VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
No. 29.
Vrijdag 5 Augustus
Anno 1927
••Li 1 i i;*'*
lil lil
Wiet z'n Vieren op een
Eiland.
1 Naar het Engelsch van L. T. MEADE.
Beknopt bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
3)
Hoofdstuk IIL
In zee gedreven.
Een nacht, in een open bopt doorga
bracht, valt niet mee Hij kan kou-vatten
en rheumatiek ten gevolge hebben, en m
een warm land aLs Brazilië zelfs koorts.
Alle vier kinderen rilden en hun tanden
klapperden hoorbaa/r, vóór zij eindelijk tot
hun groote verlichting den dag zagen aan
breken.
Maar toen veranderde alles ook als bij
too verslag I De zee begon in het zonlicht
te schitteren, de golfjes dansten en de
temperatuur steeg. De kinderen waren blij,
dat de nacht voorbij was en spraken de
picnicmand weer eens aan. De zee had hen
hongerig gemaakt, maar zij waren er allen
toch van doordrongen, dat zij heel zuinig
met hun mondvoorraad moesten zijn; zelfs
Tony was niet gulzig.
Na him ontbijt genuttigd te hebben,
doopte Joke haar zakdoek in zee en waschte
zij haar gezicht en haar handen, welk voor
beeld onmiddellijk door de anderen gevolgd
Werd.
,,En nu moeten we zeker wachten, totdat
een schip ons oppikt vroeg Elly. „Als ik
niet zoo'n honger en nog veel meer dorst
had, zou ik het nog zoo erg niet vinden."
„Ik stel voor: een verbond te sluiten,"
zei Ferdinand nu, „een verbond, waarbij
xvi.i overeenkomen geen van allen over
honger en dorst te spreken. Wat zeg jij
daarvan, Joke?"
„Ik sluit mij er dadelijk bij aan/' ant
woordde Joke.
,,lk ook!" zei Elly.
,,Ik ook!" herhaalde Tony.
„Goed!" ging Ferdinand voort, „en daar
het zwijgen van Quick instemming betee-
kent, zijn wij het allen sa-men eens. Het
volgende, waarvoor wij moeten zorgen, is
het ons zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
De zonnewarmte doet ons op 't oogenblik
nog aangenaam aan, maar we moeten niet
vergeten, dat zij ons spoedig al te warm
zal worden. Ik stel daarom voor een zonne
tent te maken."
„O, Fer! Waar haal je die vandaan?"
vroeg Elly.
Ferdinand antwoordde lachend
„Het hangt grootendeels van Joke af.
Hoeveel katoen heb jij bij je, Joke?"
Joke haalde nu het stevige katoen uit
haar zak te voorschijn.
„Het is in ieder geval beter dan heele-
maal niets," zei Ferdinand.
„Toch niet veel beter," meende Joke.
„De zonnestralen zullen er al heel gauw
doorheen komen."
„Niet, als we het voortdurend nat hou
den/ 'hernam Ferdinand. „Dat moeten we
om beurten doem Laat ons maar dadelijk
aan het werk gaan."
Deze „tent" had natuurlijk gevaar kun
nen opleveren, als er wind geweest was,
doch daar het geheel windstil was, werden
de kinderen door dit gevaar niet bedreigd.
Zij zaten onder hun tent gedoken en maak
ten zichzelf en elkaar wijs, dat zij heel
gemakkelijk en gezellig zaten.
„De tent bewijst ons in twee opzichten
goede diensten", zei Joke, „ze houdt ons
koel en is een signaal voor het geval er
een schip in onze nabijheid mocht komen."
„Ik wou, dat die ellendige roeispaan niet
doormidden gebroken was," zei Ferdinand,
„dan hadden wij samen kunnen roeien. Nu
er geen wind meer is, lijkt het wei, of wij
stilliggen."
„Wat zijn we in den nacht ver in zee ge
dreven!" zei Joke nu. „Ik zie nergens
fand."
Zij hield haar hand boven haar oogen
om beter te kunnen zien.
„Maar daar zie ik toch Land!" riep zij
eindelijk uit en zij wees in de richting,
waar zij land meende te ontdekken.
„Ik geloof, dat je gelijk hebt," zei haar
broertje, „al ben ik er nog niet heelemaal
zeker van. 't Zou een uitkomst zijn, want
we drijven dien kant uit. Lk zou op dit
oogenblik alles willen geven voor mijn
verrekijker, dien ik thuis heb laten liggen.
Tony, zit stil alsjeblieft 1 Wat wordt het
al warm! We zullen moeten beginnen met
het katoen nat te houden, Joke."
„Laat ons het om beurten doen, Fer," zei
Joke. /Deze oude metalen kan van den
armen Jim kunnen wij uitstekend gebrui
ken om water op te halen. We hebben ge
lukkig nog een stuk touw over om er aan
te binden. Houd jij het „zeil" eerst een
tijdje nat, dan is het daarna mijn beurt."
De hitte nam al spoedig zóó in hevig
heid toe, dat Elly slaperig werd en Joke
en iWdinand al him krachten moesten in
spannen om hun werk niet op te geven.
