ONRECHTMATIG BEZIT No. 20649 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 9 Juli Derde Blad Anno 1927 OVERZICHT KAASMARKTEN. tos Buitenl. Weekoverzicht. HAAGSCHE KALEID0SC00P. RADIO-PROGRAMMA FEUILLETON. De aanvoeren en hoogste noleeringen waren: Wagens Goudsche Leidsche gestempelde ligle ligte zware (1) (2) Cl) (2) (1) (2) (1) (2) (1) (2)' 4 Juli Oudewater 100 195 126 f 38 f 39 t 42 f 45 f 45 f 46 f f f f f f 5 Juli Bodegraven 360 543 471 f 42s f 43 46 f 45 f 46 f 50 f 47 48 I 53 f 1 f 6 Juli Woerden 394 623 459 f 42 t 45 f 43 f 45 f 45 f 48 f 50 f 47 f 49 f f f 7 Juli Gouda 325 365 303 f 42 t 4f t 45 f 45 f 46 f 48 f 48M 48 f 50 f f f 7 Juli Alph. a/d. R. 57 59 63 f— f— f f47 f44 f 49 t— 448 f50 f I—(86 8 Juli Leiden 119 156 133 44 45 f 47 f f f f f (44 44 47 (1) Zijn de opgaven der vorige week. (2) Zijn de opgaven van 59 Juli 1926. Wankele regeeringen en een wankelende conferentie. De maand Juli is aangebroken en dus komt de vacantietijd aan. Dientengevolge zien we in diverse landen de parlementen zich haasten om het hoog noodige af te doen, opdat ook voor deze regeeringslicha- men het reces kan aanvangen. Of aan die haast soms de degelijkheid van behande ling niet voor een deel wordt geofferd? Maar aan den anderen kant worden er veel onnoodige woorden door ingehouden. In het Engelsche Lagerhuis heeft Bald win de overwinning behaald inzake de door Labour ingediende motie van afkeuring naar aanleiding van wat was meegedeeld over de regeeringsplannen tot hervorming van het Hoogerhuis. Natuurlijk, gezien de conservatieve meerderheid. Doch moreel is zijn j-egeering er niet sterker op geworden. Feitelijk heeft Baldwin toch geheel terug genomen wat eerst over de hervormings plannen was gezegd. Dat heette nu een proefballonVoor het verzet uit eigen kring heeft Baldwin deze retirade uitge voerd, welk verzet daarop was gebaseerd, dat er bij de eerstvolgende verkiezing groot nadeel zou worden ondervonden van ver meerdering van de macht van wat in En geland de Tweede Kamer is. Hoezeer Baldwin's regeering is verzwakt in den loop der jaren wordt het best ge ïllustreerd door de geruchten, dat Baldwin aan heengaan zou denken en de „kracht - mensch" Bridgeman zijn opvolger zou wor den. Geruchten, die nog op niets essentieels berusten; alleen maar van stemming ge tuigen. Baldwin's regeering heeft tot troost, dat ook in Frankrijk en Duitschland de regee ringen verzwakken. Wanneer in Frankrijk het kabinet-Poincare niet als het ware was te vereenzelvigen met de herstelpogingen van den franc pogingen, die weldra vasten grond zullen krijgen naar het zich laat aanzien, door terugkeer tot den gouden standaard we gelooven, dat het reeds zou zijn geduikeld. De fameuse zaak-Dnudet heeft minister Barthou danig geschokt en zijn blijven is zelfs nog twijfelachtig. Bar thou wordt gedrukt tusschen rechts en links en het is ernstig de vraag of hij dien druk nog lang zal kunnen doorstaan. Zelfs voor Poincaré in eigen persoon dreigt ge vaar, daar er immers Kamerverkiezingen in aantocht zijn, begin volgend jaar. Allerlei partij-poliliek-belangen doen zich langza merhand gelden, onberekenbaar soms, waar aan het algemeen belang maar ten offer wordt gebracht onder allerlei schoone leu zen. Zou b.v. het kartel niet in het voordeel zijn. wanneer het vlak voor de verkiezing de teugels van het bewind weer in handen nam? Het is heelemaal niet uitgesloten, dat het daartoe komt. On-dits in dezen geest doemen reeds flauw op. In Duitschland neemt het antagonisme onder de partijen, die thans het bewind voeren, ook zienderoogen toe. Ook