PAPIEREN ROZEN
KLEEDING is een artikel van vertrouwen
GERÖ
ZILVER
No. 20617
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 1 Juni
Tweede Blad Anno 1927
Draagt onze Kleeding
(Z-"KLEEDING MAGAZIJN
Nieuwe Rijn. 60
UIT DE RAADZAAL.
UIT DE PERS.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
RECLAME.
3486
Firma (jO.
Koopt daarom Uw Costuom aan een
•oliad adres, waar U verzekerd zijt
van goede kwaliteit tegen den
laagsten prijs.
De Feestdagen zjjn op komst, voor
liet U daarom tijdig van een nieuw
Coatnnm.
DRAAGT ONZE KLEEDING
EN U ZULT TEVREDEN ZIJN
Een onbelangrijke zitting.
Opnieuw is Maandag bewezen, dat een
kleine agenda van op zichzelf niet zoo
belangrijke punten nog geen waarborg is
voor het afwerken van die agenda in een
middag-zitting. Erkend zij, dat een ge
heime zitting drie kwartier vroeg we
vermoeden da/t daarin behalve het spoed-
eischend voorstel tot aankoop van perceel
Vischmarkt 14, ook de benoeming van een
opzichter-chef der bestrating i6 besproken,
gezien hoe de voorzitter kort de afvoering
van deze benoeming meedeelde doen
zelfs dit meegerekend, zat er heel weinig
6chot in.
De werkloozen-6teun-interpellatie van
den heer Knuttel opende het debat, dat
geheel op ouden leeist was geschoeideen
afkeuring van het beleid van het B. At
De heer Knuttel was ndet gelukkig met zijn
voorbeelden, wethouder Sanders kon deze
al zeer gemakkelijk ontzenuwen. Zelfs het
verwijt van niet-steunen vóór er werk was,
kon heel weinig indruk maken, daar de
steun-weigering al heel spoedig leidde tol
het vinden van werk. Of dat nu toeval was
of niet... wij durven dat niet te beoor-
deelen.
Daarop volgde een technisch onderwijs
debat. 't Betrof een geval, waarin geen
jurisprudentie bestaat en dat Leiden in
zoo'n geval pal staat voor handhaving der
wet, zooals het college die uitlegt, lijkt
ons volkomen logisch. Of dat nu voor de
zooveelste maal is, dat doet er niets toe.
Betrokken wethouder kan men zeker niet
aanwrijven, niet te voelen voor 't bijz. en
derwijs. Dat hij echter niet dit onderwijs
maar alles toestopt, doch zich houdt aau
de wet, valt ten zeerste in hem te prijzen,
en al zeer ongelukkig oordeelen wij ten
uitlating van den heer Wilmer, die er fei
telijk op neerkomt, dat in twijfel-gevallen
aan het 'bijz. onderwijs maar tegemoet
moet worden gekomen. Dat zou een
fraaien koeTs opgaan!
Wil de pacificatie op onderivijsgebied
inderdaad tot pacificatie voeren, dan moet
juist alles worden gedaan, om de wet vol
komen duidelijk vast te leggen en alle
twijfel te doen wegvallen.
De genomen beslissing kan dit laatste
slechte bevorderen. Laat het schoolbestuur
zijn rechten in hoogste instantie zoeken,
zoo het daarvan overtuigd is. En zoo het
recht aan zijn zijde is, dan zal het die
ongetwijfeld erlangen.
Hst slot vormde de kwestie van de ver
betering van de Haarlemmertrek vaart.
Van de wenschelijkheid daarvan was de ge-
heele raad wel overtuigd. Het ging cr al
leen om, of deze nu reeds moest vorden
uitgevoerd op bescheiden schaal of dat ge
wacht worden moest tot over de iuarkt-
plannen viel te oordeelen. Vooral na de
toezegging van den wethouder inzake ver
beteringen aan de straat etc. en na de
verzekering van den voorzitter, dat die
marktplannen niet in ver verschiet lagen,
was o.i. het laatste wel de aangewezen weg
en daartoe werd tenslotte eenstemmig be
sloten.
Daarmee was het half zes geworden en
daarom werd maar gestopt tot volgende
maal.
