PAPIEREN ROZEN KLEEDING is een artikel van vertrouwen GERÖ ZILVER No. 20617 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 1 Juni Tweede Blad Anno 1927 Draagt onze Kleeding (Z-"KLEEDING MAGAZIJN Nieuwe Rijn. 60 UIT DE RAADZAAL. UIT DE PERS. BINNENLAND. FEUILLETON. RECLAME. 3486 Firma (jO. Koopt daarom Uw Costuom aan een •oliad adres, waar U verzekerd zijt van goede kwaliteit tegen den laagsten prijs. De Feestdagen zjjn op komst, voor liet U daarom tijdig van een nieuw Coatnnm. DRAAGT ONZE KLEEDING EN U ZULT TEVREDEN ZIJN Een onbelangrijke zitting. Opnieuw is Maandag bewezen, dat een kleine agenda van op zichzelf niet zoo belangrijke punten nog geen waarborg is voor het afwerken van die agenda in een middag-zitting. Erkend zij, dat een ge heime zitting drie kwartier vroeg we vermoeden da/t daarin behalve het spoed- eischend voorstel tot aankoop van perceel Vischmarkt 14, ook de benoeming van een opzichter-chef der bestrating i6 besproken, gezien hoe de voorzitter kort de afvoering van deze benoeming meedeelde doen zelfs dit meegerekend, zat er heel weinig 6chot in. De werkloozen-6teun-interpellatie van den heer Knuttel opende het debat, dat geheel op ouden leeist was geschoeideen afkeuring van het beleid van het B. At De heer Knuttel was ndet gelukkig met zijn voorbeelden, wethouder Sanders kon deze al zeer gemakkelijk ontzenuwen. Zelfs het verwijt van niet-steunen vóór er werk was, kon heel weinig indruk maken, daar de steun-weigering al heel spoedig leidde tol het vinden van werk. Of dat nu toeval was of niet... wij durven dat niet te beoor- deelen. Daarop volgde een technisch onderwijs debat. 't Betrof een geval, waarin geen jurisprudentie bestaat en dat Leiden in zoo'n geval pal staat voor handhaving der wet, zooals het college die uitlegt, lijkt ons volkomen logisch. Of dat nu voor de zooveelste maal is, dat doet er niets toe. Betrokken wethouder kan men zeker niet aanwrijven, niet te voelen voor 't bijz. en derwijs. Dat hij echter niet dit onderwijs maar alles toestopt, doch zich houdt aau de wet, valt ten zeerste in hem te prijzen, en al zeer ongelukkig oordeelen wij ten uitlating van den heer Wilmer, die er fei telijk op neerkomt, dat in twijfel-gevallen aan het 'bijz. onderwijs maar tegemoet moet worden gekomen. Dat zou een fraaien koeTs opgaan! Wil de pacificatie op onderivijsgebied inderdaad tot pacificatie voeren, dan moet juist alles worden gedaan, om de wet vol komen duidelijk vast te leggen en alle twijfel te doen wegvallen. De genomen beslissing kan dit laatste slechte bevorderen. Laat het schoolbestuur zijn rechten in hoogste instantie zoeken, zoo het daarvan overtuigd is. En zoo het recht aan zijn zijde is, dan zal het die ongetwijfeld erlangen. Hst slot vormde de kwestie van de ver betering van de Haarlemmertrek vaart. Van de wenschelijkheid daarvan was de ge- heele raad wel overtuigd. Het ging cr al leen om, of deze nu reeds moest vorden uitgevoerd op bescheiden schaal of dat ge wacht worden moest tot over de iuarkt- plannen viel te oordeelen. Vooral na de toezegging van den wethouder inzake ver beteringen aan de straat etc. en na de verzekering van den voorzitter, dat die marktplannen niet in ver verschiet lagen, was o.i. het laatste wel de aangewezen weg en daartoe werd tenslotte eenstemmig be sloten. Daarmee was het half zes geworden en daarom werd maar gestopt tot volgende maal. RECLAME. óenilvaardevol geschenk 1901 TAN EEN VERKIEZING EN EEN BENOEMING. Onder bovenstaanden titel schrijft hel „Vad.": Er is begrijpelijke ontstemming over het feit, dat de heer Schokking, leider der Ghrislelijk-Historische partij, zich als no. 1 op de candidalenlijst voor den Gemeente raad in Leiden liet inschrijven, en dat hij kort na zijne verkiezing benoemd werd tot burgemeester van Katwijk. Men acht dit, en o.i. terecht, geen fair play, omdat het moeilijk is aan te nemen, dat de heer Schok king niet zou geweten hebben, dat hij tot burgemeester van Katwijk zou worden be noemd. Voor on9 althans is dat bijzonder moeilijk, omdat wij dit reeds li dagen ge leden vernamen en nog wel van met den heer Schokking bevriende zijde, waarom wij dan ook daarvan in ons blad mededee- ling deden. En bij allen goeden wil kunnen wij ons toch niet inbeelden, dat men van welingelichte zijde ons mededeelingen zou doen over de kansen van eene sollicitatie van den heer Schokking, die men hem zei ven zou onthouden. Men kan dus moeilijk tot andere conclusie komen, dan dat de heer Schokking, slechls gediend heeft als trek paard, zooals dat heet, waarmee bedoeld is, dat hij de populariteit, die hij in Leiden geniet, in dienst heeft gesteld van de partij. Er is natuurlijk hier geen zonde tegen de wet begaan. Art. 39 van de Kieswet zegt wel: „Bij de lijst wordt-overgelegd de schriftelijke verklaring van iederen daarop voorkomenden candidaat, dat hij bewilligt in zijn candidaatstelling op deze lijst,n maar de heer Schokking zal misschien met eenig recht zeggen: Die verklaring kon ik met een gerust geweien {eekenen. omdat ik inderdaad in mijne candidaatstelling be willigde. Maar dan zou hij toch wel wat al te veel den geest ter wille van de letter ge weld aandoen :de Kieswet bedoelt natuur lijk dat door deze verklaring de candidaat den kiezers de verzekering geeft, dat hij als het daartoe komt zijne benoeming zal aan vaarden. Dat dit niet met deze woorden kan gezegd worden zit hem alleen daarin, dat met de mogelijkheid moet gerekend worden, dat er zich fusschen candidaatstel ling en de benoeming altijd iels kan voor doen. waardoor de aanneming daarvan tot feitelijke onmogelijkheid wordt. Maar waar de kiezers het recht hebben te weten op wie zij stemmen, signaleeren wij dezen verkiezingstruc als van beden kelijke 9oort, en hopen wij dat deze niet door andere partijen zal Worden overgeno men. De heer Schokking wordt opvolger als burgemeester van Katwijk van den heer de Waal Malefijt, eens minister van Koloniën in het Kabinet-Heemskerk, en van 1897 tot 1909 lid van de Tweede Kamer voor Breu- kclen. Hij was een vurig vereerder van dr. Kuyper, en wij stellen ons voor, dat het voor hem een zeer droeve dag was, dat toen de van God gegeven Leider, naar zijn zin reeds veel te lang, dóór het ministerie- Heemskerk als quantilé negligeable behan deld, eindelijk zóó zijne tanden liet zien, dat de anti-revolutionaire ministers in het Kabinet voor hem op de knieën kwamen, het juist over zijn ministerschap was dat de strijd aangebonden werd. Historisch wordt dan dit verder nage gaan. Tenslotte eindigt het hoofdartikel: Kort na zijn aftreden werd hij door Gort van der Linden benoemd tot burgemeester van Katwijk, aldus terugkeerende tot ses premiers amours; hij was reeds in 1890 burgemeester van Westbroek en Achttien- hoven. En wij vonden het zeer teeke nend, dat in „Bekende Tijdgenoolen" in 1920 uitgekomen bij de Hollandsche Uit geversmaatschappij te Amsterdam, alleen van hem vermeld te vinden, dat hij was burgemeester van Katwijk en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, wat