin gen op de redactie van het jongste wijzi gingsvoorstel van B. en W., die hij aan B. Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. 39) HaaT eerste indruk was die van onver mengde bewondering voor Katya's onder- neming. Maar andere indrukken lieten niet op zich wachten. Dit was dus de verklaring van Panna Malkoffs wonderlijke verzwijging van de plaats waarheen zij zich begaf, van haar terughoudendheid bij hun laatste ge sprek. Wat een eigenaardig idee van haar om met zulke ernstige plannen op reis te gaan zonder aan haar schijnbaar vertrouw de kennis iets van haar voornemens te ver klappen! Het was toch wel spijtig voor haar ,dat zij zoo buiten het complot was ge laten, terwijl zij intusschen het eerste mid del was geweest om het in elkaar te zetten. Toen zij de zaken aldu9 had bekeken, kre gen de gedachten van Panna Rudowski om trent Katya een ietwat wrevelig karakter, gevolg van haar gevoeligheid en verergerd door dat zij mét haar tijd geen raad wist. Zij zat ook nu weer Ie peinzen in het wag- gelige tuinhuisje, zonder dat zij t naderend bezoek bemerkte Telkens vroeg zij zich af, gelijk zij trouwens geregeld deed, of er ooit iets dat aan een roman geleek in haar le ven zou komen Onwillekeurig sloeg zij de oogen op en zag een heer in een donkergroene uniform aan de andere zijde van het hek staan. „Goeden dag, Panna Rudowska! Zij sprong onmiddellijk op, door een pa- nischen schrik bevangen, daar haar het bezoek van een commissaris van politie op zijn minst even bedenkelijk toescheen als aan Nationka. Met een onderdanig en on zeker glimlachje op haar lippen ging zij naar de heining toe, intusschen haastig haar geweten onderzoekend op het punt van mógelijke overtredingen. Had zij wel voldoende er voor gewaakt geen speciaal Poolsche belangen aan te roeren en had zij wel verhinderd, dat er Poolsche volks liederen werden gezongen? Maar de vertegenwoordiger van het gezag die thans tegen de heining leunde, keek voor het oogenblik zoo vriendelijk als zij zich maar denken kon. Zijn hoed zoo be leefd mogelijk afnemend, informeerde hij op de innemendste wijze of zij reeds het laatste nieuws had gehoord. Daar hij toe vallig dezen kant uit moest, had hij bu dacht, dat zij misschien de avondbladen nog niet had ingezien en hij had daarom de vrijheid genomen enz. enz. NNeen. zij had niets gehoord, stotterde de schooljuffrouw, nog altijd in de war en er niets van begrijpend. „Er is weer een inspecteur van politie te Warschau doodgeschoten", d«*e de Klo- binski minzamer dan ooit mede. „Ik vrees, ik vrees zelfs heel erg, da' dit weer strengere maatregelen tot ond. rdruk- king ten gevolge zal hebben Wij hebben nog wel geen nieuwr orders gekregen, maar ongetwijfeld zijn zij onderweg. Ik meende goed te doen u een wur.r<J van waarschuwing te laten hooren In uw po sitie, nietwaar? kan men in deze dagen r.ief genoeg voorzichtigheid in acht nemen". „Dank u, u is werke'ijïc al te vriende lijk", prevelde Panna Rudowska „Kan men al te vriendelijk zijn.... tegenover een landgenoot?" vroeg Klobinski glimlachend, met een vriendelijke intona tie in zijn stem doende dalen. „O, maar...." „Wij zijn beiden trouwe dienaren van den Tsaar, ongetwijfeld, daar behoeven wij niet over te spreken. Maar kan zelfs de ver antwoordelijkheid van het ambt herinne ringen aan vroeger tijd geheel verstikken?" „Als ik gelegenheid had om u alleen te spreken, zou ik u een paar nuttige wen ken kunnen geven om gevaren te ontwij ken. Maar het is hier de openbare weg en het zou voor