ONRECHTMATIG BEZIT
No. 20675
LEIDSCH
DAGBLAD, Dinsdag 9 Augustus
Tweede Blad Anno 1927
Gemeenteraad van Leiden.
Opgeleff
FEUILLETON.
(Vervolg van gisteren).
Na ruim drie kwartier wordt de zitting
heropend.
Agenda.
lo. Benoeming van een Curator van het
Gymnasium. (159)
Benoemd wordt prof. dr. J. A. J. Barge,
met 22 stemmen, tegen 1 op den heer mr.
E. J. M. H. Bolsius, 1 op den heer Simons
en 2 iri blanco.
2o. Benoeming van een leeraar(es) in het
Hoogduitsch aan het Gymnasium. (160)
Benoemd wordt mej. C. M. de Haas, te
Helmond, met 14 stemmen, tegen 12 op dep
heer J. C. de Wilde, te Bussum.
3o. Benoeming van een onderwijzer in de
lichamelijke oefening bij het openbaar lager
onderwijs. (161)
Benoemd wordt de heer J. H. Koers, te
Almelo, met 24 stemmen tegen 1 op den
heer F. W. Wiegel, te Amsterdam en 1 van
onwaarde.
4o. Benoeming van een Commissaris van
de Gemeentelijke Bank van Leening. (162)
Benoemd wordt de heer Th. B. J. Wil-
mer met 22 stemmen, tegen 2 op den heer
B. J. Huurman Dzn. en 1 blanco.
5o. Benoeming van een Stads-geneesheer
tot 1 Januari 1928. (163)
Benoemd wordt de heer P. J. M. Nie-
mer, alhier met 18 stemmen, tegen 5 op
den heer Janssen, 2 op den heer Simons
en 1 blanco.
6o. Praeadvies op het verzoek van Prof.
Dr. D. C, Hesseling, om ontslag als Curator
van het Gymnasium. (164)
Conform besloten.
Mevr. v. ITALLIE dringt aan op be
noeming van een vrouw, in de komende
vacature.
De VOORZITTER zegt, dat dit verzoek
gericht moet worden tot het college van
curatoren, niet tot B. en W.
7o. Praeadvies op het verzoek van Mej.
B, C. G .Numan, om eervol ontslag als
Directrice van de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes. (165)
Conform besloten.
8o. Praeadvies op het verzoek van A.
Wisse, om eervol ontslag als leeraar aan de
Kweekschool voor onderwijzers en onder
wijzeressen. (166)
Conform besloten.
9o. Praeadvies op het verzoek van H. W.
Blote, om eervol ontslag als Stads-genees
heer en als Schoolarts. (167)
Conform besloten.
lOo. Balans en Verlies- en Winstrekening,
dienst 1926, van de Gemeentelijke Bank
van Leening. (168)
Goedgekeurd.
ll-o. Balansen en Verlies- en Winstreke
ningen, dienst 1926, van de Stedelijke Fa
brieken van Gas en ElectriciteiL (168)
Goedgekeurd.
12o. Suppletoire begrooting, dienst 1926,
van de gestichten „Endegeest, Voorgeest en
Bhijngeest". (168)
Goedgekeurd.
13o. Balans en Verlies- en Winstrekening,
dienst 1926, van de gestichten „Endegeest,
Voorgeest en Rhnngeest." (168,
De heer DUBBELDEMAN zegt, dat de
commissie de balans nog niet behandeld
heeft. Natuurlijk zal het accountantsonder
zoek wel deugdelijk zijn wat de cijfers be
treft, maar de commissie heeft z.i. meer
RECLAME.
6697
dan de cijfers alleen te onderzoeken. Hij
vraagt alsnog gelegenheid tot onderzoek.
De VOORZITTER zegt de voordracht
van de commissie zelf gekregen te hebben.
De heer DUBBELDEMAN constateert,
dat de rekening niet aan de commissie
overgelegd is Hij zag althans maar een
paar rijtjes cijfers, anders niet.
Wethouder REIMERINGER zegt, dat de
voorloopige balans door de commissie is
goedgekeurd en deze balans is daaraan
gelijk in wezen.
