Reusachtió-ik
ben blij dank ze
geprobeerd heb!
(hief Whip
No. 20661
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Juli
Tweede Blad
Anno 1927
Het bezoek van Hollandsche
Studenten aan Hongarije.
HAAGSCHE KALEIDOSCOOP.
VIRGINIA
- Ardath - London
Ook met goud en kurk mondstuk
UIT ONZE STAATSMACHINE.
VOOR DE HUISKAMER.
Budapest, 18 Juli.
f (Van een bijzonderen medewerker).
Schreven we reeds als onzen eersten
Indruk, dat het Hongaarsche volk in de
deelnemers aan de studentenreis bovenal
Hollanders ziet en dat het al het mogelijke
doet om zijn dankbaarheid te toonen voor
de gastvrijheid, door Holland bewezen,
bij ons verder verblijf wordt deze eerste
indruk bevestigd en versterkt. Maar laten
wij voorloopig dit punt rusten. Immers
wij beloofden in dezen brief Jets mede te
deelen over datgene, wat als het onmis
kenbaar doel van deze reis naar voren
treedt. #Hiervan kregen we reeds eenig ver
moeden uit de speeches bij het afscheids
diner op de Utrechtsche sociëteit, waar
ook de Hongaarsche gezant aanwezig was.
Immers werd daar op de Nederlandsche stu
denten een beroep gedaan om zoo mogelijk
iets van hun onbezorgdheid over te drogen
op hun collega's in Hongarije. En het zou
ons spoedig duidelijk zijn. wat het is. dat
hun onbezorgdheid wegneemt.. Reeds op de
boot We varen langs het prachtieste land-
schap, de oeverlanden van de Donau en
zijn bij den aanblik daarvan getroffen door
hun bekoring. Maar wij varen er ten slotte
als vreemden voorbij en willen niets anders
'dan zien en genieten. Maar de Hongaren
op de boot varen hierlangs met andere r-e-
yoelens Met een gevoel van dippen wee
moed. Want als een professor uit Budapest
ons aanspreekt, is het: „dat alles, dat heer
lijke land, waarvan gij nu zoo geniet, het
was van ons en het is ons afgenomen".
Het allergrootste gedeelte van den
linkeroever lusschen Weenen en Buda
pest behoort tot de aan Hongarije bij het
verdrag van Trianon ontnomen gebieden
En wanneer hij dan verder vertelt, hoe
daar zijn geboorteplaats ligt, hoe hij daar
Is groot geworden, hoe daar zijn beste
herinneringen zijn en dat hij het nooit over
zich heeft kunnen verkrijgen terug te kee-
ren naar de plaats, die hem het liefst is.
nadat deze onder vreemde heerschappij
slaat, dan krijgen we een kijkje op de Hon
gaarsche mentaliteit Dit is niet overdreven
gezegd, want geen Honfeaar hoorden we
anders spreken en we krijgen den indruk,
dat het geheele Hongaarsche volk in deze
één is: het vredesverdrag van Trianon on
gedaan te maken. Ja, zóó dikwijls wordt
ons hierover in de speeches bij de verschil
lende officieele gelegenheden gesproken,
dat we soms wel de zucht slagen: „Alweer
Trianon!" Intusschen weten we zeer wel,
dat dit een gevolg is van het feit, dat we
ons niet heelemaal in deze mentaliteit
kunnen indenken, omdat we gelukkig niet
de gebeurtenissen en omstandigheden gehad
hehben en hebhen, zooals het Hongaarsche
volk deze laatste jaren. Deze overweging
doet ons ook weer telkens met aandacht
luisteren en met sympathie staan tegenover
de -Hongaarsche gevoHtms Intusschen is
het besef, dat hen onrecht is aangedaan,
ook een bron van kracht geworden. Want
de wil om terug te erlangen wat verloren
ging voor hen, manifesteert zich op vele
wijzen. Allereerst in het Hongaarsche Credo
dat ik hier in vertaling volgen laat-
Ik geloof in één God, ik geloof in één
vaderland
Ik geloof in een eeuwige goddelijke
rechtvaardigheid
Ik geloof in de opstanding van Hongarije!
Amen.
Dit treffen we overal aan. In de trams,
ïn de arbeiders-slaapzalen, waarin we in
gekwartierd waren bij ons bezoek aan de
groote ijzerfabrieken van Diös-Györ en vele
andere plaatsen. Hiermee beginnen en ein
digen de kinderen or> do scholen hun dag.
