ONRECHTMATIG BEZIT
No. 20649
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Juli
Derde Blad Anno 1927
OVERZICHT KAASMARKTEN.
tos Buitenl. Weekoverzicht.
HAAGSCHE KALEID0SC00P.
RADIO-PROGRAMMA
FEUILLETON.
De aanvoeren en hoogste noleeringen waren:
Wagens Goudsche Leidsche
gestempelde
ligle ligte zware
(1) (2) Cl) (2) (1) (2) (1) (2) (1) (2)'
4 Juli Oudewater 100 195 126 f 38 f 39 t 42 f 45 f 45 f 46 f f f f f f
5 Juli Bodegraven 360 543 471 f 42s f 43 46 f 45 f 46 f 50 f 47 48 I 53 f 1 f
6 Juli Woerden 394 623 459 f 42 t 45 f 43 f 45 f 45 f 48 f 50 f 47 f 49 f f f
7 Juli Gouda 325 365 303 f 42 t 4f t 45 f 45 f 46 f 48 f 48M 48 f 50 f f f
7 Juli Alph. a/d. R. 57 59 63 f— f— f f47 f44 f 49 t— 448 f50 f I—(86
8 Juli Leiden 119 156 133 44 45 f 47 f f f f f (44 44 47
(1) Zijn de opgaven der vorige week.
(2) Zijn de opgaven van 59 Juli 1926.
Wankele regeeringen en een
wankelende conferentie.
De maand Juli is aangebroken en dus
komt de vacantietijd aan. Dientengevolge
zien we in diverse landen de parlementen
zich haasten om het hoog noodige af te
doen, opdat ook voor deze regeeringslicha-
men het reces kan aanvangen. Of aan die
haast soms de degelijkheid van behande
ling niet voor een deel wordt geofferd?
Maar aan den anderen kant worden er veel
onnoodige woorden door ingehouden.
In het Engelsche Lagerhuis heeft Bald
win de overwinning behaald inzake de door
Labour ingediende motie van afkeuring
naar aanleiding van wat was meegedeeld
over de regeeringsplannen tot hervorming
van het Hoogerhuis. Natuurlijk, gezien de
conservatieve meerderheid. Doch moreel is
zijn j-egeering er niet sterker op geworden.
Feitelijk heeft Baldwin toch geheel terug
genomen wat eerst over de hervormings
plannen was gezegd. Dat heette nu een
proefballonVoor het verzet uit eigen
kring heeft Baldwin deze retirade uitge
voerd, welk verzet daarop was gebaseerd,
dat er bij de eerstvolgende verkiezing groot
nadeel zou worden ondervonden van ver
meerdering van de macht van wat in En
geland de Tweede Kamer is.
Hoezeer Baldwin's regeering is verzwakt
in den loop der jaren wordt het best ge
ïllustreerd door de geruchten, dat Baldwin
aan heengaan zou denken en de „kracht -
mensch" Bridgeman zijn opvolger zou wor
den. Geruchten, die nog op niets essentieels
berusten; alleen maar van stemming ge
tuigen.
Baldwin's regeering heeft tot troost, dat
ook in Frankrijk en Duitschland de regee
ringen verzwakken. Wanneer in Frankrijk
het kabinet-Poincare niet als het ware was
te vereenzelvigen met de herstelpogingen
van den franc pogingen, die weldra
vasten grond zullen krijgen naar het zich
laat aanzien, door terugkeer tot den gouden
standaard we gelooven, dat het reeds
zou zijn geduikeld. De fameuse zaak-Dnudet
heeft minister Barthou danig geschokt en
zijn blijven is zelfs nog twijfelachtig. Bar
thou wordt gedrukt tusschen rechts en
links en het is ernstig de vraag of hij dien
druk nog lang zal kunnen doorstaan. Zelfs
voor Poincaré in eigen persoon dreigt ge
vaar, daar er immers Kamerverkiezingen
in aantocht zijn, begin volgend jaar. Allerlei
partij-poliliek-belangen doen zich langza
merhand gelden, onberekenbaar soms, waar
aan het algemeen belang maar ten offer
wordt gebracht onder allerlei schoone leu
zen. Zou b.v. het kartel niet in het voordeel
zijn. wanneer het vlak voor de verkiezing
de teugels van het bewind weer in handen
nam? Het is heelemaal niet uitgesloten,
dat het daartoe komt. On-dits in dezen
geest doemen reeds flauw op.
