Verstandige man Ik wist datje ze zoudt gaan rooken! ONRECHTMATIG BEZIT No. 20667 LEIDSCH CAGBLAD, Zaterdag 30 Juli Tweede Blad BINNENLAND. Anno 1927 VIRGINIA FEUILLETON. Ie Zurich vond gisteren, in tegenwoor digheid van vele belangstellenden, de cre matie plaats van het stoffelijk overschot van prof dr R Magnus, hoogleeraar in de phar- macologie te Utrecht, die te Pontresina zoo plotseling is overleden. Als eerste spreker voerde prof. Kastner uit Hamburg het woord, die als vriend e* namens den Duitschen Psychologschen Boita sprak, waarna prof. Josselin de Jong na mens den senaat en de medische facaltsit van de universiteit te Utrecht sprak. Daar na spraken prof. Went namens de Kon. Academie \/or Wetenschappen te Amstïr- DE REORGANISATIE VAN DEN DIENST DER POSTERIJEN EN TELEGRAFIE. Mededeeling van den direc teur-generaal Voortgaande versobering is noodig Om zetting in bijkantoren. Hoewel de Minister van Waterstaat, zoo als bekend is, met het nemen van het meèïendeél der beslissingen inzake de reor ganisatie, behoudens onvoorziene omstan digheden wachten zal, totdat de Postraad is ingesteld en gelegenheid heeft gekregen over de desbetreffende voorstellen advies uit- te brengen, heeft de Directeur-Generaal het nuttig en gewettigd geacht aan de Com missie van Overleg enkele mededeelingen te doen betreffende de voornemens, die er bij hem thans bestaan met betrekking tot den aard der voorstellen, welke zullen zijn in te dienen en wel: a. om het personeel niet langer dan strikt noodig is in het onzekere te laten ten aan zien van de bedoelingen, die bij de Be drijfsleiding voorzitten met betrekking tot onderwerpen, die zijn positie ten nauwste raken; b. Omdat het voor de Bedrijfsleiding van belang is het personeel tijdig gelegenheid te geven zijn meening kenbaar te maken ©ver de richting, die bij het formuleeren der reorganisatie-voorstellen wordt inge slagen, en c. omdat het voor de verdere detailleering noodzakelijk kan zijn gegevens te verza melen en het wenschelijk is, bekend te kunnen stellen, welk -oei met het verzame len van die gegevens wordt beoogd. De mededeelingen laten de organisatie der centrale organen en van den Techni cian, dr. De Kleyn als vriend van den over ledene en als voorzitter van de Art-sen /er- eeniging te Utrecht, voorts prof. Storm van Leeuwen namens leerlingen ën oud-leerlin- g?n. Nog voerde het woord prof. Huebner uit Göttingen, namens de Duitsche Phar- maeologische Vereeniging, prof. Hesc£ na mens de medische faculteit te Zürich en de heer Schenk namens de ütrechtsche stu denten. Onder de aanwezigen merkten wjj, aid is te „Tel." nog op prof. Lameris en dr. Rade- rnaker uit Utrecht en dr. Ariëns Kappers uit Amsterdam. schn Dienst buiten beschouwing en bepalen zich derhalve in hoofdzaak tot den kan toordienst. Ten aanzien daarvan bevatten zij slechts enkele belangrijke vraagpunten, die le zijner tijd aangevuld zullen worden. Ook aangaande de wel behandelde onderdeelen zullen, voor zooveel noodig, te zijner tijd uitvoeriger mededeelingen volgen, die ge legenheid zullen geven tot meer gedetail leerde beoordeeling. De leidende gedachte is, dat beschouwing van den algemeenen toestand van het Be drijf tot de conclusie voert, dat noodig zijn en zulks niet alleen in den kantoor dienst a. voortgaande versobering van de in richting van den dienst waartoe ook be hoort beperking tot het noodzakelijke van de eischen omtrent ontwikkeling en vak kennis, die aan het personeel gesteld worden; b. verdere