PAPIEREN ROZEN No. 20616 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 31 Mel Tweede Blad Anno 1927 Gemeenteraad van Leiden. FEUILLETON. Wanneer om 3 nnr na V* uur ge vergadering wordt heropend, stelt de voorzitter voor spoedeischend aan de orde ts stellen een voorstel tot aankoop voor 112100 van winkel en woning, Vischmarkt 14, ten behoeve van uitbreiding van het stadhuis. Met inbegrip der veüingskosten voor f13318. Do heer BERGERS zegt, dat z.i. do wiiu kelfltand aan do Vischmarkt daardoor ichade zal lijden. Do heer SCHtiLLER verdedigt het voor- Btel in 't belang der gemeente. Daarvoor moet alles wijken, dat daarop z.h.st. wordt aangenomen. Agenda. lo. Benoeming van twee leden van het Bestuur der Vereeniging tot Bevordering van den bouw van Werkmanswoningen. (99) Benoemd wordt in de vacature mr. E. A. Cosman de aftredende en in de vacature dr. Th. W. van Lidt de Jeude mr. G, J, van Deventer, 2o. Benoeming van een opzichter, chef der afdeeling bestratingen bij den dienst der Ge meentewerken, in den rang van hoofd opzichter. (104) "Dit punt wordt afgevoerd, wegens intrek ken. der voordracht. 8o. Praeadvies op het verzoek van J. J. Valkenburg, om eervol ontslag als leeraar aan het Gymnasium, (108) Conform besloten. (Bovenstaande ls reeds ln een ge deelte onzer vorige oplaag geplaatst) fi (Vervolg van gisteren). 4o, Praeadvies op het verzoek van J.'M. Vos Jzn., om eervol ontslag als onderwijzer bij het openbaar vervolgonderwijs, (101) Conform besloten. 5o. Praeadvies op het verzoek van J. Koelma, om eervol ontslag als opzichter bij het Bouw- en Woningtoezicht (100) Conform besloten. 6o. Voorstel tot verhuring van het perceel Haarlemmertrekvaartweg No. 49, met tuin c.a., (Groenoord) aan J. W. Mante. (109) De heer KOOLSTRA acht een huurprijs van f 700 te laag, daar het, naar hij meent, voor f 37000 is gekocht. Hij vraagt, of er nog pogingen zijn gedaan, de huur hooger te stellen. De heer HEEMSKERK vraagt of deze Veathuring door de gemeen/te of door een woningbureau is geschied. Wethouder SPLINTER wijst er op, dat het een zeer oud huis is, bestemd voor afbraak. Andere gegadigden boden slechts f 000 afgezien van de koSten van in orde brengen. De heer Mante wil f 700 geven en draagt de kosten van bewoorfbaar-ma ken zelf. Vandaar het voorstel De verhuring i® geschied door tusschen- komst van een woningbureau, dat e enige vergoeding krijgt. De heer HEEMSKERK vdndt het vreemd dat hierbij een woningbureau noodig was. De WETHOUDER vindt dat geheel lo gisch. Z. h. st wordt het voorstel dan aange nomen, 7o. Voorstel tot korielooze overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een strook grond, deel uitmakende van het perceel kad. bekend gemeente Leiden, Sec- tie K. No. 2222 (110) Conform besloten. 80. Voorstel tot verkoop van een gedeelte berm langs den Haarlemmertrekvaartweg onder de gemeente Noordwijkerhout, Sectie B No. 811 ged., aan J. Warmerdam Pzn. Conform besloten. 9o. Voorstel tot verkoop aan de gemeente Warmond van de woning met bijbehoorende schuur en grond gelegen te Warmond, Dorp straat B. No. 34 (112) Conform besloten. lOo. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche "Duinwater-Maatschappij, om ver gunning tot uitbreiding van den watervang onder de gemeenten Katwijk en Wasse naar. (113) Conform beslotens llo. Voorstel tot wijziging van de begroo ting, dienst 1927, van den Dislricts-Keu- ringsdienst van Waren. (105) Conform besloten. 