H. M. PIERROT EERSTE KAMER. TWEEDE KAMER. Om ruimte Uurwerken alle met volle garantie Lederwaren een pracht collectie te maken - HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN Maarsmanssteeg 7-14-21 Telefoon 630-1293 TER VOORBEREIDING GESLOTEN TOT ZATERDAG HALFTlEN opritten over groots lengten du» met flauwe hellingen kunnen worden uitge voerd. De vooideelen van een ongehinderd verkeer door het vervallen van den be- staanden overweg, zoowel voor de N. S: als de N. Z. H. T. M. (voordeelen,bij de uit voering van één van onze plannen. Red. L. D.) zijn door uwe Redactie reeds uitvoe rig uiteengezet, en wij willen deze dus niet herhalen. Het behoeft geen verder betoog, dat de N. Z. H. T. M. met den bouw van een viaduct ten zeerste gebaat zal zijn en zal zij, juist omdat de onkosten voor deze Maat schappij hierbij betrekkelijk gering zijn te noemen, niet bereid gevonden worden voor een groot gedeelte bij te dragen in de totale kosten? Wij meenen hiermede te hebben aange toond, dat het bouwen van een viaduct uit verkeera-teöhnisch oogpunt zeer goed uit voerbaar moet worden geacht en alleszins ernstig door de belanghebbenden in over weging dient te worden genomen. Wij willen nu een vergelijking maken omtrent de kosten van het viaduct en die van de plannen van uwe Redactie en kun nen daarvan zeggen, dat het plan van den oprit wel het duurste van de drie zal zijn, gezien de groote lengte, die door het ver keer vereischt zal worden en waarbij de onderhoudskosten een groote rol zullen spe len. (I 1 1 onder welke motieven? Red. L.D.) Wat de kosten van een tunnel betreft, die zooals wij hiervoor hebben aangetoond een lengte van ongeveer 250 M. zou moeten krij gen, merken wij op, dat dit werk voor een groot deel onder den waterstand zal komen te liggen en daardoor buitengewoon kostbaar zal worden, ongeacht nog het feit, dat hier voor veel meer materiaal zal worden ver eischt, dan voor het viaduct noodig zal zijn. Ongetwijfeld is het viaduct het voordee- ligat van deze drie plannen en de uitgaven voor het viaduct en de verlaging van het straatniveau benoodigd, zullen veel lager zijn dan b.v. de kosten van het nieuwe Po litiebureau. (Maar meneer Van Straten. wat een vergelijking.1 Red. L.D.) Het emplacement en de remise der N. Z. H. T. M. behoeven hierbij geen wijziging te onder gaan. Het Stationsplein behoeft niet onderhan den genomen te worden en de bestrating hiervan alsmede de rioleeringen, gas- en waterleidingen, kabels enz. blijven waar zij zijn. Laat men het Stationsplein onder handen nemen, wanneer eenmaal definitief tot den bouw van een nieuw station beslo ten zal zijn, zoodat eerst dan een aesthe- tisch geheel dient te worden nagestreefd. Het verhoogen van de spoorbanen zal den bewoners van het Terweepark niet aange naam zijn, doch wordt de toestand voor hen zooveel beter bij de plannen van uwe Redactie Op de teekenlngen ls slechts schetsmatig de situatie en het aanzicht van het viaduct aangegeven, omdat het ons aan nauwkeuri ger gegevens ontbreekt, doch wij vertrou wen, dat een en ander den lezers voldoende duidelijk zal zijn. „Het Gemeentebestuur ls ter zake dili gent", schrijft uwe Redactie, en zal waar schijnlijk binnenkort voorstellen van vér strekkende beteekenis moeten doen. (Dit laatste herinneren wij ons niet te hebben geschreven. Red. L. D.). Het ware daarom te wenschen, dat deze aangelegenheid van meerdere zijden werd belicht, opdat de meest gewenschte oplos sing van dezen onhoudbaren toestand door het Gemeentebestuur in overweging kan worden genomen. Op allen rust de plicht hieraan naar ver- fnogep mede te werken. M. C. VAN STRATEN, Nog eenige regels willen wjj na den heer Van Straten