Tony bleek nog het best tegen de warmte
te kunnen. Hij had de oogen voortdurend
gericht op de plek, waar de beide anderen
land meenden te onderscheiden. Na onge
veer twee uur kon Ferdinand het heerlijke
nieuws berichten, clat- zij de kust inderdaad
naderden.
„Waar wij ergens zijn, weet ik niet," zei
hij. „Als ik mijn kè-mpas maar bij me had!
Voor zoover ik op dien afstand zien kan,
is de kust heel steil."
,,'t Is misschien een verlaten eiland!"
riep Tony opgewonden uit. „O, dat wou
ik! Elly, wordt toch eens wakker I We zijn
in de nabijheid van land, npsschien wel van
een verlaten eiland. Kijk/, daar! Daar is
het!"
„Waar?" vroeg Elly, terwijl zij ver
schrikt om zich heen keek. „O, dat land
Maar dat is nog vreeselijk ver wegIk wou,
dat je mij niet wakker gemaakt had, Tony.
Ik heb het zoo verschrikkelijk warm eoi
mijn hoofd doet mij zoo'n pijn."
„Ga weer wat liggen, Elly, zei Joke nu.
„Leg je hoofdje maar op mijn sehoot, dan
zal ik je met een stuk krant koelte toe
waaien. Wordt het al wat beier? Fer
dinand, hoe lang denk je, dat het nog duren
zal, eer wij het land bereiken en zou het
een eiland zijn of niet?"
„Het zal in ieder geval nog uren duren,"
antwoordde Ferdinand. „De boot komt zoo
langzaam vooruit, nu we niets anders doen
dan drijven en er zoo goed als geen wind
is. Ik zou bijna wenschen, dat wij weer in
één van die stroomingen kwamen."
„Als we maar een tweede roeispaan
hadden," zei Joke. „Kun je van het hout,
dat je voor mijn naaidoos bij je hebt, en do
afgebroken roeispaan geen nieuwe maken?"
„Ik weet wat!" riep Ferdinand plotseling
uit. „Ik zal een stuk van de goede roeL
spaan afzagen en dat aan de andere vast
maken."
„Dat zou ik nooit doen," zei Joke. .want
met één roeispaan kunnen we nog een klein
eindje vooruit komen, maar als de goede
roeispaan ook bezwijkt, zijn we neelemaal
hulpeloos."
„Ja, daar heb je gelijk aan; ik zal dan
maar probeeren mij met deze stukken hout
te behelpen."
Hij ging nu ijverig aan den gang, terwijl
Tonv vol belangstelling naar zijn werk keek.
Elly bleef met een koortsachtig blosje op
haar wangen doorslapen en terwijl lok» de
oogen steeds op het land gericht hield, had
zij de grootste moeite ze open te houden.
„Wat zal er gebeuren, als wij het land
niet bereiken?" dacht zij. Maar net dap
pere meisje wilde wakker blijven en zei
tegen zichzelve.
„Ik wil niet, ik durf niet denken. Het
eenige, wat mij te doen staat, is er bij Fer
den moed in te houden."
Ferdinand was nu klaar met het ver
vaardigen van iets, dat op een roeispaan
moest gelijken. Bij kalme zee zou het mis
schien als zoodanig te gebruiken zijn Hij
stak het in den roeiklamp, greep de andere
roeispaan en begon te roeien. Dit was wer
kelijk een verlichting na de lange uren,
waarin hij niets had kunnen doen. Steeds
dichter kwamen zij bij de kust en eindelijk
konden de kinderen zich een voorstelling
van haar maken.
Zij zag er verre van aanlokkelijk uit.
Groote, steile rotsen stegen loodrecht uit
zee op. Er scheen nergens een baal of
inham te zijn. Zij zagen ten minste niets en
terwijl Ferdinand de beide roeispanen liet
rusten, kon hij niet nalaten een wanhopen-,
den blik naar zijn zusje te werpen.
„Hoe zullen wij ooit kunnen landen in
dit onherbergzaam oord?" was zijn onuit
gesproken gedachte. Joke las op zijn' ge
zicht. wat er in dit oogenblik in hem om-
gir.n
„Wij moeten niet al te dicht bij de kust
komen," zei zij, „onder water zullen ook
wel klippen zijn. Zie maar eens. hoe het
water kookt en bruist."
„Kunnen wij nog niet aan land stappen?"
vroeg Elly nu, terwijl zij de oogen op
sloeg. „0, ik word zoo verschrikkelijk stijf
in die benauwde boot en ik heb zoo'n vree-
selijken. Plotseling herinnerde zij zich
echter haar belofte, sloeg haar armen om
Joke's hals en barstte in tranen uit.
„Ferdinand," zei Joke nu, „laten wij onze
eenige flesch kostbaar drinkwater aanspre
ken en Elly een klein beetje water geven.
Huiljjiaar niet, Elly; je zult zien, dat je er
van opknapt."
Elly liet zich gewillig troosten en ver
troetelen. Het water al was het dan ook
nog zoo weinig verkwikte haar en zij
ging overeind zitten om naar de onher
bergzame kust te kijken.
Het kleine boolie onderging reeds den
invloed van de onstuimige golven in de
nabijheid der rotsen. Het schommelde on-,
rustbarend.