H. M. PIERROT
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
Om
ruimte
Uurwerken alle met volle garantie
Lederwaren een pracht collectie
te maken -
HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN
Maarsmanssteeg
7-14-21
Telefoon
630-1293
TER VOORBEREIDING GESLOTEN TOT ZATERDAG HALFTlEN
opritten over groots lengten du» met
flauwe hellingen kunnen worden uitge
voerd. De vooideelen van een ongehinderd
verkeer door het vervallen van den be-
staanden overweg, zoowel voor de N. S: als
de N. Z. H. T. M. (voordeelen,bij de uit
voering van één van onze plannen. Red.
L. D.) zijn door uwe Redactie reeds uitvoe
rig uiteengezet, en wij willen deze dus niet
herhalen. Het behoeft geen verder betoog,
dat de N. Z. H. T. M. met den bouw van een
viaduct ten zeerste gebaat zal zijn en zal zij,
juist omdat de onkosten voor deze Maat
schappij hierbij betrekkelijk gering zijn te
noemen, niet bereid gevonden worden voor
een groot gedeelte bij te dragen in de totale
kosten?
Wij meenen hiermede te hebben aange
toond, dat het bouwen van een viaduct uit
verkeera-teöhnisch oogpunt zeer goed uit
voerbaar moet worden geacht en alleszins
ernstig door de belanghebbenden in over
weging dient te worden genomen.
Wij willen nu een vergelijking maken
omtrent de kosten van het viaduct en die
van de plannen van uwe Redactie en kun
nen daarvan zeggen, dat het plan van den
oprit wel het duurste van de drie zal zijn,
gezien de groote lengte, die door het ver
keer vereischt zal worden en waarbij de
onderhoudskosten een groote rol zullen spe
len. (I 1 1 onder welke motieven? Red.
L.D.)
Wat de kosten van een tunnel betreft, die
zooals wij hiervoor hebben aangetoond een
lengte van ongeveer 250 M. zou moeten krij
gen, merken wij op, dat dit werk voor een
groot deel onder den waterstand zal komen
te liggen en daardoor buitengewoon kostbaar
zal worden, ongeacht nog het feit, dat hier
voor veel meer materiaal zal worden ver
eischt, dan voor het viaduct noodig zal zijn.
Ongetwijfeld is het viaduct het voordee-
ligat van deze drie plannen en de uitgaven
voor het viaduct en de verlaging van het
straatniveau benoodigd, zullen veel lager
zijn dan b.v. de kosten van het nieuwe Po
litiebureau. (Maar meneer Van Straten.
wat een vergelijking.1 Red. L.D.) Het
emplacement en de remise der N. Z. H. T. M.
behoeven hierbij geen wijziging te onder
gaan.
Het Stationsplein behoeft niet onderhan
den genomen te worden en de bestrating
hiervan alsmede de rioleeringen, gas- en
waterleidingen, kabels enz. blijven waar zij
zijn. Laat men het Stationsplein onder
handen nemen, wanneer eenmaal definitief
tot den bouw van een nieuw station beslo
ten zal zijn, zoodat eerst dan een aesthe-
tisch geheel dient te worden nagestreefd.
Het verhoogen van de spoorbanen zal den
bewoners van het Terweepark niet aange
naam zijn, doch wordt de toestand voor
hen zooveel beter bij de plannen van uwe
Redactie
Op de teekenlngen ls slechts schetsmatig
de situatie en het aanzicht van het viaduct
aangegeven, omdat het ons aan nauwkeuri
ger gegevens ontbreekt, doch wij vertrou
wen, dat een en ander den lezers voldoende
duidelijk zal zijn.
„Het Gemeentebestuur ls ter zake dili
gent", schrijft uwe Redactie, en zal waar
schijnlijk binnenkort voorstellen van vér
strekkende beteekenis moeten doen. (Dit
laatste herinneren wij ons niet te hebben
geschreven. Red. L. D.).
Het ware daarom te wenschen, dat deze
aangelegenheid van meerdere zijden werd
belicht, opdat de meest gewenschte oplos
sing van dezen onhoudbaren toestand door
het Gemeentebestuur in overweging kan
worden genomen.
Op allen rust de plicht hieraan naar ver-
fnogep mede te werken.