hij thans niet meer is. maar niet de minste vermelding van zijn oud-ministerschap of oud-Kamerlidmaatschap. Een lang otium cum dignilate zij den waardigen grijsaard, wiens gezondheid op dit oogenblik le wen- schen overlaat, toegewenschl. Van dezen man wordt de heer Schokking opvolger, en wij kunnen daarin niet anders zien dan de eerste stap tot een zich terug trekken uit het politieke leven. Doet -het al ietwat vreemd aan, dat iemand op 63-jari- gen leeftijd voor het eerst burgemeester wordt, het burgemeesterschap van eene ge meente van 15.000 zielen lijkt ons kwalijk te combineeren met het leiderschap van eene partij, daargelaten de vraag of zoo geprononceerd partijman als een leider wel de aangewezen man voor burgemeester kan zijn. Wij weten natuurlijk niet of de Minister hem in dat opzicht voorwaarden heeft ge steld, maar zou het niet heel natuurlijk zijn als de heer Schokking behoefte gevoelde zich uit de politiek terug te trekken? Hij, die zitting nam in het Kabinet-Colijn, zon der zich vergewist te hebben, of zijne eigen partij al of niet na drie maanden het minis terie waarin hij zich liet opnemen, zou dood maken, beging daarmee zulk eene kolos sale fout, dat wij er voor voelen kunnen, dat hij naar de rust van een gezonde streek verlangt. Want al moge het waar zijn dat men zevenmaal zeventigmaal moet ver geven, in de politiek wil men daarvan niet welen, van haar geldt: Elle ne pardonne pas. DE KONINKLIJKE TOESPRAAK TOT NED.-INDIË. De Philips-fabrieken in feestdos. Gisteravond heeft H. M. de Koningin de reeds door ons aangekondigde toespraak tot West-Indië gehouden door middel van de Philips-kortegolfzender, te Eindhoven. Om even voor halftien arriveerde de ko ninklijke trein aldaar. In het gevolg der vorstin, die vergezeld was van H. K. H. Prinses Juliana, bevonden zich baron Van, Geen, part. secretaris van de koningin, baronesse Van Swinderen, graaf Van Lyn- den van Sandenburg, grootmeester van het Huis van prinses Juliana, baronesse Bentinck en de beide adjudanten, jhr. De Jonge van Ellemeet en jhr. Charles Ver- heyen. Onmiddellijk na aankomst werd burge meester Verdijk in een korte audiëntie ontvangen, terwijl later de heer Anton Philips gelegenheid kreeg de Koningin en de Prinses zijn opwachting te maken. Te ongeveer kwart voor twaalf reden de Ko ningin en prinses Juliana met gevolg per auto naar de Philipsfabrieken, die in feest dos waren, en door tallooze vlaggen een prachtig en fleurig aanzien hadden gekre gen. Het gezelschap begaf zich naar het laboratorium waar Hare Majesteit in te genwoordigheid van de heeren A. F. Phi lips, dr. ir Otten, ir. Verff, dr. B. van de Poll en Numan de volgende woorden tot West-Indië richtte Suriname en Curasao, Het is mij een groote vreugde dat Ne- derlandsch vernuft met het doorzettings vermogen waarvan, ons volk van ouds be kend is, op zoo'n schitterende wijze de laatste moeilijkheden heeft overwonnen en voor de menschelijke stem de afstanden heeft doen wegvallen, die de deelen van mijn rijk scheiden. Ik grijp deze gelegen heid gaarne aan, allereerst om mijn dapk uit te spreken voor de talrijke blijken van liefde en aanhankelijkheid ten aanzien van mij en mijn Huis, welke mij uit uw mid den bij menige gebeurtenis van bijzonde ren aard hebben bereikt. De telkens daar bij tot uiting gekomen hartelijke gevoelens hebben mij steeds diep getroffen en er kentelijk gestemd. Ik koester het vertrou wen, dat de banden, die Curasao en Su riname aan het moederland hechten