mij niet passend zijn om hier gezien te worden. Is dat niet een tuinhuisje, dat ik zie? Misschien is het wel veroorloofd?" Een oogenblikje later was hij door het nauwe hekje naar binnen geslipt en door den reeds met een rooden tint overtogen wilden wingerd beschermd tegen onbe scheiden blikken van mogelijke voorbij gangers. had hij zich verdekt opgesteld „Misschien is u wel verwonderd over mijn belangstelling in uw lot", merkte hij op, terwijl hij zijn mouwen zoo op de ruwhouten tafel legde, dat zij zoo min mo gelijk vuil werden. „Omdat wij elkaar maar zelden ontmoet hebben en nog zeldzamer gesproken nen- ben, denkt u ongetwijfeld, dat u een vreem de voor mij is. Maar dan denkt u toch verkeerd. Ik heb vaker gelegenheid gehad i op u te letten dan u denkt Mijn oog heeft op u gerust, Panna Rudkowska, en wat ik heb opgemerkt, heeft mij vervuld met een eerbied waaraan ik reeds lang uiting heb willen geven. Het zijn moeilijke tijden, wel ke wij doorleven, juffrouw en men moet niet alleen een sterk karakter, maar ook een groote dosis moed hebben zich daar- tusschen thuis te gevoelen zonder aan zijn plicht tekort te doen noch zijn teeder ge voelens geweld aan te doen. Maar dat is u wel gelukt, het doet mij een genoegen u dat te mogen zeggen". Onder den vriendelijken blik, dien hi] op haar liet rusten, kreeg zij een kleur van verrassing en genoegen en haar groote, wijde mond opende zich voor een dank baar glimlachje. „Van hJet eerste oogeblik, dat ik u zag, heb ik tot mezelven gezegd: dat is een karakter!" „Hoe kan u mij opgemerkt hebben?" fluisterde zij, aangenaam gestreeld, maar verlegen „Hoe zou ik u niet opgemerkt hebben, als ik niet met blindheid was geslagen? En ik ben niet blind, vooral niet voor den glans van dergelijk goud!" met een be scheiden maar onmiskenbaar gebaar naar haar kapsel. Waarom zooveel omwegen, waar hij recht op zijn doel had kunnen afgaan? De toon waarop zij met gedempte stem antwoordde:,, O. Pan Klobinski!" versterk te hem nog meer in de overtuiging, dat zich hier een geval voordeed, waarbij hij het zonder gevaar zoo dik mogelijk op kon leggen. En niet alleen zei ik tot mezelven: .Wat i een karakter! maar ik heb tevens gezegd: Wat moet die een leven leiden I Een leven van enkel werken en ontbloot van elke vreugde; het verbaast mij, dat zij het kan uithouden I" „Het is niet gemakkelijk," antwoordde I Panna Rudkowska met een zucht, vervuld door een hevig medelijden met zichzelve. „Zoolang Lubynia werd bewoond, brach ten de bezoeken van Panna Malkoff nog een lichtstraal op uw pad. Ik weet hoe hoog zij u waardeerde. Maar voor het oogenblik zijn zij gestaakt, hoewel zeker niet meer voor langen tijd. Het naderende einde van het mooie jaargetijde zal de reizigers wel weer spoedig doen terugkeeren. Het zou mij niet verwonderen, als u reeds van uw vrien din en beschermster een inlichting had ge kregen betreffende haar spoedigen terug keer." „O neen, Panna Malkoff schrijft mij nooitI" klonk het van de lippen van de schooljuffrouw met alle scherpte van een plotseling ontwaakte ergernis. „Hè, dat verwondert me. Ge scheent toch zoo dik bevriend met elkaar in den winter." „Ja, in den win ter f1 Maar nu is het zomer, en zij heeft het zeker druk met andere vrienden." „Ik wist niet, dat zij vrienden in Oosten rijk had." „Ze kan beproeven er vrienden te vinden, niet waar? Maar natuurlijk weet ik van niets, daar zij mij niet goed genoeg heeft gevonden om mij te raadplegen." (Wordfc vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5