M. C. VAN STRATEN,
Nog eenige regels willen wjj na den
heer Van Straten te hebben laten uitspreken
aan zjjn critdek op onze plannen en zijn
verdediging voor een eigen ontwerp-oplos-
ging toevoegen.
Zooals de lezer zal hebben bemerkt, hebben
wjj ons hier en daar reeds enkele opmer
kingen veroorloofd. En wij hebben ons
daarbij een groote beperking opgelegd,
„...want gaarne hadden wjj regel voor regel
van commentaar voorzien.
Immers, ook na lezing van het geheete
schrjjven van den heer Van Straten, en
na herlezing, kunnen wjj niet ontveinzen,
dat wjj op onze beurt op zijn plannen critiek
hebben te leveren. En beter dan die critiek
in den breede weer te geven, stellen wij er
prijs op, te verklaren, dat wij van het ont
werp van den heer Van Stralen vele, zeer
vele bezwaren zien, „...waartegenover wij
geen de minste noemenswaardige voordeelen
zien.
Integendeel.
Bij de uitvoering van onze plannen, zou
van de Nederlandsche Spoorwegen, 'die een
machtig lichaam vormen, waarvan men niet
kan en mag verwachten, dat zij zich moei
lijkheden wil laten maken, niet anders dan
een bijdrage behoeven te worden gevraagd
in de kosten. En tegenover die subsidie
zou dan het, zooals wij reeds eerder
schreven, niet geringe voordeel staan, zoo
wel economisch als bedrijfstechnisch: de
mogelijkheid om de afsluiting van den over
weg voor goed op te heffen.
En nu wil de heer Van S. de Spoor
wegen nopen de spoorbaan maar liefst
6 Meter op te halen. En dat over een aan
zienlijke lengte. Want dat zon noodzakelijk
zijn.
De heer Van Straten, die als criticus lang
niet malsch is, zal moeten toegeven, dat
zijn ontwerp de woorden bewaarheidt: „qne
la critique est aisée, mats que Tart est
difficile".
Dat blijkt uit verschillende door ons vet
gedrukte gedeelten van '3 heeren Van Stra-
ten's plan, en het blijkt ook sterk uil wat
de heer Van Stralen schrijft van 't Stations
plein.
En wjj kunnen niet verhelen, dat een
architect, die genoegen neemt met het een
voudig negeeren van een gedeelte van den
toestand, nog moet ondervinden, dat zeil
een goede oplossing te vinden heel wat
meer hoofdbreken kost dan critiseeren. Voor
een architect moet toch wel de aesthetische
factor even zwaar wegen als de technische.
En daarom moet hg, zooals wij dat poogden,
gelijk met elkaar trachten op te lossen.
Met alle waardeering voor den arbeid van
den heer Van Straten, meenen wij de uit
voering van het door hem ontwikkelde plan
niet te mogen aanbevelen.
Een ideaal-oplossing brengt het plan
Van Straten volstrekt niet. Ideaal zon dit
voor Leiden brandende vraagstuk pas wor
den opgelost, indien de Spoorwegen besloten
tot den bouw van een nieuw station op het
Schuttersveld, waardoor het doorgaand ver
keer over de (verbreede) Turfmarkt naar
de binnenstad zou kunnen worden geleid.
Dat ware ideaal I
HERDENKING VAN DE STORMRAMP.
(Zitting van gisteren).
De VOORZITTER zegt naar aanleiding
van de plaats gehad hebbende stormramp in
den Achterhoek het volgende:
Geachte medeleden,
Na den watersnood, waarvan de nadeelige
gevolgen door de natie nauwelijks gelenigd
zijn, heeft een gedeelte van ons vaderland
een nieuwe ramp, die behalve den dood van
eenige medeburgers, groote schade berok
kende.
Wij allen werden bij het vernemen dezer
nieuwe beproeving diep ontroerd. Ik ben er
dan ook zeker van, uw aller tolk te zijn,
wanneer ik onze hartelijke deelneming be
tuig aan de diep getroffenen.
Het is haast overbodig, hun te verzekeren
dat ook thans onze landgenooten zich zul
len beijveren zooveel mogelijk hulp te ver
leen en.
Met het oog op onzen gemeenschapszin en
niet minder qp onze algemeen bekende hulp
vaardigheid, meen ik ook nu het recht te heb
ben, gezien het reeds geschiede en hétgeen
verder in voorbereiding is, te verwachten,
dat veel gelenigd zal worden en dat de
zwaar beproefde bevolking, met vertrouwen
op God, het door haar ondervonden leed met
berusting zal kunnen dragen.