en die den stempel van eeuweD dragen, in gemeen schappelijk streven immer meer zullen worden versteikt en verinnigd. Het ook bij u levende besef, dat Neder land en de overzeesche gewesten in Ame rika in lief en leed, in streven en cultuur één moeten zijn en blijven, moge steeds dieper wortel schieten en tot volle ont wikkeling geraken. Mijn beide vertegenwoordigers in West- Indië, gij die getoond hebt uw beste krachten aan uw gewesten te willen ge ven, moge het u en uw medewerkers bij het vervullen van uw moeilijke taak tot 6teun zijn mijn persoonlijke verzekering te vernemen, dat ik uw 6treven met warme belangstelling volg. Ik wensch u ingezetenen van Suriname toe, dat ondervonden tegenslagen ten spijt reeds in het nabij verschiet moge liggen een wederopleving in nieuwe vormen van de welvaart van weleer tot heil inzonder heid van de samenleving in hun door de natuur met kwistige band gezegende ge west.. Ik houd mij overtuigd, dat tenslotte ook hier de zon uit de wolken van het heden te voorschijn zal treden en roep hen allen op, om door eendrachtige samenwerking op elk gebied ook hunnerzijds die toekomst te helpen voorbereiden. Met u, ingezetenen van Curasao, veibeug ik mij in den toenemenden bloei van uw gewest. Mijn hoop is, dat daaruit voor u allen, zoowel van de Benedenwindsche eilanden als van de Bovenwindsche eilan den, blijvende zegenrijke gevolgen zullen voortkomen. Met trots zie rk Willemstad een voor aanstaande plaats innemen in de rij der groote wereldhavens en die hoe langer hoe meer bevestigd. Nieuwe tijden bren gen nieuwe eisoben, nieuwe tijden brengen ook vroeger niet gedroomde middelen, maar van a!?e eeuwen blijkt, dat wie zich geheel geeft aan een zware taak, in zijn overgave daaraan beloond wordt met aen moed om opgewekt te volharden. Het vol brengen ligt in Gods hand. Geve Hij daar toe Zijn zegen. Na de rede van de Koningin werd het Wien Neerlandsch Bloed gespeeld en gaf de aankondiger in het laboratorium het woord aan Prinses Juliana, die eveneens een korte toespraak hield, waarna de vor stinnen terugkeerden naar den koninklij ken trein, waarin zij overnachtten. DE INSTELLING VAN EEN POSTRAAD. Het voorloopig verslag der Tweede Kamer. De voorgenomen instelling van een Postraad werd blijkens het Voorloopig Ver slag der Tweede Kamer inzake het desbe treffende wetsontwerp door vele leden toe gejuicht. Indien een dergelijke Raad "reeds eerder had beslaan, hadden wellicht veel strubbelingen en moeilijkheden kunnen worden voorkomen. Andere leden konden niet onvoorwaiide- lijk met dit denkbeeld instemmen. Zij vreesden dat het hoofdbestuur der Poste rijen den Postraad zal gebruiken om van allerlei door dit bestuur niet gcwenschte maatregelen af te komen. Ook waren er leden, die in die instelling een zijdeling- sche poging zagen om dit staatsbedrijf onder particulieren invloed te brengen. Verscheidene leden, die zich met de in stelling van den Postraad wel konden ver eenigen, hadden echter bezwaar tegen het onderhavige wetsontwerp. De minister heeft zich daarbij aan den veiligen kant gehouden. Zoowel het wetsontwerp als de toelichting is zeer beknopt. Klaarheid om trent zin en bedoeling is er volgens deze leden niet in te vinden. In art. 4 wordt vrijwel de geheele organisatie aan de Kroon ter regeling overgelaten. De hier aan het woord zijnde leden achtten een en ander niet in overeenstemming met art. 78 der Grondwet, alwaar wordt bepaald, dat de wet, die vaste colleges van advies en bij stand instelt, tevens