Reusachtió-ik ben blij dank ze geprobeerd heb! (hief Whip No. 20661 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 23 Juli Tweede Blad Anno 1927 Het bezoek van Hollandsche Studenten aan Hongarije. HAAGSCHE KALEIDOSCOOP. VIRGINIA - Ardath - London Ook met goud en kurk mondstuk UIT ONZE STAATSMACHINE. VOOR DE HUISKAMER. Budapest, 18 Juli. f (Van een bijzonderen medewerker). Schreven we reeds als onzen eersten Indruk, dat het Hongaarsche volk in de deelnemers aan de studentenreis bovenal Hollanders ziet en dat het al het mogelijke doet om zijn dankbaarheid te toonen voor de gastvrijheid, door Holland bewezen, bij ons verder verblijf wordt deze eerste indruk bevestigd en versterkt. Maar laten wij voorloopig dit punt rusten. Immers wij beloofden in dezen brief Jets mede te deelen over datgene, wat als het onmis kenbaar doel van deze reis naar voren treedt. #Hiervan kregen we reeds eenig ver moeden uit de speeches bij het afscheids diner op de Utrechtsche sociëteit, waar ook de Hongaarsche gezant aanwezig was. Immers werd daar op de Nederlandsche stu denten een beroep gedaan om zoo mogelijk iets van hun onbezorgdheid over te drogen op hun collega's in Hongarije. En het zou ons spoedig duidelijk zijn. wat het is. dat hun onbezorgdheid wegneemt.. Reeds op de boot We varen langs het prachtieste land- schap, de oeverlanden van de Donau en zijn bij den aanblik daarvan getroffen door hun bekoring. Maar wij varen er ten slotte als vreemden voorbij en willen niets anders 'dan zien en genieten. Maar de Hongaren op de boot varen hierlangs met andere r-e- yoelens Met een gevoel van dippen wee moed. Want als een professor uit Budapest ons aanspreekt, is het: „dat alles, dat heer lijke land, waarvan gij nu zoo geniet, het was van ons en het is ons afgenomen". Het allergrootste gedeelte van den linkeroever lusschen Weenen en Buda pest behoort tot de aan Hongarije bij het verdrag van Trianon ontnomen gebieden En wanneer hij dan verder vertelt, hoe daar zijn geboorteplaats ligt, hoe hij daar Is groot geworden, hoe daar zijn beste herinneringen zijn en dat hij het nooit over zich heeft kunnen verkrijgen terug te kee- ren naar de plaats, die hem het liefst is. nadat deze onder vreemde heerschappij slaat, dan krijgen we een kijkje op de Hon gaarsche mentaliteit Dit is niet overdreven gezegd, want geen Honfeaar hoorden we anders spreken en we krijgen den indruk, dat het geheele Hongaarsche volk in deze één is: het vredesverdrag van Trianon on gedaan te maken. Ja, zóó dikwijls wordt ons hierover in de speeches bij de verschil lende officieele gelegenheden gesproken, dat we soms wel de zucht slagen: „Alweer Trianon!" Intusschen weten we zeer wel, dat dit een gevolg is van het feit, dat we ons niet heelemaal in deze mentaliteit kunnen indenken, omdat we gelukkig niet de gebeurtenissen en omstandigheden gehad hehben en hebhen, zooals het Hongaarsche volk deze laatste jaren. Deze overweging doet ons ook weer telkens met aandacht luisteren en met sympathie staan tegenover de -Hongaarsche gevoHtms Intusschen is het besef, dat hen onrecht is aangedaan, ook een bron van kracht geworden. Want de wil om terug te erlangen wat verloren ging voor hen, manifesteert zich op vele wijzen. Allereerst in het Hongaarsche Credo dat ik hier in vertaling volgen laat- Ik geloof in één God, ik geloof in één vaderland Ik geloof in een eeuwige goddelijke rechtvaardigheid Ik geloof in de opstanding van Hongarije! Amen. Dit treffen we overal aan. In de trams, ïn de arbeiders-slaapzalen, waarin we in gekwartierd waren bij ons bezoek aan de groote ijzerfabrieken van Diös-Györ en vele andere plaatsen. Hiermee