te hebben laten uitspreken aan zjjn critdek op onze plannen en zijn verdediging voor een eigen ontwerp-oplos- ging toevoegen. Zooals de lezer zal hebben bemerkt, hebben wjj ons hier en daar reeds enkele opmer kingen veroorloofd. En wij hebben ons daarbij een groote beperking opgelegd, „...want gaarne hadden wjj regel voor regel van commentaar voorzien. Immers, ook na lezing van het geheete schrjjven van den heer Van Straten, en na herlezing, kunnen wjj niet ontveinzen, dat wjj op onze beurt op zijn plannen critiek hebben te leveren. En beter dan die critiek in den breede weer te geven, stellen wij er prijs op, te verklaren, dat wij van het ont werp van den heer Van Stralen vele, zeer vele bezwaren zien, „...waartegenover wij geen de minste noemenswaardige voordeelen zien. Integendeel. Bij de uitvoering van onze plannen, zou van de Nederlandsche Spoorwegen, 'die een machtig lichaam vormen, waarvan men niet kan en mag verwachten, dat zij zich moei lijkheden wil laten maken, niet anders dan een bijdrage behoeven te worden gevraagd in de kosten. En tegenover die subsidie zou dan het, zooals wij reeds eerder schreven, niet geringe voordeel staan, zoo wel economisch als bedrijfstechnisch: de mogelijkheid om de afsluiting van den over weg voor goed op te heffen. En nu wil de heer Van S. de Spoor wegen nopen de spoorbaan maar liefst 6 Meter op te halen. En dat over een aan zienlijke lengte. Want dat zon noodzakelijk zijn. De heer Van Straten, die als criticus lang niet malsch is, zal moeten toegeven, dat zijn ontwerp de woorden bewaarheidt: „qne la critique est aisée, mats que Tart est difficile". Dat blijkt uit verschillende door ons vet gedrukte gedeelten van '3 heeren Van Stra- ten's plan, en het blijkt ook sterk uil wat de heer Van Stralen schrijft van 't Stations plein. En wjj kunnen niet verhelen, dat een architect, die genoegen neemt met het een voudig negeeren van een gedeelte van den toestand, nog moet ondervinden, dat zeil een goede oplossing te vinden heel wat meer hoofdbreken kost dan critiseeren. Voor een architect moet toch wel de aesthetische factor even zwaar wegen als de technische. En daarom moet hg, zooals wij dat poogden, gelijk met elkaar trachten op te lossen. Met alle waardeering voor den arbeid van den heer Van Straten, meenen wij de uit voering van het door hem ontwikkelde plan niet te mogen aanbevelen. Een ideaal-oplossing brengt het plan Van Straten volstrekt niet. Ideaal zon dit voor Leiden brandende vraagstuk pas wor den opgelost, indien de Spoorwegen besloten tot den bouw van een nieuw station op het Schuttersveld, waardoor het doorgaand ver keer over de (verbreede) Turfmarkt naar de binnenstad zou kunnen worden geleid. Dat ware ideaal I HERDENKING VAN DE STORMRAMP. (Zitting van gisteren). De VOORZITTER zegt naar aanleiding van de plaats gehad hebbende stormramp in den Achterhoek het volgende: Geachte medeleden, Na den watersnood, waarvan de nadeelige gevolgen door de natie nauwelijks gelenigd zijn, heeft een gedeelte van ons vaderland een nieuwe ramp, die behalve den dood van eenige medeburgers, groote schade berok kende. Wij allen werden bij het vernemen dezer nieuwe beproeving diep ontroerd. Ik ben er dan ook zeker van, uw aller tolk te zijn, wanneer ik onze hartelijke deelneming be tuig aan de diep getroffenen. Het is haast overbodig, hun te verzekeren dat ook thans onze landgenooten zich zul len beijveren zooveel mogelijk hulp te ver leen en. Met het oog op onzen gemeenschapszin en niet minder qp onze algemeen bekende hulp vaardigheid, meen ik ook nu het recht te heb ben, gezien het reeds geschiede en hétgeen verder in voorbereiding is, te verwachten, dat veel gelenigd zal