al doen de Duitsch-nationalen in menig opzicht heel wat water in den wijn. Er zijn echter omstandigheden, die de regeeringspartijen uit elkaar drijven. Het Centrum b.v. heeft zich geheel op de grondwet van Weimar gesteld en heeft in menig opzicht daarvan de consequenties te dragen. En met Wirth op het vinketouw valt er voor deze partij hierin niet te marchandeeren. De aanhang van Wirth onder het kiezerscorps blijkt im mers zoo groot, dat de partij zelfs een standje over niet organisatorisch optreden van dezen oud-rijkskanselier niet eens aan durft. Anderzijds zal het Centrum vermoe delijk ernstigen tegenstand ondervinden hij zijn mede-regeeringspartijen inzake de schoolplannen. De tariefwetten zal men er vandaag nog wel doorsleepen. ook al loopen vele partijgangers der regeeringscoalilie daarvoor niet warm. Marx' positie is hoogst onzeker. 't Zelfde geldt voor het resultaat, dat te verwachten is van de maritieme ontwape ningsconferentie te Genève bijeen. Hoewel de pessimistische stemming van midden afgeloopen week, toen feitelijk een volle dige mislukking voor de deur scheen te staan, is geluwd, is het verkrijgen van een bevredigend succes nog zeer twijfelachtig De diverse belangen der drie groote zee machten loopen zeer uiteen. Engeland b.v. heeft meer dan Amerika of Japan behoefte aan klein kruiser-materiaal, gezien het ver uiteen liggen der bezittingen over zee en eigen ligging als eilanden-rijk. Niettemin wil Amerika hardnekkig, dat Engeland zal toestemmen in een vermindering van krui ser-tonnage. Beide partijen zijn al tot op G0.000 ton lot elkaar gekomen. Engeland wil 460.000 ton (vermoedelijk wat het thans heeft), Amerika biedt 400.000 ton. In ieder geval zal Amerika, noodig of niet. toch bij houwen tot het met Engeland gelijk is ge komen. In Japan vraagt men daarom reeds en niet geheel ten onrechte of de beperking van bewapening moet uitloopen op vermeerdering. Worden Engeland en Amerika het toch eens, op een basis van een van beide getallen of van een daar- tusschen liggend cijfer, dan moet het zelf bijbouwen, om althans de verhouding 5:5:3 te handhaven, die het voor klein materiaal voor zich zelf niet eens accep tabel acht. En Japan heeft geen geld daar voor te missen. De jongste rampen hebben het land zeer zwaar gedrukt Frankrijk en Italië zullen wel gnuiven bij den gang van zaken te Genève die voor hen een weinig gevaarlijke wending neemt. Ook ten aanzien van de publieke opinie Officieel zal de conferentie o.i, echter niet mislukken, al zullen er wellicht nog wel apns alarmberichten komen, zooals dat op iedere conferentie hoort. Men zal wel zorgen, dat tenminste iets naar buiten treedt! Het echec zou anders te fataal ziin, speciaal voor Coolidge, op wiens initiatief de conferentie immers is bijeengeroepen. En dat met presidentsverkiezing in aan tocht. RECLAME. H. P. H. KEEREWEER BEGRAFENISSEN T«J. 861 AUTO-TRANSPORT A.ln,..Ktlé CREMATIE 4762 VII. Het is nog maar héél kort geleden, dat ik zelf eigenaar was van 'n stadstuin. Char mante vreemdelingen op doortocht beweren wel eens, dat de Haagsche huizen eigenlijk geen tuinen van noode hebben. Volgens deze loftrompetten vertoont de stad zelf een vol maakt tuin-beeld en behoeft de Hagenaar maar even z'n neus buiten de straatdeur te steken om de allerzaligste geuren, door de stadsbloemperken uitgewasemd alom fn 't rond, onmiddellijk op Ie snuiven. Inder daad heeft ..Plantsoenen" deze stad kwistig bedacht met floralia in tallooze geuren en kleuren, maar voor een huiseigenaar, die zich als zoodanig voelt en respecteert, is de „eigen" tuin