regelen inhoudt om trent hun benoeming, samenstelling, werk wijze en bevoegdheid. De omschrijving van de werkwijze van den Postraad in art. 2 werd uitermate vaag geacht. Naar de meening dezer leden be hoort dit artikel te worden aangevuld met de bepaling, -dat bij de werkwijze van den Postraad rekening wordt gehouden met het personeel, n.l. dal daarmede overleg wordt gepleegd. Wat de samenstelling betreft, bevat hef wetsontwerp in art. 1 slechts de negatieve bepaling, dat de ambtenaren van 't staats bedrijf worden uilgesloten. De Kroon is overigens geheel vrij, hetgeen men niet juist achtte. De hier aan het woord zijnde leden hadden daartegen des te meer be zwaar, omdat zij vreesden, dat de Postraad op dezelfde wijze zal worden samengesteld als de Mijnraad. De samenstelling van laatstgenoemden Raad achtten zij eenzijdig omdat daarin de organisaties der mijnwer- werkers niet zijn vertegenwoordigd en dit moet ten aanzien van den Postraad worden voorkomen. Verscheidene leden beioogden dan ook de wenschelijkheid aan de personeelsorganii saties een behoorlijken invloed op de samen stelling van den Postraad te verzekeren. In verband hiermee hadden verscheidene le den ook bezwaar tegen de uitsluiting van. ambtenaren van het bedrijf van het lid maatschap van den Raad. Gevraagd werd nog of de instelling van den Posiraad verandering zal brengen in het georganiseerd overleg. DE GELDIGHEIDSDUUR DER PASPOORTEN. Spoedige in-werking-treding der wet? De vaste commissie voor belastingen uit de Tweede Kamer heeft schriftelijk over leg gepleegd met de regeering inzake het welsonlwerp tot wijziging van de Zegelwet 1917 en van de Wet op de Kanselarijrech ten. Bij dat overleg deelde de commissie aan de regeering mede, dat tegen den in houd van het ontwerp bij haar geen be zwaar bestond. Zij wees er evenwel op, dat de verdubbeling van den duur der pas poorten voor een deel de kracht ontneemt aan de bepaling, voorkomende in artikel 6 van het wetsontwerp nopens het heffen van belasting van niet binnen het Rijk wo nende Nederlanders, enz., welke bepaling o.a. het niet afgeven of verlengen van een paspoort mogelijk maakt als dwangmiddel tegenover hen, die in gebreke blijven de door hen verschuldigde belasting te voldoen. Met andere leden der commissie was de regeering echter van meening, dat de ver dubbeling van den geldigheidsduur van paspoorten als een maatregel in het belang van velen niet mag worden nagelaten, om dat daarmede het effect als dwangmiddel tegenover een naar verhouding klein aan tal kwaadwilligen eenigszins zou worden verminderd. De regeering gaf voorts de verzekering, dat voor zoover dit van haar afhangt, het tijdstip van in-werking-treding der wet zoo vroeg mogelijk zal worden gesteld. SALARISSEN BIJ HET M. O. De heer Ketelaar, lid van de Tweede Kamer, heeft aan den minister van on derwijs, kunsten en wetenschappen de vol gende vragen gesteld; 1. Heeft de minister het advies van hefc Centraal Bureau van Voorbereiding vaa Ambtenaarszaken betreffende de salarissen bij het middelbaar onderwijs, dat hij vol- De Roman van een Circnsmeisje. Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES. Vertaald door J. van der Sluys. (Nadruk verboden). 