12o. Beantwoording van de interpellatie van den heer Knuttel, in zake het niet ver- leenen van steun door het Burgerlijk Arm bestuur aan uitgetrokken arbeiders. Wethouder SANDERS stelt allereerst vast, dart. de kwestie er eigenlijk een ie, waarover B. en W. niet te interpelleer en zijn. He>t B. A. handelt geheel op eigen hand volgenis de wet. Niettemin wil hij wel de vragen beantwoorden en de eerste moert hij dan bevestigend beantwoorden. In algemeenen zin is er tooh in het voor jaar een streven bij het B. A. in bepaalde vakken de menschen te overtuigen, dat er voldoende werkgelegenheid is, hetgeen dan. ook opgaat voor traneportairbeiders, land arbeiders, kellners etc. Maar wanneer het noodig is, blijft het B. A. steunen. Vraag 2 is daarmee ook beantwoord- leder geval wocrdt onderzocht en daar naar wordt gehandeld De practijk bewijst, dat het B. A. gelijk heeft bij zijn houding, hetgeen hij aantoont aan de hand van' de voorbeelden, door den heer Knuttel zelf genoemd. Vier van de vijf zijn aan het werk of zijn hert geTegeld geweest. Tran sport arbeiders te controleeren ite zeer moeilijk, doch hij geeft niettemin eenige cijfers van gemaakte verdiensten (f 22.50 f 37.50 per week), waaruit blijkt, dat steun niet noodig was. De vijfde heeft steun ge noten. Het B. A. treft z.i. dan ook geen blaam. Wel in hert tegenovergestelde geval zou dit zoo zijn. De heer KNUTTEL zegt, dat dus formeel erkend wordt, dart het B. A. de menschen wil dwingen tot werk met behulp van de honger zweep, hetgeen hij zeer verwerpe lijk oordeelt.. In het transportbedrijf heerscht ongetwijfeld nog groote werkloos heid. Het B. A. drijft tot werken beneden: loontarieven etc. Uitsluiten voor er werk is en dit geldt voor een van zijn voorbeelden, dien bij goed kent noemt hij eenvoudig een schandaal. Met de andere personen is hij minder bekend, doch achter de cijfers van den wethouder (tot zelfa f 37.50 per week), zet hij een groot vraagteeken. Hij zal deze cijfer® nader onderzoeken. Het B. A. stelt de menschen bloot aan het eenige weken rondloopen zondeT werk en zonder steun. Natuurlijk is hert juist, dat geen steun wordt gegeven zoo er werk is. Maar daarvoorAfgezien van de schandelijk lage uitkeeringen op zich zelf. De heer v. STRALEN keurt evenals de heer Knuttel het. systeem van het B. A. af, waarbij velen terecht komen door af gevoerd zijn van de crisis-regeling. Het B. A. keert dan vaak eerst geen steun uit om ze zoo te tot werken naar het heet. Maar hoe moeten de menschen dan leven? Vele gezinnen zijn er diep mee in de ellende geholpen. En zelfs al zou de man eenigszins aibeidsschuw zijn, daar achter staat toch nog het gezin 1 De aparte regeling voor de transportar beiders moe6t voeren tot de toestanden van nu. De tijd van steun, voor hen vastge legd, is veel te kort. En toch worden zij behandeld door het B. A. als alle anderen. Tenslotte is zoo gesteund wordt, het be drag zoo minimaal, dart er niet van te komen ia Hert is zijn altijddurende klacht tegen het B. A. De heer HEEMSKERK begrijpt het verzet niet, waar toch ieder geval apart wordt bezien. Natuurlijk zal het B. A. wel eens mistasten, doch logisch vindt hij, dat het B. A. wijst op de grootere kans op werk-krijgen in 't voorjaar. Uit den aard der zaak staat achter den man het gezin, doch buiten het hoofd van het gezin om kan men toch niet steunen? De heer BAART komt met een recent geval om aan te toonen hoe onvoldoende de steun van het B. A. is. Een vrouw met 2 kinderen, verwonend f4, kreeg f51 Nu is althans f 10 toegezegd. Het afvoeren van de transportarbeiders van hert crisis-comité is ook niet in orde. Wethouder SANDERS ontkent, dat cue methode van het B. A. de menschen dwingt elk werk te aanvaarden De gevallen, door den heer Knuttel genoemd, gaan totaal niet op. Den heer v. Stralen verzekert