toch steeds nog een onont beerlijk attribuut. Toen ik in 1914 (onza liger gedachlenisse!) m'n huis kocht, vond ik er 'n kleine woestenij, 'n soortement steppe. Wild-uitschielende pluimen, verbasterde grassoorten, brem. wilde hyacinth en aller hande ongenummerd uilschot, heheerschten het terrein in hopelooze wanorde M'n ega is 'n „vrouw van orde", bij welke orde ik mezelf aardig, hoewel In ge matigd tempo, aansluit. Ik had zoo rustig gtdacht: nu schaf ik me 'n grasrotler aan, verwijder het onkruid. leg de onvindbaar- begroeide paden bloot, koop me wat zaai zaad en heb dan meteen 'n pretüg avmd- karweitie voor de eerste maand. Maar jawel! Stramme orde gaat gepaard met doortastende maatregelen. Nauwelijks was ik 2 X 24 uren huiseigenaar daar stond reeds „de maatregel" in levenden lijve in m'n tuin! Zoo, waarde vriend, mag ik even vragen: bent u besteld? „Meneer, mijn naam is De Vries en Me vrouw heeft me ontboden." Een mooi begin. De tuinbaas stelt zich voor onder z'n familienaam en hij is ont- bóden. Ik had verwacht, dat de man zou gezegd hebben: „meneer, ik heet Klaas (of Gerrit) en mevrouw heeft me besteld om uw tuin in orde te maken" In mijn kin derjaren heette 'n tuinbaas „Klaas" of „Gerrit" Hendrik, Louis, Joan, waren toen de „huisknechts" en 'n „tuinman" kenden we niet, wél kenden we onzen „tuinbes", bij afkorting (en dat hadv hij juist 't liefst) „baas". De hoofddeugd onzer huidige samenleving heet: aanpas singsvermogen. Ik pas me dus onmiddellijk aan en zeg: Meneer de Vries, waar denkt u mêe te beginnen? „Nou meneer, we zullen eerst alles met „den grond gelijk maken om een goed over wicht van het geheel te krijgen. D&n gaan „we perken en paden uitzetten. Morgen en „overmorgen planten we 'n populier, 'n „sneeuwbal, 'n seringenboom, 'n stuk of „wat dendrums en dan brengen we de stam rozen en tegen de heiningen de krimmers". En wéér moet ik me aanpassen. Voor eerst die deftige meervoudsvorm, dien we op 't Gym „pluralis majestaticus" noem den: wè maken gelijk, wè zetten uit, wè planten en wè brengen! Goed, ik pas me aan. Maar nu moet ik eerlijk verklaren, dat ik hier verder dolgraag met 'n Klaas of Gerrit zou te doen gehad hebben. Klaas of Gerrit mag naar hartelust praten over „dendrums" en „krimmers", meneer De Vries die „ontboden" is en zich keurig de lste persoon-meervoud heeft aangemeten, mag dat niet! Déze tuinman moest weten, dat 'n „dendrum" rhododendron heet en dat „we" tegen de heiningen geen „krimmers" brengen, maar Crimson ramblers. En nu gebeurde er iets dat m. i. niet door den beu gel kon. Reeds wilde ik me beruslend re:i- reeren, toen De Vries op me toetrad: „me- „neer, voor de kennismaking met de familie „heb ik 'n mand fruit meegebracht ter „versnapering". Hou je nou goed. Cunaeus, denk ik. Ja maar. De Vries, dat is toch heusch niet noodig! „Usansje, meneer, en *t fruit kost me 'n bagatel". M'n vrouw, die in de keukendeur onze samenspraak gevolgd heeft en vermoedelijk vreest, dal ik liet onwelkome geschenk zal afwijzen, treedt naar buiten en zegt allerminzaamst- dat is héél aardig van u. De Vries, wij danken li wèll Nü heb ik er genoeg van pn retireer 'hans zéér cordaat en zéér „duidelijk" binnenshuis. Van uit de tuin kamer zie ik., dat buiten hef gesprek aardig vlot. Na 'n korte poos treedt m'n rga de kamer binnen, *orseh.-rd op haar armen 'n kolossa'p mand fruib Hoe kun je nou zóó stug doen? klinkt '1 verwijtend ik vind 't 'n charmant» attent;? van meneer De Vries, écht beleefd en goed gema nierd!.... Nou zwijgen, hoor!, in alle talen, want de huiselijke vrede is me lief boven alle charmante tuinlieden ter wereld samen! Den volgenden dag plantte de charmante z'n populier, z'n sneeuwbal, z'n sering, z'n dendrums en z'n krimmers en onder 't werk rookte de man.... 