VOOR DE JEUGD
iiW^'i^'i''»'iii;:iWi;;;iii;;;iii::;iii;:;iiii:;i;ii;;WÉr;
LEIDSCH DAGBLAD
No. 26.
Vrijdag 15 Juli
Anno 1927
OP DE PROEF GESTELD
lil iti*éè«ét«*««»*é ill
Naar het Engelsch van H. DORNING.
Vrij bewerkt door
G. E. de Lille Hogerwaard.
Hoofdstuk I.
Een opdracht.
„Dat komt al heel slecht uit," mompelde
meneer Weldon, terwijl hij met zijn vingers
op zijn lessenaar trommelde en keek naar
een telegram, dat vóór hem lag.
..Toch moet ik gaan." ging hij in zichzelf
voort. „Ik wilde wel, dat ik Merrill vertrou
wen kon, maar dat is mij onmogelijk na de
ontdekking die ik gedaan heb. Ik moet er
iets op vinden. Zou
Meneer Weldon belde en zei tegen een
jongen, die hierop verscheen:
„Zeg Thomas, dat,hij onmiddellijk hier
komt"
„Jawel, meneer."
In het volgend oogenblik trad er een jon
gen van een jaar of zestien binnen.
„Thomas", zei de chef nu, „ik moet je
over een belangrijke aangelegenheid spre
ken. Ik heb een gewichtige opdracht voor
je, waarvan de uilvoering niet zoo eenvou
dig zal zijn, als dit misschien wel lijkt.. Deze
documenten", en meneer Weldon wees op
eenige papieren, welke op den lessenaar
vóór hem lagen, „moeten vanmiddag vóór
vier uur bezorgd worden in Weaverham."
„Ja. meneer."
„Nu word ik zelve voor dringende zaken
naar Londen geroepen en kan ik de papie
ren niet verder in orde maken. Ik heb ge
wacht op eenige gegevens, die eerst nu in
mijn bezit zijn. Alles heb ik op klad en het
behoeft slechts in duplo overgeschreven te
worden. Dat draag ik jou nu op. Tot zoo ver
is alles heel eenvoudig. Je verzegelt den
brief en bezorgt hem vóór vier uur persoon
lijk aan dit adres. Het is van heit grootste
gewicht, dat geen enkele concurrent van
den inhoud van dezen brief op de hoogte
komt. Begrepen?"
„Uitstekend, meneer."
„Goed Je gaat hier aan mijn lessenaar
zitten, totdat je er mee klaar bent en zorgt
ervoor, dat niemand een blik op de cijfers
werpt."
„Waar moet ik heit duplicaat laten,
meneer?" vroeg Thomas. „Moet ik het aan
meneer Merrill geven?"
De chef fronste de wenkbrauwen en zei:
„Neen. Het spijt mij, ]e te moeten zeg
gen, dat ik Merrill, al is hij mijn eerste
klerk, niet meer vertrouw. Toen ik gister
avond laat op het kantoor kwam, trof ik
hem, over eenige papieren gebogen, aan.
Hij zei. dat hij naar zijn pijp zocht, die hij
verlegd had, maar er was iets in zijn ge
zicht, dat mij de waarheid van zijn woorden
in twijfel deed trekken. Ik ben er van over
tuigd, dat de man, die buiten stond te wach
ten, iemand van het kantoor van Badanoff,
•mijn grootsten concurrent, was. Dit wekte
onmiddellijk mijn argwaan op. Mijn vertrou
wen in Merrill is geschokt. Ik wil je dus
voor hem waarschuwen. Ik heb nog meer
grieven tegen hem, doch kan hem op het
oogenblik niet missen. Je begrijpt natuur
lijk, dat hetgeen ik je zeg, strikt vertrouwe
lijk is. Tot nu toe heeft hij altijd inzicht in
de cijfers gehad en ik schrijf het daaraan
toe, dat ik den laatsten tijd niet gelukkig
in zaken ben. In geen geval mag Merrill
deze documenten dus zien. Er hangt te veel
van af. Het is nu kwart na tien," ging de
chef voort. „Je hebt dus ruim den tijd, alles
keurig over te schrijven en de'n trein naar
Weaverham te halen. Neem het duplicaat
en deze aanteekeningen mee naar huis en
berg ze veilig weg tot ik terugkom. Ga daar
na naar Weaverham en bezorg de docu
menten vooral vóór vier uur. Verlies den
brief geen oogenblik uit het oog!"
Thomas antwoordde:
„Ik zal uw order nauwkeurig uitvoeren,
meneer. U kunt op mij rekenen".
„Goed. Ik vertrouw op je. Nu moet ik
weg om den trein naar Londen te halen. De
zal meneer Merrill zeggen, dat jij hieT spe
ciaal werk voor mij te verrichten hebt en
niet gestoord mag worden. Goeienmorgen,
Thomas."
En meneer Weldon vertrok.
Hoofdstuk II.
Merrill tracht Thomas over te halen.
Gedurende een half uur na meneer Wel-
don's vertrek, zat Thomas ijverig te schrij
ven. De opdracht scheen al heel eenvoudig
te zijn, want de chef schreef een duidelijke
hand.
Thomas zou echter spoedig ontdekken,
dat de vrees van meneer Weldon: dat
iemand zou trachten achter den inhoud
van het document te komen, gegrond was.