Naast dit Hongaarsche Credo zien we ook
overal een kaartje met de oude en nieuwe
Hongaarsche grenzen en voor ie^'^n Hon
gaar is dit voldoende zijn taak en roeping
bewust te doen zijn. Het meest trof ons dit
bij een bezoek aan een padvinderskamp bij
een uitstapje naar het Zwitserland van
Hongarije: het Bükh-gebergte. Gewoon ten
tenkamp. maar voor den ingang in het gras
het bekende kaartje: iedere padvinder
wordt daar bij eiken in- en uitgang aan zijn
plicht herinnerd. En sterk kregen we den
indruk, dat de padvinderij met name in dit
opzicht als de spes patriae wordt beschouwd
d. w. z. op zeer militairistische wet is in
gericht. Doch hierover misschien later nog
meer. Ware dit alles nog niet voldoende,
een bekend insigne in den vorm van de
hoofdletter T (eerste letter van Trianon)
herinnert telkens en telkens er weer aan:
Hongaren, bedenktl Uw taak is het dit ver
drag van Trianon ongedaan te maken. Dit
teeken wordt gedragen door rijk en arm,
door groot en klein en dit feit versterkt
onzen indruk, dat het geheele Hongaarsche
volk in zijn nationalisme één is en doet
ons tevens beseffen de groote moeilijkheid
zoovele internationale idealen te verwezen
lijken. Wanneer wij bij ons kort verblijf
hier van deze zaken reeds zoozeer door
drongen zijn, behoeft het geen verder be
toog. hoe de Hongaren zelf ervan door
drongen zijn.
Dat dit alles ook zijn bijzonder stempel
zet op de studentenwereld spreekt vanzelf.
Dit werd ons het meest duidelijk bij de
plechtigheid op het Vrijheidsplein en op de
eerste Hongaarsch-Hollandsche studenten-
conferentie.
Op het Vrijheidsplein de naam spreekt
reeds voor zichzelf bevinden zich vier
standbeelden Noord Zuid OostWest,
symboliseerende de in het Noorden, Zuiden]
Oosten en Westen van Hongarije afgeno
men gebieden En terwijl aan den voet van
de standbeelden de vertegenwoordigers
stonden van de universiteiten in de bezette
gebieden, werd ons daar de gansche toe
stand geschilderd en gewezen op de voor
de studenten bijzondere moeilijkheden die
hieruit voortvloeien Een beroep werd ge
daan op de sympathie en de medewerking
van ons. Hollandsche studenten En in het
wederwoord van Holland werd deze toege
legd, maar tevens werd er terecht op ge
wezen, dat uit de door Holland verleende
gastvrijheid aan de Hongaarsche kinderen
niet de conclusie getrokken moest worden
van algeheele instemming met alles wat
Hongarije aangaat, daar Holland in de
allereerste plaats uit plichtsgevoel gehan
deld had Het deed ons goed, dat dit gezegd
werd; intusschen verhindert dit niet. gezien
juist de wijze, waarop door de Hongaren
gereageerd woTdt op hetgeen Holland deed
voor hen, sympathie te gevoelen voor de
moeilijkheden, waarin de Hongaarsche
student zich bevindt. Werd met name bij
deze plechtigheid ons het doel van deze
reis duidelijk, dit was ook het geval op de
eerste Hongaarsch-Hollandsche studenten
conferentie.
Deze werd gehouden den twaalfden Juh
in de Ménöki Kamara (Vereeniging van
Hongaarsche Ingenieurs). Het is onze be
doeling niet hiervan een verslag te geven.
Bovendien werd aan het einde besloten al
het gesprokene in boekvorm, zoowel in het
Hollandsch. als in het Hongaarsch uit te
geven. De conferentie stond onder leiding
van de vertegenwoordiger van den Minister
van Buitenlandsche Zaken en vele Hon
garen en Hollanders voerden het woord
Slechts enkele indrukken. Allereerst viel
ons op een verschil met de studentenorgani
saties zooals wij die kennen. In Hongarije
kent men geen studentenorganisaties zonder
doel, zooals bij ons de corpora. D. w. z.