RECLAME.
óenilvaardevol
geschenk
1901
TAN EEN VERKIEZING
EN EEN BENOEMING.
Onder bovenstaanden titel schrijft hel
„Vad.":
Er is begrijpelijke ontstemming over het
feit, dat de heer Schokking, leider der
Ghrislelijk-Historische partij, zich als no.
1 op de candidalenlijst voor den Gemeente
raad in Leiden liet inschrijven, en dat hij
kort na zijne verkiezing benoemd werd tot
burgemeester van Katwijk. Men acht dit,
en o.i. terecht, geen fair play, omdat het
moeilijk is aan te nemen, dat de heer Schok
king niet zou geweten hebben, dat hij tot
burgemeester van Katwijk zou worden be
noemd. Voor on9 althans is dat bijzonder
moeilijk, omdat wij dit reeds li dagen ge
leden vernamen en nog wel van met den
heer Schokking bevriende zijde, waarom
wij dan ook daarvan in ons blad mededee-
ling deden. En bij allen goeden wil kunnen
wij ons toch niet inbeelden, dat men van
welingelichte zijde ons mededeelingen zou
doen over de kansen van eene sollicitatie
van den heer Schokking, die men hem zei
ven zou onthouden. Men kan dus moeilijk
tot andere conclusie komen, dan dat de heer
Schokking, slechls gediend heeft als trek
paard, zooals dat heet, waarmee bedoeld
is, dat hij de populariteit, die hij in Leiden
geniet, in dienst heeft gesteld van de partij.
Er is natuurlijk hier geen zonde tegen de
wet begaan. Art. 39 van de Kieswet zegt
wel: „Bij de lijst wordt-overgelegd de
schriftelijke verklaring van iederen daarop
voorkomenden candidaat, dat hij bewilligt
in zijn candidaatstelling op deze lijst,n
maar de heer Schokking zal misschien met
eenig recht zeggen: Die verklaring kon
ik met een gerust geweien {eekenen. omdat
ik inderdaad in mijne candidaatstelling be
willigde. Maar dan zou hij toch wel wat al
te veel den geest ter wille van de letter ge
weld aandoen :de Kieswet bedoelt natuur
lijk dat door deze verklaring de candidaat
den kiezers de verzekering geeft, dat hij als
het daartoe komt zijne benoeming zal aan
vaarden. Dat dit niet met deze woorden
kan gezegd worden zit hem alleen daarin,
dat met de mogelijkheid moet gerekend
worden, dat er zich fusschen candidaatstel
ling en de benoeming altijd iels kan voor
doen. waardoor de aanneming daarvan tot
feitelijke onmogelijkheid wordt.
Maar waar de kiezers het recht hebben
te weten op wie zij stemmen, signaleeren
wij dezen verkiezingstruc als van beden
kelijke 9oort, en hopen wij dat deze niet
door andere partijen zal Worden overgeno
men.
De heer Schokking wordt opvolger als
burgemeester van Katwijk van den heer de
Waal Malefijt, eens minister van Koloniën
in het Kabinet-Heemskerk, en van 1897 tot
1909 lid van de Tweede Kamer voor Breu-
kclen. Hij was een vurig vereerder van dr.
Kuyper, en wij stellen ons voor, dat het
voor hem een zeer droeve dag was, dat toen
de van God gegeven Leider, naar zijn zin
reeds veel te lang, dóór het ministerie-
Heemskerk als quantilé negligeable behan
deld, eindelijk zóó zijne tanden liet zien,
dat de anti-revolutionaire ministers in het
Kabinet voor hem op de knieën kwamen,
het juist over zijn ministerschap was dat de
strijd aangebonden werd.
Historisch wordt dan dit verder nage
gaan. Tenslotte eindigt het hoofdartikel:
Kort na zijn aftreden werd hij door Gort
van der Linden benoemd tot burgemeester
van Katwijk, aldus terugkeerende tot ses
premiers amours; hij was reeds in 1890
burgemeester van Westbroek en Achttien-
hoven. En wij vonden het zeer teeke
nend, dat in „Bekende Tijdgenoolen" in
1920 uitgekomen bij de Hollandsche Uit
geversmaatschappij te Amsterdam, alleen
van hem vermeld te vinden, dat hij was
burgemeester van Katwijk en lid van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal, wat hij
thans niet meer is. maar niet de minste
vermelding van zijn oud-ministerschap of
oud-Kamerlidmaatschap. Een lang otium
cum dignilate zij den waardigen grijsaard,
wiens gezondheid op dit oogenblik le wen-
schen overlaat, toegewenschl.