'n sigaret! Oh, beste Klaas uit m'n kinderjaren, waar is de pruim, die je zoo meesterlijk jongleerde van wang tot wang als je stond Ie schoffelen en te harken?.... En jij, m'n brave Ger rit, waar is je steenen neuswarmertje met vochtige „knaster" waaruit zoo kostelijke dampen blauwig ópkronkelden als je de geraniums zuiverde van gele bladeren en uitgebloeide bloemtrossen?.... Toén kwa men de stamrozen. Met 'n ijzerdraadje werd de doopnaam, in potlood geschreven op 'n houten plankje, voorzichtig bevestigd om de teere stammen. En ik las- „Karrolien Tastoe", „Vrouw Droskie", „Nora van Test", „Generaal Max Astur", „Eduward Ilajol".De maat was vol liep over! Ik wil er niet meer aan denken, die ijselijkheden liggen in 't grijs verleden, be graven en vergelen!! M'n huis heb ik verkocht, ben huiseige naar af en de buurt ontvlucht, de buurt met tuinman De Vries z'n dendrums en z'n krimmers en héél z'n afschuwelijke ver minking van de liefelijkste aller namen der liefelijkste aller wonderschoone rozen. Ik bewoon 'n flat-verdieping en, oh! weelde, mijn uitkijk is een droom gelijk! Aan den vóórkant reikt mijn blik over sappige wei den vol grazend vee, langs 't statig ge boomte aan den Haagschen woudzoora tot waar de Wassenaarsche lanen haar eeuwen oude reuzen ópstuwen ten hemel. Aan deu achterkant...maar neenl dat vertel ik straks. Sedert eenige jaren is de weg, loopend van de Boschbrug over de lste Van den Boschstraat dwars door het Haagsche Bosch, langs de Maliebaan tot aan den Benoordenhoutschen weg, „Jozef IsraeJs- laan." gedoopt. Deze laan heeft, langs het trotsche bouwwerk van „Petrolea", haajr verlengstuk gekregen onder dezelfde be naming en vindt haar onvolprezen-heerlijk einde in het „Jozef Israels Plein". Een héérlijk^eindpunt Zwakke lof! Want lie felijk boven alle beschrijving ligt midden in dat plein het majestueus bouquet van ons Haagsch Rosarium. Maakt u op en rept u, want de dagen zi.in geteld, de dagen der eerste rozenbloei, versche gave van Flora's Koningin zooals zij zich den volke vertoont in opperste luister van haar aan biddelijke kleedij, spreidend de geurigsto aller aroma's uit duizend open harten, bewaakt door het fluweel van duizenden teedere blaadjes, het oog verrukkend door verscheidenheid van wondere kleuren pracht Dit magische schouwspel, sprookje an Moeder Natuur, toont mij de achter zijde van mijn hooge flat. Tusschen de bed den en perken ben ik gegaan, dag-in, dag- uit, en ik heb gezien hoe angstig in kille Junimaand de fluweclen wachters de knop pen nauw omsloten. Maar thAns!... In wijde vlakte is héél die ontroerende pracht open- gebloeid, de zonnestralen tegemoet! En wéér ben ik gegaan om van nabij de ma jesteit der Rozen in mij op te nemen, stil, eerbiedig, inmg-ontroerd En ziet! ook hier de naamplaatjes, maar keurig verzorgd in frisch émailie. Lk zag er de „Kaiserin Augusta Victoria groot-bloemig, crème kleurig het buitenblad, het hart in cham- pagnc-tint. Ik zag er de „Frau Karl Druschki", met haar witten forschen knop, gróót de open bloem in lossen tooi. „Velu- wezoom", „Jhr J. L. Mock" en „Gloire de Hollande", verrukkelijke trits, op va- derlandschen bodem gekweekt, wedijver den met de gratiën uit vreemde gewesten, de eerste met haar paars-rose blaadjes, de zware „Jhr. Mock" in donker-rose gewaad en dan... de „Gloire de Hollande!" Voor waar, een glorie voor het oog, deze minne- roos, kloek