VOOR DE JEUGD
V
•J
LEIDSCH DAGBLAD
No. 27.
Met z'n Vieren op een
Eiland.
Vrijdag 22 Juli
Anno 1927
*i 8 i iïTïi iil *ïi iil'ai
111 I t I t I I t I I 4 I lil
Naar het Engelsch van L. T. MEADE,
Beknopt bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
Hoofd 9luk I.
Het Begin van het Avontnnr.
Niemand kan eigenlijk precies zeggen
wanneer en waarmee een'avontuur begint.
Je kunt bij voorbeeld 's morgens ,gewoon
wakker worden, niet anders denkend, of je
zult den dag onder normale omstandighe
den doorbrengen, terwijl er misschien juist
iets gebeuren zal, dat al heel avontuur
lijk is._
Bit nu overkwam den jongens en meisjes,
van wie het verhaal vertelt Zij werden op
een morgen gewoon wakker en daar het
prachtig weer was en het leven van alledag,
nu ja, een beetje eentonig was, deden zij
dat ééne, 't welk hen midden in de vreemd
ste avonturen stortte.
Ze waren met z'n vieren: twee jongens en
twee meisjes en hun namen waren: Ferdi
nand, Joke, Elly en Tony. Ferdinand was
veertien jaar, Joke twaalf en een half, Elly
elf en Tony negen. Het waren niet allemaal
broertjes en zusjes. Ferdinand en Joke
varen neefje en nichtje van Elly en Tony,
doch zij woonden allen samen in het aardige
landhuis van meneer Fraser, de vader van
Ferdinand en Joke.
liet huis stond heel ver hier vandaan: in
het mooie, tropische Brazilië. Het lag aan
de kust en was heelemaal van hout, terwijl
er lange veranda's langs liepen.
De cuders van Tony en Elly woonden
dieper landwaarts in en daar het klimaat
daar minder gezond was, brachten de kin
deren eenigen tijd bij hun oom door.
Ferdinand en Joke hadden geen moeder
meer en juist een week, vóór dit verhaal
begint, was meneer Fraser plotseling weg
geroepen voor belangrijke bezigheden op
grooten afstand. De vier kinderen waren dus
alleen met de zwarte bedienden. Ferdinand
was echter een bedaarde jongen voor zijn
leeftijd en Joke was al een heel verstandig
meisje. De beid» Murray's, zoo heetten de
jon?,era kinderen, lieten zich altijd door de
ouderen leiden en meneer Fraser ging van
huis zonder zich zorgen te maken over het
jonge volkje, dat hij achterliet. Hij zou mis
schien vier, misschien zes weken weg moe
ien blijven, kon ook veel eerder terug
komen; daarvan viel vooruit niets te zeg
gen. De zwartjes, die in grooten getale aan
wezig waren, zouden zorgen, dat het den
kinderen aan niets ontbrak.
Het was midden in Augustus, maar het
weer, getemperd door een frisch zee-
briesje, was niet hinderlijk warm .De vier
kinderen zalen als gewoonlijk aan het ont
bijt in een groot koel vertrek, dat aan drie
kanten door een breede veranda omgeven
was. De kleine foxterrier, Quick, zat aan
Ferdinands voeten. Zij hadden hem uit
Europa meegebracht, toen zij twee jaar ge
leden in Brazilië waren komen wonen. Hij
was de lieveling van alle vier.
Quick was een heel verstandig, aardig
hondje. Zijn jasje was spierwit met een
paar zwarte vlekken en hij had een paar
trouwe óogen.
Quick had heel wat kunstjes geleerd van
Ferdinand. Van hem hield hij het meest
en hij beschouwde hem als zijn baasje. Van
daag hield hij zijn kop half schuin en keek
hij Ferdinand aan, alsof hij iels wilde vra
gen.
„Ik weet, wat je graag wilt, ouwe jon-
genl" zei Ferdinand. „Je wilt naar zee gaan
en zwemmen. Kijk eens, Joke, kijk eens
naar heml Hij steekt zijn ooren op en ver
slaat heel goed, wat ik zeg."
„Het zou leuk zijn, vanmorgen naar zee
te gaan," zei Joke. „We hebben nu al bijna
veertien dagen vacanlie en zijn nog maar
een paar keer geweest. Je frischt er altijd
heelemaal op
Ferdinand stond op, liep de kamer dcor
naar de veranda en keek naar de zee.
„Waarom zouden we Quick geen plezier
doen?" vroeg hij. „En waarom zouden we
onszelf geen plezier doen?" Het is een
prachtige dag; een vroolijk briesje rimpelt
de golven. Laten we de picnic-mand inpak
ken en naar het strand gaan. Als de zon
te warm wordt, kunnen we een koel plekje
opzoeken in de grot bij de Punt. Wat zeg
gen jullie er van meisjes? En wat zeg jij
er van, Tony? Zullen we eens een echt leuke
picnic hebben?"
„Ja. ja!" juichten alle drie.
De mand was spoedig gepakt en een half
uurtje later trokken de vier kinderen er op
uit met Quick. Eén of twee bedienden za
gen hen gaan, maar zij sloofden zich ni9t
uit door een paar vragen te doen. Eerst
later, toen het etenstijd werd en de kinde
ren niet terugkwamen, sprak één hunner
er over. Zij had allerlei eetwaar in de
groote mand gepakt en meende dus, dat „de
jongeheeren en de jongejuffrouwen" tegen
den avond wel terug zouden komen.