hij nogmaals, dat het B. A. de menschen niet aan him lot overlaat. Zelfs bij fraude wordt nog rekening gehouden met het gezin. Ieder geval wordt onderzocht naar eigen merites. Zelfs in de ongetwijfeld markante gevalE'en van den heer Knuttel heeft het B. A. volkomen terecht gehandeld. De heer KNUTTEL herhaalt, dat is vastgelegd, dart niet gesteund is vóór de menschen te werk waren. Niet arbeids- schuwe arbeiders wordt zoo de smaad van arbeidsschuwheid aangewreven. Zijn geval len zijn niet uitgezócht, eenvoudig vast gelegd. Het toeval ie het B. A. te hulp gekomen. De heer WILBRINK wijst er op, dat de heer Knuttel op 9 Mei vroeg: waarvan moeten de menschen leven en nu nog van den toren blaast terwijl toch blijkt, dat het B. A. in het gelijk is gesteld. Meermalen moet men de menschen dwingen om werk te zoeken. En hier is niet bewezen, dat het B. A. heeft misgetast, al wil spr. wel erkennen, dat ook het B. A. dat wel eens zal doen. De heer KNUTTEL: Is aangetoond, dat de menschen werk-schuw waren 1 De heer WILBRINKDat is niet te be wijzen. In ieder geval treft in dezen het B. A. geen blaam. De discussie wordt dan gesloten. 13o. Voorstel inzake nadere vaststelling van het voorschot op de vergoeding voor 1927, bedoeld bij art. 101 der Lager Onder wijswet 1920. aan de besturen van verschil lende bijzondere scholen. (102) Conform besloten. 14o. Voorstel tot het verleenen van een goeding, krachtens art. 100 der Lager On derwijswet 1920, over 1925, aan de besturen van verschillende bijzondere scholen voor lager en uitgebreid lager onderwijs. (1031 De heer HUURMAN steunt het adres, bij dit punt bij den raad ingediend inzake de school aan de Hoogl. Kerkgracht. Het be stuur heeft toch recht volgens art. 100 2e lid der 0. W. op toekenning, hetgeen hij nader uiteenzet volgens de motiveering van dit adres. Mede namens de heeren Eikerbout en Schoneveld stelt hij voor genoemde school alsnog de gevraagde vergoeding toe te kennen. Wethouder MEYNEN beroept zich even eens op het 2e lid van art. 100 der Onder wijswet om het standpunt van B. en W te verdedigen. Dit 2e lid van art. 100 lijkt duidelijk, doch is het niet. Jurisprudentie bestaat er nog niet over en is gewenscht. B. en W. meenen, dat er geen absolute waarborg wordt gegeven, alleen een waar borg onder voorwaarden. Bedoeling bij het maken der wet was ook als B. en W. nu uitleggen, hetgeen hij nader uiteenzet, een desbetreffend voorstel-Dresselhuys, een uit lating van den minister citeerend. De heeren HUURMAN en WILMER inter- rumpeeren, dat juist het tegenovergestelde daaruit duidelijk blijkt: De WETHOUDER gaat voort met zijn uiteenzetting, de interrupties ontkennend. De meening van B. en W. is ook logisch, anders zou een bestuur in de laatste maand nog een leerkracht kunnen aanstellen in een vacature. Er ligt zoodoende ook iets immoreels in mee te werken aan een rege ling, als in het adres geïnterpreteerd. Het gaat nu maar om een f 800, doch het kan ook duizenden zijn. Ook de redactie van de „Gemeentestem" staat naast B. en W. De heer v. HAMEL vraagt of B. en W. in beroep zullen gaan bij aanneming van het amendement-Huurman. De VOORZITTER kan daarop nog geen antwoord geven. Het College heeft dat nog niet onder de oogen gezien. De heer VERWEY zegt, dat dit adres en loyale toepassing der Onderwijswet den raad voor een moeilijke beslissing stellen. Hij heeft in 4 jaar nu al de onderwijswet hoo- ren uitleggen volgens de letter, volgens den geest en nu weer volgens de geschiedenis. Dat maakt het moeilijk voor den raad om te beslissen. Daarom lijkt hem het beste, hét advies van B. en W. te volgen. Laat de