De heer DUBBELDEMAN blijft er bij,
er op wijzend hoe in particuliere bedrijven
niet zooveel tijd benoodigd is voor balans
maken, dat de commissie de balans niet
heeft kunnen nagaan.
De VOORZITTER: Het stuk van de
commissie is 11 Juni gedateerd.
De heer DUBBELDEMANEn toch heb
ik de balans niet gezien.
De V OORZITTER noemt dit een ernstige
beschuldiging tegen voorzitter en secretaris
der commissie.
Wethouder REIMERINGER zegt, dat op
de gebruikelijke wijze is gehandeld.
De heer HEEMSKERK meent, dat de ba
lans nti maar moet worden aangenomen.
Laat de heer Dubbeldeman er volgende
zitting desnoods op terugkomen.
De heer DUBBELDEMAN acht het veel
logischer het punt aan te houden en stelt
dit voor.
De heer WILBRINK meent, dat het juist
is, dat vóór een rekening wordt overgelegd
aan den raad, de desbetreffende commissie
gehoord moet zijn, en daar dit hier blijk
baar niet is geschied, zal hij voor het voor
stel Dubbeldeman stemmen.
Het voorstel Dubbeldeman wordt aange
nomen met 196 stemmen.
Tege'n de wethouders en de heeren
Heemskerk en Mulder.
14o. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van het Grondbedrijf.
(168)
Goedgekeurd.
15o. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van den Gemeentelijken
Reiniging»- en Ontsmetlingsdienst. (168)
Goedgekeurd.
16o. Balans en Verlies- en Winstrekening,
dienst 1926, van het Gemeentelijk Wasch-
bureau. (168)
Goedgekeurd.
17o. Begrooüng, dienst 1928, van den
Keuringsdienst van Waren voor het distri :t
Leiden. (157)
Goedgekeurd.
18o. Voorstel lot aankoop van een stukie
grond mét transformatorgebouwtje en toe
gangspad aan de Leeuwerikslraat, Sectie P
no 1457. (158)
Conform besloten.
19o. Voorstel:
a. tot het doen van afstand aan de
Waalsch Hervormde gemeente van de rech
ten op den toren van de Waalsche kerk
b. tot het dopn van afstand aan de Ned.
Hervormde gemeente van de rechten op den
toren van de Pieterskerk en op dien van de
Hooglandsche kerk;
c. tot vaststelling van den desbetreffenden
begroolingsstaat. (169)
De heer EERDMANS heeft de gronden
van dit voorstel niet kunnen bevroeden.
Waarom moet aan een toestand, 130 jaar
bestaande, nu opeens worden veranderd?
De stukken geven in dit opzicht z. i. totaal
geen houvast. We weten, dat de kwestie
uitgaat van het College van B. en W., niet
van de kerkbesturen. Zou het in de duurte
kunnen zitten? Maar daarvan getuigen de
stukken z. i. ook geenszins. In het belang
der openbare diensten heeft men in 1798
juist willen houden de torens etc.. die daar
toe dienen, terwijl de kerken aan de kerk
besturen werden geschonken. Is het belang
van de torens voor openb. diensten nu ge
heel verdwenen? Spr. ontkent dit. Het ar
chitectonisch mooie kan zoo ook verdwij
nen, zie wat gebeurd is met den toren der
R.-K. Kerk aan de Mare, die eigendom der
R.-K. Kerk was en verwijderd is tot schade
van het stadsschoon! Met het oog op de
vliegdiensten etc, kan men ook nog niet
weten welk nut hooge punten kunnen heb
ben voor de gemeenschap.
De VOORZITTER meent, dat de zaak
voor zichzelf spreekt. Er is wel meer ge
wijzigd dan de regeling van 17981 Het is
voor de gemeente veel gemakkelijker van
de zorg van de torens af te zijn, ook waar
de torens zonder de kerk feitelijk niet be
reikbaar zijn en dus de kerkbesturen altijd
moeten worden gekend. Klokkenluiden etc.
spelen niet meer de rol van vroeger. De
kosten der reparaties waren bovendien vrij
hoog. De kerkbesturen zullen de torens
laten zooals ze zijn en in stand houden.