Het lag niet in de flegmatische natuur der
zwarte bedienden zich ongerust te maken
en nog minder een onderzoek in te stellen.
Het werd avond, vóór het één hunner in
viel. zich verwonderd af te vragen, waar de
kinderen toch konden zijn.
Zoo begon nu hel avontuur. Zij dachten
stellig, vóór donker thuis te zullen zijn,
maar niemand kan ooit vooruit zeggen,
hoe een avontuur begint ofeindigt.
De mand wss heel zwaar, want er zat van
allerlei heerlijks in: een vruchtentaart,
groole slokken kip, een pot jam. een eigen
aardig Braziliaansch gebak, dat bij alle
maaltijden genuttigd wordt en het brood
vervangt, een massa bananen, druiven en
ander fruit.
Het valt niet mee zoo'n zware mand in
een warm klimaat te dragen en daar Elly
en Tony nog te jong waren, belastten Fer
dinand en zijn zusje zich er mee. Joke droeg
een groote linnen schort over haar vroolijke
katoenen jurk en zij had een grooten zonne
hoed op, die ook van een soort linnen ver
vaardigd was. De rand van haar hoed wap
perde in den wind, maar gaf toch heerlijk
schaduw.
Joke had groote, diepe zakken in haar
schort, waarin zij niet alleen haar breiwerk
gestoken had, maar ook een klein leeren
étui met een paar klosjes, een vingerhoed
en een schaartje. Ook had ze een grooten
lap linnen in één der zakken, want zij was
een practisch meisje en niet van plan haar
tijd aan zee le verdroomen. Zij wilde, als
haar breiwerk haar verveelde, een nieuwe
schort beginnen te naaien.
Elly droeg ook een schort met groote
zakken en een zonnehoed als haar nichtje,
maar Elly's zakken waren slechts gevuld
met knikkers, eenige gebroken dieren uit de
veel geroemde Arke Noach's, een zakje met
flikken en een uit elkaar hangend sprook
jesboek.
De jongens hadden linnen pakken aaa
en groote Panama-hoeden op. Natuurlijk
waren ook hun zakken vol: die van Tony
bevatte allerlei rommel en die van Ferdi
nand een groot mes, dat een samenstel
ling was van allerlei timmermansgereed
schap, een lang, dik touw. nog een klu
wentje touw en een duimstok. Bovendien
had hij onder in de mand nog een doos
met gereedschap gezet, want Ferdinand
hield evenveel van timmeren en wat daar
mede in verband staat, als Joke van naaien
en breien.
Quick was natuurlijk ook van de partij.
Hij had echter niets anders bij zich dan zijn
vlugge pootjes.
Na een vrij lange wandeling kwamen zij
aan het strand en klommen over de lage
rotsen naar hun lievelingsplekje: de grot
bij de Punt, waar helfheerlijk koel was en
zij konden uitrusten.
„Begin nu alsjeblieft niet dadelijk te
breien. Joke," zei Elly, „en wees ook eens
lui. Ik zou hier den heelen dag wel kunnen
liggen zonder mij te bewegen, behalve om
nu en dan wat le eten."
„Laten we allemaal eens een kwartier on
bewegelijk blijven liggen," zei Ferdinand,
terwijl hij zijn horloge te voorschijn haalde.
„Daarna ga ik een ontwerp maken voor een
naaidoos voor Joke. 't Zal een heerlijke dag
worden."
„Je vergeet heelemaal de richting van do
zon, Fer," zei Joke plotseling. „Op h<rt
oogenblik zitten we in de schaduw, maar
over een paar uur zal de zon hier komen en
we kunnen de grot niet diep ingaan van
wege de slangen.
„Dal's waar ook," zei Ferdinand. „Ik heb
aan de heele zon niet gedacht. Jammer, dat
wij onze tent niet hebben meegenomen!"
„Die zou toch veel te zwaar zijn geweest,'1
zei Elly. „Laten we hier maar blijven, tot
dat de zon komt. 't Is hier heerlijk."
„Dat is allemaal goed en wel," hernam
Ferdinand, „maar waar moeten we heen, als
de zon hier komt? Er is dan nergens scha
duw in de buurt en we kunnen op het
warmste gedeelte van den dag niet naar
huis loopen. We zouden een zonnesteek
krijgen."
,,'t Is jammer," zei Joke nu, „dat wij over
een paar uur zullen smelten van de warmte,
terwijl er geen zon meer aan den over-<
kant van de baai zal zijn. Wij hadden daar
eerst naar toe moeten gaan, want je kunt
beter de morgen- dan de felle middagzon
hebben. Ik begrijp eigenlijk zelf niet, hoe
wij zoo dom hebben kunnen zijn, te ver
geten, dat de grot bij de Punt's 's middags in
de blakende zon ligt."
„Ja, 't is vreeselijk dom van ons," stemde
Ferdinand in. „Wat zullen we doen, Joke?"
„Wat maken jullie toch een drukte,"
mompelde Elly. „We zitten hier heerlijk,
Tony, geef jij me eens wat druiven uit de
mand. Je weet niet, hoe dol Quick op drui
ven is. Ik wil hem leeren er één op zijn
neus in evenwicht te houden."
Tony lachte, nam een paar druiven uit
de mand en begon evenals zijn zusje met
den hond te spelen Ferdinand en Joke ston
den bij den ingang van de grot.