rationaljseering; c. vereenvoudiging van de personeelorga- nisatie; een en ander met in achtneming van wenschelijkheid. d. eener zoodanige benutting van het personeel, dat van ieders individueele kwa liteiten het best mogelijke gebruik wordt gemaakt, hetgeen medebrengt: e. behoud op opening van goede voor uitzichten voor iedere groep; f. eerbiediging zooveel mogelijk van in dividueel verkregen aanspraken, met dien verstande, dat bestaande vooruitzichten slechts in beperkte mate-als aanspraken worden beschouwd. Deze gedachte is voor de navolgende pun ten. den kantoordienst betreffende, nader uitgewerkt: 1. Tot de versobering van de inrichting j van den dienst behoort het voortschrijden i op den weg ter vereenvoudiging van kan toren en verdere P. T. T. inrichtingen, voor zoover zulks mogelijk is zonder tekort te doen aan de goede vervulling van 'de taak van den dienst. 2. Verdere uitbreiding zal daartoe worden gegeven aan het instituut der agentschappon, do omzetting van hulpkantoren in stations en de omzetting van hoofdkantoren in hulp kantoren, voor zoover zulks bij nader onder zoek mogelijk zal blijken. 3. Omzetting in bijkantoren is bedoeld op bepeikte schaal naar een norm, waarin als hoofdfactor geldt het karakter van de plaats van vestiging ten opzichte van een nabij gelegen stad, waarmede ze economisch en ook uit een bedrijfsoogpunt is verbonden. 4. Overigens zal voor de kleinere hoofd kantoren de besparing, die met de voor genomen omzetting in bijkantoren beoogd woed, benaderd worden door, waar nog mo gelijk, de directeuren van die kant-oren aan den loopenden dienst te laten deelnemen. 5. Na vaststelling der personeelsregelin gen zal zoo spoedig ipogelijk openstelling voor sollicitatie van de vacant zijnde kan toren, die voorshands niet voor omzetting in hulpkantoor of bijkantoor in aanmerking karnen, plaats hebben 6. De rang van loorknecht blijft ge handhaafd met beperkte formatie. 7. Voor bevordering tot assistent en con ducteur zal de leeftijdsgrens op "30 jaar wor den gesteld. 8. Splitsing in 2 rangen van deze groepen zal vervallen. C. Bevorderd zal worden, dat het bereik bare eindsalaris zal liggen tussc-hen de eind- saiarissen der assistenten (conducteurs) en dia der assistenten 1ste klasse (conducteurs lste klasse). 10. Voor zoover het dienstbelang zulks zal blijken toe te laten, zal op de kleinere kan toren van locale krachten worden gebriik gemaakt. 11. Door een gewijzigde rangbevordering zal vereenvoudiging worden gebracht in de regelen voor bevordering, o.m. door het hou den van één examen in vakbekwaamheid (mogelijkerwijze in twee gedeelten af te feg- gen) voor kantoorbedienden in plaats van 2 vakexamens en 2 radicalen, en van één examen in vakbekwaamheid voor telegra- listeD in plaats van 1 vakexamen en 1 radi caal. 12. In te stellen overgangsbepalingen zul len o.m. te rangbevordering 1922 nog kor ten tijd van kracht laten. 13 Afgelegde vakexamen en radicalen zullen niet als gelijkwaardig worden be schouwd. 14. Uit het middelbaar personeel zullen worden gekozen op grond van gebleken ge schiktheid, de beheerders van de bij- en wijk- kantoren. (behoudens wellicht enkele uitzon deringen) en de directeuren van eenige nader bekent te stellen hoofdkantoren, voor de aanwijzing van welke laatsten zal worden uit gegaan van de regeling omtrent sollicita- tierecht, indertijd vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 13 November 1919, No. 33, en bij Ministerieele Beschikking van 17 Novem ber 1919, No. 31, in dien zin, dat de des tijds bestaande verhouding zal worden toe gepast op het resteerend aantal hoofdkan toren. 