PAPIEREN ROZEN
No. 20616
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 31 Mel
Tweede Blad Anno 1927
Gemeenteraad van Leiden.
FEUILLETON.
Wanneer om 3 nnr na V* uur
ge vergadering wordt heropend, stelt de
voorzitter voor spoedeischend aan de orde
ts stellen een voorstel tot aankoop voor
112100 van winkel en woning, Vischmarkt
14, ten behoeve van uitbreiding van het
stadhuis. Met inbegrip der veüingskosten
voor f13318.
Do heer BERGERS zegt, dat z.i. do wiiu
kelfltand aan do Vischmarkt daardoor
ichade zal lijden.
Do heer SCHtiLLER verdedigt het voor-
Btel in 't belang der gemeente. Daarvoor
moet alles wijken, dat daarop z.h.st. wordt
aangenomen.
Agenda.
lo. Benoeming van twee leden van het
Bestuur der Vereeniging tot Bevordering van
den bouw van Werkmanswoningen. (99)
Benoemd wordt in de vacature mr. E. A.
Cosman de aftredende en in de vacature dr.
Th. W. van Lidt de Jeude mr. G, J, van
Deventer,
2o. Benoeming van een opzichter, chef der
afdeeling bestratingen bij den dienst der Ge
meentewerken, in den rang van hoofd
opzichter. (104)
"Dit punt wordt afgevoerd, wegens intrek
ken. der voordracht.
8o. Praeadvies op het verzoek van J. J.
Valkenburg, om eervol ontslag als leeraar
aan het Gymnasium, (108)
Conform besloten.
(Bovenstaande ls reeds ln een ge
deelte onzer vorige oplaag geplaatst)
fi (Vervolg van gisteren).
4o, Praeadvies op het verzoek van J.'M.
Vos Jzn., om eervol ontslag als onderwijzer
bij het openbaar vervolgonderwijs, (101)
Conform besloten.
5o. Praeadvies op het verzoek van J.
Koelma, om eervol ontslag als opzichter bij
het Bouw- en Woningtoezicht (100)
Conform besloten.
6o. Voorstel tot verhuring van het perceel
Haarlemmertrekvaartweg No. 49, met tuin
c.a., (Groenoord) aan J. W. Mante. (109)
De heer KOOLSTRA acht een huurprijs
van f 700 te laag, daar het, naar hij meent,
voor f 37000 is gekocht. Hij vraagt, of er
nog pogingen zijn gedaan, de huur hooger
te stellen.
De heer HEEMSKERK vraagt of deze
Veathuring door de gemeen/te of door een
woningbureau is geschied.
Wethouder SPLINTER wijst er op, dat
het een zeer oud huis is, bestemd voor
afbraak. Andere gegadigden boden slechts
f 000 afgezien van de koSten van in orde
brengen. De heer Mante wil f 700 geven
en draagt de kosten van bewoorfbaar-ma
ken zelf. Vandaar het voorstel
De verhuring i® geschied door tusschen-
komst van een woningbureau, dat e enige
vergoeding krijgt.
De heer HEEMSKERK vdndt het vreemd
dat hierbij een woningbureau noodig was.
De WETHOUDER vindt dat geheel lo
gisch.
Z. h. st wordt het voorstel dan aange
nomen,
7o. Voorstel tot korielooze overneming in
eigendom en onderhoud bij de gemeente van
een strook grond, deel uitmakende van het
perceel kad. bekend gemeente Leiden, Sec-
tie K. No. 2222 (110)
Conform besloten.
80. Voorstel tot verkoop van een gedeelte
berm langs den Haarlemmertrekvaartweg
onder de gemeente Noordwijkerhout, Sectie
B No. 811 ged., aan J. Warmerdam Pzn.
Conform besloten.
9o. Voorstel tot verkoop aan de gemeente
Warmond van de woning met bijbehoorende
schuur en grond gelegen te Warmond, Dorp
straat B. No. 34 (112)
Conform besloten.
lOo. Praeadvies op het verzoek van de
Leidsche "Duinwater-Maatschappij, om ver
gunning tot uitbreiding van den watervang
onder de gemeenten Katwijk en Wasse
naar. (113)
Conform beslotens
llo. Voorstel tot wijziging van de begroo
ting, dienst 1927, van den Dislricts-Keu-
ringsdienst van Waren. (105)
Conform besloten.