31) Halsham zag er verboemeld uit. Hij sliep te weinig en dronk te veel. De uitdrukking op zijn gezicht verried, dat hij ovefwoog of hij met eenige kans op succes den tegen- woordig-onuilputtelijken Brilon zou kunnen aanpompen voor tien pond. Wel had hij nog geen uur geleden zijn geluk beproefd en met succes bij een nieuw lid der club, dat zijn reputatie nog niet kende en een oogst van vijftien pond binnengehaald, maar dat was geen bezwaar om, als het moment gunstig was, te trachten zijn bezit te ver meerderen. Roderick sneed hem echter den Pas af door te vragen wat hij dien avond ging doen. Halsham haalde de schouders op. Niets bijzonders. Ik heb een uitnoodiging voor de Partij bij Fane om tien uur, maar ik heb Piets geen zin. Ga jij er heen? Neen. Laten we samen gaan eten. In den regel ontweek hij Halsham, maar hij was op het oogenblik in een stemming om e,k gezelschap voor lief te nemen. Roric bestelde de diners en een flesch champagne. Hij hield niet zoo heel veel van champagne, maar hij wilde zich in zijn ver- eenheid iets feestelijks suggereeren. En Ralsham had niet het minste bezwaar.... hij zou zeker geen aanstalten maken om Roric de betaling van zijn aandeel in het festijn aan te bieden. Het was ruim acht uur toen ze klaar wa ren met eten. Roric's eetlust was niet bui tengewoon groot geweest en hij was blij dat hij op kon staan. Hij stelde voor een loge te nemen voor de nieuwste operette en Hals- hem had alweer niet .het minste bezwaar... Ze verlieten de club. Toen ze de stoep af gingen kwam er een krantenjongen op hen af met een extra blad. Halsham kocht een krant en bleef onder de eerste de beste lan taarn staan om ze in te kijken; hij had zwaar gewed op een paard in de drie-uur race, zoodat hij zijn nieuwsgierigheid nau welijks kon bedwingen. Hij sloeg met zenuwachtige vingers de bladen om en keek vluchtig naar de hoofden van de verschillende berichten. Ik heb zoo'n idee dat ik verloren heb.. Allemachtig Briton, kijk eens Zijn stem verried groote ontsteltenis; hij duwde Briton het blad onder den neus. Met één oogopslag was het fatale bericht lot hem doorgedrongen: Bij een heftige botsing lusschen twee auto's, werd hedenavond de bekende Ame- rikaansche financier, Mr. Barlelt B. Querne, gedood. Zijn verloofde Miss Lilian Fane, die zich in gezelschap bevond, bleef ongedeerL Roric zei de eerste oogenblikken niets. Hij kon het schokkende nieuws niet zoo gauw verwerken. Eindelijk zei hij heesch: „Verschrikkelijk; arme kerelI Hij kende Querne oppervlakkig en afge zien van de mededinging naar de hand van Lilian had hij hem altijd een aardig mensch gevonden met zijn eenvoudige manieren en prettige eerlijkheid. Verschrikkelijk, herhaalde hij. Leelijk voor Lilian, merkte Hals ham op. Merkwaardig, daaraan had Briton in de eerste ontsteltenis heelemaal niet gedacht. Ja, dat is waar ook; daar had ik zoo gauw geen erg in; erg voor haarl Op het gezicht van Halsham kwam een flauwe glimlach; stelde Roric zich nu alleen maar aan, of liep het met die verliefdheid van Lilian niet zoo'n vaart als de lui be weerden? Den volgenden morgen stonden de kranten vol van het sensationeele nieuws. Zij wijdden kolommen aan het leven van den bekenden millionair en schreven sen timenteel over de arme Lilian Fane. Eenige bladen brachten een groot, geflatteerd por tret van haar in avondtoilet. Roric betrapte zich er op, dat hij het zonder veel emotie bekeek; hij vroeg zich af of ze al op de hoogte zou zijn van het tweede testament en hoe zij zich wel voelen zou als ze tot het besef kwam hoe dubbel falikant haar ver nuftige speculatie met den millionair was uitgekomen. Langzamerhand was in zijn geest hel be wustzijn van haar hartelooze wuftheid en egoïstische oppervlakkigheid gerijpt al liet de herinnering aan haar schoonheid hem nog