Het houden van Dieren
Waarom de Klaprozen
rood zijn.
Pronkstertje.
De boot schommelde steeds heviger,
doch na een tijdje schenen zij buiten de
gevaarlijke strooming te zijn geraakt en
werd de boot heel rustig. Zij waren nu in
volle zee en hoewel nog niet buiten ge
vaar, waren zij toch dankbaar, dat zij aan
de gevaarlijke etlroomingen ontkomen
waren.
,,Als het daglicht aanbreekt, hebben wij
meer kans opgemerkt te worden," zei
Joke. „Laat ons wat uit de picnic-mand
eten. Maar moeten zuinig zijn, want
wie weet, hoe lang de voorraad zal moeten
strekken 1"
(Wordt vervolgd).
Er zijn verscheiden dieren, die wg zelfs
in een kleinen tuin kunnen houden en die,
mits wij ze goed verzorgen, ons veel ge
noegen kunnen verschaffen.
De volgende dieren heb ik in mijn tuin
gehad: schildpadden, een egel, padden en
in een aquarium: jonge kikvorschen, ver
schillende visschen als goudvisschen die
tot de familie der karpers behooren en
waarvan beweerd wordt, dat ze uit China
komen stekelbaarsjes, waterslangetjes en
hagedissen.
lk wil jullie eenige bijzonderheden en
gewoonten van deze dieren vertellen.
Laten we met de schildpad beginnen.
Hoewel haar bewegingen ons al heel lang
zaam voorkomen, vertelt het verhaal toch,
dai zij den wedstrijd met den haas won.
Er zullen misschien heel wat menschen
en kinderen zjjn, die schildpadden volstrekt
geen aardige dieren vinden om er op na
te houden. Hiermede ben ik het echter niet
eens en ik raad ieder, die een tuin heeft,
aan een schildpad te koopen. Duur zijn ze
niet.
Weer anderen meenen, "dat schildpadden
insecten eten, maar ik geloof niet, dat dit
zoo is. Op het oogenblik heb ik twee schild
padden; bij geen dezer dieren heb ik echter
ooit de minste neiging opgemerkt om dierlijk
voedsel te verorberen. Integendeelzij leven
beide streng vegetarisch. Zij eten uit de
hand en zijn heel tam. Zij voeden zich hoofd
zakelijk met slabladeren, onkruid, paarde
bloemen en wat zjj verder tusschen het gras
vinden. Ook zjjn ze dol op vruchten. De
aardbeien zijn dan ook niet veilig voor hen.
Zij hebben eigenlijk geen tanden, maar hard
tandvleescb, waarmee zij hun voedsel kauwen.
De schildpad is afkomstig van de kust
langs de Middellandsche Zee. Vele harer
worden heel oud. Overdag loopen zij over
het gras of in den moestuin en tegen het
valleD van den avond maken zij een gat in
een bloemperk om daar te overnachten. Zij
overwinteren in huis of in een schuur, daar
zij niet in leven blijven, als zij zich buiten
ingraven.
Als je er niet reeds een egel op nahoudt,
is bet eigenlijk niet de moeite waard er een
te koopen, want je hebt veel kans, dat hjj
niet lang in je tuin blijft. Een paar maan
den geleden heb ik er een in mijn tuin
gezet, maar ik heb hem na dien dag niet
meer gezien. Een vorig jaar kwam er
's avonds na den eten altijd eentje zich to
goed doen aan het eten voor de poes, dat
wij op dien tijd op de plaats zetten.
Egels worden gewoonlijk heel tam en
kannen gedurende de wintermaanden bin
nenshuis blijven, waar zij zich nuttig maken
door kevers en torren te vangen. Wanneer
je dus last van deze dieren hebt, moet je
een egel nemen en dien in huis nemen.
Egels kunnen van een groote hoogte val
len, zonder zich daarbij ook maar eenigszins
to bezeeren. Hun pennen breken den val.
Veel menschen en kinderen hebben een
afkeer van padden en kikvorschen, maar is
bet niet een alleraardigst gezicht: een aantal
van deze dieren tusschen de steenen te zien
springen, terwijl zij zich een oogenblik later
zóó onbeweeglijk houden, dat zij dood schij
nen? Ze zijn verbazend vlag, bovendien nuttig
in een tuin, daar zij van slakken, wormen
en allerlei schadelijke insecten leven.