12o. Beantwoording van de interpellatie
van den heer Knuttel, in zake het niet ver-
leenen van steun door het Burgerlijk Arm
bestuur aan uitgetrokken arbeiders.
Wethouder SANDERS stelt allereerst
vast, dart. de kwestie er eigenlijk een ie,
waarover B. en W. niet te interpelleer en
zijn. He>t B. A. handelt geheel op eigen
hand volgenis de wet. Niettemin wil hij
wel de vragen beantwoorden en de eerste
moert hij dan bevestigend beantwoorden.
In algemeenen zin is er tooh in het voor
jaar een streven bij het B. A. in bepaalde
vakken de menschen te overtuigen, dat er
voldoende werkgelegenheid is, hetgeen dan.
ook opgaat voor traneportairbeiders, land
arbeiders, kellners etc. Maar wanneer het
noodig is, blijft het B. A. steunen.
Vraag 2 is daarmee ook beantwoord-
leder geval wocrdt onderzocht en daar
naar wordt gehandeld De practijk bewijst,
dat het B. A. gelijk heeft bij zijn houding,
hetgeen hij aantoont aan de hand van' de
voorbeelden, door den heer Knuttel zelf
genoemd. Vier van de vijf zijn aan het
werk of zijn hert geTegeld geweest. Tran
sport arbeiders te controleeren ite zeer
moeilijk, doch hij geeft niettemin eenige
cijfers van gemaakte verdiensten (f 22.50
f 37.50 per week), waaruit blijkt, dat steun
niet noodig was. De vijfde heeft steun ge
noten.
Het B. A. treft z.i. dan ook geen blaam.
Wel in hert tegenovergestelde geval zou
dit zoo zijn.
De heer KNUTTEL zegt, dat dus formeel
erkend wordt, dart het B. A. de menschen
wil dwingen tot werk met behulp van de
honger zweep, hetgeen hij zeer verwerpe
lijk oordeelt.. In het transportbedrijf
heerscht ongetwijfeld nog groote werkloos
heid. Het B. A. drijft tot werken beneden:
loontarieven etc.
Uitsluiten voor er werk is en dit geldt
voor een van zijn voorbeelden, dien bij
goed kent noemt hij eenvoudig een
schandaal.
Met de andere personen is hij minder
bekend, doch achter de cijfers van den
wethouder (tot zelfa f 37.50 per week), zet
hij een groot vraagteeken. Hij zal deze
cijfer® nader onderzoeken.
Het B. A. stelt de menschen bloot aan
het eenige weken rondloopen zondeT werk
en zonder steun. Natuurlijk is hert juist,
dat geen steun wordt gegeven zoo er werk
is. Maar daarvoorAfgezien van de
schandelijk lage uitkeeringen op zich zelf.
De heer v. STRALEN keurt evenals de
heer Knuttel het. systeem van het B. A.
af, waarbij velen terecht komen door af
gevoerd zijn van de crisis-regeling. Het
B. A. keert dan vaak eerst geen steun uit
om ze zoo te tot werken naar het
heet. Maar hoe moeten de menschen dan
leven? Vele gezinnen zijn er diep mee in
de ellende geholpen. En zelfs al zou de
man eenigszins aibeidsschuw zijn, daar
achter staat toch nog het gezin 1
De aparte regeling voor de transportar
beiders moe6t voeren tot de toestanden van
nu. De tijd van steun, voor hen vastge
legd, is veel te kort. En toch worden zij
behandeld door het B. A. als alle anderen.
Tenslotte is zoo gesteund wordt, het be
drag zoo minimaal, dart er niet van te
komen ia
Hert is zijn altijddurende klacht tegen
het B. A.
De heer HEEMSKERK begrijpt het
verzet niet, waar toch ieder geval apart
wordt bezien. Natuurlijk zal het B. A. wel
eens mistasten, doch logisch vindt hij, dat
het B. A. wijst op de grootere kans op
werk-krijgen in 't voorjaar.
Uit den aard der zaak staat achter den
man het gezin, doch buiten het hoofd van
het gezin om kan men toch niet steunen?
De heer BAART komt met een recent
geval om aan te toonen hoe onvoldoende
de steun van het B. A. is. Een vrouw met
2 kinderen, verwonend f4, kreeg f51 Nu
is althans f 10 toegezegd.