beginnen en ein digen de kinderen or> do scholen hun dag. Naast dit Hongaarsche Credo zien we ook overal een kaartje met de oude en nieuwe Hongaarsche grenzen en voor ie^'^n Hon gaar is dit voldoende zijn taak en roeping bewust te doen zijn. Het meest trof ons dit bij een bezoek aan een padvinderskamp bij een uitstapje naar het Zwitserland van Hongarije: het Bükh-gebergte. Gewoon ten tenkamp. maar voor den ingang in het gras het bekende kaartje: iedere padvinder wordt daar bij eiken in- en uitgang aan zijn plicht herinnerd. En sterk kregen we den indruk, dat de padvinderij met name in dit opzicht als de spes patriae wordt beschouwd d. w. z. op zeer militairistische wet is in gericht. Doch hierover misschien later nog meer. Ware dit alles nog niet voldoende, een bekend insigne in den vorm van de hoofdletter T (eerste letter van Trianon) herinnert telkens en telkens er weer aan: Hongaren, bedenktl Uw taak is het dit ver drag van Trianon ongedaan te maken. Dit teeken wordt gedragen door rijk en arm, door groot en klein en dit feit versterkt onzen indruk, dat het geheele Hongaarsche volk in zijn nationalisme één is en doet ons tevens beseffen de groote moeilijkheid zoovele internationale idealen te verwezen lijken. Wanneer wij bij ons kort verblijf hier van deze zaken reeds zoozeer door drongen zijn, behoeft het geen verder be toog. hoe de Hongaren zelf ervan door drongen zijn. Dat dit alles ook zijn bijzonder stempel zet op de studentenwereld spreekt vanzelf. Dit werd ons het meest duidelijk bij de plechtigheid op het Vrijheidsplein en op de eerste Hongaarsch-Hollandsche studenten- conferentie. Op het Vrijheidsplein de naam spreekt reeds voor zichzelf bevinden zich vier standbeelden Noord Zuid OostWest, symboliseerende de in het Noorden, Zuiden] Oosten en Westen van Hongarije afgeno men gebieden En terwijl aan den voet van de standbeelden de vertegenwoordigers stonden van de universiteiten in de bezette gebieden, werd ons daar de gansche toe stand geschilderd en gewezen op de voor de studenten bijzondere moeilijkheden die hieruit voortvloeien Een beroep werd ge daan op de sympathie en de medewerking van ons. Hollandsche studenten En in het wederwoord van Holland werd deze toege legd, maar tevens werd er terecht op ge wezen, dat uit de door Holland verleende gastvrijheid aan de Hongaarsche kinderen niet de conclusie getrokken moest worden van algeheele instemming met alles wat Hongarije aangaat, daar Holland in de allereerste plaats uit plichtsgevoel gehan deld had Het deed ons goed, dat dit gezegd werd; intusschen verhindert dit niet. gezien juist de wijze, waarop door de Hongaren gereageerd woTdt op hetgeen Holland deed voor hen, sympathie te gevoelen voor de moeilijkheden, waarin de Hongaarsche student zich bevindt. Werd met name bij deze plechtigheid ons het doel van deze reis duidelijk, dit was ook het geval op de eerste Hongaarsch-Hollandsche studenten conferentie. Deze werd gehouden den twaalfden Juh in de Ménöki Kamara (Vereeniging van Hongaarsche Ingenieurs). Het is onze be doeling niet hiervan een verslag te geven. Bovendien werd aan het einde besloten al het gesprokene in boekvorm, zoowel in het Hollandsch. als in het Hongaarsch uit te geven. De conferentie stond onder leiding van de vertegenwoordiger van den Minister van Buitenlandsche Zaken en vele Hon garen en Hollanders voerden het woord Slechts enkele indrukken. Allereerst viel ons op een verschil met de studentenorgani saties zooals wij die kennen. In Hongarije kent men geen studentenorganisaties zonder doel, zooals bij ons de corpora. D. w. z. van deze zou „Amicitia" als doel ge noemd kunnen worden, maar