In Duitschland neemt het antagonisme
onder de partijen, die thans het bewind
voeren, ook zienderoogen toe. Ook al doen
de Duitsch-nationalen in menig opzicht
heel wat water in den wijn. Er zijn echter
omstandigheden, die de regeeringspartijen
uit elkaar drijven. Het Centrum b.v. heeft
zich geheel op de grondwet van Weimar
gesteld en heeft in menig opzicht daarvan
de consequenties te dragen. En met Wirth
op het vinketouw valt er voor deze partij
hierin niet te marchandeeren. De aanhang
van Wirth onder het kiezerscorps blijkt im
mers zoo groot, dat de partij zelfs een
standje over niet organisatorisch optreden
van dezen oud-rijkskanselier niet eens aan
durft. Anderzijds zal het Centrum vermoe
delijk ernstigen tegenstand ondervinden hij
zijn mede-regeeringspartijen inzake de
schoolplannen. De tariefwetten zal men er
vandaag nog wel doorsleepen. ook al loopen
vele partijgangers der regeeringscoalilie
daarvoor niet warm. Marx' positie is hoogst
onzeker.
't Zelfde geldt voor het resultaat, dat te
verwachten is van de maritieme ontwape
ningsconferentie te Genève bijeen. Hoewel
de pessimistische stemming van midden
afgeloopen week, toen feitelijk een volle
dige mislukking voor de deur scheen te
staan, is geluwd, is het verkrijgen van een
bevredigend succes nog zeer twijfelachtig
De diverse belangen der drie groote zee
machten loopen zeer uiteen. Engeland b.v.
heeft meer dan Amerika of Japan behoefte
aan klein kruiser-materiaal, gezien het ver
uiteen liggen der bezittingen over zee en
eigen ligging als eilanden-rijk. Niettemin
wil Amerika hardnekkig, dat Engeland zal
toestemmen in een vermindering van krui
ser-tonnage. Beide partijen zijn al tot op
G0.000 ton lot elkaar gekomen. Engeland
wil 460.000 ton (vermoedelijk wat het thans
heeft), Amerika biedt 400.000 ton. In ieder
geval zal Amerika, noodig of niet. toch bij
houwen tot het met Engeland gelijk is ge
komen. In Japan vraagt men daarom reeds
en niet geheel ten onrechte of de
beperking van bewapening moet uitloopen
op vermeerdering. Worden Engeland en
Amerika het toch eens, op een basis van
een van beide getallen of van een daar-
tusschen liggend cijfer, dan moet het zelf
bijbouwen, om althans de verhouding
5:5:3 te handhaven, die het voor klein
materiaal voor zich zelf niet eens accep
tabel acht. En Japan heeft geen geld daar
voor te missen. De jongste rampen hebben
het land zeer zwaar gedrukt
Frankrijk en Italië zullen wel gnuiven
bij den gang van zaken te Genève die voor
hen een weinig gevaarlijke wending neemt.
Ook ten aanzien van de publieke opinie
Officieel zal de conferentie o.i, echter
niet mislukken, al zullen er wellicht nog
wel apns alarmberichten komen, zooals dat
op iedere conferentie hoort. Men zal wel
zorgen, dat tenminste iets naar buiten
treedt! Het echec zou anders te fataal ziin,
speciaal voor Coolidge, op wiens initiatief
de conferentie immers is bijeengeroepen.
En dat met presidentsverkiezing in aan
tocht.
RECLAME.
H. P. H. KEEREWEER
BEGRAFENISSEN T«J. 861
AUTO-TRANSPORT
A.ln,..Ktlé CREMATIE
4762
VII.
