ONRECHTMATIG BEZIT
DE OPENING VAN DE NIEUWE KAASMARKT.
No. 20654 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 15 Juli Tweede Blad Anno 1927
FEUILLETON.
Het voormaligInvalidenhuis dat gesloo
van de Leidsche
De opening van de nieuwe Kaasmarkt in
onze stad dient te worden beschouwd als
een gebeurtenis van bijzondere beteekends,
vooral wegens het groote economisch
belang, dat er voor den middenstand
aan den bloei van het Marktwezen
is verbonden.
De Kaasmarkt le Leiden is nog niet zoo
oud, als talloos velen wel meeften. Zij be
staat echter eerst vanaf het jaar 1893, en
voor dien tijd werd slechts nu en dan aan
de Botermarkt kaas aangevoerd en verhan
deld. Wel bestonden er ook voor '93 reeds
in sommige plaatsen van ons land Kaas
markten, ook in de omgeving van onze stad,
maar de meeste kaas werd voor 1893 toch
direct door de producenten, de boetren, aan
de afnemers, de handelaren te Amsterdam
en Rotterdam en elders per „gewas" ver
kocht. De kaas bleef dan in de 9tallen rij
pen en ging in de meeste gevallen naar
vaste afnemers, waarmede de boeren ge
woonlijk eens per jaar, in den regel om
streeks Kerstmis, afrekenden. Dat werd dan
gewoonlijk een verrekening, want veelal
betrokken de boeren van de handelaren de
komijn, die zij in hun kaas verwerkten.
Na 1893 veranderden deze gebruiken in
de omstreken van Leiden en van de ge
legenheid elkander op een bepaalden dag
in de week „in stad" te ontmoeten werd
door de boeren en handelaren al spoedig
een toenemend gebruik gemaakt.
Niet alleen de boeren, die vroeger hun
gewas, verkochten, maar ook zij, die voor
dien naar Bodegraven of Gouda gingen,
kwamen in 1893 öaar de Sleutelstad. liet
was daar „gemakkelijk markten", en vooral
de omstandigheid, dat men hier niet be
hoefde af te spannen heeft er toe bijgedra
gen de Leidsche Kaasmarkt spoedig een
zekere populariteit te doen verwerven.
Het cijfer, dat het aantal in 1894 ter
markt verschenen wagens kaas aangeeft
1894 was het ee'rste „volle" marktjaar
2411 stuks, wijst uit, dat men goed gezien
had hier een kaasmarkt le openen, dat er
animo bestond voor de Leidsche Kaas
marktdat ze levensvatbaarheid had.
Dat bleek trouwens nog be'ter in het vol
gend jaar in 1895 toen men een sterke
toeneming van het Kaasmarktbezoek kon
conslateeren. daar in dat jaar niet minder
dan 3086 wagens ter markt verschenen.
Hetgeen dus op een toeneming van ndet
minder dan 675 wagens wees.
Zoo was het bestaan en het bestaans
recht van de Leidsche Kaasmarkt verze
kerd. En de Leidsche markten bleven steeds
goed bezocht.
Wel volgden er nog sommige magere
jaren, doch er stonden daartegenover vette
jaren al9 1919 (4*215 wagens), 1912 (5023
wagens) en 1915 (6154 wagens).
In 1918 en 1919 maakte de Leidsche
Kaasmarkt, evenals trouwens alle andere
kaasmarkten in den lande, een crisisperiode
Foto Joh. Geijtenbeek.
>t werd ten behoeve van de bezoekers
Kaasmarkt.
door als gevolg van het ministerieel besluit
waailbij alle geproduceerde kaas van rege
ringswege werd opgevorderd voor de dis
tributie. De markten werden toeft niet ge
houden en er was dus geen aanvoer.
En kort nadat de kaashandel weer „vrij"
was, werd tengevolge van den verhoogden
levensstandaard het marktgeld.'dat voor de
mobilisatie tien cent per wagen had be
dragen, verhoogd tot dertig cent per wageft.
Het we**d dus verdriedubbeld.
