Waarom |Js drijft. De Verstandige Haas. CORRESPONDENTIE. Hollandsche kinderen zullen misschien maar hall begrijpen, wat het beteekent: ge durende eenige uren de zengende Brazi- liaansche zon te moeten verdragen, maar de jeugdige Frasers wisten, dat zij daar on mogelijk konden blijven, wilden zij niet ern stig ongesteld worden. „Ikwou, dat ik één van de bedienden zag," 'zei Ferdinand. „Dan zou ik hem zeg gen, thuis even een karretje voor ons te ihalen, maar er is nergens iemand te zien." ,,'t Is hier het eenzaamste plekje van de heele baai. Herinner je je niet, dat Vader ons verboden heeft, hier 's avonds alleen heen te gaan?" vroeg Joke haar broertje. „Ja, maar er zijn nu geen smokkelaars meer," antwoordde Ferdinand. „En natuur lijk zou Vader wel goedvinden, dat wij er op dit uur waren/V" „Ja, maar wat moeten we dóen, Fer? Het is voor ons nog niet zoo erg, maar Elly is niet sterk." „Ik zal eens een eindje verder gaan kij ken. Misschien zie ik iemand. Blijf jij dan bier, Joke. Ik kom dadelijk weer terug." Ferdinand liep nu langs het strand. Het was er nog heerlijk koel, maar reeds wer den de schaduwen der rotsen kleiner en hij wist maar al te goed, dat er weldra geen streepje schaduw meer zou zijn in de om geving van de Punt, behalve dan diep in de grot, waar het zoo gevaarlijk was. Joke keek haar broertje na. „Voor ons is het zoo erg niet, maar wat moeten we' met de kleintjes beginnen?" mompelde zij. „Ze kunnen onmogelijk meer dat heele ednd ^erugloopen." Even later kwamn Ferdinand terug. f „Ik heb een ontdekking gedaan, Joke!" xiep hij uit. „Zoo'n leuke ontdekking! We zullen nu geen last van de zon hebben." Bij het woord „ontdekking" spitsten Elly en Tony de ooren. „Heb je ee"n schildpad gevonden?" vroeg Elly gretig. „Heb je één der bedienden gezien? vroeg Joke. „(jeen bedienden en geen schildpad. Maar ik heb de oude boot van Jim Salter gevon den. Ze ligt in de vierde grot hier vandaan „Is het dat?" riep Joke teleurgesteld uit. „Wat hebben we daar nu aan? De oude boot kan ons. zelfs al zouden wij er alle maal in kunnen, toch niet over den heuvel naar huis brengen." „Nee, op het land hebben we natuurlijk niets aan de boot, maar zij kan ons naar den overkant der baai brengen. We moeten er onmiddellijk in stappen „Ja, ja!" riep Tony, terwijl Elly van ple zier in de handen klapte. ..Mag ik ook een roeispaan hanteeren?" vroeg Tony nu. „Dat weet ik nog niet," 'antwoordde Fer dinand. „De roeispanen vormen het minst gelukkige' deel van mijn vondst. Eén er van is heelemaal gespleten en met 'n stuk touw samengebonden. Ik weet. dat Salter zich nieuwe roeispanen wilde aanschaffen, vóór hij weer op de vischvangst uitging." ..Als de boot op het droge ligt, zal zij stellig door de hitte gekrompen en lek ge worden zijn." merkte Joke op. ,.Zij zal misschien een klein beetje water scheppen, maar daar hoeven wij niet bang voor te zijn." ging Ferdinand voort. „De oude Salter was altijd vol lof over zijn boot en zei. dat de „Zeemeeuw" de beste boot van de heele baai was. Kom maar mee. dan kun je haar zien." De vier kinderen liepen nu, op de hielen gevolgd door Quick, naar de kleine grot, -waar de boot van Jim Salter, de Zee meeuw", lag. De arme, oude Jim was vóór eenige maanden gestorven en daar nie mand aanspraak maakte op de kleine, min of meer wrakke boot, was zij in de grot blijven liggen, vergeten door iedereen, tot dat Ferdinand haar ontdekte. (Wordt vervolgd). Wanneer de vorst het water doet bevrie zen. vermeerdert de hoeveelheid ervan on- gever met een zevende deel. Eén achtste van een ijsberg steekt dus boven dus boven Ihet water uit, omdat het gedeelte onder het water juist zooveel ruimte inneemt, als de geheele massa