Het vraagstuk v. d. Spoorwegovergang naast het Station
PAPIEREN ROZEN
No. 20623
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 9 Juni
Derde Blad Anno 1927
es=£.
FEUILLETON.
(INGEZONDEN).
<mTtCN N ZftTM
♦rarioNtvco
On\oc2Pc^.
-W^CXCT.
•Ottrr #ZCMÜ7ZODO
OPOCCVCQVINXJCr OWou* C^NODUDQÜ3VLO-U- Lf >QCN
yrU&PL'Oktv. m-o^rotdktt* >r<yr.
In het „Leidscb Dagblad" ran 14 Mei
beeft de Redactie op uitvoerige wijze de
sandacht gevestigd op het verkeersprobleem
&an den Rijnsburgerweg, toegelicht met
foto's en teekeningen.
Voor deze activiteit verdient uwe Re
dactie zeer zeker een woord van hulde,
daar zij hiermede getoond heeft een open
oog te bezitten voor de belangen van do
teer velen, die dagelijks den last onder
vinden van het afsluiten van dezen spoor-
regovergang
In het „Leidech Dagblad'' van 80 April
|.l. plaatste uwe Redactie een artikel met
iet opschrift: „Een toegangsweg tot onze
«tad practisdh afgesloten", waaruit de le
ien» op treffende wijze hebben kunnen
rien, dat het verkeer een groot gedeelte
ran den dag stilgelegd wordt en wanneer
iver eenige maanden de electrifioatie der
[poorwegen verder zal zijn doorgevoerd,
ral deze zeer hinderlijke verkeer sstoornis
cch nog sterker doen gevoelen.
Zeer terecht heeft uwe Redactie gemeendi
niet te moeten wachten op hetgeen het
Gemeentebestuur in deze zal voorstellen,
en zij is met een tweetal plannen voor den
dag gekomen, welke bedde een nadere bo-
Khouwing ten volle waard zijn.
Gevolg gevende aan den weosch op deze
plannen crit&ek of wenken te ontvangen,
lie tot vei'betering van deze plannen kun-
mh strekken, willen wij hieronder een en
ader opmerkend
Bij nadere beschouwing blijkt uwe Re
dactie de meening te zijn toegedaan, dat
bij behoud van de bestaande spoorbanen
it slechts 2 mogelijkheden zouden bestaan,
het verkeer de spoorbanen te doe a
trui sen en wel: lo. onder den spoorweg
doorgaan, en 2o. het verkeer over den
rpoorweg heenleiden. Een derde mogelijk-
ieid het omleiden van het verkeer
ichten wij met uwe Redactie zeer weinig
leilzaam. Inderdaad bestaan de genoem
de twee mogelijkheden. Wij zullen eerst
lan II nader onder de oogen zien.
Deze oplossing heeft het voordeel, dat
iet verkeer ongehinderd zijn ghng zal kun-
ien gaan, doch heeft ook haar nadeelen.
In de eerste plaats achten wij de gepro-
ecteerde breedte van 12 M. onvoldoende.
\T& aftrek van 2 trottoirs van ten minste
50 M. breedte, blijft slechts 9 M. over
•oor dubbel tramspoor en 2 wegen voor
Automobiel-, wagen- en wielrijdereveTkeer,
raarin het geheeïe verkeer van den broe
den Rijnsburgerweg zal worden samengo-
peret, hetgeen ten eenenmale onverant
woordelijk ife. Bovendien zal het verkeer
zich in de toekomst verder blijven ontwik
kelen, waarmede bij het ontwerpen van
verkeerswegen bovenal rekening moet wor
den gehouden. In de tweede plaats wordt
de helling van den oprit aan de zijde van
den Rijnsburgerweg c a. 7.5 c.M. per Meter
(st-ging plm. 5.60 M. op een lengte -van
7. M.), hetwelk beslist gevaarlijk is te
noemen en volgens pipof. Lucas te Dresden
ten hoogste 2.5 k 3.5 c.M. mag bedragen.
Men d&nke zich dezen toestand eens in bij
sneeuwval en vriezend weer,'om van regen
val maar te zwijgen.Deze oprit zou dus ruim
tweemaal zoolang moeten worden, wat een
enorme kosten verhooging zal vereischon.