worden en dat de zwaar beproefde bevolking, met vertrouwen op God, het door haar ondervonden leed met berusting zal kunnen dragen. De rede werd staande aangehoord. De VOORZITTER deelt mede, dat de Cen trale Afdeeling besloten heeft na afloop der openbare vergadering een aantal wetsont werpen te onderzoeken. Daaronder zijn eenige zeer spoedeischende In verband hiermede stelt hij voor, deze toe te voegen aan de agenda en te behandelen indien zij in staat van wijzen zijn. Aldus wordt besloten. De heer v. EMBDEN (V. D.) merkt op, dat onder de ontwerpen, die in de afdeelingen zullen worden onderzocht, niet voorkomt dat betreffende verlaging der paspoorten (wijzi ging Zegelwet en wet op kanselarijrechten). Hij acht het yan belang, dat het reizend pu bliek weet, waarop het na 1 Juli, tijdstip waarop gedacht werd, dat de wet in werking zou treden, aan toe is. In verband daarmee zou hij gaarne zien, dat het ontwerp zeer spoedig in de afdeelingen wordt onderzocht. De heer DE GIJSELAAR (C.H.) sluit-zich daarbij aan. De VOORZITTER heeft er geen bezwaar tegen het ontwerp hedenavond te onderzoe ken in de afdeelingen. Aldus wordt besloten. De vergadering wordt hierop verdaagd tot hedenavond 8 uur. RECLAME. 3836 (Zitting van gisteren). HET DEPARTEMENT VAN DEFENSIE. Aan de orde ia het wetsontwerp: Wettelijke voorzieningen naar aanleiding van de opheffing van de Departement©* van Marine en van OoTlog en van de instelling van een Departement van De fensie. De heer DUYMAER v. TWIST (A.-R.) zegt, eenige technische bezwaJen tegen dit ontwerp te zullen toelichten. Hij herinnert aan de regeeringsverklaring, waarin werd verklaard, dat o.m, op het programma ston den de splitsing van de marine en de sa menvoeging der militaire departementen. Deze twee punten kunnen niet los van el kaar beschouwd worden. Waar nu de split- sing der marine nog in een stadium van voorbereiding en studie verkeert, acht spr. het ongewenscht, thans reeds een beslis sing over één dier punten te nemen. Bo vendien acht spr. het niet in het belang van het land, dat een minister van marine, die handen vol werk heeft en voor allerlei problemen ie gesteld, als nevenfunctie nog de legerzaken beheert Er zijn tal van on derwerpen, die bij het Departement van Oorlog niet kuDneD worden afgehandeld, uit gebrek aan tijd .Daaruit blijkt wel, dat de minister het werk niet af kan. Sprekers voornaamste bezwaren zouden echter on dervangen kunnen worden, als de minister èn voor de marine èn voor het leger, een directeur-generaal wilde aanstellen. Kan hij RECLAME. 3839 Om ruimte te maken worden alle aanwezige goederen tegen ONGEKEND LAGE PRIJZEN UITVERKOCHT koopt men bij ons om aich geld te besparen nORLOGEMAKUR die concessie niet doen, dan zal spr. tegen het ontwerp moeten stemmen. De heer v. d. BILT (R.-K.) neemt gaar ne aan de verklaring van den minister, d&t dit ontwerp niet vooruitloopt op de split sing der marine. Spr. hoopt, dat dit laatste denkbeeld voorgoed van de baan ie. Do heer v. d. Bilt ia ook van meening, dat de taak der marine zóó omvangrijk en zóó gewichtig is, dat het beheer daarvan niet als een bijbaantje is te beschouwen. Voor al ten opzichte van Indië zal in de toekomst van de marine veel gevergd worden en verdediging van Indië zal veel meer kos ten dan die van Nederland alleen. Boven dien moet er gedacht worden aan het be langrijke van vlagvertoon en de personeels organisatie, die in de toekomst ook de grootste aandacht van den minister zal vragen. Met de plannen te dien opzichte kan spr. zich wel vereenigen. Met genoegen heeft spr. verder gezien, dat een deel van het marinepersoneel aan de taak der kustverdediging in Nederland wordt gezet. Hij zou