CORRESPONDENTIE. kraam, een heel groote en al de jongens mochten helpen en ik...." „Bij den toren, Moekie.... en we heb ben zoo gelachen: Rie deed 'r precies naze balden haar vuisten en liep zoo krom.... o, dol was 'tl" Kinderen, kinderen 1" Lachend hield Moeder de handen voor de ooren. „Straks luister ik naar. ieder op z'n beurt. Nu eerst koffiedrinken. Vader blijft op t kantoor; hij belde op 't was zoo druk. We zullen dus maar gauw beginnen." Vroolijk scheen de zon de huiskamer, die op de Gracht uitzag, binnen. In de venster bank koesterden zich Moeders planten in de gouden stralen. Een heerlijk gezicht 1 Maar Frits en Betty hadden 't te druk met hun boterhammen en toen die op waren, hadden ze eerst recht geen tijd om naar de bloemen te kijken. Moeder moest im mers nog alles hooren en wat ze op de markt gezien en beleefd hadden op hun weg van school naar huis! De voorjaarsmarkt. die volgens oud ge bruik tegen Pinksteren in 't stadje gehou den werd, had de levendige belangstelling van de jeugd, 't Was dan ook maar geen kleinigheid van dien ouden rommel plan ken tenminste zoo leek 't oppervlakkig beschouwd zulke mooie kramen te zien opbouwen, ja, soms te helpen opbou wen dat was eerst fijn, als je düt gebeur- ren mocht1 Frils was zoo gelukkig ge weest. Geen wonder dat zijn mond niet stil stond, Moeder moest er alles van hooren. Maar Betty popelde om Moeder ook haar wederwaardigheden te vertellen; zij had geen kramen helpen opbouwen, neen. maar iets veel en veel „leukers" had zij te ver tellen. Eindelijk kwam ze aan 't woord en nu ratelde ze in één adem door. Moeder begreep er eerst niet veel van, maar toch, zoo langzamerhand, drong 't tot Moeder door en Moeders gezicht werd al ern stiger. „Belty, kind, wacht eens evenl Bedoel je, dat jullie: Rie, Hermientje, Toos en jij die oude vrouw geplaagd hebben, nagejouwd en dat kleine meisje achterna gezeten heb ben onder bedreigingen, alleen maar omdat 't vreemdelingen zijn, die er, in jullie oogen, anders uitzien dan de menschen hier? Ja, Betty, is dat werkelijk zoo? Ik hoop, dat ik 't verkeerd begrepen heb, kind!" Betty kreeg een kleur en trok een pruil mondje. „Nou ja, wat zou dat? Wat steekt daar nou in? U is ook altijd zoo.... zoo.en we hebben zoo'n pret gehad; ik dacht, dat u 't leuk zou vinden; als Frits wat vertelt, is 't altijd goed en en als ik ik dan is u opeens zoo kwaad!" Betty barstte in snikken uit; driftig stiet ze bordje en melkbeker van zich al. Wat bedremmeld keck Frits naar haar. „Ja," zei hij toen, „ja maar. Moeder, 't waren heusch zulke gekke lui, o. aller gekst wij moesten ook zoo vreeselijk lachen en Piet Verdale...." „Zwijg!" Moeder keek heel streng. „Ik schaam mij over mijn kinderen, over mijn beide kinderen." Nu durfde Frits ook niets meer te zeggen. Vervelend, dat Moe9 dat zoo erg vondl 't Was nog wel Woensdagmiddag.... an ders zoo eenigmet Moes uit.... met dat fijne weeT naar den speeltuin of zoo Landerig schopte hij naar Betty; die 'r schuld was 'l.... die meisjes ook die brachten altijd alles in de war. Maar 't zou nog genoeg meevallen! Toen Moeder den koffieboel had afgewas- schen, ging zij aan de piano zitten en speelde allemaal gezellige vroolijke liedjes, die de kinderen goed kenden, 't Tweetal zong graag en al gauw neuriede Frits mee en Betty kwam uit haar pruilhoek en schoof ook dichter naar de piano toe. Na een poosje hield Moeder een oogenblik op, bedacht zich even, sloeg een paar acconrden aan en nu weerklonk er een plechtige, gedragen melodie, die grooten indruk op beide kinderen maakte. Toen de laatste klanken waren weggestorven, bleef- 't even heel stil. zei Frits met een zucht; „dat was mooi, echt mooi, Moes! Wat voor lied was dat? Een heel, heel .oud korklied, een La- tijnsch Pinksterlied: „Veni Creator Spiri tus" dat door Lubher vertaald is." „O ja. 