Daarvoor is voldoende waarborg.
Wethouder SPLINTER wijst op de groote
kosten der reparaties als reden voor den
wensch van B. en W. om van de zorg at
te komen, waartoe de kerkbesturen zich
welwillend hebben laten vinden.. De repa
raties der Pieterskerk vielen b.v. f 2000
tegen en zoo zal het met zulke oude ge
bouwen altijd zijn. Eerstdaags zou men 't
weer zien bij de Hoogl. Kerk.
De heer GROENEVELD voelt veel voor
de bezwaren van den heer Eerdmans met
het oog op de klokken. Zijn die van de
■gemeente, dan zullen zij misschien nog een9
den juisten tijd gaan aanwijzen. Anders
vreest hij het ergste, gelet op den finan
cieelpn toestand der kerk, vooral de Ned.
Herv.
De VOORZITTER: juist door dit voorstel
komen er gaande uurwerken. Straks aan
de Hoogl. Kerk.
De heer HUURMAN erkent, dat veel
wordt gevraagd voor de Kerk, maar men
moet niet vergeten de massa, die door de
Kerk geschiedt. En wat de uurwerken be
treft. die aan de Oosterkerk gaat toch, altijd
goed!
Mevr. v. ITALLIE erkent de bezwaren
van 2 meesters over één voorwerp en daar
om steunt zii het voorstel van-B. en W.
De heer EERDMANS wil nog de hoop
uitspreken gezien de royaliteit van de ge
meente. dat de kerken zullen bevorderen
de instandhouding v?n architectonische
monumenten.
De heer WTLBRINK kan hiertegenover
de verzekering geven, dat het de Kerk geld
zal kosten, maar zij wil liever ook baas zijn
in eigen huis. Vandaar dat zij accoord gaat
met dit voorstel.
Verder wijst hij er op, hoe de kerkbestu
ren staan onder controle der commissie
voor monumentenzorg.
Z. h. st wordt het voorstel hierop aan
genomen,
20o. Voorstel om de Commissie van Be
heer over de gestichten .Endegeest, Voor
geest en Rhijngeest" te machtigen de voor de
aanschaffing van nieuwe waschmachines
en voor de verdere inrichting van het
waschhqis benoodigde gelden te betalen uit
de voor de uitbreiding van het waschhuis
enz. toegestane gelden en voorts uit de mid
delen van het afschrijvings- en vernieu
wingsfonds der gestichten. (170)
Conform besloten.
21o. Voorstel inzake het toekennen van
een bijdrage aan vereenigingen voor Zie-
kenhuisvernleging. 'a (171)
De heer WILMER kan zich vereenigen
met het geven van een subsidie aan de
Coöp. Vooruit over 1926 naast de Onder
linge als zijnde niet in het nadeel van
het algemeen belang.
Moet echter ook over 1927 een subsidie
worden verleend aan de Onderlinge en aan
Vooruit? Hij meent als minderheid van de
desbetreffende commissie van niet, daar er
geen tekort is. De vereenigingen verdienen
lof voor hun actie en finantieel beleid,
doch z. i. verdient dit nog geen belooning
door de gemeente in den vorm van een sub
sidie, die slechts de reserves zou versterken,
tets, waartoe de gemeente nog nimmer over
ging en hij acht dit niet verantwoord.
Eeii hinken op twee gedachten is spr. van
B. en W. niet gewoon en dat doen zij hierin
z.i. toch. Waarom zou er volgende jaren
dan een reden zijn om de subsidie niet
meer te geven?
De heer GROENEVELD begint met de
klacht, dat een raadslid op het stadhuis
weinig in tel is, dit naar aanleiding van het
hem als commissielid eerst door een ambte
naar weigeren van gevraagde cijfers, tot de
wethouder toestemming had gegeven.
Waar blijft zoo het prestige van een com
missielid tegenover een ambtenaar, zoo deze
eerst met den weth. moet gaan conferee-
ren? Voor een commissielid valt z.i. toch
nooit iels te verbergen.