Plotseling ging de deur open en trad
meneer Merrill binnen.
„Zeg eens, Thomasl" zei hij, „ben je van
plan hier den geheelen dag te zitten? Ik
heb een stapel werk voor je liggen."
„Heeft meneer Weldon u dan niet ge
zegd, dat ik hier wat voor hem te doen
had? vroeg Thomas.
„Nee, daar weet ik niets van," antwoord
de Merrill.
Thomas wist, dat dit een leugen was,
maar zei slechts: „Hij was toch van plan
het u te zeggen."
„Wel mogelijk. Maar hij heeft het niet
gedaan. Kun je dit werk nieit later af
maken?"
„Nee meneer; meneer Weldon heeft mij
een opdracht gegeven."
„Maar wat is die dan, dat zij niet wachten
kan?" vroeg meneer Merrill ongeduldig,
terwijl hij zijn hand naar het papier uit
strekte.
Zijn beweging was Thomas echter niet
ontgaan. Hij greep den eersten klerk bij
zijn arm en zei:
„Neemt u mij niet kwalijk, maar deze
papieTen zijn geheim".
„Wat geheim?! Wat verbeeldt jij je wel,
kwajongen?" schreeuwde meneer Merrill
nu. „Ik zal ze toch zeker wel mogen zien?"
„Nee meneer," antwoordde Thomas
kalm. doch vastberaden, terwijl hij de papie
ren in veiligheid bracht. „Ik gehoorzaam
slechts het gebod van mijn meester."
„O, ik wil ze niet eens zien," zei meneer
Merrill nu met een onaangenamen lach,
die de verdenking moest wegnemen. „Meer
echter niet, dat je vrijkomt van het werk,
dat ik voor je heb liggen. Het blijft op je
wachten."
Met deze woorden ging hij heen. Doch
na een kwartiertje kwam hij weer terug om
zooals hij voorgaf in de brandkast iets
na te kijken. Hij liep vlak langs den les
senaar, waaraan -Thomas zat, sleepte er
met zijn jas eenige papieren af en bukte
zich om ze op te rapen. Thomas was hem
echter vóór.
„Als je klaar bent, kom dan bij me. Ik
zal je brief wel bezorgen," begon meneer
Mefrill weer.
„Meneer Weldon heeft ra ij opgedragen
dit te doen," luidde het antwoord van Tho
mas.
„Je krijgt tien gulden van me, als je het
mij laat .doen," zei de ander weer.
Vol verontwaardiging keek Thomas hem
aan. terwijl hij zei:
„U kunt zich alle verdere moeite sparen,
meneer Merrill. Omkoopen laat ik mij niet
en den brief geef ik niet uit handen."
Voor den tweeden keer verliet de eerste
klerk nu de kamer van den chef. Hard sloeg
de deur achter hem dicht
„De opdracht is toch niet zoo gemakkelijk,
als zij wel leek," zei Thomas in zichzelven.
„Meneer Weldon heeft gelijk- de ander voert
iets in zijn schild. Maar ik ben ep mijn
hoede!"
Hoofdstuk IIL
Nog jnist bijtijds!
De morgen was reeds voor een groot ge-
gedeelte verstreken, maar door ijverig door
te werken, slaagde Thomas er in, even vóór
één uur de papieren in orde te hebben.
Thomas werd verder niet meer gestoord.
Dit verwonderde hem eigenlijk en hij vroeg
zich af, wat dit stilzwijgen te beteekenen
had en wat de eerste klerk nu weer in zijn
schild zou voeren.
De jongen was er van overtuigd, dat hij
het niet opgaf en zeker nog één of meer
pogingen wagen zou om de papieren te be
machtigen.
Met de brieven in den binnenzak van zijn
jas, dien hij met een veiligheidsspeld, welke
hij toevallig bij zich had, dichtmaakte, ver
liet hij het kantoor. Nergens zag hij echter
een spoor van Merrill.
Het was precies één uur en daar hij op
slechts een kwartier afstand van het station
woonde, kon hij op zijn gemak koffiedrinken
en den trein van halfdrie naar Weaverham
halen.
Scherp om zich heen kijkend, zag hij een
paar mannen, die op korten afstand van het
gebouw stonden en blijkbaar den uitgang
bespiedden.
Vóór hij honderd meter verder was, wist
hij dat hij achtervolgd werd. Hij verhaastte
zijn schreden, maar raakte zijn vervolgers
niet kwijt
Dit was blijkbaar werk van Merrill. Nu
was hij thuis en daar waren de mannen
nog. Hoe zou hij aan hun aandacht kunnen
ontsnappen? Door de achterdeur?
Een blik vanuit zijn slaapkamer zei hem,
dat dit niet mogelijk was, want dat één der
mannen aan den voorkant en de andere
aan den achterkant van het huis op post
stond.
Terwijl hij zijn boterham at, vroeg hij
zich af, of hij de reis wel per trein zou
durven maken. Als zij hem in de coupé
aanvielen, zou hij natuurlijk niet opgewassen
zijn tegen twee volwassen mannen. Dat
moest in elk geval vermeden worden.
Eindelijk viel hem echter iets in. Na het
duplicaat in veiligheid gebracht te hebben,
begaf hij zich op weg naar het station. Hij
deed, alsof hij niet bemerkte, dat hij opnieuw