Van dezen man wordt de heer Schokking
opvolger, en wij kunnen daarin niet anders
zien dan de eerste stap tot een zich terug
trekken uit het politieke leven. Doet -het al
ietwat vreemd aan, dat iemand op 63-jari-
gen leeftijd voor het eerst burgemeester
wordt, het burgemeesterschap van eene ge
meente van 15.000 zielen lijkt ons kwalijk
te combineeren met het leiderschap van
eene partij, daargelaten de vraag of zoo
geprononceerd partijman als een leider wel
de aangewezen man voor burgemeester kan
zijn. Wij weten natuurlijk niet of de Minister
hem in dat opzicht voorwaarden heeft ge
steld, maar zou het niet heel natuurlijk zijn
als de heer Schokking behoefte gevoelde
zich uit de politiek terug te trekken? Hij,
die zitting nam in het Kabinet-Colijn, zon
der zich vergewist te hebben, of zijne eigen
partij al of niet na drie maanden het minis
terie waarin hij zich liet opnemen, zou dood
maken, beging daarmee zulk eene kolos
sale fout, dat wij er voor voelen kunnen, dat
hij naar de rust van een gezonde streek
verlangt. Want al moge het waar zijn dat
men zevenmaal zeventigmaal moet ver
geven, in de politiek wil men daarvan niet
welen, van haar geldt: Elle ne pardonne
pas.
DE KONINKLIJKE TOESPRAAK
TOT NED.-INDIË.
De Philips-fabrieken in feestdos.
Gisteravond heeft H. M. de Koningin
de reeds door ons aangekondigde toespraak
tot West-Indië gehouden door middel van
de Philips-kortegolfzender, te Eindhoven.
Om even voor halftien arriveerde de ko
ninklijke trein aldaar. In het gevolg der
vorstin, die vergezeld was van H. K. H.
Prinses Juliana, bevonden zich baron Van,
Geen, part. secretaris van de koningin,
baronesse Van Swinderen, graaf Van Lyn-
den van Sandenburg, grootmeester van
het Huis van prinses Juliana, baronesse
Bentinck en de beide adjudanten, jhr. De
Jonge van Ellemeet en jhr. Charles Ver-
heyen.
Onmiddellijk na aankomst werd burge
meester Verdijk in een korte audiëntie
ontvangen, terwijl later de heer Anton
Philips gelegenheid kreeg de Koningin en
de Prinses zijn opwachting te maken. Te
ongeveer kwart voor twaalf reden de Ko
ningin en prinses Juliana met gevolg per
auto naar de Philipsfabrieken, die in feest
dos waren, en door tallooze vlaggen een
prachtig en fleurig aanzien hadden gekre
gen. Het gezelschap begaf zich naar het
laboratorium waar Hare Majesteit in te
genwoordigheid van de heeren A. F. Phi
lips, dr. ir Otten, ir. Verff, dr. B. van
de Poll en Numan de volgende woorden
tot West-Indië richtte
Suriname en Curasao,
Het is mij een groote vreugde dat Ne-
derlandsch vernuft met het doorzettings
vermogen waarvan, ons volk van ouds be
kend is, op zoo'n schitterende wijze de
laatste moeilijkheden heeft overwonnen en
voor de menschelijke stem de afstanden
heeft doen wegvallen, die de deelen van
mijn rijk scheiden. Ik grijp deze gelegen
heid gaarne aan, allereerst om mijn dapk
uit te spreken voor de talrijke blijken van
liefde en aanhankelijkheid ten aanzien van
mij en mijn Huis, welke mij uit uw mid
den bij menige gebeurtenis van bijzonde
ren aard hebben bereikt. De telkens daar
bij tot uiting gekomen hartelijke gevoelens
hebben mij steeds diep getroffen en er
kentelijk gestemd. Ik koester het vertrou
wen, dat de banden, die Curasao en Su
riname aan het moederland hechten en die
den stempel van eeuweD dragen, in gemeen
schappelijk streven immer meer zullen
worden versteikt en verinnigd.