De rede werd staande aangehoord.
De VOORZITTER deelt mede, dat de Cen
trale Afdeeling besloten heeft na afloop der
openbare vergadering een aantal wetsont
werpen te onderzoeken.
Daaronder zijn eenige zeer spoedeischende
In verband hiermede stelt hij voor, deze toe
te voegen aan de agenda en te behandelen
indien zij in staat van wijzen zijn.
Aldus wordt besloten.
De heer v. EMBDEN (V. D.) merkt op, dat
onder de ontwerpen, die in de afdeelingen
zullen worden onderzocht, niet voorkomt dat
betreffende verlaging der paspoorten (wijzi
ging Zegelwet en wet op kanselarijrechten).
Hij acht het yan belang, dat het reizend pu
bliek weet, waarop het na 1 Juli, tijdstip
waarop gedacht werd, dat de wet in werking
zou treden, aan toe is. In verband daarmee
zou hij gaarne zien, dat het ontwerp zeer
spoedig in de afdeelingen wordt onderzocht.
De heer DE GIJSELAAR (C.H.) sluit-zich
daarbij aan.
De VOORZITTER heeft er geen bezwaar
tegen het ontwerp hedenavond te onderzoe
ken in de afdeelingen.
Aldus wordt besloten.
De vergadering wordt hierop verdaagd tot
hedenavond 8 uur.
RECLAME.
3836
(Zitting van gisteren).
HET DEPARTEMENT VAN DEFENSIE.
Aan de orde ia het wetsontwerp:
Wettelijke voorzieningen naar aanleiding
van de opheffing van de Departement©*
van Marine en van OoTlog en van de
instelling van een Departement van De
fensie.
De heer DUYMAER v. TWIST (A.-R.)
zegt, eenige technische bezwaJen tegen dit
ontwerp te zullen toelichten. Hij herinnert
aan de regeeringsverklaring, waarin werd
verklaard, dat o.m, op het programma ston
den de splitsing van de marine en de sa
menvoeging der militaire departementen.
Deze twee punten kunnen niet los van el
kaar beschouwd worden. Waar nu de split-
sing der marine nog in een stadium van
voorbereiding en studie verkeert, acht spr.
het ongewenscht, thans reeds een beslis
sing over één dier punten te nemen. Bo
vendien acht spr. het niet in het belang
van het land, dat een minister van marine,
die handen vol werk heeft en voor allerlei
problemen ie gesteld, als nevenfunctie nog
de legerzaken beheert Er zijn tal van on
derwerpen, die bij het Departement van
Oorlog niet kuDneD worden afgehandeld,
uit gebrek aan tijd .Daaruit blijkt wel, dat
de minister het werk niet af kan. Sprekers
voornaamste bezwaren zouden echter on
dervangen kunnen worden, als de minister
èn voor de marine èn voor het leger, een
directeur-generaal wilde aanstellen. Kan hij
RECLAME.
3839
Om ruimte te maken worden alle aanwezige goederen tegen
ONGEKEND LAGE PRIJZEN UITVERKOCHT
koopt men bij ons om aich geld te besparen
nORLOGEMAKUR
die concessie niet doen, dan zal spr. tegen
het ontwerp moeten stemmen.
De heer v. d. BILT (R.-K.) neemt gaar
ne aan de verklaring van den minister, d&t
dit ontwerp niet vooruitloopt op de split
sing der marine. Spr. hoopt, dat dit laatste
denkbeeld voorgoed van de baan ie. Do
heer v. d. Bilt ia ook van meening, dat de
taak der marine zóó omvangrijk en zóó
gewichtig is, dat het beheer daarvan niet
als een bijbaantje is te beschouwen. Voor
al ten opzichte van Indië zal in de toekomst
van de marine veel gevergd worden en
verdediging van Indië zal veel meer kos
ten dan die van Nederland alleen. Boven
dien moet er gedacht worden aan het be
langrijke van vlagvertoon en de personeels
organisatie, die in de toekomst ook de
grootste aandacht van den minister zal
vragen. Met de plannen te dien opzichte
kan spr. zich wel vereenigen.