deed, vóór zij bevroor. Door uitzetting wordt deze massa eenigs- zms poreus, dat wil zeggen: er komt lucht in en dat is de reden, dat het ijs gaat drij ven. Nu gaat om dezen lijd van het jaar de ijsbergen smelten en drijven zij op ons Noordelijk Halfrond naar het Zuiden. Wij ondervinden daarvan altijd den invloed, het is dan koud en guur weer. Tusschen 10 en 15 Mei hebben wij de zoogenaamde IJsheiligen. We kunnen dan nog best een dikke jas velen. Op eeta nacht, toen alle menschen slie pen en geen haas dus behoefde te vreezen voor Jagersman of Hond, hield een troep hazen vergadering in het groote Hazen- bosch. Ze waren bijeengekomen aan den oever van een vijver, die' midden in het bosch lag, en waarin heel veel kikvorschen woonden. Toen alle hazen uit den omtrek, en ook die van den Hazenberg bijeen waren, open de een stokoude haas de vergadering, door te vragen: „Hij, die mijn raad wenscht of mij wat te* vragen heeft, kome' wat dichter bij. Dadelijk kwamen toen eenige jonge hazen naar voren, die grootvader Haas hun grieven vertelden. „Ik ben moe geplaagd door die wreede Jagetsmannen," klaagde één der haasiea. „Ik ben bijna doodgebeten door die ellen dige honden," zuchtte een ander haasje, dat 'kreupel was. „En mij hebben ze in mijn rechter-oor gepiefpaft," kermde een derde, wiens rech- ter-lepel heel erg was gewond. „Ach, ja, 't is toch verschrikkelijk, dat we geen rustig uur in ons leven hebben," klaagden daarop een troep grootere hazen. «^Altijd worden we geplaagd en gejaagd. Al tijd worden we vervolgd en doodgeschoten of doodgebeten, is 't niet door Jagersman nen, dan is 't door die ellendige! honden. Zou 't daarom niet veel beter zijn, dat we allen tegelijk hier op deze plek stierven?" „Ja, 't is waar, wat onze ouders zeggen 1" riepen eenige jonge hazen; „,'t is veel beter om nu hier op deze rustige plek kalm te sterven, dan ons geheele leven lang in angst en vrees te moeten leven. Komt goe de vrienden, laat ons daarom allen tegelijk in dezen vijver springen, dan zijn we alle maal dadelijk dood en is het gedaan met ons treurig bestaan Nu sliepen tusschen het gras op den oever, en heel dicht bij de plek waar de haasjes vergaderden, eenige kikvorschen, die weldra opschrikten uit hun slaap door het luide gesprek van al die hazen, allen opsprongen en daarna met een plofje in den vijver sprongen. En zoodra de stokoude haas dit zag, schudde hij hee'l wijs zijn lange lepels, stampte met zijn achterpootjes op den grond en begon toen weer tot de andere hazen: „Werpt u nog niet in dezen vijver, mijn kinderen. Luistert eerst nog even. naar wat ik jullie allen te vertellen heb!" De oude en de jonge hazen keken toeta met hun groote, ernstige, doch wel wat bange hazen-oogen naar grootvader Haas, want ze waren erg verlangend te hooren wat die hun allen voor 't laatst nog te ver tellen had. ..Mijn kinderen, klein- en achterklein kinderen," begon daarop de stokoude haas, ,.ook ik ben geschoten, wel tweet drie keer door Jagersman: ik ben opgejaagd en ge beten door Hond, meer dan één van jullie allen, en dan ben ik ook al héél oud. En omdat ik al 200 héél oud ben. zie en be merk ik veel meet ellende, ook bij andere dieren dan jullie jonge haren. Dat zie ik nu ook weer. Ik zie het nu weer aan de kikvorschen die straks zoo rustig, hier dicht bij deze plek in het gras sliepen. Deze! die- ren zijn opgeschrikt door hun rust door ons. altijd opgejaagde hazen, die zij blijk baar vreezen. Zijn dus deze arme kikvor schen niet veel meer te beklagen dan wij hazen? Daarom vind ik ,dat wij nog niet zoo heel erg behoeven te morren over ons lot. En gij, jonge hazen, kunt daaruit weer ieeren, dat niemand zoo beklagenswaardig is, of hij vindt anderen, die