Het ook bij u levende besef, dat Neder
land en de overzeesche gewesten in Ame
rika in lief en leed, in streven en cultuur
één moeten zijn en blijven, moge steeds
dieper wortel schieten en tot volle ont
wikkeling geraken.
Mijn beide vertegenwoordigers in West-
Indië, gij die getoond hebt uw beste
krachten aan uw gewesten te willen ge
ven, moge het u en uw medewerkers bij
het vervullen van uw moeilijke taak tot
6teun zijn mijn persoonlijke verzekering te
vernemen, dat ik uw 6treven met warme
belangstelling volg.
Ik wensch u ingezetenen van Suriname
toe, dat ondervonden tegenslagen ten spijt
reeds in het nabij verschiet moge liggen
een wederopleving in nieuwe vormen van
de welvaart van weleer tot heil inzonder
heid van de samenleving in hun door de
natuur met kwistige band gezegende ge
west..
Ik houd mij overtuigd, dat tenslotte ook
hier de zon uit de wolken van het heden
te voorschijn zal treden en roep hen allen
op, om door eendrachtige samenwerking
op elk gebied ook hunnerzijds die toekomst
te helpen voorbereiden.
Met u, ingezetenen van Curasao, veibeug
ik mij in den toenemenden bloei van uw
gewest. Mijn hoop is, dat daaruit voor u
allen, zoowel van de Benedenwindsche
eilanden als van de Bovenwindsche eilan
den, blijvende zegenrijke gevolgen zullen
voortkomen.
Met trots zie rk Willemstad een voor
aanstaande plaats innemen in de rij der
groote wereldhavens en die hoe langer
hoe meer bevestigd. Nieuwe tijden bren
gen nieuwe eisoben, nieuwe tijden brengen
ook vroeger niet gedroomde middelen,
maar van a!?e eeuwen blijkt, dat wie zich
geheel geeft aan een zware taak, in zijn
overgave daaraan beloond wordt met aen
moed om opgewekt te volharden. Het vol
brengen ligt in Gods hand. Geve Hij daar
toe Zijn zegen.
Na de rede van de Koningin werd het
Wien Neerlandsch Bloed gespeeld en gaf
de aankondiger in het laboratorium het
woord aan Prinses Juliana, die eveneens
een korte toespraak hield, waarna de vor
stinnen terugkeerden naar den koninklij
ken trein, waarin zij overnachtten.
DE INSTELLING VAN EEN POSTRAAD.
Het voorloopig verslag der Tweede Kamer.
De voorgenomen instelling van een
Postraad werd blijkens het Voorloopig Ver
slag der Tweede Kamer inzake het desbe
treffende wetsontwerp door vele leden toe
gejuicht. Indien een dergelijke Raad "reeds
eerder had beslaan, hadden wellicht veel
strubbelingen en moeilijkheden kunnen
worden voorkomen.
Andere leden konden niet onvoorwaiide-
lijk met dit denkbeeld instemmen. Zij
vreesden dat het hoofdbestuur der Poste
rijen den Postraad zal gebruiken om van
allerlei door dit bestuur niet gcwenschte
maatregelen af te komen. Ook waren er
leden, die in die instelling een zijdeling-
sche poging zagen om dit staatsbedrijf
onder particulieren invloed te brengen.
Verscheidene leden, die zich met de in
stelling van den Postraad wel konden ver
eenigen, hadden echter bezwaar tegen het
onderhavige wetsontwerp. De minister
heeft zich daarbij aan den veiligen kant
gehouden. Zoowel het wetsontwerp als de
toelichting is zeer beknopt. Klaarheid om
trent zin en bedoeling is er volgens deze
leden niet in te vinden. In art. 4 wordt
vrijwel de geheele organisatie aan de Kroon
ter regeling overgelaten. De hier aan het
woord zijnde leden achtten een en ander
niet in overeenstemming met art. 78 der
Grondwet, alwaar wordt bepaald, dat de
wet, die vaste colleges van advies en bij
stand instelt, tevens regelen inhoudt om
trent hun benoeming, samenstelling, werk
wijze en bevoegdheid.