Het is nog maar héél kort geleden, dat ik
zelf eigenaar was van 'n stadstuin. Char
mante vreemdelingen op doortocht beweren
wel eens, dat de Haagsche huizen eigenlijk
geen tuinen van noode hebben. Volgens deze
loftrompetten vertoont de stad zelf een vol
maakt tuin-beeld en behoeft de Hagenaar
maar even z'n neus buiten de straatdeur
te steken om de allerzaligste geuren, door
de stadsbloemperken uitgewasemd alom fn
't rond, onmiddellijk op Ie snuiven. Inder
daad heeft ..Plantsoenen" deze stad kwistig
bedacht met floralia in tallooze geuren en
kleuren, maar voor een huiseigenaar, die
zich als zoodanig voelt en respecteert, is
de „eigen" tuin toch steeds nog een onont
beerlijk attribuut. Toen ik in 1914 (onza
liger gedachlenisse!) m'n huis kocht, vond
ik er 'n kleine woestenij, 'n soortement steppe.
Wild-uitschielende pluimen, verbasterde
grassoorten, brem. wilde hyacinth en aller
hande ongenummerd uilschot, heheerschten
het terrein in hopelooze wanorde
M'n ega is 'n „vrouw van orde", bij
welke orde ik mezelf aardig, hoewel In ge
matigd tempo, aansluit. Ik had zoo rustig
gtdacht: nu schaf ik me 'n grasrotler aan,
verwijder het onkruid. leg de onvindbaar-
begroeide paden bloot, koop me wat zaai
zaad en heb dan meteen 'n pretüg avmd-
karweitie voor de eerste maand.
Maar jawel! Stramme orde gaat gepaard
met doortastende maatregelen. Nauwelijks
was ik 2 X 24 uren huiseigenaar daar
stond reeds „de maatregel" in levenden
lijve in m'n tuin!
Zoo, waarde vriend, mag ik even vragen:
bent u besteld?
„Meneer, mijn naam is De Vries en Me
vrouw heeft me ontboden."
Een mooi begin. De tuinbaas stelt zich
voor onder z'n familienaam en hij is ont-
bóden. Ik had verwacht, dat de man zou
gezegd hebben: „meneer, ik heet Klaas (of
Gerrit) en mevrouw heeft me besteld om
uw tuin in orde te maken" In mijn kin
derjaren heette 'n tuinbaas „Klaas" of
„Gerrit" Hendrik, Louis, Joan, waren
toen de „huisknechts" en 'n „tuinman"
kenden we niet, wél kenden we onzen
„tuinbes", bij afkorting (en dat hadv hij
juist 't liefst) „baas". De hoofddeugd
onzer huidige samenleving heet: aanpas
singsvermogen. Ik pas me dus onmiddellijk
aan en zeg: Meneer de Vries, waar denkt
u mêe te beginnen?
„Nou meneer, we zullen eerst alles met
„den grond gelijk maken om een goed over
wicht van het geheel te krijgen. D&n gaan
„we perken en paden uitzetten. Morgen en
„overmorgen planten we 'n populier, 'n
„sneeuwbal, 'n seringenboom, 'n stuk of
„wat dendrums en dan brengen we de stam
rozen en tegen de heiningen de krimmers".