nog véél meer te beklagen zijn dan hij. Zoo is bet altijd geweest in deze wereld, kinderen, en zoo zal het ook wel altijd blijven. Laten wij dus niet meer ons beklagen over ons lot. Laat ons voortaan voortleven, ondanks Jagers mannen en Honden, als tevreden hazen!" „Ja, ja, Grootvader, wij zullen uw ver standige woorden niet vergeten, u hebt ons een goed lesje gegeven," zeiden toen alle jonge en oude hazen, en daarna was de vergadering afgeloopen en zoo tevreden als hazen maar kunnen zijn, gingen ze allen naar hun holletje terug. TANTE JOH. Dus nu is overal de vacantie begonnen en zullen spoedig velen, zooals ik uit de brieven merk, eens uit logee ren gaan. Ik wensch allen veel plezier en degenen die dan eenige weken moeten overlaan, behoe ven niet te vragen of ilk het kwalijk neem,- ik begrijp het best hoor. Frederik en Joh an Mulder gaan jullie aan zee logeeren, of zoo maar ai en toe eens een dagje?-en waarheen dan, naar Katwijk of naar Noord wijk 1 Jan Evers lees jij maar het begin der correspondentie dan weet je dat je gerust in de vacantie eens mag overslaan. Jan Cats dat trof goed dat je net voor je verjaardag zoo'n mooien trein had ge kregen, toen kon je er Zondag mee spelen toen het zoo regende. Ben je veel met het kleine hondje van je tante uit geweest Louise en Beppie Pl-anje, neen hoor, het was verleden Zondag heelemaal geen weer om naar zee te gaan, dat dagje naar Kat wijk heb je dus nog te goed^ Dirkje Hopman o ja ik kreeg bijzonder veel brieven met de oplossing dier prijs raadsels. Is je grootvader er nog en ben je al met hem uit geweest Carel Hansen zeker mag je broertje nu ook meedoen, doet het dan maar samen één briefje maar en samen onderteekenen. Bertha Mulder vriendelijk dank voor je mooie ansicht uit Soesterberg. Annie en Jan de Blanken jullie mogen met de gewone raadsels gerust dezelfde in sturen en dan samen onderteekenen. Jan e«n Eempien Wassenaar zijn jullie naar Leiden geweest mocht Eempien weer zooveel loopen dat ze mee kon dat dagje. Veel plezier in de vacantie. Geertje Venhuizen ja dat meisje stuurde vroeger wel in, nu niet meer. Ik wensch jo veel plezier in Haarlem, ik begrijp best dat je dan niet kunt schrijven en raad sels oplossen. [Wiesje en Heiltje Vis dat raadsel had er vroeger al eens ingestaan, daarom kon ik het niet weer plaatsen! Wat een schrik dat autoongeluk waar je kleine nichtje bij was. Hoe is het nu met haar Willy van Booma het is nu niets geen^ lekker weer om te zwemmefl, of ga je d«n toch als het zoo frisch en regenachtig is, is het water dan niet te koud of kan Je' dat niet schelen Nettin en Mientje van Kiessen heerlijk voor jullie dat je allebei bent overgegaan.. Ik wensch jullie prettige vacantieweken,-' gaan jullie nog uit logeeren Willy Horst mocht je dit nog lezen, vóór je naar Gelderland gaat, dan wou ik jo vragen, schrijf mij eens wat voor prijs jo hebt gekregen. "Wijntje Haasnoot, ik heb nog wel raad sels liggen, maar als je wilt, mag je er nu wel weer nieuwe sturen. Nelly Eikelenboom is het schoolreisje naar Rotterdam prettig geweest 1 mooi weer gehad veel gezien 1 Mijn adres is Kloos- terzande (Zeeland) dat is voldoende, meer behoeft er niet bij. Marietje en Neelie de Best allebei over-^ gegaan heerlijk, hoor, nu kunnen jullie van de vacantie genieten. Coba Haasnoot dat weet ik altijd wel dat jullie prachtige boeken krijgt als prijs, ik heb er dikwijls een gezien als ik eens bij eeü of ander raadselneefje of nichtje was. Het is nu zeker niet warm genoeg om in die lekkere boschjes waar je over schrijft, te gaan zitten. Kees Boer o, dat is goed gedacht dat di© juffrouw het aan haar zusje vraagt om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 16