RECLAME.
6708
Als ge geld betaalt voor linnen
Accepteert ge dan katoen?
Als ge geld betaalt voor cH&onja
Moet ge 't niet met namaak doen!
ey&anja.fyn van kwaliteit
Munt steeds uit door zuiverheid.
SPAART JUBILEUM-BONS.'
GRATIS FIJNE OPTISCHE RANJA-GLAASJES
EN KAARTEN VOOR OEN KLEURWED5TRJD
EEN/GE CU2JCfrJBBIKANTC
Hij vraagt een nadere verklaring van den
wethouder over zoo'n behandeling.
Van de Onderlinge kwam geen verzoek
in. gelijk de wethouder zegt, op 13 Sept.
1923. Hij bestreed dat reeds vroeger en
daarom eischt hij nu overlegging door den
wethouder van dit stuk. Hte voorstel juicht
hij toe, al betreurt hij hel traineeren, waar
door ook een 1/2 jaar subsidie verloren gaat
voor Vooruil.
De heer Wilmer gaat z. i. van een ver
keerde veronderstelling uit. Het gaat niet om
subsidie, wel om het feit, dat de vereenigin
gen betalen voor menschen, die anders ge
middeld de gemeente f 2 zouden kosten per
dag, dus om een restitutie.
Het gaat ook niet aan een bij de begroo-
ling al verleende subsidie aan de Onder
linge nu maar in te trekken. De vereenigin
gen hebben den steun trouwens ook nog wel
noodig om haar grenzen te kunnen uitbrei
den, hetgeen ten zeerste is gewenscht.
De heer COSTER vraagt: hebben B. en
W. het recht te weten hoe de reserves wor
den belegd.
De heer SCHONEVELD wijst er ook op
hoe aan de Onderlinge al een subsidie over
1927 is toegestaan. Z. i. had overgelegd moe
ten zijn een staat, aangevende hoeveel de
vereenigingen voor de gemeenten hebben
uilgespaard! De vereenigingen hebben onge
veer het hoogtepunt bereikt en daarom ook
juicht hij het voorstel van B. en W. toe om
eerst nog ëens te kunnen afwachten, hoe
het verder gaal.
De heer MULDER slaat in hoofdzaak
aan de zijde van den heer Wilmer. Billijk
heid gebiedt subsidie aan „Vooruit" over
1926, maar hij is tegen subsidie over 1927,
al "brengt hij de vereeniging alle hul
de. Versterking der reserves acht hij on-
noodig. Bij onvoorziene omstandigheden
als een epiedmie bijv. zou de raad flink
bijspringen. Hij houdt geen rekening met
hetgeen de vereenigingen voor de gemeen
te uitsparen, als niet ter zake dienende.
De heer WILBRINK was destijds tegen
subsidie aan zulke vereenigingen, waarvan
hij hel groote sociale nut niet ontkent. In
tegendeel. Om dit goede doel wil hij de
vereenigingen, die op de subsidie voor 1927
rekenden, niet teleurstellen, al zal voor
1928 de kwestie nader onder de oogen
moeten worden gezien.
Wethouder MEYNEN zegt ook, dat de
subsidie niet is als een prijs voor goed fi
nancieren, doch een meehelpen aan ver
sterking van reserves, zonder welke de
vereenigingen niet kunnen bestaan. Op de
subsidie van 1927 konden de vereenigingen
toch ook rekenen, al zijn ze inderdaad op
zegbaar, zoodat voor 1928 nader moet wor
den overlegd.
Wat den heer Groenevelt betreft, de
ambtenaren vertegenwoordigende, den di
recteur van den Geneesk. Dienst, die in-
strqueties had gegeven zijn gegevens niet
aan derden mee te deelen en daarom deed
de ambtenaar goed eerst hem te vragen.
Hij vraagt den raad of zoo de commissie
er niet een is, niet van beheer doch slechts
van advies.
Op die data-kwestie zal hij niet nader
ingaan, die is al uitvoerig genoeg destijds
behandeld.