willen vragen of het niet mogelijk is, de geheele kustverdediging onder te brengen bij de marine. Verder zal de aandacht van d®n minister gevraagd worden voor de opleiding van in- landsch personeel. De proeven, genomen met de indienstneming van meer personeel uit Indië zelf, zijn niet gunstig verloopen. De opleiding dezer menschen is omslach tig, moeilijk en duur. Al deze zaken maken de samenvoeging der militaire departemen ten niet zoo eenvoudig. Spr. staat dan ook voorloopig afwijzend tegenover het ontwerp De beweerde bezuiniging kan spr. niet aan. nemen. De minister noemt geen cijfers, maar men kan zich van deze zaak toch niet afmaken met eenige algemeen© opmer kingen. Wel becijfert de minister op den vliegdienst een bezuiniging van 1V6 mil- lioen, doöh deze schijnt ook wel te verkrij gen zonder de samenvoeging. De deskun dige leiding van marine eischt den gehee- Jen menboh. Spr. is er niet van overtuigd, dat samenvoeging der militaire departe menten noodig en gewenscht is. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) wijst er op, dat, als de samenvoeging tot ©tand komt, er voortaan bij het overleg tusschen regeering en Staten-Gen er aal geen minister zal zijn, di® °P gebied der ma rine bij uitstek deskundig zal zijn. Juist in verband met onze beperkte middelen is het noodzakelijk, dat er iemand is, die zich geheel kan geven aan de taak, om met (tie weinige middelen het beste te be reiken. Ten aanzien van de splitsing der marine ie spr. niet gerust gesteld, al heeft de minister ontkend, dat dit ontwerp een. eerste stap in die richting is. Onder mi- nieter Lambooy's eerste ministerschap had de regeering immers die splitsing urgent verklaard. Het is niet gebleken, dat de minister dit denkbeeld voor goed heeft prijsgegeven. Er bestaat aanleiding te ge- looven, dat de minister zijn plannen wil uitvoeren, zoodra hij daarvoor kans ziet. Deze gedachte is op zichzelf reeds genoeg om het aanhangige ontwerp niet te steu nen. De heer Snoeck Henkemnns gaat verschil lende cijfers na en becijfert de geheel# bezuiging van de samenvoeging op 6-maal 100.000 gulden. Voor zulk een bedrag wil hij het departement van marine niet prijs geven. Want met die prijsgeving wordt het vertrouwen in de hoogste marineleiding on. dermijnd en dit kan voor onze maritieme positie zeer nadeelig zijn. Ook zijn er po litieke gevaren aan deze samenvoeging. Indië is begrensd door vier machtige rij ken, die den loop der omstandigheden niet in hun hand hebben. Een onverwachte ge beurtenis kan een strijd doen ontbranden. De marine heeft, sedert eeuwen een ster ken schakel uitgemaakt tusschen Moeder land en Koloniën en zij heeft de rust in Indië trachten te bandhaven. Die ru£t ïB thans meer noodig dan ooit. Spr. zegt dat het dus geenszins het mo ment is om thans het Marine-departement op te beffen. Het ontwerp raakt ten nauw. ete bet belang van Indië. Vandaar, dat in de afdeelingen voor den Volksraad de wenschelijkheid betoogd weid, dat het ont werp naar Indië om advies zou worden ge zonden. Spr. hoopt, dat het ontwerp zal worden teruggenomen of afgewezen. De heer TILANTTS (C.-H.) wenscht het vraagstuk van departementaal admmistra tief oogpunt te bezien en wijst op alinea 1 van art 71 der Grondwet: de Koning stelt ministerieel© departementen in. Aan deze bevoegdheid van de Kroon wil hij in geen enkel opzicht raken, maar waar de considerans van dit ontwerp zegt, dat „maatregelen noodig worden geaoht" wenscht hij, dat het Kon, besluit, waarbij tot die opheffing is besloten, moet worden ingetrokken. Spr. betoogt, dat de marine door de op heffing van het departement den man, die haar speciale eischen kent en haar belan gen behartigt, zal