van deze zou „Amicitia" als doel ge
noemd kunnen worden, maar dat staat niet
op één lijn met de doeleinden, zooals elke
studentenvereeniging hier in Hongarije die
heeft, hetzij wetenschappelijk, hetzij gods
dienstig, hetzij politiek. De meeste hebben
een politiek doel en alle wel een politiek
tintje. Hieruit blijkt dat de verhouding van
den student tot het maatschappelijk leven
hier ook in het algemeen een andere is dan
bij ons. Immers wordt de politiek bij ons
zooveel mogelijk gebannen uit de studenten
wereld. ïntuschen deed professor van Hamel
in zijn rede over dit punt een krachtig be
roep op den Hollandschen student zich zijn
positie als toekomstig leider van zijn volk
terdege bewust te zijn en den voorbereiden
den tijd in dit opzicht uit te buiten. En hier
in hebben we een krachtige stumilans bij de
ontmoeting met den Hongaarsche student,
die misschien te veel genoodzaakt is om
reeds in zijn studententijd zich te bekom
meren om politiek, maar die overigens zich
volkomen zijn verantwoordelijkheid als
student In en tegenover de maatschappij
bewust is.
Een parallel werd verder getrokken tus-
schen den toestand van den Hongaarschen
student tegenover zijn „verdrukte broeders"
in de afgenomen gedeelten met dien van den
Hollandschen student tegenover zijn broe
ders in België. Z.-Afrika en elders, zooals
deze toestand actief is in het Dietsch Stu
denten Verbond. Mogen theoretisch deze
twee veel overeensteming vertoonen. prac-
tisch denken we zal toch wel geen
Hollandsch student over de Hollandsch-
spre'kende studenten in België, Afrika en
elders als zijn „verdrukte broeders" spreken.
Aan het einde van de conferentie, die van
vier uur tot over zevenen duurde, werd be
sloten een telegram aan onze Koningin en
aan den regent van Hongarije te sturen.
Hiermee behoorde deze eerste Hongaarsch-
Hollandsche studentenconferentie tot het
verleden en we zijn benieuwd door welke
deze gevolgd zal worden.
Hierbij lafen we het in dezen brief, die
naar we hopett de plaats van bestem
ming bereiken zal. gezien de berichten, die
inkomen over de onlusten in Weenen.
waardoor wij ook genoodzaakt worden een
andere route voor de terugreis, waarschijn
lijk over Breslau, te nemen.
VIII.
„Nou, en ik zeg je: we beleven van 't
„jaar voor de laatste maal ons Concours
.„Hippique. Kun jij 't snappen waarom onze
„Gemeenteraad het gevraagde subsidie
„weigerde? 'n Lamme boel, góhl We brei-
„den ons aan alle kanten maar lustig uit,
„Loosduinen hebben we ingepikt, Rijswijk
„en Voorburg hadden we haast te pakken,
„we beslaan al 'n oppervlakte, grooter dan
„Parijs enwe worden saai als 'n dorp!
„Nou zijn ze weer bezig óók op Zaterdag
avond 't ouwe sluitings-uur van half 1 te
„herstellen. Over Scheveningen spreek ik
„maar heelemaal niet 't Begon de laatste
„jaren, dank zij de prachtige leiding en
„ondanks de slechte zomers, aardig op te
„fleuren.... en nou dAt weer góhl Is 't
„nou 'n wonder dat we de vreemdelingen
„hier zoo slecht kunnen vAsthouden? Góh'"
Aldus op 't achterbalkon van lijn 3 *n
kwiek oud heertje met jeugdige allures tot
den aandachtigen conducteur, Tn dat ver
drietig uitgeslooten „góh!" lag héél z'n
diepe teleurstelling ,,'t Is 'n merakel", zei
de conducteur. Beiden zwegen. Nieuwe
passagiers stopten alle verdere vertrouwe
lijkheid
„La plus noble conquête de rhomme". de
edele rossinant, deskundig of sportief
„pèrd" of „peerd". vulgariter „paard" ge
doopt, wiens „mond" en „beenen" (zeg toch
nóóit „bek en pooten") een aparte klasse
vormen onder dezelfde lichaamsdeelen zij
ner diergenooten, staat te verdwijnen. Do
„Ardenner" %n de Zeeuwsche „koudbloed"
trekken nog wel de zwaarbeladen wagens,
bevracht met Cambrinus schuimende nec
tar. Tante Pos laat zich nog wel hier en
daar hedienen door dit meest welwillende
aller dieren, 'n stuk of wat klassieke „aap
jes" handhaven nog met moeite de trek
kracht van eenige min of meer afgema-
gerde exemplaren, onze cavalerie, voor zoo
ver niet „bereden" op 'n stAlen ros, heeft
er ook nog wat op sta! staan, maar de
motor kwam. „moins noble mais plus ter-
race". zooals jhr Ter Piere thans waarlijk
zéér ter snede npmerkle. en het proces der
vreedzame, hoewol niet minder koppig-vol-
gehouden verdringing begon zich te vol
trekken. Edoch, er bestaat nog zoo iets als
Paardensport, waar het niet gaat om ge
makkelijker en sneller verkeer of betrouw
bare. zij het dan minder vlugge trekkracht,
maar wèl om soepele snelheid in onder-
lingen wedstrijd van speciaal getraind?