15. Overwogen wordt de benoeming tot den rang van directeur te vervangen door eea aanwijzing voor de functie van directeur. De tegtnwoordige afzonderlijke salarisregeling voor directes zal dan vervallen. Voor de nieuwe bezoldigingen zullen voor zoover (voor grootere kantoren) geen vaste salaris- se.i worden bepaald tot grondslag dienen do salarisschalen voor commies-titular, res pectievelijk commies-hoofdcommies, even tueel de schalen, die annex aan de gewij zigde titulatuur zullen zijn vast te stellen met dien verstande, dat voor sommige groepen van kant-oren verhooging op de schaalsala- rissen wordt toegepast. Het is de bedoe ling dat bij de aanwijzing zal worden reke ning gehouden met de belangen van het personpel, o.a. ten aanzien van vrijwaring tegen achteruitgang van inkomsten. 1G. Inkrimping van het aantal functies voor RECLAME. 6326 fWhip Ook met goud en kurk mondstuk. hooger personeel zal voortgang hebben, tot dat een naar behoefte vast te stellen for matie zal zijn bereikt. Voorts wordt nog medegedeeld: dat ter opheffing van bestaand overcom- pbet aan personeel in enkele rangen, voor zoover door productieve werkzaamstelling aanvulling van personeel kan worden voor komen, zoo min mogelijk tot afvloeiing zal werden overgegaan, tenzij in bijzondere ge- vnMer. op grond van onvoldoende geschikt heid, dat maatregelen worden voorbereid om do >r middel van systematische beoordeeling van ambtenaren zoodanige selectie toe te passen, dat de meer verantwoordelijke func ties, ondanks het overcompleet, voor de me-st bekvmen in redelijken tijd bereikbaar blij ven en ten slette dat het in het voornemen ligt do kwestie der titulatuur tot een bevre digende oplossing te brengen. UITVOER VAN LANDBOUWPRODUCTEN. Blijkens het overzicht van den uitvoer van landbouwproducten in Juni en in het eerste halfjaar 1927, opgesteld door de Nederl. Landbouw-Handelskamer, begint de uitvoer van levende hoenders weder toe te nemen. In Juni werden reeds weer meer dan 200,sluks uitgevoerd, waardoor het totaal van den uitvoer in het eerste halfjaar is ge slegen tot bijna 700,000 stuks. Duitschland nam hiervan af ruim 600,000 stuks. Het vorig jaar bedroeg de uilvoer in Juni 100,000 stuks en in het eerste halfjaar 400,000 sluks, waarvan 300,000 stuks naar Duitschland. Ook de uilvoer van geslachte hoenders was grooter dan in het eerste halfjaar 1926; toen bedroeg het totaal 688 ton, thans on geveer 400 ton meer. Naar Engeland ging 612, naar Duitschland 422 ton. De uitvoer van eieren beliep in Juni ca. 7'A millioen K.G., waarvan 5'/a millioen K.G. naar Duitschland. In het eerste haLf- jaar 1927 werd 391/* millioen K.G. eieren uilgevoerd, dat is circa 8 millioen K.G. meer dan in het eerste halfjaar 1926. Duitsch land nam hiervan af 28835 ton. tegen 22,959 ton in het eersle halfjaar 1926. Van stroo was de uitvoer iets minder dan in het eerste halfjaar 1926. In Juni was de uitvoer iels grooler. Ook van aardappelmeel, slroocarton en suiker liet de uitvoer niet te wenschen; zoo wel in Juni als in het eersle halfjaar 1927 was de uitvoer grooter dan in de overeen- Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD, Door Mr. G. KELLER. 