Jaren geleden had ik eens een pad in
mijn tuin. Het was een droge zomer en ik
moest bijna eiken avond mijn planten gie
ten. Mijn pad zat dan onder een struik of
andere plant, keek mij met haar heldere
oogjes aan en wist altijd zóó te springen,
dat ze mij een klein eindje vóórbleef. Met
den inhoud van mijn gieter wensebte zg
blijkbaar geen kennis te maken.
Jullie weet, dat kikvorschen het leven
beginnen als larven, nadat ze uit de eitjes
(kikkerdril) gekomen zijn. Eerst krijgen zij
dan achter-, daarna voorpooten. Hun staart
neemt langzamerhand af om eindelijk ge
heel te verdwijnen. Het is zeer interessant
de ontwikkeling dezer dieren gade te slaan.
Men onderscheidt groene water- en
bruine landkikvorschen.
De mooie goudvisschen kun je in- me-
nïgen vijver zien; ze zijn overbekend. Je
moet vooral niet verzuimen, er een paar in
je aquarium te houden. Ze kosten slechts
een kleinigheid en leven van miereneieren,
kleine stukjes gekookt vleesch, wormen enz.
Geef ze vooral niet veel te eten, want goud
visschen zijn bijzonder gulzig: zij eten meer
dan zij verdragen kunnen en gaan dikwijls
dood, doordat zij zich overeten hebben.
Stekelbaarsjes vormen een aardig contrast
metw de donkerder gekleurde bewoners van
het aquarium. Zij schieten door het water
als zilveren vlekjes en zijn heel vlug. Je
kunt ze gemakkelijk vangen met een netje,
waarvan de mazen niet te groot zijn.
Waterslangetjes houden het glas van het
aquarium schoon. £ij helpen het slijm weg
nemen en zuiveren daardoor het water.
Zoo komen wij aan de familie der hage
dissen. Ik geloof, dat dit de meest interes
sante bewoners van het aquarium zijn.
lk bad langen tijd een hagedis. Ik ving
haar bij toeval bij het visschen, nam baar
mee en zette haar in den vischvijver. Zij
dook telkens tot op den bodem, kwam weer
boven en zat dan op een stuk hout, dat
ik in het water gelegd had, heel tevreden
te koesteren in de zon. Het was grappig,
haar acrobatische toeren gade te slaan, zoo
wel haar duiken als op het hout klimmen.
Verder moet ik nog één ding zeggen:
Zorg er voor, dat je een paar planten
-in je aquarium hebt. Ze zijn goed voor de
bewoners en houden het water zuiver.
Indien mogelijk moet het water dag en
nacht stroomen. Gaat dit niet, dan moet
het geregeld ververscht worden.
Een Sprookje.
't Was in den tijd, toen de klaprozen nog
wit waren en het wras op een heerlijken
zomerdag, toen ze, verscholen tusschen
de korenhalmen, elkander hun lief en leed
vertelden. Eén der klaprozen, 't was juist de
allerschoonste, deed niet mee aan het ge
sprek. 't Scheen alsof ze heel erg bedroefd
was, want treurig liet zij het hoofdje hangen,
en telkens zuchtte zij met haar zacht stem
metje: „Hoe jammer, dat de bloemenfee
zoo lang wegblijftl Als ze niet spoedig
komt, zal ik wel van verdriet gestorven
zijn
Nauwelijks had weer het klaproosje dit
gezucht, of daar hoorde het op eens, heel
dicht bij haar, een zacht geritsel. Ze keek op
en zag.de bloemenfee!
„Waarom zucht ge toch zoo bedroefd,
mijn kind?" vroeg de fee.
„Zou ik niet bedroefd zijn, lieve fee,"
antwoordde het klaproosje. „lederen dag
nemen *3e menschen bloemen en plantem
mee, die goed en nuttig zijn. Vanmorgen
namen zij mijn buurvrouw kamillebloemen
mee. Ze nemen haar mee, omdat ze zoo
heel nuttig is. En ik, wat ben ikl Ik sta hier
maar tusschen het koren en ben niemand
tot nut.