hoogste instantie dan uitspraak doen. De heer WILMER vindt, dat het citaat van den minister het schoolbestuur volledig in het gelijk stelt Bovendien lijkt het hem gewenscht den weg te verlaten van het in ongelijk stellen van het bijz. onderwijs zoo er twijfel is. De heer HUURMAN begrijpt niet, hoe de wethouder een zoo immoreele veronderstel ling kan uiten als hij heeft gedaan. Uit de stijging van het aantal leerlingen blijkt z. i. ook volkomen het recht van het schoolbestuur in het belang van het onder wijs, dat door den wethouder is genegeerd. De heer WILBRINK acht het een moei lijke kwestie. Vanuit Leiden moet blijkbaar de jurisprudentie nog al eens uitgaan, het geen hem niet gewenscht voorkomt. Z. i. moet men vaak zelf beslissen te meer, waar de interpretatie ook wel eens verandert. Recht is voor hem, wat zijn rechtsgevoel bevredigt. De heer DUBBELDEMAN: dan heb je altijd gelijk (Gelach). De heer WILBRINK: het raakt toch niet mijn belang, maar het gemeentebelang. Z. i. staat betrokken schoolbestuur in dezen sterk, temeer, waar het onderwijsbe- lang voor het bestuur pleit. Wethouder MEYNEN herhaalt, dat het niet gaat om de f 800, alleen om de uitleg ging van de wet en, al is het dan al weer Leiden, Leiden moet daarvoor pal staan. Ged. Staten en de Kroon hebben te beslis sen en daaraan moet gehoorzaamd worden. Hij handhaaft de wetsuitlegging van B. en W. Met het aantal leerlingen hebben wij in dit geval niets te maken. De heer HUURMAN: ik heb alleen wil len wijzen op de stijgende lijn. De WETHOUDER zegt voorts, dat het gemeentebestuur niet onderzoekt de al of niet wenschelijkheid van zoo'n kracht bij het bijz. onderwijs, dat ligt geheel aan de besturen, die zouden kunnen zeggen tegen B. en W.: waar bemoei je je mee, zoo B. en W. toch onderzochten. Het amendement wordt verworpen met 1810 stemmen. Voor de R.-R. en de heeren v. Rosmalen, Wilmer, Coster, Heemskerk, Spendel, v. Tol, Deumer. Het praeadvies van B. en W. wordt z. h. st. aangenomen. 16o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden: a. ten behoeve van de kosten van aanslui ting van wijk I op de Centrale rioleering; b. ten behoeve van de kosten van exploi tatie van het hoofdrioolgemaal in het jaar 1927. (106) De heer SCHüLLER vraagt of het niet beter is in plaats van bij stukken en brok ken aan te besteden, het stelsel in zijn ge heel. Bij diverse aannemere kunnen allerlei moeilijkheden zich voordoen onderling. Wethouder SPLINTER zegt, dat dit on uitvoerbaar is, het geheele plan is niet eens klaar. De aannemers kunnen elkaar niet hinderen. Begonnen wordt pas met het tweede als het eerste klaar is. Het voorstel wordt dan z. h. st. aange nomen. 16o. Praeadvies op de motie van den heer van Stralen, in zake verbetering en verbree ding van den Haarlemmerweg. (107) Twee dingen slaan 'den heer v. STRALEN niet aan: le. het lange wegblijven van het praeadvies en 2e. het afwijzen. De Haarlemmertrekvaart is een steeds aan belangrijkheid toenemende toegangs weg. die hard verbetering noodig heeft en die kan krijgen ook door het beschikbaar zijn van voortuintjes etc. Op den duur moet er toch toe worden overgegaan. Waarom dan nu niet? De weigeraars bij het afstaan det voortuintjes moeten maar door onteige ning worden gedwongen. Het argument van een nieuw stadium door aankoop van Groenoord voor de markt- aangelegenheid, lijkt hem een dooddoener. De verbreeding van den weg kan toch moei-* lijk anders en wordt nu reeds geëischt door de omstandigheden. Op de markt is toch niet te wachten. Werkgelegenheid zit er toch altijd iets in, al zal het voor werkverschaffing op groote schaal zich inderdaad