Wij stemmen volkomen in met het oordeel
der Redactie, dat het leggen van dezen
oprit vanaf de Oegstge ester Laan ook geen
bijzondere voordeelen kan bieden.
In de derde plaats zal bij uitvoering van
dit plan de remise van de N.Z.H.T.M. niet
meer voor tramrijtuigen te bereiken zijn,
omdat de oprit den toegang daarvoor zal
afsluiten. Wij moeten dan ook betwijfolen
of de N.Z.H.T.M, haar medewerking voor
dit plan zal willen verieenen. Bovendien
zou de overweg, zooala zij nu is, zoo goed
als altijd gesloten blijven, omdat de prik
kel om de afsluiting tot een minimum te
beperken, niet meer aanwezig zal zijn.
De situatie van het terrein in aanmer
king nemende, achten wij een oplossing in
denzelfden geest als dit plan niet aan te
bevel en.
Thans willen wij plan I meer* uitvoerig
beschouwen en merken daarbij allereerst
op, dat de breedte van den tunnel ook
hier te smal ontworpen i«, evenals de op
ritten van plan II. Het wil ons niet
juist voorkomen, de 'breedte grooter
te nemen' omdat de aansluitende toegangs
wegen daarvoor geen ruimte bieden. De
helling van het rijvlak bedraagt hier ruim
5.3 c.M. per Meter (stijging 3.75 M. op een
lengt© van circa 70 M.) en is dus ook te
groot. Stellen wij de helling op ten hoogste
3.5 c.M. per M., dan vordert dit reeds op
ritten van plm. 107 M. lengte, zoodat de
totale lengte der tunnel circa 250 M. zou
moeten woTden, Het mooie breede terras,
dat voor ,,Zomerzorg" zou komen, krijgt
hierdoor meer het karakter van een kegell
baan, terwijl het verkeer van de Noord-
wijksche trams in de verdrukking komt.
De tunnelingang aan do zijde van den
Rijnsburgerweg eou voorbij de Gynaecolo
gische kliniek komen, waardoor evenals
dit bij plan II het geval is, de toegang tot
de remise der N.Z.H.T.M. voor trams on
bereikbaar wordt. Deze remise, welke voor
eenige jaren nieuw gebouwd ie, heeft een
aanzienlijk bedrag gevorderd en men zal,
ter verkrijging van de noodzakelijke mede
werking der N.Z.H.T.M. bij het maken
van plannen hiermede ter dege rekening
moeten houden.
Qok de voorgestelde wijziging van het
Stationsplein brengt haar moeilijkheden
met zich. Momenteel bevindt zich voor het
station der N.Z.H.T.M. een emplacement
met wissels, vluchtheuvels ,enz. hier lig.
gen reeds 5 trambanen naast elkaar bet-
welk door deen langen oprit op den Sta
tionsweg geheel zal moeten worden gewij
zigde De trams van de H.T.M. zouden met
de stadstrams over één lijn geleid worden
en dit zou uit verkeerstechnisch oogpunt
een ideaaltoestand zijn.
Bezien wij nu bet bestaande eindpunt
van de Stadstram, dan valt het direct op,
dat voor de aankomende en vertrekkende
trams reeds een dubbele trambaan ver-
eischt wordt, terwijl de trams der H.T.M.
naast dit eindpunt op 'n eigen baan rijden.
Het komt dan ook herhaaldelijk voor, dat
een tram va,n de eta-delijn tot vertrek ge
reed staat, terwijl tegelijkertijd daarnaast
een tram der H.T.M. stopt. Hoe men zich
dit verkeer over één lijn denkt te leiden,
blijft voor ons een raadsel, omdat hier van
een doorgaenden dienst Oegstgeest—-Hooge
Rijndijk niet gesproken wordt. Wij zou
den nog meerdere opmerkingen van zuiver
technischen aard in het midden kunnen
brengen, doch meenen met bovenstaande
te hebben aangetoond, dat de beide planr
nen van het „Leidsch Dagblad" op over
wegende bezwaren zullen stuiten.
Tot zoover een ingezonden stuk, dat wij
dezer dagen van den heer M. C. van Straten
mochten ontvangen.