Deze wijziging van het warktgeldlarief
had gelukkig geen nadeeligen invloed op
het marktbezoek en iederen Vrijdag rolden
de kaaswagens weer als van ouds ramme
lend en ratelend de Vischmarkt op, waar
zij standplaats namen, om, nadat de koop
gesloten was, zic-h op te stellen in lange
rijen, die voornamelijk in de Breestraat
werden gevormd en waar gewacht werd op
de beurt om de kaas aan den Stadswaag
op de Aalmarkt te laten wegen. lederen
Vrijdag kon men, zoo tusschen half negen
en tieft uur, de met kaas beladen boeren
karren op de Breestraat zien slaan. En dat
was zeker de reden, dat vele, zeer vele
stadgenoolen aitijd hjebben gemeend, dat
de eigenlijke Kaasmarkt daar. en niet op
de Vischmarkt werd gehouden. En alleen
zij, die» weieens tusschen halfacht en half-
negen op de Vischmarkt een kijkje hebben
genomen, zullen weten, dat d&&r en niet j
op de Breestraat, waar het verhandelen van
de kaas zelfs verboden was, en nog is. de
markt gehouden wqrd.
Maar de beschikbare ruimte op de Visch
markt was op drukke marktdagen niet zei
den gelukkig, te gering. De directeur van
den Markt- en Havendienst zag zich in de
laatste jaren bijna geregeld genoodzaakt de
wagens ander*standplaatsen aan te wijzen.
En zoo kwam het bij druk marktbezoek
soms wel voor, dat de boeren met hun wa
gens in de Haarlemmerstraat, lot voorbij de
Pelikaanstraat standplaats moesten nemen.
Dat werd op den duur een onhoudbaren toe
stand. Een markt moet men kunnen over
zien. KoopeTs en verkoopers moeien elkan
der niet behoeven te zoeken. Eén terrein
waar de handel gecentraliseerd wordt heelt
men noodig voor een markt.
Dat hebben onze vroede vaderen gelukkig
nog voor het te laat was ingezien en daar
om kan het besluit dat zij na overleg met
den directeur van den Markt- en Haven
dienst namen, om een nieuwe plaats voor
de Kaasmarkt aan te wijzen, niet genoeg
worden toegejuichd. En dat het besluit, het
terrein dat zou worden gewonnen door amo-
veering van het voormalig Invalidenhuis,
eveneens zeer gelukkig mag worden ge
noemd, zal nu het heden in gebruik wordt
genomen, spoedig blijken. Men heeft thans
de beschikking over een fraai vierkant
marktterrein, dat overzichtelijk is en dat
door de bezoekers zeker zal worden gewaar
deerd.
Wij zullen die waardeering naar de direc-
Op de Vischmarkt tijdens de laatste Kaasmarkt die daar op Vrijdag 8 Juli
werd gehouden.
en de handelaren toesprak, hadden alle
marktbezoekers met hun wagens maar ter
nauwernood een plaatsje gevonden
Het terrein stond dus geheel met kaas
wagens gevuld. Dat was een prachtig ge
zicht, dat ruime, overzichtelijke,vierkante
terrein, waar de wagens in keurige rijen
achter en naast elkander stonden geschaard.
Wat een verschil met den ouden toestand,
wat een verbetering.
Dat moeten de boeren en de handelaren
wel het meest waardeeren. En dat doen
ze ook. Want de bezoekers, die wij naar
hun oordeel vroegen, waren eenparig in
hun nopjes. „Zoo is 't mooi," zeiden ze,
of „daar hebben we naar verlangd," of „dat
was het, wat wij in Leiden al lang hadden
moeten hebben".
Boeren spreken niet veel. Ze zeggen niet
meer dan het hoognoodigemaar aan
hun tevreden blikken was duidelijk te zien,
dat ze content waren. Dat zou trouwens
vandaag kwalijk anders mogelijk geweest
zijn, nu ze door de aanwezigheid van al
de officieele personen, die. op de markt van
hun belangstelling blijk gaven, zich gevierd
en gewaardeerd moesten voelen. En al
redeneert een boer wel gauw: geef mij
liever een gespekte beurs dan belangstelling
in den vorm van bezoek of toespraken
deze belangstelling en deze hartelijke woor
den van onzen burgemeester hebben ze
dat was duidelijk merkbaar op hoogen
prijs gesteld.