niet leenen. Hij blijft bij zijn motie. De heer SCHüLLER wijst er op dat de directeur van gemeentewerken ook erkent dat deze weg onvoldoende is. Daarom be grijpt hij het afwijzen van B. en W. en van de C. v. F. niet. Een nieuwe markt ziet spr. heèlemaal niet vooreerst, gezien den nieuwen raad, wanneer de wet niet dwingt. De heer DEUMER herinnert er aan, hoe jaren geleden al door de bewoners is ge klaagd over dezen weg. Toen is er iets ver beterd, maar voldoende is dat z.i. niet. De belangrijkheid van dezen toegangsweg wet tigt verdere verbetering. De bewoners daar betalen ook belasting, zegt spr. De bebouwing van dat stadsgedeelte zou z. i. ook sneller gaan, zoo de weg in orde was. Gezien de kosten, begrijpt hij aarzeling tegen het grootere plan, doch het kleinere, door B. en W. geopperd, lijkt hem zeer en hij pleit daarvoor. De heer v. TOL meent, dat niet Is te' wachten op de markt (8 jaar of zoo). De tijd dwingt z. i. tot directe verbetering, temeer, waar de weg, vooral 's winters, zeer slecht is en zelfs gevaarlijk. De kolken zijn bovendien vaak verstopt en de sloot is een open riool. Zelfs zonder de voortuintjes Is z.ï. ver betering mogelijk, daar die toch voor de helft gèmeente-eigendom zijn, door dem ping van die sloot en verbreeding van het voetpad. Dit b.v. tot aan de Musschen- broekstraat. Wethouder SPLINTER wijst er op, dat zooveel schijven moeten gekend worden; vandaar het wat langer duren. Ook B. en W. erkennen de wenschelijkheid van ver betering op zichzelf, alleen oordeelen zij het oogenblik daarvoor nog niet gekomen. De directeur van gemeentewerken erkent toch ook dat er werken zijn van grootere urgentie. Spr. rekent daartoe de Havenbrug, vele andere bruggen etc. Voor onteigening is spr. huiverig, geleerd door het gebeurde aan den Singelweg. Door de nieuwe veemarkt is de zaak wel degelijk in een ander stadium gekomen, waardoor de mogelijkheid van monniken werk, zoo nu verbeterd wordt, maar al te groot is. De nieuwe markt zal geen jaren meer duren: het mes is ons op de keel gezet; de nieuwe markt moet spoedig komen, daar de oude is afgekeurd. De tuintjes behooren niet voor de helft aan de gemeente, ver zekert hij. Hij raadt derhalve aan, wat ge duld te hebben. De heer v. TOL wijst er op, hoe toch de helft der destijds gedempte sloot aan de gemeente behoorde en dus de voortuintjes. De WETHOUDER verzekert, dat de heer v. Tol mis is. De heer HUURMAN erkent, dat er reden is voor verbetering, doch er moet ook aan de nieuwe markt spoedig worden begonnen en z.i. zal dat dit stadskwartier geheel kun nen wijzigen. Laat men dus eenig geduld hebben, dat lijkt hem voorzichtiger en verstandiger. De VOORZITTER zegt met nadruk, dat alleen door dispensatie het gebruik van de oude markt nog toegestaan is; hij meent, dat over 2 jaar zal dienen veranderd te zijn. De heer v. d. REYDEN steunt thans B. en W., gehoord de uiteenzettingen. De heer DEUMER blijft voor directe ver betering. De heer WILMER erkent, dat groote ver betering thans niet mogelijk is, doch wil de wethouder niet overwegen thans wel mo gelijke verbeteringen, en die zijn er toch, te doen uitvoeren, uit den post voor onder houd van wegen wel te bestrijden. De WETHOUDER zegt dit toe. De heer v. STRALEN meent, dat voor verbetering van den weg wel algemeen wordt gevoeld. Laat men daarom zijn motie aannemen, die de wenschelijkheid toch al leen maar uitspreekt. Dat is een soort pres sie op B. en W. De heer WILMER raadt intrekken daarentegen aan. Bij verwerpen der motie zouden B. en W. wel eens de zaak kunnen laten rusten. De heer DUBBELDEMAN: Je motie wordt aangenomen als je haar intrektl De heer v. STRALEN trekt de motie In. Het voorstel van B. en W. wordt z. h. st, aangenomen. De Roman van een Circnsmeisje. Uit het Engelsch van RYBY AI. AYRES. Vertaald door J. van der Sluys. (Nad?uk verboden). 