„Zeg dat toch niet, klaproosje," sprak
vriendelijk de bloemenfee. „Je geeft toch
je honing aan de bijen, en die honing is
zoo heel gezond voor alle menschen.
„Wat geeft het nu, of mijn honing gezond
is?" sprak het klaproosje. „Neen, ik zou
zelf zoo heel graag iemand vreugde willen
geven.
„Je geeft vreugde aan allen, die ie zien,"
zeide fee.
„Dat kan ik niet gelooven," zuchtte het
klaproosje.
„Wel, kom dan maar mee," zei de fee; „ik
zal je eens laten zien, hoe veel vreugde jij,
mijn lieve bloem, den menschen kunt
geven...."
De bloemenfee bracht toen het klap
roosje voor het smalle venster van een
bouwvallig huisje, dat in een nauw steegje
stond. Vóór dit venster zat een klein meisje,
dat heel bleek en mager was.
„Kijk eens, mijn lief klaproosje," begon
toen weer de fee, „dit kleine meisje is heel
lang ziek geweest, maar nu wordt zij weer
beter. Weet jij, wat haar heeft doen gene
zen
„Neen, was het antwoord.
,,'t Was de heerlijke honing, dien jij, mijn
lief kind, aan de bijen hebt afgestaan," zei
de fee. „Zie je nu, hoe nuttig je bent. kleine
klaproos?"
„Ja," zei het klaproosje en zij kreeg een
kleur van vreugde. „Maar ach, lieve bloe
menfee," fluisterde zij verlegen, „ach, laat
me toch hier blijven! Kijk, daar in dien
bloempot, die daar vóór het kleine ven
ster slaatl Dür zal het kleine meisje mij
kunnen zien, en zij zal denken aan de bloe
men op het veld; ze zal dan verlangen om
die bloemen te zien, en dit verlangen zal
haar heel gauw heelemaal genezen. Toe,
mag ik hier blijven, lieve fee?" smeekte zij.
Nog rooder Werd het klaproosje, toen ze
zoo tot de fee sprak, want ze begreep zelf
niet, hoe ze dit alles durfde vragen; ze was
anders altijd zoo verlegen.... „Ik heb te
veel gevraagd," dacht ze en nog rooder
werd ze, zoodat ze nu een prachtige, roode
kleur had.
Ze schrikte dan ook op uit haar gedacht
ten, toen weer de fee tot haar sprak: „Na
tuurlijk mag je hier blijven, mijn kind. Maar
denk er wel aan, dat je dan nooit meer je
zusjes, nóch het korenveld zult terugzien, en
dat je hier zult verwelken vóór je tijd.
„O, dat alles vind ik zoo erg niet," zei
het klaproosje, „als het kleine meisje maar
weer heel gauw gezond wordt."
„Blijf dan hier, mijn kind, en behoud ook
je prachtige, roode kleur, als een teeken van
de vreugde en hel geluk, die je het zieke,
kleine meisje zult bezorgen," sprak de bloe
menfee. „En ook ik ben verheugd, omdat je
eindelijk hebt begrepen, dat je nuttig bent."
„Mag ik u nog één vraag doen, lieve fee?"
durfde het klaproosje weer zeggen.
„Zooveel je maar wilt, lief kind," sprak
de fee.
„Dan wilde ik u vragen," zei het klap
roosje, „mijn zusjes, die onder de graan
halmen verborgen staan, óók een -prach
tige, roode kleur te geven, als een teeken,
dat ook zij nuttig zijn
„Het zal gebeuren, zooals je wenscht,
mijn kind," beloofde de fee.
En zoo gebeurde het ook. I-Iet is sinds
dien dag. dat de klaprozen rood zijn. zegt
het sprookje.
TANTE JOH.
houdt Moeder-lief omhoog;
klein-Rietje grijpt ze stralend,
een schat is 't, in haar oog.
Ze hangt ze om haar oortje,
en vindt zich o, zoo fijn!
voorzichtig draait ze 't hoofdje,
dat pronkend kindje-klein.
Een ieder wil ze 't wijzen,
hoe mooi ze nu wel is;
geen paarlen en robijnen
gaan boven kersjes-frisch.
Twee kersen aan één steeltje
dat 's Rietje's fraaist kleinood
ze beng'len langs haar oortje,
die kersjes donkerrood!
HERMANNA,