dat staat niet op één lijn met de doeleinden, zooals elke studentenvereeniging hier in Hongarije die heeft, hetzij wetenschappelijk, hetzij gods dienstig, hetzij politiek. De meeste hebben een politiek doel en alle wel een politiek tintje. Hieruit blijkt dat de verhouding van den student tot het maatschappelijk leven hier ook in het algemeen een andere is dan bij ons. Immers wordt de politiek bij ons zooveel mogelijk gebannen uit de studenten wereld. ïntuschen deed professor van Hamel in zijn rede over dit punt een krachtig be roep op den Hollandschen student zich zijn positie als toekomstig leider van zijn volk terdege bewust te zijn en den voorbereiden den tijd in dit opzicht uit te buiten. En hier in hebben we een krachtige stumilans bij de ontmoeting met den Hongaarsche student, die misschien te veel genoodzaakt is om reeds in zijn studententijd zich te bekom meren om politiek, maar die overigens zich volkomen zijn verantwoordelijkheid als student In en tegenover de maatschappij bewust is. Een parallel werd verder getrokken tus- schen den toestand van den Hongaarschen student tegenover zijn „verdrukte broeders" in de afgenomen gedeelten met dien van den Hollandschen student tegenover zijn broe ders in België. Z.-Afrika en elders, zooals deze toestand actief is in het Dietsch Stu denten Verbond. Mogen theoretisch deze twee veel overeensteming vertoonen. prac- tisch denken we zal toch wel geen Hollandsch student over de Hollandsch- spre'kende studenten in België, Afrika en elders als zijn „verdrukte broeders" spreken. Aan het einde van de conferentie, die van vier uur tot over zevenen duurde, werd be sloten een telegram aan onze Koningin en aan den regent van Hongarije te sturen. Hiermee behoorde deze eerste Hongaarsch- Hollandsche studentenconferentie tot het verleden en we zijn benieuwd door welke deze gevolgd zal worden. Hierbij lafen we het in dezen brief, die naar we hopett de plaats van bestem ming bereiken zal. gezien de berichten, die inkomen over de onlusten in Weenen. waardoor wij ook genoodzaakt worden een andere route voor de terugreis, waarschijn lijk over Breslau, te nemen. VIII. „Nou, en ik zeg je: we beleven van 't „jaar voor de laatste maal ons Concours .„Hippique. Kun jij 't snappen waarom onze „Gemeenteraad het gevraagde subsidie „weigerde? 'n Lamme boel, góhl We brei- „den ons aan alle kanten maar lustig uit, „Loosduinen hebben we ingepikt, Rijswijk „en Voorburg hadden we haast te pakken, „we beslaan al 'n oppervlakte, grooter dan „Parijs enwe worden saai als 'n dorp! „Nou zijn ze weer bezig óók op Zaterdag avond 't ouwe sluitings-uur van half 1 te „herstellen. Over Scheveningen spreek ik „maar heelemaal niet 't Begon de laatste „jaren, dank zij de prachtige leiding en „ondanks de slechte zomers, aardig op te „fleuren.... en nou dAt weer góhl Is 't „nou 'n wonder dat we de vreemdelingen „hier zoo slecht kunnen vAsthouden? Góh'" Aldus op 't achterbalkon van lijn 3 *n kwiek oud heertje met jeugdige allures tot den aandachtigen conducteur, Tn dat ver drietig uitgeslooten „góh!" lag héél z'n diepe teleurstelling ,,'t Is 'n merakel", zei de conducteur. Beiden zwegen. Nieuwe passagiers stopten alle verdere vertrouwe lijkheid „La plus noble conquête de rhomme". de edele rossinant, deskundig of sportief „pèrd" of „peerd". vulgariter „paard" ge doopt, wiens „mond" en „beenen" (zeg toch nóóit „bek en pooten") een aparte klasse vormen onder dezelfde lichaamsdeelen zij ner diergenooten, staat te verdwijnen. Do „Ardenner" %n de Zeeuwsche „koudbloed" trekken nog wel de zwaarbeladen wagens, bevracht met Cambrinus schuimende nec tar. Tante Pos laat