Het was dan ruim kwart over acht, toen
de burgemeester, mr. A. van de Sande
Bakhuyzen, zijn openingsrede begon, cn
zeide
Zooals gij allen die heizij als kooper of
als verkooper van het bij uitstek nationale
artikel kaas, elkaar hier geregeld zult gaan
ontmoeten in vreedzamen strijd, zieft zult,
heeft de opening van de nieuwe kaasmarkt
bij velen buiten U belangstelling gewekt en
het zal U dan ook niet verwonderen, dat ik
als burgemeester van deze stad er hoogen
prijs op stel daarbij tegenwoordig te zijn en
e'en enkel woord le spreken, alvorens ik U
namens de gemeenle dit terrein, dat voor U
in gereedheid is gebracht, ten gebruike over
draag.
Gij zult U met mij erover veiheugen, dat
mijn 'hooggeschatte ambtsvoorganger, onder
wiens bestuur ihet initiatief voor dezc-i ver-
belering genomen werd, hier tegenwoordig
is. Hij niet minder dan wij deelt in de alge-
meene dankbaarheid, dat vandaag de nieu
we marktplaats kan worden ingewijd.
Het is voor Leiden een heugelijke dag,
een dag waarop het gemeentebestuur kan
wijzen op een daad, die verbetering 'en die
vooruitgang beteekent, een dag van vreugde,
omdat wij in uitvoering zieft gaan een plan,
waarvan, wij ons veel goeds voorstellen.
Ik hoop dat gij, die dit terrein gaat gebrui
ken, U met ons verheugt en dat Uwe blijd
schap gerechtvaardigd moge blijken.
Toen nu bijna 40 jaren geleden de Leid
sche kaasmarkt werd ingesteld, heeft men,
in de buurt van de mooie Waag. waar de
boter al lang ter markt kwam. een terrein
gezocht en gevonden in Vischmarkt en Bo
termarkt.
Vele jaren heeft dat terrein min of meer.
voldaan, maar thans blijkt de vestiging van
een kaasmarkt le Leiden zoo goed gezien ge
weest te zijn, dal het terrein te klein voor
uwe behoeflen bleek. Op zichzelf is dat een
gelukkig verschijnsel, maar het viel niet zoo
gemakkelijk aan de hoogere eischen, die gij
stellen mocht, te voldoen.
Het gemeentebestuur heeft gemeend, dat
aan eenige voorwaarden in de allereerste
plaats voldaan moest worden. Wij moesten
een terrein vinden, waar gij allen tezamen
en tegelijkertijd ongestoord moest kunnen
handelen. Het was duidelijk gebleken, dat
hoewel de Botermarkt ook als marktterrein
was aangewezen, daarvan door u geen ge
bruik gemaakt werd, omdat het van de
Vischmarkt, al was het maar door een over
gang, gescheiden was.
Een eisch vonden wij het ook, dal het ter
rein zoo moest zijn, dat gij met uwe wagens
daarop kondt komen en die wagens inge
spannen kondt laten slaan, om straks door
le rijden naar de Waag.
Gij week, dat Leiden zich beschouwt als
het middelpunt van het geheele Rijnland en
het gemeentebestuur heeft dan ook niet ge
aarzeld te erkennen, dat gij inderdaad
zekere aanspraken kondt doen gelden.
Een van onze oude monumenten, het In
validenhuis, heeft de plaats moeien ruimen
voor de eischen van den modernen tijd en
midden in de stad is een open ruimte ge
schapen, die, naar wij hopen, u een rustige,
ruime en goed gelegen gelegenheid biedt uw
eeuwigen strijd over do waarde van de kaas
te voeren.
Ik weet niet, wien ik bij dien strijd de
overwinning moet toewenschen, den verkoo
per of den kooper, maar ik weet wel, dat ik
hoop dat gij steeds beiden met goede ver
wachtingen hier binnen moogt komen en
met tevreden gevoel het terrein weer zult
verlaten.