Het afvoeren van de transportarbeiders
van hert crisis-comité is ook niet in orde.
Wethouder SANDERS ontkent, dat cue
methode van het B. A. de menschen dwingt
elk werk te aanvaarden De gevallen, door
den heer Knuttel genoemd, gaan totaal
niet op. Den heer v. Stralen verzekert hij
nogmaals, dat het B. A. de menschen niet
aan him lot overlaat. Zelfs bij fraude wordt
nog rekening gehouden met het gezin.
Ieder geval wordt onderzocht naar eigen
merites. Zelfs in de ongetwijfeld markante
gevalE'en van den heer Knuttel heeft het
B. A. volkomen terecht gehandeld.
De heer KNUTTEL herhaalt, dat is
vastgelegd, dart niet gesteund is vóór de
menschen te werk waren. Niet arbeids-
schuwe arbeiders wordt zoo de smaad van
arbeidsschuwheid aangewreven. Zijn geval
len zijn niet uitgezócht, eenvoudig vast
gelegd.
Het toeval ie het B. A. te hulp gekomen.
De heer WILBRINK wijst er op, dat de
heer Knuttel op 9 Mei vroeg: waarvan
moeten de menschen leven en nu nog van
den toren blaast terwijl toch blijkt, dat het
B. A. in het gelijk is gesteld. Meermalen
moet men de menschen dwingen om werk
te zoeken. En hier is niet bewezen, dat
het B. A. heeft misgetast, al wil spr. wel
erkennen, dat ook het B. A. dat wel eens
zal doen.
De heer KNUTTEL: Is aangetoond, dat
de menschen werk-schuw waren 1
De heer WILBRINKDat is niet te be
wijzen. In ieder geval treft in dezen het
B. A. geen blaam.
De discussie wordt dan gesloten.
13o. Voorstel inzake nadere vaststelling
van het voorschot op de vergoeding voor
1927, bedoeld bij art. 101 der Lager Onder
wijswet 1920. aan de besturen van verschil
lende bijzondere scholen. (102)
Conform besloten.
14o. Voorstel tot het verleenen van een
goeding, krachtens art. 100 der Lager On
derwijswet 1920, over 1925, aan de besturen
van verschillende bijzondere scholen voor
lager en uitgebreid lager onderwijs. (1031
De heer HUURMAN steunt het adres, bij
dit punt bij den raad ingediend inzake de
school aan de Hoogl. Kerkgracht. Het be
stuur heeft toch recht volgens art. 100 2e
lid der 0. W. op toekenning, hetgeen hij
nader uiteenzet volgens de motiveering van
dit adres.
Mede namens de heeren Eikerbout en
Schoneveld stelt hij voor genoemde school
alsnog de gevraagde vergoeding toe te
kennen.
Wethouder MEYNEN beroept zich even
eens op het 2e lid van art. 100 der Onder
wijswet om het standpunt van B. en W te
verdedigen. Dit 2e lid van art. 100 lijkt
duidelijk, doch is het niet. Jurisprudentie
bestaat er nog niet over en is gewenscht.
B. en W. meenen, dat er geen absolute
waarborg wordt gegeven, alleen een waar
borg onder voorwaarden. Bedoeling bij het
maken der wet was ook als B. en W. nu
uitleggen, hetgeen hij nader uiteenzet, een
desbetreffend voorstel-Dresselhuys, een uit
lating van den minister citeerend.
De heeren HUURMAN en WILMER inter-
rumpeeren, dat juist het tegenovergestelde
daaruit duidelijk blijkt:
De WETHOUDER gaat voort met zijn
uiteenzetting, de interrupties ontkennend.
De meening van B. en W. is ook logisch,
anders zou een bestuur in de laatste maand
nog een leerkracht kunnen aanstellen in
een vacature. Er ligt zoodoende ook iets
immoreels in mee te werken aan een rege
ling, als in het adres geïnterpreteerd.
Het gaat nu maar om een f 800, doch het
kan ook duizenden zijn.
Ook de redactie van de „Gemeentestem"
staat naast B. en W.
De heer v. HAMEL vraagt of B. en W.
in beroep zullen gaan bij aanneming van
het amendement-Huurman.