van gestalte en juichend in diep-roode tiet! Hoe zal ik ze alle be schrijven? Aan wie harer de eerepalm „Mevrouw Dora van Tets", purperrood met paarsen gloed, „Maria Adelaide, Gran de Duchesse de Luxembourg" met het diep-roode hart en de paars-grijze weer- sihijn, de „Old Gold" gedoopt naar de tint van haar kleed, „Mrs. Wemyss Quin" het zuivere type der teeder-gele roos cn zóóvele andere... waarom ze te schilde ren waar mijn palet geen waardige kleu ren meer vindt Gij moet zélf de bede vaart ondernemen naar dit Mekka \an on gekende pracht en heerlijkheid. En thans, mijn lieve vriendinnen „Caro line Testout", „Frau Karl Druschki", „Me. vrouw Dora van Tets", „Madame Eduard Harriot", en gij, mijn nobele vriend ge neraal Mac Arthur", vergeeft 't den dom- men tuinman die eens uw roemruchtige na. men verminkt met de minstwaardige aller schrijfstiften, z'a- afgebeten potlood stompje lk zit voor 't open venster aan de ach terzijde van m'n flat. De sohemer valt. Nauwelijks kan ik nog de kleuren der rozen onderscheiden. Alléén de „Gruss an Aachen", de feestelijk-witte roos, in groote profusie als 'n bed gespreid over de aarde, domineert nog m haar felle klaarte. M'n vrouw komt binnen Zij ziet dat ik weer in den ban der rozen gevangen lag en zij kent het middel tot ontwaken: „Herinner jij je nog die mand met fruit ter kennismaking CUNAEUS. VOOR ZONDAG 10 JULI. Hilversum, 1050 M. 9.50: Dienst in de Herst. Evang. Luth. Kerk te Amsterdam. Voorganger: Ds. C. F. Westcrmann. 1. Or gelspel door Jan Zwart. 2. Votum. 3. Zin gen Gez. 336 1 en 3 (Ps. 42 1, 3). 4. Belijdenis van zonden. 5. Zingen: Heer, ontferm U over ons. 6. Verkondiging van de vergeving der zonden. 7. Zingen Gez. 1(31 2. 8. Schriftlezing: Rom. 8 1439. 9. Gebed. 10. Zingen Gez. 161 2. (Gez. 152 3). 11. Tekstlezing Rom. 8 28, 12. Ie get^. preek. 13. Zingen Gez. 359 3,4,7 en 8. (Gez. 20 4, 5, 8, 9.) 14. 2e ged. preek. 15. Orgelspel. 16. Dankgebed. 17. Zingen Gez. 361 2. (Gez. 27 2). 18. Af kondiging. 19 Zegen. 20. Orgelspel. 12 1.15: N.O.V.-uitzending in de Cinema Royal te Amsterdam. Versterkt orkest o.l.v. Hugo de Groot. J. H. Jong, orgel. Magda van Donk, sopraan. Gerard Leenders, bariton. 1. Ouverture „Die Hebriden", Mendelssokn (orkest). 2. Menuet Es-dur, Mozart (Sym phonic). 3. Orgelsolo. 4. Zang. 5. Peer Gynt suite, Grieg (bariton). 7. Vioolsolo met orgelbegel. door Hugo de Groot. 8. Ballet muziek uit Rosamünde, Schubert. 9. Lie deren. Lente-idylle, H. de Groot. 10. Or gelsolo. 11. Baritonzang 12. Sylvia ballet, Délibes (orkest). 1.30—2 u.Causerie door den heer H. SalomonsonDo telegra fische nieuwdiensten tusschen Nederland en Lndië, zestig jaar geleden en nu, en iets over de buitenlandsche voorlichting omtrent lndië. (N.O.V.uitzending). 24 u.Concert. Adolph Poth, viool. Het Re sidentie Dubbelmannenkwartet. Jos. Hey- dens, levensliedjes. J. R Gravelotte, piano. 1. Sonate, Biber. (viool, piano). 2. Zomer avond, Olman (kwartet). 3. Andante en finale uit vioolconcert, Mendelssohn, viool, piano). 4. Vrijage, Olman. 5. Preludium en allegro, Pugnani, Kreisler (viool, piano). 6a. Ave Maria, Wij. b. Tenebrae factae sunt, Haydn, (kwArtet). 7a. Ga je mee kajppeeren, Vafkenier. b. Voor jou, Val kenier (levensliedjes). 8a. Och, kon ik U vergeten, Wierts. b. Le Rossignol, Grétry (kwartet). 9a. Triomf van den arbeid, Pisuisse. b. Lichtzinnig, Daniello (levens liedjes). 10. Schaferis Sonntagslied, Kreut- zer (kwartet). 11a. De Vink, de Clerck. b. Ophelia, wals, Hinderdael (levensliedjes). 12. Ritter's Abscheid, Kinkel (kwartet). 6.45: V.P.R.O.