moeten missen en vraagt zich af of hier niet een ontwerp wordt behandeld, waarvan de gevolgen niet goed zijn onder de oogen gezien. De minister kan zeggen, <lat die bezwaren moeten, wor den gericht tot hen. die in 1920 het ont werp onderteekenden. Hierin ligt slechts een schijn van waar* Iheid. In de 7 jaren che sinds zijn ver loopen, zijn vele argumenten van toen ver vallen en de minister voert thans geen en kel nieuw argument aan. Verder vraagt •spr. boe de minister de verschillende sa mengevoegde afdeelingen wil onderbrengen. [Want verschi Wende verhuizingen zullen plaats moeten hebben en-het gebouw op het Plein zal geen plaats genoeg bieden. Spr. heeft eens nagegaan, hoe de verschil lende afdeelingen der departementen zul len worden samengevoegd. Hij wijst er op, dat voor de twee departementen de afdeelingen een taak hebben te vervullen, geheel vSrschi'lllend van elkaar. Het zou ook averechtsdhe bezuiniging zijn, de con- trole-afdeeling met meer werkzaamheden te belasten. En bij het departement van marine is er niet één afdeeling welker werkzaamheden overeenkomt met een af deeling van het departement van oorlog. Als men de afdeelingen en de Ambten ar ren van Oorlog en Marine samentelt, krijgt spr. 20 afdeelingen met 225 ambtenaren, die zeer heterogene vraagstukken hebben te behandelen. Het lijkt den heer Tilanus onmogelijk, dat één man daarvoor de ver antwoordelijkheid kan dragen en aan zulk een departement leiding kan geven. Heeft men eenmaal den thans voorgestel den stap gedaan, dan is terugkeer zeer moeilijk. Spr. kan dan ook niet ernstig ge noeg waarschuwen tegen aanneming van dat ontwerp. De heer J. J. 0. VAN DIJK (A. R.) gaat de geschiedenis der militaire departemen ten na en wijst er op, dat het vraagstuk der samenvoeging reeds in de vorige eeuw aanhangig was. Het waagstuk is voor ons land speciaal moeilijk, doordat het een, groot koloniaal Rijk is. Die positie is bij geen andere te vergelijken. In de vorige eeuw is men dan ook op de proefnemingen tot samenvoeging teruggekomen en men heeft die proeven niet heihaald. Steeds is Marine niet op gelijken voet met Oorlog behandeld, maar bij een ander departe ment ondergebracht. Wat nu dit ontwerp betreft, het waag stuk der splitsing der marine waagt dade lijk de aandacht wanneer het om samen voeging der departementen gaat. Kan aan het gecombineerde departement, dat dan toch reeds zoo overbelast is, ook nog wor den opgedragen de maritieme verdediging van Indië 1 Zal het ontwerp dus mogelijk zijn, zonder de splitsing Als men dezen bewindsman zou willen volgen, zou men de overtuiging moeten hebben, dat hij de zaken goed doorzien heeft. Het is echter bedenkelijk, dat daarvan niet is gebleken. Er is gebleken van onvastheid van meening bij den minister. Want de woegere kapi tein Lambooy heeft de samenvoeging krachtig bestreden. De minister doet nu een beroep op opgedane ervaring, maar daarnaast zegt. hij zelf, dat de bemoeiing van den minister met de verdediging van Indië zeer gering is. Men staat hier voot iets onverklaarbaars en de waag is of de tijd, dien de minister heeft doorgebracht aan het departement van Marine, hem wel die ervaring beeft gebracht. Het geheele waagstuk is gesteld in het teeken der moederlandsche defensie. Er kan dan ook moeilijk twijfel bestaan welk deel van de defensie de dupe zal worde® bij de samen voeging. Spr. werpt voorts de waag op, of over een zoo belangrijk ontwerp niet het advies had moeten worden gewaagd van de Indi sche regeering en van den Volksraad. Dit was niet alleen orrbaar geweest, maar zelfs wenschelijk. Al zouden aan de samenvoe ging voor het Rijk in Europa groote voor deelen verbonden zijn, zou deze maatregel