Met genoegen heeft spr. verder gezien,
dat een deel van het marinepersoneel aan
de taak der kustverdediging in Nederland
wordt gezet. Hij zou willen vragen of het
niet mogelijk is, de geheele kustverdediging
onder te brengen bij de marine.
Verder zal de aandacht van d®n minister
gevraagd worden voor de opleiding van in-
landsch personeel. De proeven, genomen
met de indienstneming van meer personeel
uit Indië zelf, zijn niet gunstig verloopen.
De opleiding dezer menschen is omslach
tig, moeilijk en duur. Al deze zaken maken
de samenvoeging der militaire departemen
ten niet zoo eenvoudig. Spr. staat dan ook
voorloopig afwijzend tegenover het ontwerp
De beweerde bezuiniging kan spr. niet aan.
nemen. De minister noemt geen cijfers,
maar men kan zich van deze zaak toch
niet afmaken met eenige algemeen© opmer
kingen. Wel becijfert de minister op den
vliegdienst een bezuiniging van 1V6 mil-
lioen, doöh deze schijnt ook wel te verkrij
gen zonder de samenvoeging. De deskun
dige leiding van marine eischt den gehee-
Jen menboh. Spr. is er niet van overtuigd,
dat samenvoeging der militaire departe
menten noodig en gewenscht is.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.)
wijst er op, dat, als de samenvoeging tot
©tand komt, er voortaan bij het overleg
tusschen regeering en Staten-Gen er aal geen
minister zal zijn, di® °P gebied der ma
rine bij uitstek deskundig zal zijn. Juist
in verband met onze beperkte middelen
is het noodzakelijk, dat er iemand is, die
zich geheel kan geven aan de taak, om
met (tie weinige middelen het beste te be
reiken. Ten aanzien van de splitsing der
marine ie spr. niet gerust gesteld, al heeft
de minister ontkend, dat dit ontwerp een.
eerste stap in die richting is. Onder mi-
nieter Lambooy's eerste ministerschap had
de regeering immers die splitsing urgent
verklaard. Het is niet gebleken, dat de
minister dit denkbeeld voor goed heeft
prijsgegeven. Er bestaat aanleiding te ge-
looven, dat de minister zijn plannen wil
uitvoeren, zoodra hij daarvoor kans ziet.
Deze gedachte is op zichzelf reeds genoeg
om het aanhangige ontwerp niet te steu
nen.
De heer Snoeck Henkemnns gaat verschil
lende cijfers na en becijfert de geheel#
bezuiging van de samenvoeging op 6-maal
100.000 gulden. Voor zulk een bedrag wil
hij het departement van marine niet prijs
geven. Want met die prijsgeving wordt het
vertrouwen in de hoogste marineleiding on.
dermijnd en dit kan voor onze maritieme
positie zeer nadeelig zijn. Ook zijn er po
litieke gevaren aan deze samenvoeging.
Indië is begrensd door vier machtige rij
ken, die den loop der omstandigheden niet
in hun hand hebben. Een onverwachte ge
beurtenis kan een strijd doen ontbranden.
De marine heeft, sedert eeuwen een ster
ken schakel uitgemaakt tusschen Moeder
land en Koloniën en zij heeft de rust in
Indië trachten te bandhaven. Die ru£t ïB
thans meer noodig dan ooit.
Spr. zegt dat het dus geenszins het mo
ment is om thans het Marine-departement
op te beffen. Het ontwerp raakt ten nauw.
ete bet belang van Indië. Vandaar, dat in
de afdeelingen voor den Volksraad de
wenschelijkheid betoogd weid, dat het ont
werp naar Indië om advies zou worden ge
zonden. Spr. hoopt, dat het ontwerp zal
worden teruggenomen of afgewezen.
De heer TILANTTS (C.-H.) wenscht het
vraagstuk van departementaal admmistra
tief oogpunt te bezien en wijst op alinea
1 van art 71 der Grondwet: de Koning
stelt ministerieel© departementen in. Aan
deze bevoegdheid van de Kroon wil hij in
geen enkel opzicht raken, maar waar de
considerans van dit ontwerp zegt, dat
„maatregelen noodig worden geaoht"
wenscht hij, dat het Kon, besluit, waarbij
tot die opheffing is besloten, moet worden
ingetrokken.