Tot zoover,.... want wij moeten on
danks alle waardeering, die wij voor de cri-
tiek op onze beide plannen hebben, eerlijk
erkennen, dat on9 hier even den lust be
kropen heeft, ons verder te verdiepen Ir»
hetgeen de heer Van S. ons en onze lezers
te zeggen heeft.
Niet om de wijze waarop de heer Van S.
zijn oordeel over onze ontwerpen kenbaar
maakt, doch voornamelijk omdat uit zijn
bovenstaand betoog, telkens weer blijkt, dat
de heer Van S. noch ons plan I, noch ons
plan II aan de hand van de cliché's dus
danig heeft bestudeerd, dat hij in slaat
was zijn critiek steekhoudend te doen zijn.
Dat valt wel het eerst duidelijk op te
merken, daar, waar de heer v. S. beweert,
dat bij de uitvoering van ons plan de remise
der N. Z. H. T. M, voor trams niet meer zou I
1
4
F=^
f=U—SI
t1
apocwravi ADOCT- OKDftm -C?yN:ma3Cnwü3 -Tt' LDDtNCMV. M-C<Ji-3TQClTLN-£iQCrv.
zijn te bereiken. Niets is minder onjuist dan
wel dit. Want bij de verwezenlijking van
onze plannen kan deze'remise wel degelijk
in gebruik blijven.
En ook de bezwaren, die de heer v. S.
ziet, voor de handhaving van den stads
dienst der N. Z. H. T. M. zijn ons niet dui
delijk. Wij meenen in de bespreking van
onze plannen er voldoende op te hebben
gewezen, dat in beide gevallen, dus zoowel
bij de uitvoering van ons plan I als van
ons plan II, de N. Z. H. T. M. de begeerde
doortrekking van de lijn OegstgeestIïooge-
Rijndijk te verwezenlijken is. De heer v. S.
zal ons dus ten goede moeien houden, dal
wij ook nu nog steeds blijven gelooven, zoo-
als wij dit aanvankelijk deden, dat de N. Z.
H. T. M. bij de uitvoering van onze beide
plannen ook, slechts voordeel zal hebben.
En nu wat betreft 's heeren v. S.'s op
merkingen van zuiver technischen aard.
Daarop zullen wij niet te diep ingaan, om
dat wij ons dan zouden begeven op een pad.
dat wij omdat dat niet op onzen weg
ligt ons opzettelijk nimmer hebben wil
len begeven.
Onze beide plannen hebben wij nle tdan
na rijp overleg en bestudeering van situa
ties, waarvan vergelijking nuttig kon zijn,
gepubliceerd. Doch het bleef bij het aan
geven van in de gegeven omstandigheden
nitvoexbare schetsplannen.
En als wij dus spraken over maten, dan
waren die schetsmatig opgegeven en geens
zins wilden zij de eenige juiste heeten. Pro-
jectieteekeningen en wiskundige berekenin
gen maakten wij, om begrijpelijke redenen,
niet. En waar wij dus 12 M. noemden als
de minimum breedte voor den oprit of voor
de tunnel, dan valt of staal de bruikbaar
heid van onze plannen geenszins met de
vraag.of die breedte juist is of niet
Evenmin valt of staat ons plan II indien
de helling in stede van 1 op 20, 1 op 40
zou moeten zijn, zooals men ons van be-
vriendè deskundige zijnde heeft aanbevolen.
Maar laten wij nu den heer Van S. weer
aan het woord:
Wij erkenen echter, aldus gaat hij ver
der, volmondig, dat door de publicatie
dezer beide plannen de goede zaak is ge
diend, omdat de belanghebbenden zich
daardoor beter kunnen oriëjiteerèn.
Wij zouden nog eenige andere plannen
voor een oplossing kunnen publiceeren, o a.
door middel van een combinatie van een
tunnel en een stelsel liften, een trapvor-
migen transporteur over den spoorweg epz.,
doch hierdoor komen wij niet verder, omdat
de nadeelen verre de voordeelen overtref
fen en laten deze dus buiten beschouwing.