't is gauw Pinksteren, Zondag al, hè Moes?Moes, wM beteekent Pinkste ren eigenlijk? Weet u het?" „,Ja zeker Frits." Mioeder glimlachte; maar je dat nu met een paar woorden te zeggen, zóó dat je 't ook begrijpen kunt, is wel wat moeilijk. Onthoud dit maar.en jij ook, Betty.dat we er door 't Pinkster feest aan herinnerd worden, dat alle, alle menschen. waar zij zich ook op de wereld bevinden, broeders zijn. kinderen van één Hemelschen Vader en dat zij elkaar daar om ook behooren lief te hebben als kinde ren uit één groot gezin. Dat is voor 't oogenblik voor jullie genoeg." Nu sloeg Moeder weer eenige accoorden aan en begon daarop 't bekende: „Kind'ren van één Vader" te zingen. Frils zong mee en ook Betty, die een heel goede slem had, viel in. „Alleen als we daarnaar ook hande len 't niet enkel maar zoo zingen zul len we een goed en gelukkig Pinksterfeest kunnen vieren" zei Moeder, terwijl ze haar tweetal ernstig vriendelijk aankeek en daar na de piano sloot. Betty kroop tegen haar aan. „Is is u niet boos meer om zooeven, Moekie?" Neen Moes?" vroeg Frits nu ook. „Ik was meer bedroefd dan boos.die oude, vreemde vrouw, dat kleine meisje, van wie jullie mij verteld hebt, die vreem delingen, zijn toch evengoed Gods lieve kinderen als jullie. In plaats van ze te pla gen, moest je vriendelijk tegen ze zijn, ze helpen wie weet hoe ongelukkig zij zich voelen in een vreemd land. waarvan ze misschien niet eens de taal kunnen ver- «laan." Betty pakte Moeder onstuimig. „Ik ga dadelijk naar ze toe; ik zal het meisje al 't lekkers geven, dat ik nog over heb van mijn verjaardag en" „En ik zal ze helpen de kraam op te bou wen, want hel oude mensch sjouwde zelf aldoor met die zware planken," riep Frits uit. „We gaan met ons drieljes eens kijken," sprak Moeder kalm; „daar beginnen we mee; neen, Betty, kind, nu niet in een ander uiterste vervallen. Zet je hoed maar op." Even later waren Moeder, Frits en Betty op de markt, waar 't gezellig bedrijvig was. De meeste kramen waren al bijna voltooid. Voetje voor voetje slechts kwamen de wan. delaars vooruit; telkens moesten ze uit wijken. Aan 't eind van de markt, bij den ouden, verweerden, met klimop begroeiden toren was 't nog een rommeltje van plan ken en huisraad, een echt zielig boeltje zoo kwam 't Moeder voor Een oude taankleurige vrouw, die er werkelijk heel wonderlijk toegetakeld uitzag, zat te midden van die wanorde op een pakkist en balde haar vuisten tegen de joelende straat jeugd, die haar scheldwoorden toeriep. Moeder maakte zich ruim baan en pro beerde met de vrouw te pralen. In gebro ken Fransch vertelde deze nu, dat ze uit Galicië kwamen, zij, haar zoon en haar kleindochtertje. Haar zoon was een be kwaam glasblazer; al wat zij te koop had den, was door hemzelf vervaardigd ennu was hij ziek geworden, ernstig ziek; hij kon de kraam nu niet opbouwen en alleen kon zij er niet mee klaar komen en dan die kinderen, o, die onbarmhartige plaaggeesten. die kwelden haar op alle mogelijke manieren! Moeder stapte vastberaden het planken hokje binnen, want meer was 't niet, dat tegen den toren was aangebouwd. Frits en Betty volgden haar tamelijk verlegen. Daar zat 't kleine meisje op een laag bankje naast een soort veldbed, waarop een bleeke man lag, die groole, zwarte oogen en heel donker haar had Moeder sprak een paar vriendelijke woor den in het Fransch, waarop de gezichten van beiden verhelderden. O, wat voelden Frits en Betty zich won derlijk beschaamdzoo heel anders dan een paar uur geleden't Kleine, donker- gelokte meisje had zoo'n lief gezichtje zoo bezorgd keek ze naar haar zieken