Spr. betoogt, dat de marine door de op
heffing van het departement den man, die
haar speciale eischen kent en haar belan
gen behartigt, zal moeten missen en vraagt
zich af of hier niet een ontwerp wordt
behandeld, waarvan de gevolgen niet goed
zijn onder de oogen gezien. De minister
kan zeggen, <lat die bezwaren moeten, wor
den gericht tot hen. die in 1920 het ont
werp onderteekenden.
Hierin ligt slechts een schijn van waar*
Iheid. In de 7 jaren che sinds zijn ver
loopen, zijn vele argumenten van toen ver
vallen en de minister voert thans geen en
kel nieuw argument aan. Verder vraagt
•spr. boe de minister de verschillende sa
mengevoegde afdeelingen wil onderbrengen.
[Want verschi Wende verhuizingen zullen
plaats moeten hebben en-het gebouw op
het Plein zal geen plaats genoeg bieden.
Spr. heeft eens nagegaan, hoe de verschil
lende afdeelingen der departementen zul
len worden samengevoegd. Hij wijst er
op, dat voor de twee departementen de
afdeelingen een taak hebben te vervullen,
geheel vSrschi'lllend van elkaar. Het zou
ook averechtsdhe bezuiniging zijn, de con-
trole-afdeeling met meer werkzaamheden
te belasten. En bij het departement van
marine is er niet één afdeeling welker
werkzaamheden overeenkomt met een af
deeling van het departement van oorlog.
Als men de afdeelingen en de Ambten ar
ren van Oorlog en Marine samentelt, krijgt
spr. 20 afdeelingen met 225 ambtenaren,
die zeer heterogene vraagstukken hebben
te behandelen. Het lijkt den heer Tilanus
onmogelijk, dat één man daarvoor de ver
antwoordelijkheid kan dragen en aan zulk
een departement leiding kan geven.
Heeft men eenmaal den thans voorgestel
den stap gedaan, dan is terugkeer zeer
moeilijk. Spr. kan dan ook niet ernstig ge
noeg waarschuwen tegen aanneming van
dat ontwerp.
De heer J. J. 0. VAN DIJK (A. R.) gaat
de geschiedenis der militaire departemen
ten na en wijst er op, dat het vraagstuk
der samenvoeging reeds in de vorige eeuw
aanhangig was. Het waagstuk is voor ons
land speciaal moeilijk, doordat het een,
groot koloniaal Rijk is. Die positie is bij
geen andere te vergelijken. In de vorige
eeuw is men dan ook op de proefnemingen
tot samenvoeging teruggekomen en men
heeft die proeven niet heihaald. Steeds is
Marine niet op gelijken voet met Oorlog
behandeld, maar bij een ander departe
ment ondergebracht.
Wat nu dit ontwerp betreft, het waag
stuk der splitsing der marine waagt dade
lijk de aandacht wanneer het om samen
voeging der departementen gaat. Kan aan
het gecombineerde departement, dat dan
toch reeds zoo overbelast is, ook nog wor
den opgedragen de maritieme verdediging
van Indië 1 Zal het ontwerp dus mogelijk
zijn, zonder de splitsing Als men dezen
bewindsman zou willen volgen, zou men
de overtuiging moeten hebben, dat hij de
zaken goed doorzien heeft. Het is echter
bedenkelijk, dat daarvan niet is gebleken.
Er is gebleken van onvastheid van meening
bij den minister. Want de woegere kapi
tein Lambooy heeft de samenvoeging
krachtig bestreden. De minister doet nu
een beroep op opgedane ervaring, maar
daarnaast zegt. hij zelf, dat de bemoeiing
van den minister met de verdediging van
Indië zeer gering is. Men staat hier voot
iets onverklaarbaars en de waag is of de
tijd, dien de minister heeft doorgebracht
aan het departement van Marine, hem wel
die ervaring beeft gebracht. Het geheele
waagstuk is gesteld in het teeken der
moederlandsche defensie. Er kan dan ook
moeilijk twijfel bestaan welk deel van de
defensie de dupe zal worde® bij de samen
voeging.