De VOORZITTER kan daarop nog geen
antwoord geven. Het College heeft dat nog
niet onder de oogen gezien.
De heer VERWEY zegt, dat dit adres en
loyale toepassing der Onderwijswet den raad
voor een moeilijke beslissing stellen. Hij
heeft in 4 jaar nu al de onderwijswet hoo-
ren uitleggen volgens de letter, volgens den
geest en nu weer volgens de geschiedenis.
Dat maakt het moeilijk voor den raad om
te beslissen. Daarom lijkt hem het beste,
hét advies van B. en W. te volgen.
Laat de hoogste instantie dan uitspraak
doen.
De heer WILMER vindt, dat het citaat
van den minister het schoolbestuur volledig
in het gelijk stelt Bovendien lijkt het hem
gewenscht den weg te verlaten van het in
ongelijk stellen van het bijz. onderwijs zoo
er twijfel is.
De heer HUURMAN begrijpt niet, hoe de
wethouder een zoo immoreele veronderstel
ling kan uiten als hij heeft gedaan.
Uit de stijging van het aantal leerlingen
blijkt z. i. ook volkomen het recht van het
schoolbestuur in het belang van het onder
wijs, dat door den wethouder is genegeerd.
De heer WILBRINK acht het een moei
lijke kwestie. Vanuit Leiden moet blijkbaar
de jurisprudentie nog al eens uitgaan, het
geen hem niet gewenscht voorkomt.
Z. i. moet men vaak zelf beslissen te
meer, waar de interpretatie ook wel eens
verandert. Recht is voor hem, wat zijn
rechtsgevoel bevredigt.
De heer DUBBELDEMAN: dan heb je
altijd gelijk (Gelach).
De heer WILBRINK: het raakt toch niet
mijn belang, maar het gemeentebelang.
Z. i. staat betrokken schoolbestuur in
dezen sterk, temeer, waar het onderwijsbe-
lang voor het bestuur pleit.
Wethouder MEYNEN herhaalt, dat het
niet gaat om de f 800, alleen om de uitleg
ging van de wet en, al is het dan al weer
Leiden, Leiden moet daarvoor pal staan.
Ged. Staten en de Kroon hebben te beslis
sen en daaraan moet gehoorzaamd worden.
Hij handhaaft de wetsuitlegging van B.
en W. Met het aantal leerlingen hebben wij
in dit geval niets te maken.
De heer HUURMAN: ik heb alleen wil
len wijzen op de stijgende lijn.
De WETHOUDER zegt voorts, dat het
gemeentebestuur niet onderzoekt de al of
niet wenschelijkheid van zoo'n kracht bij
het bijz. onderwijs, dat ligt geheel aan de
besturen, die zouden kunnen zeggen tegen
B. en W.: waar bemoei je je mee, zoo B.
en W. toch onderzochten.
Het amendement wordt verworpen met
1810 stemmen.
Voor de R.-R. en de heeren v. Rosmalen,
Wilmer, Coster, Heemskerk, Spendel, v. Tol,
Deumer.
Het praeadvies van B. en W. wordt z.
h. st. aangenomen.
16o. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden:
a. ten behoeve van de kosten van aanslui
ting van wijk I op de Centrale rioleering;
b. ten behoeve van de kosten van exploi
tatie van het hoofdrioolgemaal in het jaar
1927. (106)
De heer SCHüLLER vraagt of het niet
beter is in plaats van bij stukken en brok
ken aan te besteden, het stelsel in zijn ge
heel. Bij diverse aannemere kunnen allerlei
moeilijkheden zich voordoen onderling.
Wethouder SPLINTER zegt, dat dit on
uitvoerbaar is, het geheele plan is niet eens
klaar. De aannemers kunnen elkaar niet
hinderen. Begonnen wordt pas met het
tweede als het eerste klaar is.
Het voorstel wordt dan z. h. st. aange
nomen.
16o. Praeadvies op de motie van den heer
van Stralen, in zake verbetering en verbree
ding van den Haarlemmerweg. (107)
Twee dingen slaan 'den heer v. STRALEN
niet aan: le. het lange wegblijven van het
praeadvies en 2e. het afwijzen.