En wéér moet ik me aanpassen. Voor
eerst die deftige meervoudsvorm, dien we
op 't Gym „pluralis majestaticus" noem
den: wè maken gelijk, wè zetten uit, wè
planten en wè brengen! Goed, ik pas me
aan. Maar nu moet ik eerlijk verklaren, dat
ik hier verder dolgraag met 'n Klaas of
Gerrit zou te doen gehad hebben. Klaas of
Gerrit mag naar hartelust praten over
„dendrums" en „krimmers", meneer De
Vries die „ontboden" is en zich keurig de
lste persoon-meervoud heeft aangemeten,
mag dat niet! Déze tuinman moest weten,
dat 'n „dendrum" rhododendron heet en dat
„we" tegen de heiningen geen „krimmers"
brengen, maar Crimson ramblers. En nu
gebeurde er iets dat m. i. niet door den beu
gel kon. Reeds wilde ik me beruslend re:i-
reeren, toen De Vries op me toetrad: „me-
„neer, voor de kennismaking met de familie
„heb ik 'n mand fruit meegebracht ter
„versnapering". Hou je nou goed. Cunaeus,
denk ik. Ja maar. De Vries, dat is toch
heusch niet noodig! „Usansje, meneer, en
*t fruit kost me 'n bagatel". M'n vrouw,
die in de keukendeur onze samenspraak
gevolgd heeft en vermoedelijk vreest, dal ik
liet onwelkome geschenk zal afwijzen,
treedt naar buiten en zegt allerminzaamst-
dat is héél aardig van u. De Vries, wij
danken li wèll Nü heb ik er genoeg van
pn retireer 'hans zéér cordaat en zéér
„duidelijk" binnenshuis. Van uit de tuin
kamer zie ik., dat buiten hef gesprek aardig
vlot. Na 'n korte poos treedt m'n rga de
kamer binnen, *orseh.-rd op haar armen 'n
kolossa'p mand fruib Hoe kun je nou zóó
stug doen? klinkt '1 verwijtend ik
vind 't 'n charmant» attent;? van meneer
De Vries, écht beleefd en goed gema
nierd!....
Nou zwijgen, hoor!, in alle talen, want
de huiselijke vrede is me lief boven alle
charmante tuinlieden ter wereld samen!
Den volgenden dag plantte de charmante
z'n populier, z'n sneeuwbal, z'n sering, z'n
dendrums en z'n krimmers en onder 't werk
rookte de man.... 'n sigaret! Oh, beste
Klaas uit m'n kinderjaren, waar is de
pruim, die je zoo meesterlijk jongleerde van
wang tot wang als je stond Ie schoffelen
en te harken?.... En jij, m'n brave Ger
rit, waar is je steenen neuswarmertje met
vochtige „knaster" waaruit zoo kostelijke
dampen blauwig ópkronkelden als je de
geraniums zuiverde van gele bladeren en
uitgebloeide bloemtrossen?.... Toén kwa
men de stamrozen. Met 'n ijzerdraadje werd
de doopnaam, in potlood geschreven op 'n
houten plankje, voorzichtig bevestigd om
de teere stammen. En ik las- „Karrolien
Tastoe", „Vrouw Droskie", „Nora van
Test", „Generaal Max Astur", „Eduward
Ilajol".De maat was vol liep over!
Ik wil er niet meer aan denken, die
ijselijkheden liggen in 't grijs verleden, be
graven en vergelen!!
M'n huis heb ik verkocht, ben huiseige
naar af en de buurt ontvlucht, de buurt
met tuinman De Vries z'n dendrums en
z'n krimmers en héél z'n afschuwelijke ver
minking van de liefelijkste aller namen der
liefelijkste aller wonderschoone rozen. Ik
bewoon 'n flat-verdieping en, oh! weelde,
mijn uitkijk is een droom gelijk! Aan den
vóórkant reikt mijn blik over sappige wei
den vol grazend vee, langs 't statig ge
boomte aan den Haagschen woudzoora tot
waar de Wassenaarsche lanen haar eeuwen
oude reuzen ópstuwen ten hemel. Aan deu
achterkant...maar neenl dat vertel ik straks.