harddravers en renpaarden, om de fijne
élégance van een feilloozen sprong, om de
subtiele correctheid van volmaakte dres
suur. Herinnert gij u nog de „Gouden
Zweep?".... Met deze zweep werd niet
geslagen. Trouwens, 'n paard wordt „über
haupt" niet geslagen, 'n paard wordt alleen
welwillend toegesproken en reageert hierop
dan ook meestal uiterst gewillig in de ge-
wenschte richting, 'n Zweep, zelfs de meest
ordinaire, moet dan ook louter als versie
rend bestanddeel van een „gesban" be
schouwd worden. Waar derhalve 'n dood
gewone zweep al reeds als versiering is aan
te merken, spreekt vanzelf dat de „Gouden
Zweep" het meest verfijnde aller vehikel
sieraden bedoelde te zijn en ook inderdaad
wAs voor den gelukkigen winnaar. Dit
kostbaar attribuut werd. ongeveer 'n halve
eeuw geleden, door Z. M Koning Willem III
voor de eerste maal uitgeloofd als prijs
voor den snelsten harddraver onzer vader-
landsche banen Uit mijn kinderjaren her
inner ik me, dat de toen vermaarde paar
den familie „David" (David T—David V) bij
herhaling, o.a. op de Clingendaalsche baan,
de Gouden Zweep veroverde. Ik wil hier
mee slechts aantoonen. dat het Koninklijk
Huis in bewondering voor de Paardensport
de leiding nam. En nu is 't toch wèl over
bodig te memoreeren de talrijke, bijzonder
eervolle resultaten door onzp militaire rui
ters buiten de landsgrenzen behaald. Daar
over praat ik niet eens meer En dan be
aam ik bij deze geestdriftig en ten volle
het spijtige „góh!" van dat kwieke ouwe-
heerlje van lijn 3! Ja. ik vind 't 'n schande,
dat het subsidie voor ons Haagsch Concours
Hippique geweigerd is. Particuliere steun,
vindt u? Geen „algemeen belang"?
Een zekere categorie beroepsontevredenen
(zelfs ons Haagje kent dezulken, onbegrij-
pelijk genoeg!) acht de Paardensport 'n
machtsuiting van uitverkorenen. Ach. mijn
vrienden, wept gij dan niet, dat rpeds wij
len Richard ITT in wanhoop uitriep- „een
Peerd! een Peerd! mijn bochel voot een
Peerd II en hebt gij nooit den verheven
lofzang op Het Paard gelezen van de hand
des onslerfelijken Schoolmeester's? Alléén
reeds de kennismaking met den héérlijken
aanhef moest alle ontevredenen bekeeren:
Een paard
Naar den aard
Is er nog eer dan zijn staart;
Hij doet het te voet
Net zou gauw en zoo goed
Als een ander te paard het doe*
£n je kijkt niet om
Of hij ie al weêrom
Met niemendal op zijn rug
Is hij bijzonder vlug
En met iemand onder den man
Is hij in 't loopen nóg zoo'n Jan,
Dat je 'm met je beien niet inhalen kan.