De Haarlemmertrekvaart is een steeds
aan belangrijkheid toenemende toegangs
weg. die hard verbetering noodig heeft en
die kan krijgen ook door het beschikbaar
zijn van voortuintjes etc. Op den duur moet
er toch toe worden overgegaan. Waarom
dan nu niet? De weigeraars bij het afstaan
det voortuintjes moeten maar door onteige
ning worden gedwongen.
Het argument van een nieuw stadium
door aankoop van Groenoord voor de markt-
aangelegenheid, lijkt hem een dooddoener.
De verbreeding van den weg kan toch moei-*
lijk anders en wordt nu reeds geëischt door
de omstandigheden. Op de markt is toch
niet te wachten.
Werkgelegenheid zit er toch altijd iets in,
al zal het voor werkverschaffing op groote
schaal zich inderdaad niet leenen. Hij
blijft bij zijn motie.
De heer SCHüLLER wijst er op dat de
directeur van gemeentewerken ook erkent
dat deze weg onvoldoende is. Daarom be
grijpt hij het afwijzen van B. en W. en
van de C. v. F. niet. Een nieuwe markt ziet
spr. heèlemaal niet vooreerst, gezien den
nieuwen raad, wanneer de wet niet dwingt.
De heer DEUMER herinnert er aan, hoe
jaren geleden al door de bewoners is ge
klaagd over dezen weg. Toen is er iets ver
beterd, maar voldoende is dat z.i. niet. De
belangrijkheid van dezen toegangsweg wet
tigt verdere verbetering. De bewoners daar
betalen ook belasting, zegt spr.
De bebouwing van dat stadsgedeelte zou
z. i. ook sneller gaan, zoo de weg in
orde was. Gezien de kosten, begrijpt hij
aarzeling tegen het grootere plan, doch het
kleinere, door B. en W. geopperd, lijkt hem
zeer en hij pleit daarvoor.
De heer v. TOL meent, dat niet Is te'
wachten op de markt (8 jaar of zoo). De
tijd dwingt z. i. tot directe verbetering,
temeer, waar de weg, vooral 's winters,
zeer slecht is en zelfs gevaarlijk. De kolken
zijn bovendien vaak verstopt en de sloot is
een open riool.
Zelfs zonder de voortuintjes Is z.ï. ver
betering mogelijk, daar die toch voor de
helft gèmeente-eigendom zijn, door dem
ping van die sloot en verbreeding van het
voetpad. Dit b.v. tot aan de Musschen-
broekstraat.
Wethouder SPLINTER wijst er op, dat
zooveel schijven moeten gekend worden;
vandaar het wat langer duren. Ook B. en
W. erkennen de wenschelijkheid van ver
betering op zichzelf, alleen oordeelen zij het
oogenblik daarvoor nog niet gekomen.
De directeur van gemeentewerken erkent
toch ook dat er werken zijn van grootere
urgentie. Spr. rekent daartoe de Havenbrug,
vele andere bruggen etc.
Voor onteigening is spr. huiverig, geleerd
door het gebeurde aan den Singelweg.
Door de nieuwe veemarkt is de zaak wel
degelijk in een ander stadium gekomen,
waardoor de mogelijkheid van monniken
werk, zoo nu verbeterd wordt, maar al te
groot is.
De nieuwe markt zal geen jaren meer
duren: het mes is ons op de keel gezet; de
nieuwe markt moet spoedig komen, daar de
oude is afgekeurd. De tuintjes behooren
niet voor de helft aan de gemeente, ver
zekert hij. Hij raadt derhalve aan, wat ge
duld te hebben.
De heer v. TOL wijst er op, hoe toch de
helft der destijds gedempte sloot aan de
gemeente behoorde en dus de voortuintjes.
De WETHOUDER verzekert, dat de heer
v. Tol mis is.
De heer HUURMAN erkent, dat er reden
is voor verbetering, doch er moet ook aan
de nieuwe markt spoedig worden begonnen
en z.i. zal dat dit stadskwartier geheel kun
nen wijzigen. Laat men dus eenig geduld
hebben, dat lijkt hem voorzichtiger en
verstandiger.
De VOORZITTER zegt met nadruk, dat
alleen door dispensatie het gebruik van de
oude markt nog toegestaan is; hij meent,
dat over 2 jaar zal dienen veranderd te zijn.