Sedert eenige jaren is de weg, loopend
van de Boschbrug over de lste Van den
Boschstraat dwars door het Haagsche
Bosch, langs de Maliebaan tot aan den
Benoordenhoutschen weg, „Jozef IsraeJs-
laan." gedoopt. Deze laan heeft, langs het
trotsche bouwwerk van „Petrolea", haajr
verlengstuk gekregen onder dezelfde be
naming en vindt haar onvolprezen-heerlijk
einde in het „Jozef Israels Plein". Een
héérlijk^eindpunt Zwakke lof! Want lie
felijk boven alle beschrijving ligt midden
in dat plein het majestueus bouquet van
ons Haagsch Rosarium. Maakt u op en
rept u, want de dagen zi.in geteld, de dagen
der eerste rozenbloei, versche gave van
Flora's Koningin zooals zij zich den volke
vertoont in opperste luister van haar aan
biddelijke kleedij, spreidend de geurigsto
aller aroma's uit duizend open harten,
bewaakt door het fluweel van duizenden
teedere blaadjes, het oog verrukkend door
verscheidenheid van wondere kleuren
pracht Dit magische schouwspel, sprookje
an Moeder Natuur, toont mij de achter
zijde van mijn hooge flat. Tusschen de bed
den en perken ben ik gegaan, dag-in, dag-
uit, en ik heb gezien hoe angstig in kille
Junimaand de fluweclen wachters de knop
pen nauw omsloten. Maar thAns!... In wijde
vlakte is héél die ontroerende pracht open-
gebloeid, de zonnestralen tegemoet! En
wéér ben ik gegaan om van nabij de ma
jesteit der Rozen in mij op te nemen, stil,
eerbiedig, inmg-ontroerd En ziet! ook hier
de naamplaatjes, maar keurig verzorgd in
frisch émailie. Lk zag er de „Kaiserin
Augusta Victoria groot-bloemig, crème
kleurig het buitenblad, het hart in cham-
pagnc-tint. Ik zag er de „Frau Karl
Druschki", met haar witten forschen knop,
gróót de open bloem in lossen tooi. „Velu-
wezoom", „Jhr J. L. Mock" en „Gloire
de Hollande", verrukkelijke trits, op va-
derlandschen bodem gekweekt, wedijver
den met de gratiën uit vreemde gewesten,
de eerste met haar paars-rose blaadjes, de
zware „Jhr. Mock" in donker-rose gewaad
en dan... de „Gloire de Hollande!" Voor
waar, een glorie voor het oog, deze minne-
roos, kloek van gestalte en juichend in
diep-roode tiet! Hoe zal ik ze alle be
schrijven? Aan wie harer de eerepalm
„Mevrouw Dora van Tets", purperrood
met paarsen gloed, „Maria Adelaide, Gran
de Duchesse de Luxembourg" met het
diep-roode hart en de paars-grijze weer-
sihijn, de „Old Gold" gedoopt naar de
tint van haar kleed, „Mrs. Wemyss Quin"
het zuivere type der teeder-gele roos cn
zóóvele andere... waarom ze te schilde
ren waar mijn palet geen waardige kleu
ren meer vindt Gij moet zélf de bede
vaart ondernemen naar dit Mekka \an on
gekende pracht en heerlijkheid.
En thans, mijn lieve vriendinnen „Caro
line Testout", „Frau Karl Druschki", „Me.
vrouw Dora van Tets", „Madame Eduard
Harriot", en gij, mijn nobele vriend ge
neraal Mac Arthur", vergeeft 't den dom-
men tuinman die eens uw roemruchtige na.
men verminkt met de minstwaardige aller
schrijfstiften, z'a- afgebeten potlood
stompje
lk zit voor 't open venster aan de ach
terzijde van m'n flat. De sohemer valt.
Nauwelijks kan ik nog de kleuren der rozen
onderscheiden. Alléén de „Gruss an
Aachen", de feestelijk-witte roos, in groote
profusie als 'n bed gespreid over de aarde,
domineert nog m haar felle klaarte.
M'n vrouw komt binnen Zij ziet dat ik
weer in den ban der rozen gevangen lag
en zij kent het middel tot ontwaken:
„Herinner jij je nog die mand met fruit
ter kennismaking
CUNAEUS.
VOOR ZONDAG 10 JULI.
Hilversum, 1050 M. 9.50: Dienst in de
Herst. Evang. Luth. Kerk te Amsterdam.
Voorganger: Ds. C. F. Westcrmann. 1. Or
gelspel door Jan Zwart. 2. Votum. 3. Zin
gen Gez. 336 1 en 3 (Ps. 42 1, 3). 4.