Van oudsher placht ons Concours Hippi
que brandpunt t-e zijn van grandioos ver
tier met den aankleve van binnenstroo-
mende baten in de meest heterogene por-
ptmonnaie's: een publiek belang van aller
eerste ordel Zorgvliet en later Hout ust
vierden het hoogtij van de één-, twee- en
vierspannen, van de zéér geliefde sprirg-
evoluties en van het strenge dressuur-
examen. Het buitenland zond steeds zijn
edelste viervoeters ten tournooi, vaak ten
koste van zware geldelijke offers De fine-
fleur der internationale equestrische ster
ren met groot gevolg van trainers en ver
zorgers, brachten het Haagje een week
van hoogstwelkoro extra-gewin. Is het dan
wonder dat de organisatoren van het hip
pisch festijn eeD beroep deden op het wèl-
begrepen mercantiele inzicht onzer Vroede
Vaderen 1 Wie heeft zoo treffend-juisfc ge
doceerd dat de liefde nooit van één kant
komen kan 1...
Als gij dit leest, dreunt het groene tapijt
onder de beenen der nobele kampioenen,
daveren weer de Houtrust tribunes van lui.
den jubelOnze stad had ook hier een
voortreffelijke reputatie hóóg te houden,
de Vroedschap ten spijt: onderlinge sa
menwerking redde ons Concours van den
wissen ondergang! Maar... oh gijl kort
zichtige Nurksen... het volgend jaar klop
pen wij weer vastberaden op de poort uwer
zuinige taaiheid. DAn zal 't zijn: in naam
van Het Paard doe open de poort II-—
„Jammer zei me vanmiddag Ter Piere
jammer, dat je nicht Stéphie juist
,,èven te laat zal arriveeren om op Hout-
,,rust haar gratie te ét-aleeren En jij zelf,
„Cunaeus! Hoe kun jij nu zóó stupide zijn
„juist in diè dagen, ergens in de Arden-
„nen, naar forellen te gaan hengelen t"...
...De jonker is wel 'n gezellige prater,
maar op de allereerste plaats wil ik pro-
beeren hem te remmen in 't gebruik van
al die Gallische fraaiigheden en verder
heb ik hem vierkant verzocht nóóit mijn
geliefd hengelterrein te betreden. Wijlen
professor Pel heeft eens gezeedde meest
gezonde aller sporten is de Hengelsport,
omdat deze ontspanning hart nocb zenu
wen geweld aandoet Mijn vacantie valt
juist in de dagen van het luisterrijke Paar-
denfeest. Tóch houd ik mij ditmaal aan den
hooggeleerden Hengelaar en laat Ter Piere
op Houtrust zijn aangeboren „gratievolle
élégance" welbewust „étaleeren"!
CUNAEUS
RECLAME.
H. P. H. KEEREWEER
BEGRAFENISSEN Tel. 861
AUTO TRANSPORT
u
Aalmarkt -16. y I CREMATIE
RECLAME.
6072
4762
BESTRIJDING
DER FLESSCHENTREKKERIJ.
Titel XXV van ons Wetboek van Straf
recht (artt. 326339) gaat tegen Bedrog,
gelijk ook het opschrift van dezen titel aan
geeft. Art. 326 luidt: „Hij, die met het oog
merk om zich of een ander wederrechte
lijk te bevoordeelen, hetzij door het aan
nemen van een valschen naam of van een
valsche hoedanigheid, hetzij door listige
kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel
van verdichtsels, iemand beweegt tot de
afgifte van eenig goed of tot het aangaan
van een schuld of het te niet doen van een
inschuld, wordt, als schuldig aan oplich
ting, gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste drie jaren." Aan dit artikel wordt
nu, als het betreffende wetsontwerp wordt
aangenomen, een litlera a toegevoegd, dal
aldus zal luiden: „Hij, die een beroep of
een gewoonte maakt van het koopen van
eenig goed om zich of een ander de beschik
king over dat goed zonder betaling te ver
zekeren, wordt gestraft met een gevange
nisstraf van ten hoogste drie jaren." Dit
wetsvoorstel is gedaan, omdat de wensche-
lijkheid was gebleken' van een aanvulling
van ons Wetboek van Strafrecht met een
bepaling tot bestrijding der zgn. flesschen-
trekkerij.
De wenschelijkheid van deze aanvulling
was reeds herhaaldelijk van de zijde van
den middenstand betoogd, omdat gebleken
was, dat art. 326, zooal9 we dat boven af
schreven. den Middenstand niet voldoende
beschermt tegen de zgn. flesschentrckkerij.