De heer v. d. REYDEN steunt thans B.
en W., gehoord de uiteenzettingen.
De heer DEUMER blijft voor directe ver
betering.
De heer WILMER erkent, dat groote ver
betering thans niet mogelijk is, doch wil de
wethouder niet overwegen thans wel mo
gelijke verbeteringen, en die zijn er toch,
te doen uitvoeren, uit den post voor onder
houd van wegen wel te bestrijden.
De WETHOUDER zegt dit toe.
De heer v. STRALEN meent, dat voor
verbetering van den weg wel algemeen
wordt gevoeld. Laat men daarom zijn motie
aannemen, die de wenschelijkheid toch al
leen maar uitspreekt. Dat is een soort pres
sie op B. en W.
De heer WILMER raadt intrekken
daarentegen aan. Bij verwerpen der motie
zouden B. en W. wel eens de zaak kunnen
laten rusten.
De heer DUBBELDEMAN: Je motie wordt
aangenomen als je haar intrektl
De heer v. STRALEN trekt de motie In.
Het voorstel van B. en W. wordt z. h. st,
aangenomen.
De Roman van een Circnsmeisje.
Uit het Engelsch van RYBY AI. AYRES.
Vertaald door J. van der Sluys.
(Nad?uk verboden).
80)"
Er was een gevoel van medelijden met
den jongen Briton bij hem opgekomen; hij
besloot om er straks met Fergerson eens
over te spreken.
Maar onder den rijkelijken en gezelligen
maaltijd hadden de beide oude vrienden zoo
veel met elkaar te bepraten, dat Myers zijn
voornemen weer heelemaal vergat. Juist toen
bij wilde weggaan, werd hij er weer aan her
innerd door een aan Roric geadresseerden
brief die op den schoorsteenmantel lag.
0 ja, dat vergat ik je nog te vertellen,
zei hij met zijn overjas al half aan, ik
beb vanmiddag den jongen Briton ontmoet.
5Vat scheelt die, Teddy?
Wat hem schéélt?
Ja; ik vond hem vreemd en gedrukt.
Hij viel me warempel half om den hals toen
bij me zag en we kennen elkaar amper. Hij
scheen zich erg eenzaam te voelen en er
*as bovendien zoo iets cynisch in zijn ma-
toer van sprekenis er soms een vrouw
to het spel
Fergerson aarzelde geen oogenblik.
Ik geloof dat hij nogal erg ophad met
toiss Fane. Ze heeft hem in den steek gela-
toen ze hoorde dat hij geen cent erfde
JJ ze verloofde zich toen dadelijk met dien
Wonnair, met Querne,
Dat is ook zoo; Brenda heeft me er iets
van verteld. Dus het is voorgoed uit tusschen
Roderick en haar?
Ja.gelukkig voor heml
Die jonge dame 6chijnt zich niet in je
groote bewondering en waaTdeering te ver
heugen? lachte Myers.
Inderdaad. Ze zou Roderick moreel en
misschien zelfs financieel geruïneerd heb
ben. Hij heeft een vrouw noodig die pas in
de tweede plaats om zijn geld denkt en in
de eerste plaats aan hem zelf. Dat zou zij
nooit gedaan hebben. Ik ben nog zoo ouder-
wetsch om te gelooven dat alleen een huwe
lijk uit liefde goed isen anders liever
heelemaal geen.
Ik kreeg den indruk dat de jonge Briton
eTg verdrietig was. Ik stelde hem voor om
hier vanmiddag met ons mee te eten, maar
hij wou niet omdat hij dacht dat jij niets van
hem hebben moet.
Dat is absoluut niet het geval. Hij is
een beetje uit de koers geslagen en hij moet
iemand hebben die hem weer in het rechte
spoor brengt. De vraag is alleen maar wie
dat doen moet.
Hij is nog jong.
Niet te jong om te begrijpen, dat hij
man is en verantwoordelijkheid op zich
moet nemen.
Myers haalde de schouders op. Laat
hem zijn wilde haren maar verliezen; hij
zal door schade en schande wel wijs wor
den. Dat moeten we allemaal en op den duur
is een man er niet slechter om.
Je weet, Eustace, dal ik het met deze
theorie van jou nog nooit eens ben geweest
en het ook nooit worden zal.
De advocaat trok ook zijn jas aan. Ik
Èreng je even naar het station.