zich nog wel hier en daar hedienen door dit meest welwillende aller dieren, 'n stuk of wat klassieke „aap jes" handhaven nog met moeite de trek kracht van eenige min of meer afgema- gerde exemplaren, onze cavalerie, voor zoo ver niet „bereden" op 'n stAlen ros, heeft er ook nog wat op sta! staan, maar de motor kwam. „moins noble mais plus ter- race". zooals jhr Ter Piere thans waarlijk zéér ter snede npmerkle. en het proces der vreedzame, hoewol niet minder koppig-vol- gehouden verdringing begon zich te vol trekken. Edoch, er bestaat nog zoo iets als Paardensport, waar het niet gaat om ge makkelijker en sneller verkeer of betrouw bare. zij het dan minder vlugge trekkracht, maar wèl om soepele snelheid in onder- lingen wedstrijd van speciaal getraind? harddravers en renpaarden, om de fijne élégance van een feilloozen sprong, om de subtiele correctheid van volmaakte dres suur. Herinnert gij u nog de „Gouden Zweep?".... Met deze zweep werd niet geslagen. Trouwens, 'n paard wordt „über haupt" niet geslagen, 'n paard wordt alleen welwillend toegesproken en reageert hierop dan ook meestal uiterst gewillig in de ge- wenschte richting, 'n Zweep, zelfs de meest ordinaire, moet dan ook louter als versie rend bestanddeel van een „gesban" be schouwd worden. Waar derhalve 'n dood gewone zweep al reeds als versiering is aan te merken, spreekt vanzelf dat de „Gouden Zweep" het meest verfijnde aller vehikel sieraden bedoelde te zijn en ook inderdaad wAs voor den gelukkigen winnaar. Dit kostbaar attribuut werd. ongeveer 'n halve eeuw geleden, door Z. M Koning Willem III voor de eerste maal uitgeloofd als prijs voor den snelsten harddraver onzer vader- landsche banen Uit mijn kinderjaren her inner ik me, dat de toen vermaarde paar den familie „David" (David T—David V) bij herhaling, o.a. op de Clingendaalsche baan, de Gouden Zweep veroverde. Ik wil hier mee slechts aantoonen. dat het Koninklijk Huis in bewondering voor de Paardensport de leiding nam. En nu is 't toch wèl over bodig te memoreeren de talrijke, bijzonder eervolle resultaten door onzp militaire rui ters buiten de landsgrenzen behaald. Daar over praat ik niet eens meer En dan be aam ik bij deze geestdriftig en ten volle het spijtige „góh!" van dat kwieke ouwe- heerlje van lijn 3! Ja. ik vind 't 'n schande, dat het subsidie voor ons Haagsch Concours Hippique geweigerd is. Particuliere steun, vindt u? Geen „algemeen belang"? Een zekere categorie beroepsontevredenen (zelfs ons Haagje kent dezulken, onbegrij- pelijk genoeg!) acht de Paardensport 'n machtsuiting van uitverkorenen. Ach. mijn vrienden, wept gij dan niet, dat rpeds wij len Richard ITT in wanhoop uitriep- „een Peerd! een Peerd! mijn bochel voot een Peerd II en hebt gij nooit den verheven lofzang op Het Paard gelezen van de hand des onslerfelijken Schoolmeester's? Alléén reeds de kennismaking met den héérlijken aanhef moest alle ontevredenen bekeeren: Een paard Naar den aard Is er nog eer dan zijn staart; Hij doet het te voet Net zou gauw en zoo goed Als een ander te paard het doe* £n je kijkt niet om Of hij ie al weêrom Met niemendal op zijn rug Is hij bijzonder vlug En met iemand onder den man Is hij in 't loopen nóg zoo'n Jan, Dat je 'm met je beien niet inhalen kan. Van oudsher placht ons Concours Hippi que brandpunt t-e zijn van grandioos ver tier met den aankleve van binnenstroo- mende baten in de meest heterogene por- ptmonnaie's: een publiek belang van aller eerste ordel Zorgvliet en later Hout ust vierden het hoogtij van de één-, twee- en vierspannen, van de zéér geliefde sprirg- evoluties en van het strenge dressuur- examen. Het buitenland zond steeds