31) „Neen, geen spookverhalen, maar sprook jes, en ik vond ze zoo vreemd. Maar wat js er aan de hand, Tadeusz?" „Is u alleen?" vroeg Olympia met iets tlagends in haar stem. „Alleen Panna Olympia, het spijt me wel voor u, maar Witek kan het niet hel pen. Ik heb hem bijna in zijn atelier moeten opsluiten om te zorgen, dat hij het portret afmaakte, dat hij beloofd heeft aanstaanden Zaterdag af te leveren." „Maar Tadeusz, nu weten wij nog nie4 wat je hierheen heeft gevoerd." „De Zaterdag heeft mij hierheen gebracht en een spoorkaartje uit Krakau, iets anders zit er niet achter. Ik vond, dat ik mezelven wel eens op een week-end uitstapje mocht tracteeren, en heb dat gedaan. Vind je dat niet dood-eenvoudig?" „Dood-eenvoudig van ieder behalve mijn broeder Tadeusz," dacht Kazimira, terwijl zij hem met verbazing aankeek. Zich op iets tracteeren lag zoo geheel buiten den aard van haar oudsten broer. Zelfs de on bezorgde toon, dien hij aansloeg, en die aan onverschilligheid deed denken, klonk haar ongewoon in de ooren en bracht haar tot nadenken „Je hebt Katya nog niet eens goedendag gezegd.'' zeide zij, bemerkend hoe zijn oogen iets zochten. „Zij staat daar, achler jou." Katya gaf hem de hand, dankbaar voor de duisternis en nog dankbaarder, dat zij op het oogenblik niets be'hoefde te zeggen. Toen hij naast zijn zuster ging zitten, vro-g Olympia hem haast werktuiglijk, maar in die dagen kon de vraag niet uitblijven: „Staat er iels nieuws in de couranten? „Maar één ding. doch dat is op zich zelf al voldoende: te Warschau is de krijgswet afgekondigd." „O, Tadeusz!" De uitroep van Kazimira ging bijna van een snik vergezeld, terwijl Olympia zacht jammerde. Alleen Katya gaf geen kik, maar zij drukte de lippen vast op elkaar. Wel begreep zij den afschuw, waarmede het woord „krijgswet" het hart van deze Polen moest vervullen, daar zij uit de geschiede nis van hun voorvaderen wisten, wat di't zeggen wilde. Doch hoe kon zij, de vreemde, de natuurlijke vijandin van hen. deelen in hun vaderlandslievende smart? En weder zegende zij de duisternis. Zelfs onder haar bescherming leek het haar. dat de natuur lijke vijand gevaar liep ontdekt te worden Nog nooit was zij zich zoo sterk bewust ge weest van de kloof, die tusschen haar en die menschen gaapte, en ook was zij nog nooit zoo diep getroffen door de erkenning daarvan. De langdurige stilte, welke hierop vo'gde was voor de drie Polen met biltere over peinzingen gevuld, te bitter om onder woor den te worden gebracht En dit gevoelde zij te sterker, toen na eenige oogenblikken Tadeusz weer over een ander onderwerp begon te spreken met iets geforceerds in zijn stem. ..En dus heeft u elkaar sprookjes zitten vertellen? Wat voor sprookjes? Uit de Kar- pathen?" „Neen. uit Litauen." „Ha! Mag ik daarvan meegenieten? Ik geloof, dat sprookjes nu een gelukkig con trast vormen met de werkelijkheid." Hij had zich vertrouwelijk lot Katya ge wend, alsof hij het natuurlijk vond, dat de sprookjes over haar lippen waren gekomen. „Ik ben bang, dat mijn voorraad bijna uitgeput is. Ik heb zoowat alles verteld, wat ik mij kon herinneren." „Vertel ze dan nogeens," zei Kazimira droomerig. „Ik vind. dat zij bij herhaling er mooier op worden." „Ja. vertel ze nogeens," drong Tadeusz bij haar aan. Een half uur lang zaten zij omhuld door de schoonheid van den nacht bijeen, ter wijl Katya's slem, zacht en nu en dan even stokkend, ontroerd ook door de gedachte aan den nieuwen hoorder, oude verhalen uitspon. „Ik vind ze allen mooi," zei Kazimira. toen werkelijk de voorraad uitgeput scheen, „maar ik houd mij aan mijn lievelings verhaal. dat ik „het frambozenstruikje' noemde, toen ik een kind was." Daarover ontspon zich een