vader. Hoe hadden ze haar zóó kunnen op jagen en bang maken!dacht Betty. Moeder, die flinke, lieve moeder, sloeg dadelijk de hand aan 't werk. Als Frilj en Betty nog niet hadden begrepen, hoe Moeder 't zooeven bedoeld had, toen zij hun van 't Pinksterfeest sprak, konden zij 't nu zien en dat maakte op hen beiden zoo'n indruk, dat zij 't hun leven lang stellij zouden onthouden. Dienzelfden middag nog werden de vreemdelingen van goed voedsel voorzien, kwam een dokter den zieken man bezoe ken en hielpen een paar timmerlui de oude vrouw de kraam opbouwen; zij hadden bovendien een paar ferme vuisten, waar. voor de straatjeugd groot respect had - Frits en Betty evenwel hadden 't kleine meisje tusschen hen in mogen nemen om haar op hun vroolijke speelkamer te breih gen, waar ze eens even de zorgen had mogen vergeten, die ze al zoo vroeg had moeten helpen dragen. Toen Vader thuiskwam, was hij niet wei nig verwonderd dit alles te hooren en te zien. „Vader," zei Frits ernstig, „weet u, na kunnen wij ook een goed en gelukkig Pink- sterfeest vieren; Moeder heeft 'tons eeu uitgelegd. Mogen we 't nu nog eens zingen, Moeder, u weet wel? Sascha zal het ook wel mooi vinden." En zoo ging Moeder voor de piano zitten. Frits en Betty namen 't kleine, vreemd* meisje bij de hand en nu weerklonk friscb gezongen 'tlied: „Kind'ren van één Va. der", dat van dien dag af aan een bijzon der plaatsje in de harten van Frits ea Betty kreeg. Leest dit allen. De volgende week ver schijnt er geen kindercourant, 's Maandag 2en Jrinksterdag kan er natuurlijk gw# pakket worden opgezonden, dan zou alles la laat worden als J?et pas Dinsdags werd verzonden. Daarom wordt er één keer ova* geslagen. Jullie hebt dan den tijd W 's Woensdags na Pinksteren, en dan vioda jullie 's Vrijdags 17 Juni weer antw«>d op alle brieven. Dezen keer hebben juli* dus een paar dagen meer den tjjd en ik ook om alles te beantwoorden. Ik wensch je allen heel prettige, vrooiijït Pinksterdagen; faten we hopen, dat het d» dagen mooi zomerweer zal zjjn, zoodat ieda* eens zaf kunnen genieten van wandeis, fietsen, buiten zitten, enz. Ik noop Erf Pinksteren in Kloosterzande te zjjn; ik p er nu heen omdat ik met Paschen niet heb kunnen gaan. Maar ik kom heel spoedig na Pinksteren weer in Den Haag terug; dis allen, die gewoon zjjn de brieven ove; de post te zenden, kunnen die ook gewooa naar Den Haag zenden. Alle teleurgestelden, die op een prijs hoopten en nog niet kregen, moeten maar moed houden en altijd bleven hopen op eea volgenden keer. Vreeselijk veel brieven ontvangen; oea jullie wei hoeveel namen; en ook nog eea stapel brieven van de vorige week; ha was een enorm dik pakket, dat ik kreeg. Gelukkig niets geen klachten, iedereen vow het prettige prijsraadsels. Ik zal maar geen te lange antwoord» schrijven, want anders vul ik de heele kin dercourant, met al die lasten van namen. Floni v. d. Meer, Jaap Ridderikhoff, Ja® Evers en Wim Oppelaar, alle vier gefelici teerd met je prijs. Is het voor alle vier de eerste prijs? In de volgende brieveo hoof ik natuurlijk van jullie alle vier, welk boei je hebt gekregen. Wim Oppelaar, ook gefeliciteerd met ja verjaardag. Jaap of Japie Ridderikhoff, word je thuis zoo genoemd? Vroeger onderteekende je zoo deftig: Jacobus. Ploni v. d. Meer, vandaag 2 brieve® van je gekregen; ja, ik vind dien naam heei goed. Jan Evers, dat hoop ik ook, hoor, <b» ik mooi weer zal hebben in Zeeland. Alie nieuwelingen z\jn welkomlatef als jullie ook met de gewone raadsels g®3' meedoen, antwoord ik aan ieder wel eetf een apart woordje. Koos van der Mark, gelukkig stond 1' naam op je couvert; je had vergeten 1J brief te onderteekenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 18