Wij zien ons dus genoodzaakt de oplos
sing in een andere richting te zoeken en
zullen nu een toelichting laten volgen op
de bijgevoegde teekeningen, waarmede wij
meenen een in alle opzichten te verkiezen
oplossing te geven, waarbij alle hierboven
genoemde bezwaren komen te vervallen.
Met deze toelichting begeven wij ons
noodwendig op het lerrien der Ned. Spoor
wegen, omdat wij den spoorweg hier ver
hoogd hebben gedacht, waarbij op de
plaats van den bestaanden overweg een
viaduct is ontworpen.
Bij den bestaanden toestand bevinden
zich aan beide zijden van den overweg
flauw hellende opritten, welke bij de uit-»
voering van het viaduct geheel zullen kun-,
nen vervallen, zoodat het straatniveau on-,
geveer 1 M. zal kunnen worden ver
laagd. Wanneer de spoorbanen ft M.
omhoog worden gebracht, kan de vrije
hoogte in het midden van het viaduct 5 M.
worden, terwijl de vorm van de boogcon
structie zoodanig uitvoerbaar is, dat de
hoogte bij de landhoofden tot ongeveer 3
M. terugloopt. De ontworpen vrije breedte
tusschen de landhoofden loodrecht op de as
van den Rijnsburgerweg bedraagt 25 M.a
zoodat na aftrek van 2 trottoirs van 2.50 M.
breedte nog een rijweg van 20 M. overblijft,
welke een druk verkeer ongehinderd mo-.
gelijk maakt.
Hoewel deze radicale oplossing op het
eerste gezicht nogal eenvoudig schijnt, die
nen wij voor een juiste beoordeeling na te
gaan, wat met het verhoogen van .den spoor
weg onvermijdelijk gebeuren moet Aller
eerst zal men zich de vraag stellen of het
mogelijk is het bestaande Station toch in
gebruik te knnnen honden en zich niet ge
noodzaakt zal zien den bonw van een
nienw Station in overweging te moeten
nemen. (Als het niet kan, vélt er niets meer
te overwegen. Red. „L. D.")
Inderaad kan het bestaande Station blf
dezen nieuwen toestand in gebruik blijven
(Mits de perrons 5 M. hooger mogen liggen
Red. „L. D.M) Het zal dan evenwel nood
zakelijk zijn de perrons te verhoogen, welke
b.v. door middel van twee kleine tunnels
met elkaar in verbinding kunnen worden
gebracht. Deze wijziging van de perrons is
echter vrij kostbaar, doch wanneer we be
denken, dat deze nieuwe perrons als een
deel van het later te bouwen nieuwe Sta
tion kunnen worden uitgevoerd, zijn de
uitgaven hiervoor slechts als een deel der
totaalkosten te beschouwen. (Dat woTdt dus
een begrooling, die niet te overzien is.
Red. „L. D.").
Voor het geval, dat het nieuwe station op
het Schuttersveld mocht worden geprojec-
teerd, hetgeen met het eerstdaags te ver
wachten nieuwe uitbreidingsplan van Lei-,
den ten nauwste samenhangt, kan de per
ronwijziging een tijdelijk karakter verkrij
gen, waardoor deze kosten tot een minimum
Red. L.D.) kunnen worden teruggebracht.
Verder zullen de Ned. Spoorwegen zich voor
meerdere moeilijkheden geplaatst zien (er
zijn voor de N. S. dus nogal wat moeilijk
heden verbonden aan de uitvoering van deze
plannen. Red. L.D.) o.a. den aanleg van
nieuwe opritten naar het viaduct, het om
hoog brengen van de electrische bovenlei
dingen enz. doch wat heeft dit alles te betee-
kenen in verhouding tot de werken, die
jaarlijks dooi de N. S. worden uitgevoerd?
Voor het spoorwegverkeer zelf kan het
viaduct geen bezwaar opleveren, omdat de
De Roman van een Circusmeisje.
Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES.
Vertaald door J. van der Sluys.
(Nadruk verboden),
37))
XX.
De jonge Briton scheen het in de ouder-
«etsch-schilderachtige, gezellige dorpsher
berg bijzonder naar zijn zin te hebben,
*ant hij zat er nog genoeglijk achter een
?!as whiskel-soda, toen de dokter hem ruim
een half uur later daar kwam ophalen.