80)" Er was een gevoel van medelijden met den jongen Briton bij hem opgekomen; hij besloot om er straks met Fergerson eens over te spreken. Maar onder den rijkelijken en gezelligen maaltijd hadden de beide oude vrienden zoo veel met elkaar te bepraten, dat Myers zijn voornemen weer heelemaal vergat. Juist toen bij wilde weggaan, werd hij er weer aan her innerd door een aan Roric geadresseerden brief die op den schoorsteenmantel lag. 0 ja, dat vergat ik je nog te vertellen, zei hij met zijn overjas al half aan, ik beb vanmiddag den jongen Briton ontmoet. 5Vat scheelt die, Teddy? Wat hem schéélt? Ja; ik vond hem vreemd en gedrukt. Hij viel me warempel half om den hals toen bij me zag en we kennen elkaar amper. Hij scheen zich erg eenzaam te voelen en er *as bovendien zoo iets cynisch in zijn ma- toer van sprekenis er soms een vrouw to het spel Fergerson aarzelde geen oogenblik. Ik geloof dat hij nogal erg ophad met toiss Fane. Ze heeft hem in den steek gela- toen ze hoorde dat hij geen cent erfde JJ ze verloofde zich toen dadelijk met dien Wonnair, met Querne, Dat is ook zoo; Brenda heeft me er iets van verteld. Dus het is voorgoed uit tusschen Roderick en haar? Ja.gelukkig voor heml Die jonge dame 6chijnt zich niet in je groote bewondering en waaTdeering te ver heugen? lachte Myers. Inderdaad. Ze zou Roderick moreel en misschien zelfs financieel geruïneerd heb ben. Hij heeft een vrouw noodig die pas in de tweede plaats om zijn geld denkt en in de eerste plaats aan hem zelf. Dat zou zij nooit gedaan hebben. Ik ben nog zoo ouder- wetsch om te gelooven dat alleen een huwe lijk uit liefde goed isen anders liever heelemaal geen. Ik kreeg den indruk dat de jonge Briton eTg verdrietig was. Ik stelde hem voor om hier vanmiddag met ons mee te eten, maar hij wou niet omdat hij dacht dat jij niets van hem hebben moet. Dat is absoluut niet het geval. Hij is een beetje uit de koers geslagen en hij moet iemand hebben die hem weer in het rechte spoor brengt. De vraag is alleen maar wie dat doen moet. Hij is nog jong. Niet te jong om te begrijpen, dat hij man is en verantwoordelijkheid op zich moet nemen. Myers haalde de schouders op. Laat hem zijn wilde haren maar verliezen; hij zal door schade en schande wel wijs wor den. Dat moeten we allemaal en op den duur is een man er niet slechter om. Je weet, Eustace, dal ik het met deze theorie van jou nog nooit eens ben geweest en het ook nooit worden zal. De advocaat trok ook zijn jas aan. Ik Èreng je even naar het station. Samen verlieten ze het huis. Het was een heerlijke zachte herfstavond met een prach tige sterrenlucht. We kunnen wel loopen, het is niet verzei Myers. Dus Iddler komt Vrij dag, ging hij vootL Drommels, wat zal dat een succes zijn, als we dat kleine ding weer gaaf en gezond op de been krijgen. Juich niet te vroeg, zei Fergerson veel- beleekenend. Tusschen haakjes, heb je aan Roderick Briton verteld wat je in Lon den kwam doen? Hij voelde zich bepaald opgelucht toen zijn vriend de vraag ontkennend beant woordde. Waarom zou ik het gedaan hebben; dien jongen losbol kan zoo iets immers toch niets schelen. Ik dacht dat je het gedaan had, omdat hij nu heer van het dorp geworden is. Hij stelt niet het minste belang in het dorp; hij zei, dat hij nooit verlangde op de „Four Winds" terug te komen; hij vond het een akelige, oude schuur. Wat moet er toch uit dien jongen groeien, Teddy? Wat groeit