Wethouder Sanders zal de vraag van
den heer Coster beantwoorden.
Wethouder SANDERS erkent het belang
van die vraag. Het komt ook hem ge
wenscht voor voortaan een dergelijke be
paling op te nemen en daartoe stellen B.
en W. nader voor:
de voorwaarde 3o. sub C wordt gelezen
als volgt:
„dat van de gelden, bestemd voor het
„reserve-fonds, een bedrag, gelijk staan-
„de aan de over de verschillende jaren
„genoten en nog genieten subsidie
„wordt belegd in fondsen ten genoegen
„van Burgemeester en Wethouders en
„gedeponeerd bij den Gemeente-Ontvan
ger, terwijl over die fondsen slechts
„mag worden beschikt na bekomen
„machtiging van Burgemeester en Wet
houders."
sub c. wordt d.
De heer SCHüLLER verlangt, dat de
wethouder den brief ter tafel zal brengen
als door zijn partijgenoot geëischt.
De heer WILMER erkent, dat de ver
eenigingen de gemeente geld uitsparen,
doch dit is geen reden voor subsidieening.
Daartoe is toch ook noodig, dat de vereeni
ging het noodig heeft. Anders zouden de
armbesturen direct subsidie verdienen etc.
Deze vereenigingen weten, dat zij de over
heid achter zich hebben! Maar noodig heb
ben zij het thans niet. Bij nader inzicht
komt hij op zijn aanvankelijk voornemen
terug en wil nog subsidie geven aan beide
vereenigingen tot 30 Sept. 1927, ook al zou
direct intrekken niets wreeds bevatten.
(Geroep: Klein gedoe; 't gaat om drie
maanden).
Dat ontkent spr. en hij wil zijn idee
terugnemen, zoo de heer Groeneveld zal
stemmen voor opheffing der subsidie met
1 Jan 1928.
De heer GROENEVELD leest uit de ver
ordening op den geneesk. dienst voor, dat
ten allen tijde de leden der commissie recht
van inzage der cijfers etc. hebben. Daarbij
zal hij het nu laten. Of is die verordening
weer een vodje papier?
Vooruitloopen op de gebeurtenissen kan
spr. niet en daarom kan hij den heer W.
geen toezeggingen doen, al erkent hij, dat de
subsidies niet eeuwig behoeven te duren.
Spr. protesteert tegen het rauwelings in
den raad brengen van de voorgestelde wijzi
ging van B. en W., al zal hij zich nu niet
daartegen verzetten om de zaak niet weer
op de lange baan Is schuiven.
De heer HUURMAN acht ook het woord
subsidie hier niet juist, 't i9 maar een bij
drage gelet op den tijd, in Juli wilde de com
missie in meerderheid niet meer terugne
men, gelet ook op gewekte verwachtingen.
Voor 1928 zal de kwestie echter geheel weer
onder de oogen worden gezien. Het voorstel
Wilmer acht hij een vooruitloopen op het
exploitatiejaar, dat niet is te overzien.
De heer WILMER acht aan de hand der
reserves afwachten der exploitatie over 1927
heelemaal niet meer noodig. Hij doet een
voorstel de subsidies nog slechts te verlee-
nen tot 1 Jan. 1928.
De heer SCHONEVELD dringt aan op
overleg met de vereenigingen inzake de
voorgestelde wijziging van B. en W.
De VOORZITTER: Dat staat juist daarin.
De heer SCHONEVELD vindt het toch ge
wenscht, gelet op het onverwacht afkomen
van deze wijziging.
Hij verklaart zich nogmaals tegen het
voorstel Wilmer.
De heer ELKERBOUT heeft aanmerkin
gen op de redactie van het jongste wijzi
gingsvoorstel van B. en W., die hij aan B.
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD.
Door Mr. G. KELLER.