toch nog moeten afstuiten op het nadeel, dat de Indische defensie er door zal on dervinden. Als voordeel ziet de minister de eenhoofdige leiding, die immers beter de beschikbare gelden kan verdeelen. Dit klinkt heel aardig, doch dat fraaie perspec tief verdwijnt aanstonds, als men bedenkt, dat er geen enkele waarborg bestaat, dat de gelden ook deskundig zullen worden ver deeld, De mi mater kan immers niet des kundig zijn op beide terreinen. Van de bezuiniging, die de minister zich voorstelt, becijfert hij alleen die, verkregen door de! samenvoeging der vliegdiensten en afschaf, fing van de watervliegtuigen, ook al een funeste maatregel, waarop spr. nu met verder zal ingaan. De werkelijke bezuini ging zou bedragen 4 ton, waarbij echter nog niet gerekend is op uitbouw, welke terstond geld zal kosten. De aa/menvoeging zou volgens spr. des-I noods alleen te aanvaarden zijn, indiei leger en vloot elk onder leiding van directeur-generaal werden gebracht. De heer VAN RIJCKEVORSEL (R. K.)| zegt, dat het waagstuk der fusie van dei] beide militaire departementen reeds te lang hangende is. Hij hoopt, dat nu] eindelijk een definitieve beslissing mag] volgen. Het waagstuk hangt samen metl dat der splitsing van de marine, waarbij] Indië ten nauwste is betrokken. Spr. gaarne van den minister vernemen of thans afziet van de plannen tot splitsing] der marine, die in de memorie van toelichj ting waren opgenomen. Van die split; is spr. beslist tegenstander. Nederland is een groote koloniale gendheid, en wel de tweede van de wereldJ De taak der Indische marine is zéér veel4 omvattend. Spr. acht het niet ondenkbaarl dat in de gefusioneerde defensie de geesi der landmacht zal gaan domineeren, hetl geen zeer ten nadeele van de Indische mal rine zou zijn. Spr. verzoekt den minister, diens pn aldus te wijzigen, dat althans van niet samenvoegbare diensten de leiding and; afzonderlijke directeuren-generaal wort gebracht. De overige leiding zou dan ondd een secretaris-generaal met aan het hoof® een politiek minister kunnen komen. De heer BRAUTIGAM (S.-D.) neem aan, dat de minister door middel van di® ontwerp tot splitsing der marine wil gej raken; hij had echter de vraag der splitj sing meer op den voorgrond willen zien gesteld, aangezien dit toch te ©eniger tij® behandeld zal moeten worden. Spr. herinnerde er aan, dat destijds d® heer Colijn verklaard heeft toen hij mi® nister van Oorlog was zeer wel de lei® ding der beide departementen op zich t® durven nemen. De „Standaard" heeft daar/ op gisteren nog gewezen. Nu moge de heef Colijn een bunitengewoon man zijn, zó® buitengewoon is hij toch niet, dat er niei een ander zou zijn te vinden, dit datzelfd® aandurft. Ook de kwestie van de opleiding van hel personeel acht hij gemakkelijk oplosbaar! De Indische opleiding behoort in Indi® thuis. Wat de verzorging van. het materie aangaat, bij de aanschaffing heeft me® veel meer de vraag te stellenwat heef® Indië noodig en wat heeft Nederland no<J dig, bij den bestaanden toestand dan b;f een splitsing der marine 1 Nederland kan geen vloot meer ondeH houden, die een zelfstandige rol kan sp®f len. Spr. acht dat op zichzelf een gelukj kig verschijnsel. I Hij stelt voorts de waag, of het mogelij® zou zijn, in tijd van oorlog het Europe#! sche en het Indische deel van de marin® onder één vlootbeheer te laten opereerenl Hij acht daartoe te groot verschil in taa^ en een te grooten afstand aanwezig. Mede omdat het waagstuk der ontwapöj ning door dit wetsontwerp zal worden refj eenvoudigd, zal spr. vóór stemmen. Te 5.10 wordt de vergadering verda tot hedenmiddag één uur. RECLAME. 1760 2-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 10