Doch ik hoop ook nog wat anders en dat
is. dat gij van mij deze verzekering zuit
willen aannemen, dat het gemeentebestuur
aan den bloei van de Leidsche kaasmarkt
zeer veel gelegen is, dat het niet schroomt
om voor de belangen van die markt in den
zak te tasten en zich veel moeite en arbeid
er voor getroost heeft, en eindelijk dat Vl
gemeentebestuur u van harte hier welkom
heet.
Mag ik dan ook nog een beroep doen op
uwe medewerking bij ons streven, om ie
Leidsche kaasmarkt groot te doen worden,
tie van den Markt- en Havendienst hoopt
kunnen bemerken door het toenemend be
zoek van boeren aan de Leidsche Kaas
markt, die thans beter dan voorheen de
concurrentie van andere marktplaatsen zal
kunnen verduren. En wij hopen dal de
boeien die thans naar de jonge markt te
Alphen gaan en van de anderen die naar
Bodegraven of Gouda ter markt trekken
zoo langzamerhand ook geregelde bezoekers
van de Leidsche Kaasmarkt zullen worden.
Dan zal de Leidsche Kaasmarkt blijven
bloeien en de plaats die zij inneemt op den
lijst waarop de Kaasmarkten in Nederland
voorkomen en waarop Leiden in 1925 (de
laatst gepubliceerde lijst) als nummer 8
voorkomt, na Alkmaar Bodegraven, Woer
den, Gouda, Leeuwarden, Utrecht en Pur-
merend, maar voor Hoorn, Oudewater, Uit
hoorn, Amersfoort en Delft zal zij dan niet
behoeven te verlaten dan om naar boven,
naar de zevende of zesde plaats te verhui
zen. Want veel verschillen de cijfers van de
kaas die hier en in Purmerend of Utrecht
worden ter markt gebracht nu reeds niet.
En nog een kleine vooruitgang en wij zijn er.
Die vooruitgang zal zeker komen.
En de Leidenaars, vooral de winkeliers
zullen het met welgevallen zien.
Zij zien gaarne de boeren en boerinnen
met hun fluweelen zakken en rieten mand
jes in de 9tad.
Moge de Leidsche Kaasmarkt op het
nieuwe marktterrein lot ongekenden bloei
komen.
Op het marktterrein.
Reeds vroeg was het vanmorgen druk op
het nieuwe marktterrein aan den Middelweg.
Er was drukte, veroorzaakt door de
ijverige bezigheid van de gemeen te-werk
lieden. die de laatste haftd legden, en er
was drukte, die veroorzaakt werd door de
aanwezigheid van vele, zeer vele belang
stellenden in de opening van de nieuwe
Kaasmarkt. Dat was reeds om half acht
hedenmorgen.
Het nieuwe kaasmarktterrein zag er vroo-
lijfc uit met de vlaggen, waarmede men het
getooid had en alleen het zonnetje ontbrak,
om de plechtigheid, die te gebeuren stond,
meer luister bij te zetten.
Geleidelijk kwamen de boeren met hun
wagens naar de markt gereden en om kwart
voor acht stonden er reeds ten minste
honderd wagens op het nieuwe terrein. Maar
er kwamen er steeds nog meer en de
ambtenaar, belast met de aanduiding der
plaatsen, had het druk. Om acht uur waren
nog niet alle boeren ter markt, nog steeds
kwamen zij toegestroomd. En toen om kwart
over acht de burgemeester zich naar het
spreekgestoelte begaf, vanwaar hij de boeren
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD,
Door Mr. G. KELLER,
Eerste deel. 18611863.
18)
En wist zij, dat zij onder dezelfde om
standigheden ze nogmaals zou gezegd heb
ben. Zouden zij ooit het oor bereiken van
die twee Swigello's, die zij alleen kende
als „de broeders van Kazimira", en wat
zouden zij dan van haar denken? Had zij
Panna Rudkowska geen geheimhouding
mouten opleggen? Zij kon nog terugkeeren
om dat alsnog te doen. Maar neen. dat zou
aan het geval een onnoodig gewicht geven,
het was veel beter het maar aan de ver
getelheid prijs te geven.