39)
HaaT eerste indruk was die van onver
mengde bewondering voor Katya's onder-
neming. Maar andere indrukken lieten niet
op zich wachten. Dit was dus de verklaring
van Panna Malkoffs wonderlijke verzwijging
van de plaats waarheen zij zich begaf, van
haar terughoudendheid bij hun laatste ge
sprek. Wat een eigenaardig idee van haar
om met zulke ernstige plannen op reis te
gaan zonder aan haar schijnbaar vertrouw
de kennis iets van haar voornemens te ver
klappen! Het was toch wel spijtig voor
haar ,dat zij zoo buiten het complot was ge
laten, terwijl zij intusschen het eerste mid
del was geweest om het in elkaar te zetten.
Toen zij de zaken aldu9 had bekeken, kre
gen de gedachten van Panna Rudowski om
trent Katya een ietwat wrevelig karakter,
gevolg van haar gevoeligheid en verergerd
door dat zij mét haar tijd geen raad wist.
Zij zat ook nu weer Ie peinzen in het wag-
gelige tuinhuisje, zonder dat zij t naderend
bezoek bemerkte Telkens vroeg zij zich af,
gelijk zij trouwens geregeld deed, of er ooit
iets dat aan een roman geleek in haar le
ven zou komen
Onwillekeurig sloeg zij de oogen op en
zag een heer in een donkergroene uniform
aan de andere zijde van het hek staan.
„Goeden dag, Panna Rudowska!
Zij sprong onmiddellijk op, door een pa-
nischen schrik bevangen, daar haar het
bezoek van een commissaris van politie op
zijn minst even bedenkelijk toescheen als
aan Nationka. Met een onderdanig en on
zeker glimlachje op haar lippen ging zij
naar de heining toe, intusschen haastig
haar geweten onderzoekend op het punt
van mógelijke overtredingen. Had zij wel
voldoende er voor gewaakt geen speciaal
Poolsche belangen aan te roeren en had
zij wel verhinderd, dat er Poolsche volks
liederen werden gezongen?
Maar de vertegenwoordiger van het gezag
die thans tegen de heining leunde, keek
voor het oogenblik zoo vriendelijk als zij
zich maar denken kon. Zijn hoed zoo be
leefd mogelijk afnemend, informeerde hij
op de innemendste wijze of zij reeds het
laatste nieuws had gehoord. Daar hij toe
vallig dezen kant uit moest, had hij bu
dacht, dat zij misschien de avondbladen
nog niet had ingezien en hij had daarom
de vrijheid genomen enz. enz.
NNeen. zij had niets gehoord, stotterde de
schooljuffrouw, nog altijd in de war en er
niets van begrijpend.
„Er is weer een inspecteur van politie
te Warschau doodgeschoten", d«*e de Klo-
binski minzamer dan ooit mede.
„Ik vrees, ik vrees zelfs heel erg, da' dit
weer strengere maatregelen tot ond. rdruk-
king ten gevolge zal hebben Wij hebben
nog wel geen nieuwr orders gekregen,
maar ongetwijfeld zijn zij onderweg. Ik
meende goed te doen u een wur.r<J van
waarschuwing te laten hooren In uw po
sitie, nietwaar? kan men in deze dagen
r.ief genoeg voorzichtigheid in acht
nemen".
„Dank u, u is werke'ijïc al te vriende
lijk", prevelde Panna Rudowska
„Kan men al te vriendelijk zijn....
tegenover een landgenoot?" vroeg Klobinski
glimlachend, met een vriendelijke intona
tie in zijn stem doende dalen.
„O, maar...."
„Wij zijn beiden trouwe dienaren van
den Tsaar, ongetwijfeld, daar behoeven wij
niet over te spreken. Maar kan zelfs de ver
antwoordelijkheid van het ambt herinne
ringen aan vroeger tijd geheel verstikken?"
„Als ik gelegenheid had om u alleen te
spreken, zou ik u een paar nuttige wen
ken kunnen geven om gevaren te ontwij
ken. Maar het is hier de openbare weg en
het zou voor mij niet passend zijn om
hier gezien te worden. Is dat niet een
tuinhuisje, dat ik zie? Misschien is het
wel veroorloofd?"