Art. 326 is alleen toepasselijk als iemand
met het oogmerk van wederrechtelijke be
voordeeling een ander door bepaalde be
drieglijke middelen als in het artikel* zijn
aangegeven tot de afgifte van eenig goed
beweegt. De flesschentrekker kent echter de
beroemde mazen van het net. Hij bepaalt
zich tot het doen van bestellingen, hoog
stens daarbij een paar onwaarheden debi-
teerende. Hij speculeert op het verlangen
van den verkooper om zijn clientèle uit te
breiden. Strafbaar is deze handeling niet
voor de wet. Hij doet zich wel voor als
iemand, die van plan is te betalen, maar
dit beteekent nog niet het aannemen eener
nl«5rhH hoedanigheid in den zin der wet
De Middenstand heeft, getuige de vele waar-
sciiuwingen van commissarissen van poli
tie in plaatselijke bladen, om met bepaalde
personen of firma's niet in relatie te treden,
veel last en schade van de flesschentrekkerij
en hij zal dan ook de poging der regeering
om hem te beschermen tegen deze para
sieten toe moeten juichen.
Al stond dus vast, dat de Middenstand
door middel van een wetsartikel tegen de
flesschentrekkerij zou worden beschermd,
daarmee was de vraag nog niet opgelost op
welke wijze dit zou geschieden Men heeft
hier immers te doen met uitgeslapen per
sonen, zij zouden hun bedrijf reeds spoedig
DE ZESTIEN SCHIJVEN.
Hoe moeten 16 schijven zoo geplaatst
worden, dat ze 10 rijen, elk van 4 schijven,
vormen?
hebben aangepast aan een nieuwe bepa-
ling, wanneer deze niet zeer duidelijk sprak.
Zoo ging het destijds met de ontworpen be
paling: „hetzij door het verzwijgen van een
waren naam of een ware hoedanigheid,
hetzij door het wekken van het vermoeden
eener niet bestaande credietwaardigheid".
Immers, om één van de bezwaren te noe
men. de flesschentrekker kan credietwaar-
dig wezen, omdat hem de middelen ten
dienste slaan om te betalen, maar hij wil
dat eenvoudig niet Zoo werd ook een straf
bepaling voorgesteld, die ging tegen „het
enkele koopen van goederen met de voor
wetenschap die niet te kunnen betalen."
Maar daardoor zou onder meer in de hand
gewerkt worden, dat minder goede betalers
en z g n. koopzieke menschen blootgesteld
zouden worden aan bedreigingen met aan
gifte en strafvervolging. Meer ware te noe
men, waarbij toch een doeltreffende en niet
te ver gaande bestrijding der flesschen
trekkerij langs strafrechtelijken weg niet
bereikt zou worden.
Een andere vraag is deze of feitelijk de
Middenstand wel beschermd behoeft te wor
den tegen de aangevochten praktijken. Da
verkooper toch is niet gedwongen te leveren;'
hij kan door middel van diverse bureaux
eerst inlichtingen inwinnpn. Moet de wet
zorgeloozen en onnadenkenden bescher
men? Wie zoo redeneert, vergeef één ding.
De moordende concurrentie dwingt lot rui
meren omzet bij dalende prijzen, maar ook
tof een coulante behandeling van bestellers
en verkoopers. Inlichtingen inwinnen kost
tijd, vaak veel tijd; inmiddels gaat de aspi-
rant-kooper naar een concurrent; de leve
rantie wordt dus gedaan. Groote. kapitaai-
krachtige ondernemingen kunnen zich de
luxe veroorloven een klant Ie laten sch'p-
len. Kleinere zaken kunnen dat niet. Dit is
geen kwestie van onnadenkhpid of zorge
loosheid Hierin spreekt enkel de eisch deT
scherpe concurrentie.
Wil men de flesschentrekkers straffen,
dan dient zuiver te worden omschreven wat
hun métier is. Het bestaat, zooals o i. terecht
in het artikel wordt gezegd: „in het bij wijze
van beroep of gewoonte koopen van goede
ren met het oogmerk om zich of een ander
de beschikking over dat goed zonder beta
ling te verzekeren" Er bestaat een gilde
van flesschentrekkers. dat er een gewoonte
van maakt, om op de bovenomschreven
wijzp goederen te verkrijgen Zij zijn e*n
voortdurend gevaar voor den Middenstand,
waartegen deze beschermd moet worden,
hetgeen mei behulp van het voorgesle'de
artikel het best schijnt te kunnen geschie
den. De opzettelijke wanbetaling als zooda-