altijd niet los maar toch overtrof het geparfumeerde briefje, dat hem dien middag gebracht werd, zijn stoutste verwachtingen. Ferne, Roric s bediende, kende de parfum en het excentriek-krullige handschrift op den brief, dien hij op een zilveren blad zijn meester binnenbracht. Hij wist natuurlijk al van Queme's dramatischen dood en was ook overigens, zooals het een goeden kamerdie naar betaamt, volledig op de hoogte van alle details van de liefdeshistorie van mr Brilon Jr. Hij had dan ook verwacht, dat deze door dit briefje aangenaam verrast zou zijn en het verbaasde hem niet weinig, dat mr. Brilon een poosje zat te staren naar de violette en veloppe zonder aanstalten te maken haar van het blad te nemen. Moet er op antwoord gewacht worden, mijnheer? Het was alsof Roderick wakker werd; werktuigelijk nam hij den brief en las die met langzame aandacht. Er W3S niets, dat herinnerde aan het vurige ongeduld, waar mee hij vroeger een epistel van deze jonge dame placht te lezen. Mijn liefste Roric. Natuurlijk heb je al gehoord van den tra- gischen dood van den armen goeden Querne. Je kunt niet van me verwachten, dat ik tegenover jou verdriet zal huichelen, je weet immers dat ik het alleen deed terwille van moeder. Ik voel, dat ik je dadelijk moet schrijven om je vergiffenis te vragen. Ik weet dat je heele leelijke dingen van mij ge dacht hebt, maar dat is nu allemaal voorbij, nietwaar? In mijn hart heb ik nooit iemand anders liefgehad dan jou, Roric. Ik vind het beter dat je me nu niet direct komt opzoe ken, om praatjes te voorkomen, maar, schrijf me, lieve Roric.Ik leef op een brief van je. Roric liet het geparfumeerde, violette briefje met de sierlijke letters met een hui vering uit de hand vallen.was het van afkeer? Hij kon zich niet realiseeren. Geen antwoord, Ferne. De bediende verdween. De jonge Briton bleef weggedoken in zijn stoel in het vuur zitten staren. Een verbijsterende angst voor de toekomst greep hem aan. Een uur later belde hij Ferne. Pak een koffer. Ik ga naar „Four Winds". Je kunt meegaan.... Londen hangt me de keel uit. Uitstekend, mijnheer. Toen hij zich omkeerde om de kamer te verlaten riep Roric hem terug. Laat dit briefje even bij miss Fane brengen. Het waren maar weinig woorden, maar Roric had ze toch wel zes keer overgeschre ven. Ik ontving je brief. Natuurlijk is het niet gewenscht om je op te zoeken. Vandaag vertrek ik naar „Four Winds", Roric. En, Feme. Ja, mijnheer? Bestel een bos rozen.... neen, lelies en geef die mee. Uitstekend, mijnheer. Vroeger zou hij het aan niemand anders, laat staan aan een knecht hebben toever trouwd haar te voorzien van de bloemen, wier lieflijken naam zij droeg. Deze devote bezigheid verrichtte hij altijd in hoogst eigen persoon. Toen Fane weg was stond hij op en rekte de armen uit. „Four Winds!" Er was toch iets prettigs in terug te keeren naar hel vaderlijke land goed. Hij had dan toch nog een eigen plaats in de wereld. Hij dacht aan Scolt. den rui- gen, vriendelijken hond en aan Blunt, den kalmen, vriendelijken en toegewijden butler. Hij floot zachtjes toen hij zich weer aan zijn schrijftafel zette om eenige uitnoodigingen af te schrijven van moeders met huwbare dochters, om eens geheel informeel te komen dineeren, heelemaal onder ons, begrijpt u? Zou hij nog tijd hebben om even bij den ouden Fergerson aan te loopen om hem fe vertellen dat hij naar het landgoed terug ging? Het zou den ouden man bepaald ple zier doen. fWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5