Belijdenis van zonden. 5. Zingen: Heer,
ontferm U over ons. 6. Verkondiging van
de vergeving der zonden. 7. Zingen Gez.
1(31 2. 8. Schriftlezing: Rom. 8 1439.
9. Gebed. 10. Zingen Gez. 161 2. (Gez.
152 3). 11. Tekstlezing Rom. 8 28, 12.
Ie get^. preek. 13. Zingen Gez. 359 3,4,7
en 8. (Gez. 20 4, 5, 8, 9.) 14. 2e ged.
preek. 15. Orgelspel. 16. Dankgebed. 17.
Zingen Gez. 361 2. (Gez. 27 2). 18. Af
kondiging. 19 Zegen. 20. Orgelspel. 12
1.15: N.O.V.-uitzending in de Cinema Royal
te Amsterdam. Versterkt orkest o.l.v. Hugo
de Groot. J. H. Jong, orgel. Magda van
Donk, sopraan. Gerard Leenders, bariton.
1. Ouverture „Die Hebriden", Mendelssokn
(orkest). 2. Menuet Es-dur, Mozart (Sym
phonic). 3. Orgelsolo. 4. Zang. 5. Peer Gynt
suite, Grieg (bariton). 7. Vioolsolo met
orgelbegel. door Hugo de Groot. 8. Ballet
muziek uit Rosamünde, Schubert. 9. Lie
deren. Lente-idylle, H. de Groot. 10. Or
gelsolo. 11. Baritonzang 12. Sylvia ballet,
Délibes (orkest). 1.30—2 u.Causerie
door den heer H. SalomonsonDo telegra
fische nieuwdiensten tusschen Nederland
en Lndië, zestig jaar geleden en nu, en
iets over de buitenlandsche voorlichting
omtrent lndië. (N.O.V.uitzending). 24
u.Concert. Adolph Poth, viool. Het Re
sidentie Dubbelmannenkwartet. Jos. Hey-
dens, levensliedjes. J. R Gravelotte, piano.
1. Sonate, Biber. (viool, piano). 2. Zomer
avond, Olman (kwartet). 3. Andante en
finale uit vioolconcert, Mendelssohn, viool,
piano). 4. Vrijage, Olman. 5. Preludium en
allegro, Pugnani, Kreisler (viool, piano).
6a. Ave Maria, Wij. b. Tenebrae factae
sunt, Haydn, (kwArtet). 7a. Ga je mee
kajppeeren, Vafkenier. b. Voor jou, Val
kenier (levensliedjes). 8a. Och, kon ik U
vergeten, Wierts. b. Le Rossignol, Grétry
(kwartet). 9a. Triomf van den arbeid,
Pisuisse. b. Lichtzinnig, Daniello (levens
liedjes). 10. Schaferis Sonntagslied, Kreut-
zer (kwartet). 11a. De Vink, de Clerck. b.
Ophelia, wals, Hinderdael (levensliedjes).
12. Ritter's Abscheid, Kinkel (kwartet).
6.45: V.P.R.O.-uitzending u.h. Geb. v. d.
N. P.B. te Hilversum. Spr.ds. D. Syp-
kens, over: De christelijke Vrijheid. F.
Kloek, orgel V.P.R.O.-koor. 1. Fantasie in
g Bach. 2. Votum. 3. Voorlezing: Joh.
8 25—36. 4. Gebed. 5. Lied 230 1 en 3
(koor). 6. Preek le ged. Tekst: Galaten
5 la. 7. Ev. Gez. 38 5 en 6. 8. Preek
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD.
Door Mr. G. KELLER.
Eerste deel. 1861—1863.
13)
Vijf minuten gingen voorbij terwijl Katya
met twee roode vlekken van opwinding op
de wangen, de oogen onafgebroken gericht
hield op den ingang van het postkantoor
en Joden en Christenen zag binnen gaan
en naar buitenkomen, nu eens met iets in
de handen, dan weer met niets. Eindelijk
Verscheen ook weer de schooljuffrouw, en
ook zij had niets in de hand.