-uitzending u.h. Geb. v. d. N. P.B. te Hilversum. Spr.ds. D. Syp- kens, over: De christelijke Vrijheid. F. Kloek, orgel V.P.R.O.-koor. 1. Fantasie in g Bach. 2. Votum. 3. Voorlezing: Joh. 8 25—36. 4. Gebed. 5. Lied 230 1 en 3 (koor). 6. Preek le ged. Tekst: Galaten 5 la. 7. Ev. Gez. 38 5 en 6. 8. Preek Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. Eerste deel. 1861—1863. 13) Vijf minuten gingen voorbij terwijl Katya met twee roode vlekken van opwinding op de wangen, de oogen onafgebroken gericht hield op den ingang van het postkantoor en Joden en Christenen zag binnen gaan en naar buitenkomen, nu eens met iets in de handen, dan weer met niets. Eindelijk Verscheen ook weer de schooljuffrouw, en ook zij had niets in de hand. Bij het gezicht van het rijtuig, nog steeds op dezelfde plek staande .keek zij onder zoekend in de richting er van. Panna Rudkowska," zei Katya. zich tot haar vooroverbuigend en zoo levendig spre kend. dat de schooljuffrouw verbaasd er van opkeek, „zou u mij het genoegen wil len doen mij een beetje gezelschap te hou den? Ik voel me zoo vreeselijk alleen in dit groote rijtuig." „U gezelschap houden?" vroeg 't meisje bijna verbluft. „Ja, u zei daareven, dat het zoo'n heer lijke dag was voor een ritje Laat >k u uit- noodigen lot een tochtje! De ochtendlessen zijn afgeloopen, niet waar? Nu, ik heb geen haast." „Ik heb nog wat te corrigeeren voor de avondschool," zei Panna Rudkowska, blijk baar aarzelend. „Kom, maar een klein eindje," hield Katya aan. „Slap gauw in, de paarden be ginnen ongeduldig le worden." en zei wees een beetje ongeduldig naar de plaats naast zich. De toon van haar woorden duldde blijk baar zoo weinig tegenspraak, dat de school juffrouw. na nog een weifelenden blik om zich heen geslagen te hebben, bezweek voor den drang De strijd tusschen nationaal vooroordeel en aangeboren ijdelheid was kort maar hevig geweest. Als het onaange naam was om beschermd te worden door een persoon, die door alle rechtgeaarde Polen wa9 geboycot, was het toch wel prettig om door de meesteres van Lubynia te worden opgemerkt Er speelde een lachje van voldoening om Panna Rudkow9ka's lippen, toen zij zich naast Katya in de kussens vleide. „De boschweg," zei Katya tot den koet sier. „ik wil nog niet naar huis." Gedurende eenige minuten bleven zij zwijgen. Katya in gedachten verzonken, maar altijd met die vlekjes van opwinding op de wangen, de schooljuffrouw evenmin kalm en nu en dan een zijdélingschen blik naar haar metge zellin werpend. Het was een klein, mager wezentje, met een tamelijk bleek en bijna ouwelijk gelaat, met kringen onder de oogen en plooien om den grooten en eenigs- zin9 groven mond. die' aanwiizingen zouden kunnen zijn van een losbandig leven, die echter in werkelijkheid hel gevolg waren van het duffe telegraafkantoor, waar zij haar strijd om het bestaan had aangevangen en van de onafgebroken inspanning van steeds te moeten opletten. Niemand had haar mooi kunnen noemen mooi kon men niet zijn met zoo'n mond. maar een paar smalle. donkeTe wenkbrauwen boven kleine diepliggende donkere oogen, -die scherp afstaken tegen de weelde van gol vend haar, gaven toch iets aantrekkelijks aan haar gelaat. Toen zij de laatste armzalige huizen van de stad voorbij waren, wendde Katya zich tot haar met zulk een plotselinge beweging, dat zij haar steelschen onderzoekenden blik opving. De briefkaart, die je in de hand had." zeide zij. met de deur in huis vallend, „ik heb. zonder het te willen, het adres gezien en den naam Swigello gelezen. Zeg mij eens wien u van dien naam kent." Panna Rudkowska schoof