De omschrijving van de werkwijze van
den Postraad in art. 2 werd uitermate vaag
geacht. Naar de meening dezer leden be
hoort dit artikel te worden aangevuld met
de bepaling, -dat bij de werkwijze van den
Postraad rekening wordt gehouden met het
personeel, n.l. dal daarmede overleg wordt
gepleegd.
Wat de samenstelling betreft, bevat hef
wetsontwerp in art. 1 slechts de negatieve
bepaling, dat de ambtenaren van 't staats
bedrijf worden uilgesloten. De Kroon is
overigens geheel vrij, hetgeen men niet
juist achtte. De hier aan het woord zijnde
leden hadden daartegen des te meer be
zwaar, omdat zij vreesden, dat de Postraad
op dezelfde wijze zal worden samengesteld
als de Mijnraad. De samenstelling van
laatstgenoemden Raad achtten zij eenzijdig
omdat daarin de organisaties der mijnwer-
werkers niet zijn vertegenwoordigd en dit
moet ten aanzien van den Postraad worden
voorkomen.
Verscheidene leden beioogden dan ook de
wenschelijkheid aan de personeelsorganii
saties een behoorlijken invloed op de samen
stelling van den Postraad te verzekeren. In
verband hiermee hadden verscheidene le
den ook bezwaar tegen de uitsluiting van.
ambtenaren van het bedrijf van het lid
maatschap van den Raad.
Gevraagd werd nog of de instelling van
den Posiraad verandering zal brengen in
het georganiseerd overleg.
DE GELDIGHEIDSDUUR DER
PASPOORTEN.
Spoedige in-werking-treding der wet?
De vaste commissie voor belastingen uit
de Tweede Kamer heeft schriftelijk over
leg gepleegd met de regeering inzake het
welsonlwerp tot wijziging van de Zegelwet
1917 en van de Wet op de Kanselarijrech
ten. Bij dat overleg deelde de commissie
aan de regeering mede, dat tegen den in
houd van het ontwerp bij haar geen be
zwaar bestond. Zij wees er evenwel op, dat
de verdubbeling van den duur der pas
poorten voor een deel de kracht ontneemt
aan de bepaling, voorkomende in artikel 6
van het wetsontwerp nopens het heffen
van belasting van niet binnen het Rijk wo
nende Nederlanders, enz., welke bepaling
o.a. het niet afgeven of verlengen van een
paspoort mogelijk maakt als dwangmiddel
tegenover hen, die in gebreke blijven de
door hen verschuldigde belasting te voldoen.
Met andere leden der commissie was de
regeering echter van meening, dat de ver
dubbeling van den geldigheidsduur van
paspoorten als een maatregel in het belang
van velen niet mag worden nagelaten, om
dat daarmede het effect als dwangmiddel
tegenover een naar verhouding klein aan
tal kwaadwilligen eenigszins zou worden
verminderd.
De regeering gaf voorts de verzekering,
dat voor zoover dit van haar afhangt, het
tijdstip van in-werking-treding der wet zoo
vroeg mogelijk zal worden gesteld.
SALARISSEN BIJ HET M. O.
De heer Ketelaar, lid van de Tweede
Kamer, heeft aan den minister van on
derwijs, kunsten en wetenschappen de vol
gende vragen gesteld;
1. Heeft de minister het advies van hefc
Centraal Bureau van Voorbereiding vaa
Ambtenaarszaken betreffende de salarissen
bij het middelbaar onderwijs, dat hij vol-
De Roman van een Circnsmeisje.
Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES.
Vertaald door J. van der Sluys.
(Nadruk verboden).
31)
Halsham zag er verboemeld uit. Hij sliep
te weinig en dronk te veel. De uitdrukking
op zijn gezicht verried, dat hij ovefwoog of
hij met eenige kans op succes den tegen-
woordig-onuilputtelijken Brilon zou kunnen
aanpompen voor tien pond. Wel had hij
nog geen uur geleden zijn geluk beproefd
en met succes bij een nieuw lid der club,
dat zijn reputatie nog niet kende en een
oogst van vijftien pond binnengehaald, maar
dat was geen bezwaar om, als het moment
gunstig was, te trachten zijn bezit te ver
meerderen. Roderick sneed hem echter den
Pas af door te vragen wat hij dien avond
ging doen.