Spr. werpt voorts de waag op, of over
een zoo belangrijk ontwerp niet het advies
had moeten worden gewaagd van de Indi
sche regeering en van den Volksraad. Dit
was niet alleen orrbaar geweest, maar zelfs
wenschelijk. Al zouden aan de samenvoe
ging voor het Rijk in Europa groote voor
deelen verbonden zijn, zou deze maatregel
toch nog moeten afstuiten op het nadeel,
dat de Indische defensie er door zal on
dervinden. Als voordeel ziet de minister de
eenhoofdige leiding, die immers beter de
beschikbare gelden kan verdeelen. Dit
klinkt heel aardig, doch dat fraaie perspec
tief verdwijnt aanstonds, als men bedenkt,
dat er geen enkele waarborg bestaat, dat
de gelden ook deskundig zullen worden ver
deeld, De mi mater kan immers niet des
kundig zijn op beide terreinen. Van de
bezuiniging, die de minister zich voorstelt,
becijfert hij alleen die, verkregen door de!
samenvoeging der vliegdiensten en afschaf,
fing van de watervliegtuigen, ook al een
funeste maatregel, waarop spr. nu met
verder zal ingaan. De werkelijke bezuini
ging zou bedragen 4 ton, waarbij echter
nog niet gerekend is op uitbouw, welke
terstond geld zal kosten.
De aa/menvoeging zou volgens spr. des-I
noods alleen te aanvaarden zijn, indiei
leger en vloot elk onder leiding van
directeur-generaal werden gebracht.
De heer VAN RIJCKEVORSEL (R. K.)|
zegt, dat het waagstuk der fusie van dei]
beide militaire departementen reeds
te lang hangende is. Hij hoopt, dat nu]
eindelijk een definitieve beslissing mag]
volgen. Het waagstuk hangt samen metl
dat der splitsing van de marine, waarbij]
Indië ten nauwste is betrokken. Spr.
gaarne van den minister vernemen of
thans afziet van de plannen tot splitsing]
der marine, die in de memorie van toelichj
ting waren opgenomen. Van die split;
is spr. beslist tegenstander.
Nederland is een groote koloniale
gendheid, en wel de tweede van de wereldJ
De taak der Indische marine is zéér veel4
omvattend. Spr. acht het niet ondenkbaarl
dat in de gefusioneerde defensie de geesi
der landmacht zal gaan domineeren, hetl
geen zeer ten nadeele van de Indische mal
rine zou zijn.
Spr. verzoekt den minister, diens pn
aldus te wijzigen, dat althans van niet
samenvoegbare diensten de leiding and;
afzonderlijke directeuren-generaal wort
gebracht. De overige leiding zou dan ondd
een secretaris-generaal met aan het hoof®
een politiek minister kunnen komen.
De heer BRAUTIGAM (S.-D.) neem
aan, dat de minister door middel van di®
ontwerp tot splitsing der marine wil gej
raken; hij had echter de vraag der splitj
sing meer op den voorgrond willen zien
gesteld, aangezien dit toch te ©eniger tij®
behandeld zal moeten worden.
Spr. herinnerde er aan, dat destijds d®
heer Colijn verklaard heeft toen hij mi®
nister van Oorlog was zeer wel de lei®
ding der beide departementen op zich t®
durven nemen. De „Standaard" heeft daar/
op gisteren nog gewezen. Nu moge de heef
Colijn een bunitengewoon man zijn, zó®
buitengewoon is hij toch niet, dat er niei
een ander zou zijn te vinden, dit datzelfd®
aandurft.
Ook de kwestie van de opleiding van hel
personeel acht hij gemakkelijk oplosbaar!
De Indische opleiding behoort in Indi®
thuis.
Wat de verzorging van. het materie
aangaat, bij de aanschaffing heeft me®
veel meer de vraag te stellenwat heef®
Indië noodig en wat heeft Nederland no<J
dig, bij den bestaanden toestand dan b;f
een splitsing der marine 1
Nederland kan geen vloot meer ondeH
houden, die een zelfstandige rol kan sp®f
len. Spr. acht dat op zichzelf een gelukj
kig verschijnsel. I
Hij stelt voorts de waag, of het mogelij®
zou zijn, in tijd van oorlog het Europe#!
sche en het Indische deel van de marin®
onder één vlootbeheer te laten opereerenl
Hij acht daartoe te groot verschil in taa^
en een te grooten afstand aanwezig.
Mede omdat het waagstuk der ontwapöj
ning door dit wetsontwerp zal worden refj
eenvoudigd, zal spr. vóór stemmen.
Te 5.10 wordt de vergadering verda
tot hedenmiddag één uur.
RECLAME.
1760
2-3