Bij het gezicht van het rijtuig, nog steeds
op dezelfde plek staande .keek zij onder
zoekend in de richting er van.
Panna Rudkowska," zei Katya. zich tot
haar vooroverbuigend en zoo levendig spre
kend. dat de schooljuffrouw verbaasd er
van opkeek, „zou u mij het genoegen wil
len doen mij een beetje gezelschap te hou
den? Ik voel me zoo vreeselijk alleen in
dit groote rijtuig."
„U gezelschap houden?" vroeg 't meisje
bijna verbluft.
„Ja, u zei daareven, dat het zoo'n heer
lijke dag was voor een ritje Laat >k u uit-
noodigen lot een tochtje! De ochtendlessen
zijn afgeloopen, niet waar? Nu, ik heb
geen haast."
„Ik heb nog wat te corrigeeren voor de
avondschool," zei Panna Rudkowska, blijk
baar aarzelend.
„Kom, maar een klein eindje," hield
Katya aan. „Slap gauw in, de paarden be
ginnen ongeduldig le worden." en zei wees
een beetje ongeduldig naar de plaats naast
zich.
De toon van haar woorden duldde blijk
baar zoo weinig tegenspraak, dat de school
juffrouw. na nog een weifelenden blik om
zich heen geslagen te hebben, bezweek voor
den drang De strijd tusschen nationaal
vooroordeel en aangeboren ijdelheid was
kort maar hevig geweest. Als het onaange
naam was om beschermd te worden door
een persoon, die door alle rechtgeaarde
Polen wa9 geboycot, was het toch wel
prettig om door de meesteres van Lubynia
te worden opgemerkt Er speelde een lachje
van voldoening om Panna Rudkow9ka's
lippen, toen zij zich naast Katya in de
kussens vleide.
„De boschweg," zei Katya tot den koet
sier. „ik wil nog niet naar huis." Gedurende
eenige minuten bleven zij zwijgen. Katya
in gedachten verzonken, maar altijd met die
vlekjes van opwinding op de wangen, de
schooljuffrouw evenmin kalm en nu en dan
een zijdélingschen blik naar haar metge
zellin werpend. Het was een klein, mager
wezentje, met een tamelijk bleek en bijna
ouwelijk gelaat, met kringen onder de
oogen en plooien om den grooten en eenigs-
zin9 groven mond. die' aanwiizingen zouden
kunnen zijn van een losbandig leven, die
echter in werkelijkheid hel gevolg waren
van het duffe telegraafkantoor, waar zij
haar strijd om het bestaan had aangevangen
en van de onafgebroken inspanning van
steeds te moeten opletten. Niemand had
haar mooi kunnen noemen mooi kon
men niet zijn met zoo'n mond. maar een
paar smalle. donkeTe wenkbrauwen boven
kleine diepliggende donkere oogen, -die
scherp afstaken tegen de weelde van gol
vend haar, gaven toch iets aantrekkelijks
aan haar gelaat.
Toen zij de laatste armzalige huizen van
de stad voorbij waren, wendde Katya zich
tot haar met zulk een plotselinge beweging,
dat zij haar steelschen onderzoekenden blik
opving.
De briefkaart, die je in de hand had."
zeide zij. met de deur in huis vallend, „ik
heb. zonder het te willen, het adres gezien
en den naam Swigello gelezen. Zeg mij eens
wien u van dien naam kent."
Panna Rudkowska schoof onrustig heen
en weer.
„Maar één persoon," zeide zij haastig,
zich duidelijk bewust van het teere karakter
van zulk een onderwerp in dergelijk gezel
schap. En zij liet er onmiddellijk op volgen:
„de berken beginnen al te verkleuren."
Maar Katya bekommerde zich om geen
berken.
„Eén persoon?"
„Ja. slechts één, en ik ken haar maar
oppervlakkig
„Haar?" herhaalde Katya. met een bij
zonderen nadruk op het woord. „Du9 een
vrouw?