onrustig heen en weer. „Maar één persoon," zeide zij haastig, zich duidelijk bewust van het teere karakter van zulk een onderwerp in dergelijk gezel schap. En zij liet er onmiddellijk op volgen: „de berken beginnen al te verkleuren." Maar Katya bekommerde zich om geen berken. „Eén persoon?" „Ja. slechts één, en ik ken haar maar oppervlakkig „Haar?" herhaalde Katya. met een bij zonderen nadruk op het woord. „Du9 een vrouw? „Een meisje nog erg jong. heel wat ja ren jonger dan ik." „En weft u ook. of zij behoort tot de familie der Swigello's, dievroeger op Lubynia woonde?" „Ja. natuurlijk, zij zijn de Swigello's van Lubynia." antwoordde de schooljuffrouw met een tikje nationaal zelfbewustzijn. „Zijn?" herhaalde Katya met hernieuw den nadruk, „u zei toch, dat er maar een kende?" „lk ken er ook maar een. Kazimira Swi gello. maar zij heeft twee broers. Die heb ik nooit gezien." „In hoeverre waren zij familie van Sta nislas Swigello. die in de Oekrajina gevan gen genomen werd?" „Zijn kinderen." „Dus hij is getrouwd, toen hij uit Siberië was teruggekeerd?" „Ja, hij trouwde toen. Maar hij is ge storven, evenals zijn vrouw. Alleen de kinderen zijn nog in leven." Langen tijd zwegen beiden, terwijl het rijtuig voortrolde. „Verhaal me etfts. hoe u met dat meisje kennis heeft gemaakt," zei Katya len slotte. „Verhaal mij meer.alles wat u omtrent de familie bekend is." Het wa9 dezelfde dringend bevelende toon als tevoren en weer liet Panna Rud kowska zich er door overreden. „Het wa9 in Juli." begon zij langzaam, als sprak zij met tegenzin. „Ik heb een tante in Galicië. in Oostenrijksch Polen. Ik ging mijn vacantie bij haar doorbrengen, nadat ik reeds de belofte had gekregen hier benoemd te zullen worden, wanneer het schooljaar begon Zij woont te Miezany. Daar maakte ik kennis met Kazimira Swi gello Zij geeft^daar les op dp school, en hoewel de vacantie was begonnen. was zij nog niet weg. vertrok intusschpn later Ik vermoed, dat zij wachtte dat haar broe ders haar geld zouden zenden. Zij zou ze te Krakau ontmoeten „Zijn zij er dan slecht aan toe?" vroeg Katya met iels benepends in haar stem De schooljuffrouw wierp weder eeft nieuwsgierigen blik. ditmaal met een spot tend tinljo gemengd, naar haar ondervraag ster. „Natuurlijk. Hoe zou hiet ook anders kunnen?" „Wat doen haar broeders?" „De oudste is ingenieur te Krakau. do jongste schildert. Ook de vader maakte schilderijen, na zijn terugkeer uit Siberië, en schilderde enkel Siberische tooneelen. Daar leefde hij van. naar Kazimira mij mededeelde, toeft ik haar bij mijn lante ontmoette. Zij woont zeer stil le Miezany, zoekt niemand op. Maar mijn tante heeft haar vriendelijk geholpen, toen zij eens ziek was en daarom komt zij soms bij haar. In den beginne vond ik haar. nu, tamelijk uit de hoogte. Maar toen zij hoor de. dat ik naar hieT was benoemd, begon rij mij te vragen en vertelde zij mij de ge schiedenis der familie. Ik'beloofde haar een prentbriefkaart van Lubynia te zenden die zij natuurlijk nooit had gezipn. en dat was de kaart, die ik juist op ds pest wilde doen, toen ik u ontmoette." ..Hoe ziel zij er uit?" „Zij zou er we! aardig uilzien. geloof ik, als het arme kind niet zoo broodmager was. Zoo tenger en fijntjes! Niet tegen haar werk opgewassen blijkbaar Men kon het haar aanzien, dat zij voor dergelijk werk niet in de wieg was gelegd. Katya beet zfch op de lippen slar kij kende naar den weg voor hen uit. „Kunnen haar broers haar niet helpen?" „Zij doen dal zeker, maar zij moeten zelf voor hun brood werken". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 9