Halsham haalde de schouders op. Niets
bijzonders. Ik heb een uitnoodiging voor de
Partij bij Fane om tien uur, maar ik heb
Piets geen zin. Ga jij er heen?
Neen. Laten we samen gaan eten. In
den regel ontweek hij Halsham, maar hij
was op het oogenblik in een stemming om
e,k gezelschap voor lief te nemen.
Roric bestelde de diners en een flesch
champagne. Hij hield niet zoo heel veel van
champagne, maar hij wilde zich in zijn ver-
eenheid iets feestelijks suggereeren. En
Ralsham had niet het minste bezwaar....
hij zou zeker geen aanstalten maken om
Roric de betaling van zijn aandeel in het
festijn aan te bieden.
Het was ruim acht uur toen ze klaar wa
ren met eten. Roric's eetlust was niet bui
tengewoon groot geweest en hij was blij dat
hij op kon staan. Hij stelde voor een loge te
nemen voor de nieuwste operette en Hals-
hem had alweer niet .het minste bezwaar...
Ze verlieten de club. Toen ze de stoep af
gingen kwam er een krantenjongen op hen
af met een extra blad. Halsham kocht een
krant en bleef onder de eerste de beste lan
taarn staan om ze in te kijken; hij had
zwaar gewed op een paard in de drie-uur
race, zoodat hij zijn nieuwsgierigheid nau
welijks kon bedwingen.
Hij sloeg met zenuwachtige vingers de
bladen om en keek vluchtig naar de hoofden
van de verschillende berichten.
Ik heb zoo'n idee dat ik verloren heb..
Allemachtig Briton, kijk eens
Zijn stem verried groote ontsteltenis; hij
duwde Briton het blad onder den neus. Met
één oogopslag was het fatale bericht lot hem
doorgedrongen:
Bij een heftige botsing lusschen twee
auto's, werd hedenavond de bekende Ame-
rikaansche financier, Mr. Barlelt B. Querne,
gedood. Zijn verloofde Miss Lilian Fane, die
zich in gezelschap bevond, bleef ongedeerL
Roric zei de eerste oogenblikken niets. Hij
kon het schokkende nieuws niet zoo gauw
verwerken. Eindelijk zei hij heesch:
„Verschrikkelijk; arme kerelI
Hij kende Querne oppervlakkig en afge
zien van de mededinging naar de hand van
Lilian had hij hem altijd een aardig mensch
gevonden met zijn eenvoudige manieren en
prettige eerlijkheid.
Verschrikkelijk, herhaalde hij.
Leelijk voor Lilian, merkte Hals
ham op.
Merkwaardig, daaraan had Briton in de
eerste ontsteltenis heelemaal niet gedacht.
Ja, dat is waar ook; daar had ik zoo
gauw geen erg in; erg voor haarl
Op het gezicht van Halsham kwam een
flauwe glimlach; stelde Roric zich nu alleen
maar aan, of liep het met die verliefdheid
van Lilian niet zoo'n vaart als de lui be
weerden? Den volgenden morgen stonden
de kranten vol van het sensationeele nieuws.
Zij wijdden kolommen aan het leven van
den bekenden millionair en schreven sen
timenteel over de arme Lilian Fane. Eenige
bladen brachten een groot, geflatteerd por
tret van haar in avondtoilet. Roric betrapte
zich er op, dat hij het zonder veel emotie
bekeek; hij vroeg zich af of ze al op de
hoogte zou zijn van het tweede testament en
hoe zij zich wel voelen zou als ze tot het
besef kwam hoe dubbel falikant haar ver
nuftige speculatie met den millionair was
uitgekomen.
Langzamerhand was in zijn geest hel be
wustzijn van haar hartelooze wuftheid en
egoïstische oppervlakkigheid gerijpt al
liet de herinnering aan haar schoonheid hem
nog altijd niet los maar toch overtrof het
geparfumeerde briefje, dat hem dien middag
gebracht werd, zijn stoutste verwachtingen.