Naar aanleiding van dit gesprek meed
Katya gedurende enkele weken de 9chool.
Maar toen kwam het onvermijdelijke oogen-
blik. dat haar de nieuwsgierigheid te mach
tig werd. Aan het vertangen om te weten
of indeVdaad Panna Rudkowska de onbe
schaamdheid had gehad, om die los daar
heen geworpen verklaring over te brieven,
kon niet langer weeTstand geboden worden.
Het was de dag waarop gansch Europa
rilde bij het vernemen van het bloedbad
voor het Winterpaleis te St.-Petersburg. dat
het begin is geweest van de Russische revo
lutie
Terwijl zij over de sneeuw gleed, waren
Katya's gedachten vervuld met diep mede
lijden met de slachtoffers, dan weer gingen
zij op in de moeilijkheden van haar eigen
leven.
De schooljuffrouw ontving haar ditmaal
in haar eigen kamer en met duidelijke teti-
kenen van verlegenheid, welke, naar Katya
vermoedde, niet veroorzaakt werd door haar
armoedig ameublement.
„Heeft u eenig nieuws omtrent Kazimira
Swigello?" vroeg zij zoo achteloos als haar
eigen zenuwachtigheid toeliet, en nadat zij
met Panna Rudkowska een paar natuurlijk
zeer gereserveerde opmerkingen had gemaakt
over de steeds sterker wordende onrust in
den lande.
„Ja, helaas, want het is lang geen gun
stig nieuws. Het werk in dezen winter is
haar te zwaar geweest. Ik vrees, dat zij een
tijd lang rust zal moeten nemen. Haar
Iongen zijn aangedaan."
„Och! en wat gaat zij nu beginnen?"
vroeg Katya, zich nagenoeg geen moeite
gevend om haar ongerustheid over die
mededeeling te verbergen.
„Dat weet zij nog niet, maar ik vermoed,
dat zij de een of andere kuur zal moeten
doormaken, als zij het ten minste betalen
kan Ik heb altijd gevonden, dat zij er zwak
uitzag."
Gedurende enkele oogenblikken sprak zij
ietwat zenuwachtig over Kazimira's uiter
lijk, terwijl Katya haar aankeek en be
merkte, hoe zich soms een zenuwachtige
trek om haar mond vertoonde, terwijl de
schooljuffrouw vermeed haar in de oogen
te kijken.
„Panna Rudkowska," zeide zij ineens,
toen de ander zweeg en begon te plukken
aan een gerafelden hoek van het tafelzeil,
„er staat nog iets anders in dien brief. Ge
verzwijgt dat voor mij."
„Wat zou dat kunnen zijn?" was het
zwakke en dwaze antwoord.
„Ik wil u op den weg helpen. Ge hebt
aan Kazimira die malle woorden, welke ik
over een mogelijk huwelijk heb gCzegd,
overgebriefd; zij heeft ze herhaald aan haar
broeders, en nu wilt gij mij niet mededeelen.
wat deze hebben gezegd, misschien wel om
dat ge bevreesd zijt mijn gevoelens te kwet
sen. Maar wees daarvoor niet bang; zij
kunnen een stootje velen."
Voor die donkere», gebiedende oogen,
welke op haar gevestigd waren, bezweek
de schooljuffrouw gelijk altijd.
„Zij hebben iets gezegd, niet waar?"
„Ja."
„En wat hebben zij gezengd?"
„Och, malligheid, niets anders."
„Maar dat wil ik hoorenl Zij hebben na--
tuurlijk het denkbeeld smadelijk verwor
pen?"
„Ge kondt toch niet verwachten, dat zij
zonder u te kennen het ernstig zouden op
nemen
„Ze hebben er om gelachen?"
„Neen, dat niet, Kazimira heeft mij ge
schreven, dat zij te boos waren om te
lachen. Ik vermoed, dat zij het als een soort
van beleediging hebben opgevat, hoewel dat
toch wel zeer onbillijk zou zijn."