Een oogenblikje later was hij door het
nauwe hekje naar binnen geslipt en door
den reeds met een rooden tint overtogen
wilden wingerd beschermd tegen onbe
scheiden blikken van mogelijke voorbij
gangers. had hij zich verdekt opgesteld
„Misschien is u wel verwonderd over
mijn belangstelling in uw lot", merkte hij
op, terwijl hij zijn mouwen zoo op de
ruwhouten tafel legde, dat zij zoo min mo
gelijk vuil werden.
„Omdat wij elkaar maar zelden ontmoet
hebben en nog zeldzamer gesproken nen-
ben, denkt u ongetwijfeld, dat u een vreem
de voor mij is. Maar dan denkt u toch
verkeerd. Ik heb vaker gelegenheid gehad i
op u te letten dan u denkt Mijn oog heeft
op u gerust, Panna Rudkowska, en wat ik
heb opgemerkt, heeft mij vervuld met een
eerbied waaraan ik reeds lang uiting heb
willen geven. Het zijn moeilijke tijden, wel
ke wij doorleven, juffrouw en men moet
niet alleen een sterk karakter, maar ook
een groote dosis moed hebben zich daar-
tusschen thuis te gevoelen zonder aan zijn
plicht tekort te doen noch zijn teeder ge
voelens geweld aan te doen. Maar dat is
u wel gelukt, het doet mij een genoegen
u dat te mogen zeggen".
Onder den vriendelijken blik, dien hi]
op haar liet rusten, kreeg zij een kleur
van verrassing en genoegen en haar groote,
wijde mond opende zich voor een dank
baar glimlachje.
„Van hJet eerste oogeblik, dat ik u zag,
heb ik tot mezelven gezegd: dat is een
karakter!"
„Hoe kan u mij opgemerkt hebben?"
fluisterde zij, aangenaam gestreeld, maar
verlegen
„Hoe zou ik u niet opgemerkt hebben,
als ik niet met blindheid was geslagen?
En ik ben niet blind, vooral niet voor den
glans van dergelijk goud!" met een be
scheiden maar onmiskenbaar gebaar naar
haar kapsel.
Waarom zooveel omwegen, waar hij
recht op zijn doel had kunnen afgaan?
De toon waarop zij met gedempte stem
antwoordde:,, O. Pan Klobinski!" versterk
te hem nog meer in de overtuiging, dat
zich hier een geval voordeed, waarbij hij
het zonder gevaar zoo dik mogelijk op kon
leggen.
En niet alleen zei ik tot mezelven: .Wat i
een karakter! maar ik heb tevens gezegd:
Wat moet die een leven leiden I Een leven
van enkel werken en ontbloot van elke
vreugde; het verbaast mij, dat zij het kan
uithouden I"
„Het is niet gemakkelijk," antwoordde
I Panna Rudkowska met een zucht, vervuld
door een hevig medelijden met zichzelve.
„Zoolang Lubynia werd bewoond, brach
ten de bezoeken van Panna Malkoff nog
een lichtstraal op uw pad. Ik weet hoe hoog
zij u waardeerde. Maar voor het oogenblik
zijn zij gestaakt, hoewel zeker niet meer
voor langen tijd. Het naderende einde van
het mooie jaargetijde zal de reizigers wel
weer spoedig doen terugkeeren. Het zou mij
niet verwonderen, als u reeds van uw vrien
din en beschermster een inlichting had ge
kregen betreffende haar spoedigen terug
keer."
„O neen, Panna Malkoff schrijft mij
nooitI" klonk het van de lippen van de
schooljuffrouw met alle scherpte van een
plotseling ontwaakte ergernis.
„Hè, dat verwondert me. Ge scheent toch
zoo dik bevriend met elkaar in den winter."
„Ja, in den win ter f1 Maar nu is het zomer,
en zij heeft het zeker druk met andere
vrienden."
„Ik wist niet, dat zij vrienden in Oosten
rijk had."
„Ze kan beproeven er vrienden te vinden,
niet waar? Maar natuurlijk weet ik van
niets, daar zij mij niet goed genoeg heeft
gevonden om mij te raadplegen."
(Wordfc vervolgd).