Ferne, Roric s bediende, kende de parfum
en het excentriek-krullige handschrift op
den brief, dien hij op een zilveren blad zijn
meester binnenbracht. Hij wist natuurlijk al
van Queme's dramatischen dood en was ook
overigens, zooals het een goeden kamerdie
naar betaamt, volledig op de hoogte van alle
details van de liefdeshistorie van mr Brilon
Jr. Hij had dan ook verwacht, dat deze door
dit briefje aangenaam verrast zou zijn en het
verbaasde hem niet weinig, dat mr. Brilon
een poosje zat te staren naar de violette en
veloppe zonder aanstalten te maken haar
van het blad te nemen.
Moet er op antwoord gewacht worden,
mijnheer?
Het was alsof Roderick wakker werd;
werktuigelijk nam hij den brief en las die
met langzame aandacht. Er W3S niets, dat
herinnerde aan het vurige ongeduld, waar
mee hij vroeger een epistel van deze jonge
dame placht te lezen.
Mijn liefste Roric.
Natuurlijk heb je al gehoord van den tra-
gischen dood van den armen goeden Querne.
Je kunt niet van me verwachten, dat ik
tegenover jou verdriet zal huichelen, je weet
immers dat ik het alleen deed terwille van
moeder. Ik voel, dat ik je dadelijk moet
schrijven om je vergiffenis te vragen. Ik
weet dat je heele leelijke dingen van mij ge
dacht hebt, maar dat is nu allemaal voorbij,
nietwaar? In mijn hart heb ik nooit iemand
anders liefgehad dan jou, Roric. Ik vind het
beter dat je me nu niet direct komt opzoe
ken, om praatjes te voorkomen, maar, schrijf
me, lieve Roric.Ik leef op een brief
van je.
Roric liet het geparfumeerde, violette
briefje met de sierlijke letters met een hui
vering uit de hand vallen.was het van
afkeer? Hij kon zich niet realiseeren.
Geen antwoord, Ferne.
De bediende verdween. De jonge Briton
bleef weggedoken in zijn stoel in het vuur
zitten staren. Een verbijsterende angst voor
de toekomst greep hem aan.
Een uur later belde hij Ferne.
Pak een koffer. Ik ga naar „Four
Winds". Je kunt meegaan.... Londen
hangt me de keel uit.
Uitstekend, mijnheer.
Toen hij zich omkeerde om de kamer te
verlaten riep Roric hem terug. Laat dit
briefje even bij miss Fane brengen.
Het waren maar weinig woorden, maar
Roric had ze toch wel zes keer overgeschre
ven.
Ik ontving je brief. Natuurlijk is het
niet gewenscht om je op te zoeken.
Vandaag vertrek ik naar „Four Winds",
Roric.
En, Feme.
Ja, mijnheer?
Bestel een bos rozen.... neen, lelies
en geef die mee.
Uitstekend, mijnheer.
Vroeger zou hij het aan niemand anders,
laat staan aan een knecht hebben toever
trouwd haar te voorzien van de bloemen,
wier lieflijken naam zij droeg. Deze devote
bezigheid verrichtte hij altijd in hoogst eigen
persoon.
Toen Fane weg was stond hij op en rekte
de armen uit.
„Four Winds!" Er was toch iets prettigs
in terug te keeren naar hel vaderlijke land
goed. Hij had dan toch nog een eigen plaats
in de wereld. Hij dacht aan Scolt. den rui-
gen, vriendelijken hond en aan Blunt, den
kalmen, vriendelijken en toegewijden butler.
Hij floot zachtjes toen hij zich weer aan zijn
schrijftafel zette om eenige uitnoodigingen
af te schrijven van moeders met huwbare
dochters, om eens geheel informeel te komen
dineeren, heelemaal onder ons, begrijpt u?
Zou hij nog tijd hebben om even bij den
ouden Fergerson aan te loopen om hem fe
vertellen dat hij naar het landgoed terug
ging? Het zou den ouden man bepaald ple
zier doen.
fWordt vervolgd).