„Een meisje nog erg jong. heel wat ja
ren jonger dan ik."
„En weft u ook. of zij behoort tot de
familie der Swigello's, dievroeger op
Lubynia woonde?"
„Ja. natuurlijk, zij zijn de Swigello's van
Lubynia." antwoordde de schooljuffrouw
met een tikje nationaal zelfbewustzijn.
„Zijn?" herhaalde Katya met hernieuw
den nadruk, „u zei toch, dat er maar een
kende?"
„lk ken er ook maar een. Kazimira Swi
gello. maar zij heeft twee broers. Die heb
ik nooit gezien."
„In hoeverre waren zij familie van Sta
nislas Swigello. die in de Oekrajina gevan
gen genomen werd?"
„Zijn kinderen."
„Dus hij is getrouwd, toen hij uit Siberië
was teruggekeerd?"
„Ja, hij trouwde toen. Maar hij is ge
storven, evenals zijn vrouw. Alleen de
kinderen zijn nog in leven."
Langen tijd zwegen beiden, terwijl het
rijtuig voortrolde.
„Verhaal me etfts. hoe u met dat meisje
kennis heeft gemaakt," zei Katya len slotte.
„Verhaal mij meer.alles wat u omtrent
de familie bekend is."
Het wa9 dezelfde dringend bevelende
toon als tevoren en weer liet Panna Rud
kowska zich er door overreden.
„Het wa9 in Juli." begon zij langzaam,
als sprak zij met tegenzin. „Ik heb een
tante in Galicië. in Oostenrijksch Polen. Ik
ging mijn vacantie bij haar doorbrengen,
nadat ik reeds de belofte had gekregen
hier benoemd te zullen worden, wanneer
het schooljaar begon Zij woont te Miezany.
Daar maakte ik kennis met Kazimira Swi
gello Zij geeft^daar les op dp school, en
hoewel de vacantie was begonnen. was zij
nog niet weg. vertrok intusschpn later Ik
vermoed, dat zij wachtte dat haar broe
ders haar geld zouden zenden. Zij zou ze
te Krakau ontmoeten
„Zijn zij er dan slecht aan toe?" vroeg
Katya met iels benepends in haar stem
De schooljuffrouw wierp weder eeft
nieuwsgierigen blik. ditmaal met een spot
tend tinljo gemengd, naar haar ondervraag
ster.
„Natuurlijk. Hoe zou hiet ook anders
kunnen?"
„Wat doen haar broeders?"
„De oudste is ingenieur te Krakau. do
jongste schildert. Ook de vader maakte
schilderijen, na zijn terugkeer uit Siberië,
en schilderde enkel Siberische tooneelen.
Daar leefde hij van. naar Kazimira mij
mededeelde, toeft ik haar bij mijn lante
ontmoette. Zij woont zeer stil le Miezany,
zoekt niemand op. Maar mijn tante heeft
haar vriendelijk geholpen, toen zij eens
ziek was en daarom komt zij soms bij haar.
In den beginne vond ik haar. nu,
tamelijk uit de hoogte. Maar toen zij hoor
de. dat ik naar hieT was benoemd, begon rij
mij te vragen en vertelde zij mij de ge
schiedenis der familie. Ik'beloofde haar een
prentbriefkaart van Lubynia te zenden die
zij natuurlijk nooit had gezipn. en dat was
de kaart, die ik juist op ds pest wilde doen,
toen ik u ontmoette."
..Hoe ziel zij er uit?"
„Zij zou er we! aardig uilzien. geloof ik,
als het arme kind niet zoo broodmager was.
Zoo tenger en fijntjes! Niet tegen haar
werk opgewassen blijkbaar Men kon het
haar aanzien, dat zij voor dergelijk werk
niet in de wieg was gelegd.
Katya beet zfch op de lippen slar kij
kende naar den weg voor hen uit.
„Kunnen haar broers haar niet helpen?"
„Zij doen dal zeker, maar zij moeten zelf
voor hun brood werken".
(Wordt vervolgd).