Het heeft langer geduurd dan ik ge
acht heb, zei Myers dof. Het is maar goed
öat je hier bent blijven zitten. De dokter zag
bleek en opgewonden uit.
Het is toch niet erger met het meisje?
Ze stapten samen weg. Neen, zei
Myers; dat niet. Maar het is zonderling,
Uriton; ze scheen je stem te herkennen. Ze
vreeselijk opgewonden toen ik binnen
kwam en wilde met alle geweld weten, met
^ien ik aan 'de deur had staan praten. En
ik zei wie het was, scheen ze heele
maal overstuur, door de teleurstelling.
De mededeeling had niet veel indruk op
Iftoric gemaakt. Hij dacht aan den brief van
Lilian, dien hij 's morgens ontvangen had.
Hij was er nog niet toe gekomen te anlwoor-
"ko. Hij bedacht met bitterheid hoe hij vroe-
fer op zoo'n brief met een half boekdeel ge-
totwoord zou hebben, maar het scheen nu
wel of zijn geest niet meer In staat was ook
maar een half zijdje aan zijn vroegere ver
loofde bij elkaar te bedenken.
Lilian had weer heelemaal in den ouden
tobn geschreven; het scheen haar niet moei
lijk te vallen den draad tusschen beiden
weer aan te knoppen op het punt, waar zij
dien zelf ruw verbroken had. Roric vroeg
zich af hoe het toch wel kwam. dat hij zich
niet tot een spoor van den ouden gloed kon
opwinden.
Het was nu beginnen te motregenen; een
grijze mist hing over de velden en de heg
gen; de voetstappen van de beide wande
laars klonken dof in den modder.
Hondeweer, zei Roric en hij dacht ver
langend aan de behaaglijke sfeer van het
oude heerenhuis.
Ja, achteraf beschouwd hebben we
toch beter met het wagentje kunnen gaan..
Wat is dat, voor den drommel?
Myers draaide zich opeens om. Roric bleef
verbaasd staan. Wat is er?
Ik dacht dat ik iets in den heg zag be
wegen, maar het is zeker verbeelding. 'Mis
schien een paard in de wei.
Zij liepen nu vlugger door.
Plotseling zei de dokter zonder eenige in
leiding: Het is merkwaardig hoe de on
bezonnen streken uit je jeugd zich soms op
eens weer na jaren aan je opdringen.
Dat kan wel. Ik heb nog niet veel er
varing op dat punt, lachte Roric.
Dingen, die je al lang vergeten had,
die volkomen uit je leven verdwenen waren,
ging de dokter op peinzenden toon voort. De
menschen zeggen, dat je jeugdzonden zich
later altijd wreken. en het is de waar
heid.
Roric was te onverschillig voor de jeugd
zonden van den dokter om de voor de hand
liggende vraag te doen, die de dokter hem
door zijn mededeelzaamheid in de mond
legde. Myers zweeg weer; de gedachte aan
het meisje, uit zijn jongere jaren had hem
weer volkomen te pakken.... maar hij
wist op dit oogenblik hoe het kwam dat deze
geestverschijning uit het verleden was ko
men opdagen.
Houdt u van de jacht, vroeg Roric, die
niet veel zin had in de sentimenteele open
baringen van den dokter. We hebben on
langs een alleraardigste jacht gehad. Gaat
u eens mee?
Dat zou ik verbazend graag doen, maar
daar heb ik het veel te druk voor.Alle
machtig.... met een schreeuw van ontzet
ting viel hij zichzelf in de rede. Een vuur
straal scheurde- plotseling door de duister
nis; de knal van een revolverschot klonk;
er suisde iets langs hun hoofden en hst
schroeide Roric's wang.
Een moment waren de beide mannen te
verbaasd om zich te bewegenmaar dat
duurde maar heel kort. Dr. Myers sprong
naar de heg, daar hij vlakbij iets hoorde;
iemand rende den weg afl
Ze zagen een gebogen figuur in de duis
ternis verdwijnen, Roric wist terstond wie
het was. De wegsnellende man was nie
mand anders dan Bunch, de man van het
circus. Roric greep den dokter bij den arm.
Laat hem loepen; u kunt hem toch
niet meer inhalen.... Ik wil niet hebben
dat u hem achtervolgt.