„Deel mij eens precies mede, wat zij heb
ben gezegd."
„Nu dan, zij hebben gezegd, dat u blijk
baar niet op de hoogte was van de gewoon
ten van hun natie of van hun geslacht, als
u kon onderstellen, dat een van hen be
reid zou worden gevonden om een derge-
lijken koop te sluiten. Geen Swigello zou
zich ooit verkoopen om weer in het bezit
van Lubynia te geraken
„Zoo, en wat nog meer?"
„Dat. zelfs al ware u de eenige vrouw
op de wereld, zij lieiver al9 jongezellen zou
den sterven, dan zich te vernederen tot een
dergelijk huwelijk om rijkdom."
„Zoo."
„U moet niet vergelen, dat zij u nooit
hebben gezien," pleitte Panna Rudkowska
smeekend.
Met bijna droevigen bljk keek zij naar
Katya, want indeixlaad was zij deerlijk te
leurgesteld geweest door de wijze, waarop
haar mededeelingen waren ontvangen.
„Hebben zij nog wat anders gezegd?"
„Zij hebbeji pog gezegd, dat u een geëxal
teerde was, waarmee zij willen zeggen.
„Neen. dank je, ik weet heel goed, wat
dat zeggen wil," viel Katya haar in de rede,
terwijl zij opstond om afscheid van haar
te nemen.
Toen zij zag, hoe twee donkerroode vlek
ken zich op de wangen van haar bezoekster
afteekenden. en hoe haar oogen bedenke
lijk schitterden, vroeg de schooljuffrouw
zich af, of zij toch niet be'ler had gedaan
om haar mond te houden.
HOOFDSTUK VI.
Het paspoort
Op de bank, welke om een der linde-
boomen was gemaakt, zat Katya roerloos
voor zich uit te kijken, genietend van den
aanblik van haar omgeving en van de ge
luiden. die alom opstegen. Dit was de eerste
dag, waarop zij tot het bewustzijn gekomen"
was. dat de langdurige verschrikkingen van
den winter tof hel verleden behoorden en
dat de heerlijkheden van den zomer voor de
deur stondpn.
Terwijl Katya's zinnen zich vermijdden
in de wedergeboorte der natuur, hield haar
hoofd zich met andere dingen bezig. Reeds
op den dag, dat Panna Rudkowska haar
had medegedeeld, hoe de Swigello's haar
in een eerste opwelling gedane .verklaring
hadden opgenomen, had zij zich een vraag
stuk ter oplossing voorgelegd en sedert had
zij er telkens weer een antwoord voor ge
zocht. Die dag had haar een nieuw gevoel
doen kennen, dat van vernedering. Onder
dien tot nog toe onbekenden prikkel was
haar vrouwelijke trots ontwaakt en tegelijk
daarmee een zekere koppigheid, die door
de omstandigheden ruimschoots voedsel
kreeg.
Geen van hen wilde haar hebben, niet
waar? Zij versmaadden haar, zonder haar
te,zien of te hooren? Maar als zij nu een?
in staat-werden gesteld om haar te zien of
te hooren, als zij nu eens gedwongen kon
den worden om dat zoo minachtend ter zijde
geschoven idee in nader overweging te
nemen? Was haar wil. haar vastberaden
heid niet tegen die van die beide mannen
opgewassen, vooral wanneer de scherpzin
nigheid van een vrouw ook een woordje 1
meespreekt, nog ongeacht de schoonheid
van die vrouw. Want Katya was niet zoo
dom, dat zij niet wi9t, dat zij mooi was
Het vooruitzicht om haar macht ten dezen
op de proef te stellen door middel van die
schoonheid had de aantrekkelijkheid van
het nieuwe. Want nog nimmer had zij haar
macht ten deze nagegaan, behalve bij Klo-
binski. en die telde niet mede Rekening
houdend met den vermoedelijken leeftijd
van de broeders, leek het haar niet onmo
gelijk. dat zij den een of anderen broeder
op zich verliefd zou maken, en de een zou
zoo goed zijn als de ander.
(Wordt vervolgd).