zijn edelste viervoeters ten tournooi, vaak ten koste van zware geldelijke offers De fine- fleur der internationale equestrische ster ren met groot gevolg van trainers en ver zorgers, brachten het Haagje een week van hoogstwelkoro extra-gewin. Is het dan wonder dat de organisatoren van het hip pisch festijn eeD beroep deden op het wèl- begrepen mercantiele inzicht onzer Vroede Vaderen 1 Wie heeft zoo treffend-juisfc ge doceerd dat de liefde nooit van één kant komen kan 1... Als gij dit leest, dreunt het groene tapijt onder de beenen der nobele kampioenen, daveren weer de Houtrust tribunes van lui. den jubelOnze stad had ook hier een voortreffelijke reputatie hóóg te houden, de Vroedschap ten spijt: onderlinge sa menwerking redde ons Concours van den wissen ondergang! Maar... oh gijl kort zichtige Nurksen... het volgend jaar klop pen wij weer vastberaden op de poort uwer zuinige taaiheid. DAn zal 't zijn: in naam van Het Paard doe open de poort II-— „Jammer zei me vanmiddag Ter Piere jammer, dat je nicht Stéphie juist ,,èven te laat zal arriveeren om op Hout- ,,rust haar gratie te ét-aleeren En jij zelf, „Cunaeus! Hoe kun jij nu zóó stupide zijn „juist in diè dagen, ergens in de Arden- „nen, naar forellen te gaan hengelen t"... ...De jonker is wel 'n gezellige prater, maar op de allereerste plaats wil ik pro- beeren hem te remmen in 't gebruik van al die Gallische fraaiigheden en verder heb ik hem vierkant verzocht nóóit mijn geliefd hengelterrein te betreden. Wijlen professor Pel heeft eens gezeedde meest gezonde aller sporten is de Hengelsport, omdat deze ontspanning hart nocb zenu wen geweld aandoet Mijn vacantie valt juist in de dagen van het luisterrijke Paar- denfeest. Tóch houd ik mij ditmaal aan den hooggeleerden Hengelaar en laat Ter Piere op Houtrust zijn aangeboren „gratievolle élégance" welbewust „étaleeren"! CUNAEUS RECLAME. H. P. H. KEEREWEER BEGRAFENISSEN Tel. 861 AUTO TRANSPORT u Aalmarkt -16. y I CREMATIE RECLAME. 6072 4762 BESTRIJDING DER FLESSCHENTREKKERIJ. Titel XXV van ons Wetboek van Straf recht (artt. 326339) gaat tegen Bedrog, gelijk ook het opschrift van dezen titel aan geeft. Art. 326 luidt: „Hij, die met het oog merk om zich of een ander wederrechte lijk te bevoordeelen, hetzij door het aan nemen van een valschen naam of van een valsche hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van eenig goed of tot het aangaan van een schuld of het te niet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplich ting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren." Aan dit artikel wordt nu, als het betreffende wetsontwerp wordt aangenomen, een litlera a toegevoegd, dal aldus zal luiden: „Hij, die een beroep of een gewoonte maakt van het koopen van eenig goed om zich of een ander de beschik king over dat goed zonder betaling te ver zekeren, wordt gestraft met een gevange nisstraf van ten hoogste drie jaren." Dit wetsvoorstel is gedaan, omdat de wensche- lijkheid was gebleken' van een aanvulling van ons Wetboek van Strafrecht met een bepaling tot bestrijding der zgn. flesschen- trekkerij. De wenschelijkheid van deze aanvulling was reeds herhaaldelijk van de zijde van den middenstand betoogd, omdat gebleken was, dat art. 326, zooal9 we dat boven af schreven. den Middenstand niet voldoende beschermt tegen de zgn. flesschentrckkerij. Art. 326 is alleen toepasselijk als iemand met het oogmerk van wederrechtelijke be voordeeling een ander door bepaalde be drieglijke middelen als in het artikel* zijn aangegeven tot de afgifte van eenig goed beweegt. De flesschentrekker kent echter de beroemde mazen van het net. Hij bepaalt zich tot het