Roric's stem klonk verward en boos; hij
hield den arm van den dokier stevig vast.
Laat hem loopenik denk niet dat we
ooit weer last van hem zullen hebben.
Myers probeerde zich los te rukken; hij was
kwaad.
Je lijkt wel gek, Briton, Die kerel
schoot op onsl Dat schijn je niets bijzonders
te vinden
Maar Roric bleef hem vasthouden tot de
voetstappen van de vluchteling in de verte
waren weggestorven.
Myers was verontwaardigd en verbluft.
Ik begrijp eenvoudig niet wat je bezielt,
kerel. Kan het je niet schelen of iemand met
een revolver op je schiet? Mij dan wel, hoor!
We moeten de politie waarschuwen; ik ga
direct naar het dorp terug.
Dat zult u niet doen. Roric's stem
klonk rustig en vastberaden, maar hij was
doodsbleek en het zweet parelde op zijn
voorhoofd. Hij bedacht met schrik dat het
nu de tweede maal was, als de mededeeling
van Sherny waarheid was, dat de bochel
hem probeerde te vermoorden; maar de ver
zekering van den circusbaas, dat hij van
Bunch niets meer te vreezen zou hebben,
bleek al heel onbetrouwbaar. Hij moest zich
zelf bekennen dat hij zich allesbehalve'
op zijn gemak voelde. Maar hij zag toch ook
wel in, dat Myers terecht verbaasd was over
zijn optreden en dat hij moest probeeren
hem dat te verklaren.
Ik weet wie dat is; de man is niet
heelemaal goed bij zijn hoofd; hij verbeeldt
zich dat ik hem slecht behandeld heb; hij
heeft een vermeende grief legen me, maar
ik ben overtuigd dat met dit schot zijn
wraaklust bevredigd is.
Hij schijnt niet de eenige Ie zijn die
niet goed snik is. zei Myers kwaadaardig. -
De vent trachtte on9 te vermoorden en als jij
daaT zoo luchtig over denkt, best.... maar
je zult mij toch niet willen belet ten maat
regelen te nemen voor mijn eigen veiligheid.
Hij heefl je toch niel geraakt?
Mijn gezicht is geschroeid, dat is alles.
U zult me werkelijk een groot plezier doen
door over de zaak te zwijgen. Dal is in dit
geval voor alle betrokkenen het beste. U
zoudt me er een groot plezier mee doen.
Myers vertrouwde de zaak niet heele
maal; hij vond Roric's houding raadsel
achtig en verzette zich resoluut toen deze
hem wilde meetrekken.
We zijn toch stapelgek om zoo iemand
te laten rondloopen. in elk geval is het
toch een gevaarlijk sujet. Vertel me dan teni
minste wie het is en waarom hij je bedreigt.
Zie je dan niet in, kerel, dat je groot gevaar
loopt
Dat is niet onmogelijk, maar....
Je kunt zeggen wat je wilt; ik zal zoó
vrij zijn om aangifte te doen bij de politie
het is nutteloos om er verder over te debat-
leeren. Waarschijnlijk zijn we hier dichter
bij huis dan bij Bedmund, dus we kunnen
net zoo goed doorloopén. Als jij lust hebt om
als schietschijf dienst te doen, ik verdraai
het vierkant
Hij stapte boos door. Roric gevoelde zicK
in een moeilijk parket en nu wilde het onge^
luk nog op den koop toe dat hij den ouden
Fergerson niet om raad kon vragen. Als hij
de waarheid omtrent Bunch en de reden
van diens aanslag verleide, bracht hij met
wiskundige zekerheid de zaak aan het rollen
en hij rilde bij de gedachte aan het schan
daal dal volgen zou.
Hoot eens, dokter, u hebt daarnet zelf
gezegd dal iemands wilde streken de onaan
gename gewoonle hebben weer op te duiken
op het meest ongelegen en onverwachte
oogenblik. Dat is a'les wat ik u omtrent
deze schietpartij kan zeggenwees verstan
dig en vraag niet verder. Ondanks zijn boos
heid moest Myers lachon. Een jongen als
jij heeft al jeugdzonden die hem opbreken?.
(Wordt vervolgd).