er uit anderen in dezelfde positie? Ingepikt door een of andere avontu rierster, die ze moreel en financieel naar den kelder helpt. Dat is zoo het gewone verloop. Waarom zoek je geen vrouw voor hem? Fergerson bedacht wat de ander wel zeggen zou. als hij hem de tragedie vertelde. Maar het antwoord op Myers vraag werd hem be spaard door een harden slag en geweldig ge kraak. gevolgd door luid gillen en verward geroep van stemmen, dat de stilte van den avond verscheurde. Een ongeluk! De dokter rende er heen, in langzamer tempo door Fergerson gevolgd. Dichtbij, op een hoek bij een kruispunt van twee straten, zagen ze een verwarde donkere massa liggen. Van alle kanten kwamen men schen aanrennen; boven het lawaai en stemrumoer uit hoorden ze het bijna-waan- zinnige gegil van een vrouw. Myers drong naar voren en maakte zich bekend als dokter. Wat is hier gebeurd? Iemand gewond? Een opgewonden krantenjongen gaf hem antwoord: Twee auto's met elkaar in bot sing, sir. Een heer zwaar gewond.... ik denk eigenlijk, dat hij al dood is. Een politieagent duwde de opdringende menigte achteruit; een paar mannen waren bezig een blijkbaar reeds levenloos lichaam uit den puinhoop te bevrijden; een dame in avondtoilet met diamanten in het haar, stond zenuwachtig snikkend en gillend over het lichaam heengebogen. De adem stokte den ouden Fergerson in de keel, toen hij het van schrik verwrongen vrouwengezicht zag bij het licht van de straatlantaarn; het was Lilian Fane en de man hij boog zich wat naar voren om te zien of geen nachtmerrie hem bedroog de doode man was Barlett Querne, de Ameri- kaansche millionnair. XVI. Nadat hij van dr. Myers afscheid had ge nomen, slenterde Roderick mistroostig terug naar zijn club. Zijn besluit om naar het bui tenland te gaan bleef onwrikbaar; hij had genoeg van Londen en te veel van het bui tenleven. Hij kon zich niet meer voorstellen, dat er en nog maar zoo kort geleden een tijd was geweest, dat hij bevrediging gevonden had in het leven der Londensche society en de kostbare buitensporigheden van dal leven. Nu had hij meer geld dan hij zou kunnen verteren, terwijl hij vroeger er nog wel eens moeilijkheden mee gehad had, maar het feit, dat hij maar onuitputtelijke chèques kon schrijven, scheen zelfs geen bekoring voor hem te hebbende heele wereld leek hem stom-, oneindig stom-vervelend. Af en toe vroeg hij zich af, of hij zich niet veel geluk kiger zou hebben gevoeld met zijn derde klas passage naar Australië, die hij toen in de eerste opwelling had afbesteld. Een paar heeren, die lusteloos in groote stoelen bij het vuur weggedoken zaten, keken op, toen Roric binnenkwam en knik ten. Ze waren juist tot de conclusie geko- men, dat Roric zonderling deed den laalsten tijd en schreven dit toe aan de verloving van Lilian. Roric ging zitten, nam een krant op en bestelde een whisky-soda. Hij had heelemaal geen trek in whisky en liet het glas onaan geroerd staan. Hij spelde de krant van be gin tot eind, maar toen hij klaar was, zou hij niet in staat geweest zijn om één letter na te vertellen van wat hij gelezen had. Een blik op de klok deed hem echter tot de ontdek king komen dat de middag tenminste voor bij was; het was zes uur. Iemand, die bij het vuur had zitten sla pen, werd wakker, kwam geeuwend over eind ën slenterde naar Roric toe. Hallo, oude jongen I Roric keek den jongen man tamelijk on verschillig aan. Hij was niet zoo bijster ge steld op Halsham: het~was een personage dat leefde van geleend geld, dat hij met de grootste vrijmoedigheid en zonder eenig excuus nimmer teruggaf. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5