doen van bestellingen, hoog stens daarbij een paar onwaarheden debi- teerende. Hij speculeert op het verlangen van den verkooper om zijn clientèle uit te breiden. Strafbaar is deze handeling niet voor de wet. Hij doet zich wel voor als iemand, die van plan is te betalen, maar dit beteekent nog niet het aannemen eener nl«5rhH hoedanigheid in den zin der wet De Middenstand heeft, getuige de vele waar- sciiuwingen van commissarissen van poli tie in plaatselijke bladen, om met bepaalde personen of firma's niet in relatie te treden, veel last en schade van de flesschentrekkerij en hij zal dan ook de poging der regeering om hem te beschermen tegen deze para sieten toe moeten juichen. Al stond dus vast, dat de Middenstand door middel van een wetsartikel tegen de flesschentrekkerij zou worden beschermd, daarmee was de vraag nog niet opgelost op welke wijze dit zou geschieden Men heeft hier immers te doen met uitgeslapen per sonen, zij zouden hun bedrijf reeds spoedig DE ZESTIEN SCHIJVEN. Hoe moeten 16 schijven zoo geplaatst worden, dat ze 10 rijen, elk van 4 schijven, vormen? hebben aangepast aan een nieuwe bepa- ling, wanneer deze niet zeer duidelijk sprak. Zoo ging het destijds met de ontworpen be paling: „hetzij door het verzwijgen van een waren naam of een ware hoedanigheid, hetzij door het wekken van het vermoeden eener niet bestaande credietwaardigheid". Immers, om één van de bezwaren te noe men. de flesschentrekker kan credietwaar- dig wezen, omdat hem de middelen ten dienste slaan om te betalen, maar hij wil dat eenvoudig niet Zoo werd ook een straf bepaling voorgesteld, die ging tegen „het enkele koopen van goederen met de voor wetenschap die niet te kunnen betalen." Maar daardoor zou onder meer in de hand gewerkt worden, dat minder goede betalers en z g n. koopzieke menschen blootgesteld zouden worden aan bedreigingen met aan gifte en strafvervolging. Meer ware te noe men, waarbij toch een doeltreffende en niet te ver gaande bestrijding der flesschen trekkerij langs strafrechtelijken weg niet bereikt zou worden. Een andere vraag is deze of feitelijk de Middenstand wel beschermd behoeft te wor den tegen de aangevochten praktijken. Da verkooper toch is niet gedwongen te leveren;' hij kan door middel van diverse bureaux eerst inlichtingen inwinnpn. Moet de wet zorgeloozen en onnadenkenden bescher men? Wie zoo redeneert, vergeef één ding. De moordende concurrentie dwingt lot rui meren omzet bij dalende prijzen, maar ook tof een coulante behandeling van bestellers en verkoopers. Inlichtingen inwinnen kost tijd, vaak veel tijd; inmiddels gaat de aspi- rant-kooper naar een concurrent; de leve rantie wordt dus gedaan. Groote. kapitaai- krachtige ondernemingen kunnen zich de luxe veroorloven een klant Ie laten sch'p- len. Kleinere zaken kunnen dat niet. Dit is geen kwestie van onnadenkhpid of zorge loosheid Hierin spreekt enkel de eisch deT scherpe concurrentie. Wil men de flesschentrekkers straffen, dan dient zuiver te worden omschreven wat hun métier is. Het bestaat, zooals o i. terecht in het artikel wordt gezegd: „in het bij wijze van beroep of gewoonte koopen van goede ren met het oogmerk om zich of een ander de beschikking over dat goed zonder beta ling te verzekeren" Er bestaat een gilde van flesschentrekkers. dat er een gewoonte van maakt, om op de bovenomschreven wijzp goederen te verkrijgen Zij zijn e*n voortdurend gevaar voor den Middenstand, waartegen deze beschermd moet worden, hetgeen mei behulp van het voorgesle'de artikel het best schijnt te kunnen geschie den. De opzettelijke wanbetaling als zooda-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5