gesprek, uit loopend op de tegenstelling liefdeshuwelijk of verstandshuwelijk, van welk laatste Tadeusz zich een tegenstander loonde. Iets onbestemds drong Katya met een brok in haar keel le vragen: „Veroordeelt u elk verstandshuwelijk?" „Naar mijn opvatting bestaat er zoo iets als een verslandshuwelijk niet. De beide deelen van het woord staan in tegenspraak met elkaar. Er zijn gewone maatschappelijke contracten, als u dat zoo wil. afspraken, waarbij bpidp partijen op voordeel bedachl j zijn Blijkbaar kan de maatschappij daar j niet buiten. Zoolang ze bij hun naam wor- I den genoemd, heb ik er geen bezwaar tegen. Maar deri waren naam beware men voor de ware verhouding: de vrije en toch onafwijs bare keuze, waarbij twee menschelijke wezens besluiten aan elkaar toe le behoo- ren, naar ziel zoowel als naar lichaam, en niet belemmerd door motieven, welke een handelskarakter dragen of ook slechts door het verstand worden aangegeven." Kazimira lachte flauwtjes. „Zou je ooit gedacht hebben, dal er derge lijke romantische gevoelens huisden in de ziel van een ingenieur? Tadeusz is altijd een mijn van verrassingen, maar zoo heb ik hem nog nooit hooren spreken. Ligt het aan het nachtelijk uur, of heelt de geur van de kamperfoelie je gedachten los gemaakt, broeder?" Tadeusz lachte ook, maar een beetje ver legen. Katya bleef zwijgen, maar de moed be gon haar te ontzinken Dat waren dus zijn opvattingen van hel huwelijk! De opvat tingen van een idealist in merg en been. Zij kon zich niet langer verbazen over dc heftige veroordeeling van de met een half woord door haar opgeworpen gedachte. „Dat is nu heelemaal niets voor Ta deusz, zei Kazimira. terwijl Katya haar naar haar kamer bracht „Wat bedoel je?" „Nu. dat hij zonder eenige duidelijke reden zich vrijaf geeft.' „Is een be*zoek aan jou geen reden ge noeg?" ..Misschien, als het bezoek tenminste mij geldt Kazimira richtte een onderzoekenden blik op haar vripndin Zij was niet allppn vlug van begrip, maar had ook gevoel voor hu mor, en in haar hart had een vermoeden post gevat, een vermoeden, dat bij elke vrouw al zeer spoedig opkomt. HOOFDSTUK VI. De „Morskie Oko". „Hoe i9 dat gegaan? Had ik dat ver wacht?" Voortdurend werd Kalya geplaagd door die vragen gedurende de weken, welke volgden op dien sprookjesavond op de waranda. In die weken was de week-end een vaste instelling geworden. Ondanks de drukke bezigheden, die hij achter den rug moest hebben, alvorens naar Bulgarije te vertrek ken, was nog geen Zaterdagavond door Ta deusz overgeslagen. Nu eens kwam hij alleen, doch meestentijds in gezelschap van zijn broeder. Kazimira verwonderde zich allang niet meer-, zij verheugde zich alleen er over. Wie had ooit kunnen denken, dat het lot, dat steeds zoo wreed voor haar was geweest, zulk een heerlijk geschenk voor haar had weggelegd? De broeder, dien zij het meeste lief had, en haar eerste ware vriendin gei- voelden zich steeds meer tot elkander aan getrokken. Katya's gevoelens kon zij ge makkelijk raden, en voor Tadeusz' houding scheen maar één uitlegging mogelijk. De fantasie van het zieke meisje was er geheel door in beslag genomen en haar langzaam wegkwijnend leven klampte zich hartstoch telijk er aan vast. Zelve had zij nooit liefde gekend. De soort mannen waarmee zij door haar beroep in aanraking was geko men. strookten te weinig met haar aristo cratische vooroordeelen dan dal zij gevaar lijk konden zijn vnnr haar scmoedsrust. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5