Samen verlieten ze het huis. Het was een
heerlijke zachte herfstavond met een prach
tige sterrenlucht.
We kunnen wel loopen, het is niet
verzei Myers. Dus Iddler komt Vrij
dag, ging hij vootL Drommels, wat zal
dat een succes zijn, als we dat kleine ding
weer gaaf en gezond op de been krijgen.
Juich niet te vroeg, zei Fergerson veel-
beleekenend. Tusschen haakjes, heb je
aan Roderick Briton verteld wat je in Lon
den kwam doen?
Hij voelde zich bepaald opgelucht toen
zijn vriend de vraag ontkennend beant
woordde.
Waarom zou ik het gedaan hebben;
dien jongen losbol kan zoo iets immers toch
niets schelen.
Ik dacht dat je het gedaan had, omdat
hij nu heer van het dorp geworden is.
Hij stelt niet het minste belang in het
dorp; hij zei, dat hij nooit verlangde op de
„Four Winds" terug te komen; hij vond het
een akelige, oude schuur. Wat moet er toch
uit dien jongen groeien, Teddy?
Wat groeit er uit anderen in dezelfde
positie?
Ingepikt door een of andere avontu
rierster, die ze moreel en financieel naar den
kelder helpt. Dat is zoo het gewone verloop.
Waarom zoek je geen vrouw voor hem?
Fergerson bedacht wat de ander wel zeggen
zou. als hij hem de tragedie vertelde. Maar
het antwoord op Myers vraag werd hem be
spaard door een harden slag en geweldig ge
kraak. gevolgd door luid gillen en verward
geroep van stemmen, dat de stilte van den
avond verscheurde.
Een ongeluk! De dokter rende er heen,
in langzamer tempo door Fergerson gevolgd.
Dichtbij, op een hoek bij een kruispunt van
twee straten, zagen ze een verwarde donkere
massa liggen. Van alle kanten kwamen men
schen aanrennen; boven het lawaai en
stemrumoer uit hoorden ze het bijna-waan-
zinnige gegil van een vrouw.
Myers drong naar voren en maakte zich
bekend als dokter.
Wat is hier gebeurd? Iemand gewond?
Een opgewonden krantenjongen gaf hem
antwoord: Twee auto's met elkaar in bot
sing, sir. Een heer zwaar gewond.... ik
denk eigenlijk, dat hij al dood is.
Een politieagent duwde de opdringende
menigte achteruit; een paar mannen waren
bezig een blijkbaar reeds levenloos lichaam
uit den puinhoop te bevrijden; een dame in
avondtoilet met diamanten in het haar,
stond zenuwachtig snikkend en gillend over
het lichaam heengebogen.
De adem stokte den ouden Fergerson in de
keel, toen hij het van schrik verwrongen
vrouwengezicht zag bij het licht van de
straatlantaarn; het was Lilian Fane en de
man hij boog zich wat naar voren om te
zien of geen nachtmerrie hem bedroog de
doode man was Barlett Querne, de Ameri-
kaansche millionnair.
XVI.
Nadat hij van dr. Myers afscheid had ge
nomen, slenterde Roderick mistroostig terug
naar zijn club. Zijn besluit om naar het bui
tenland te gaan bleef onwrikbaar; hij had
genoeg van Londen en te veel van het bui
tenleven. Hij kon zich niet meer voorstellen,
dat er en nog maar zoo kort geleden
een tijd was geweest, dat hij bevrediging
gevonden had in het leven der Londensche
society en de kostbare buitensporigheden
van dal leven.
Nu had hij meer geld dan hij zou kunnen
verteren, terwijl hij vroeger er nog wel eens
moeilijkheden mee gehad had, maar het feit,
dat hij maar onuitputtelijke chèques kon
schrijven, scheen zelfs geen bekoring voor
hem te hebbende heele wereld leek hem
stom-, oneindig stom-vervelend. Af en toe
vroeg hij zich af, of hij zich niet veel geluk
kiger zou hebben gevoeld met zijn derde
klas passage naar Australië, die hij toen in
de eerste opwelling had afbesteld.
Een paar heeren, die lusteloos in groote
stoelen bij het vuur weggedoken zaten,
keken op, toen Roric binnenkwam en knik
ten. Ze waren juist tot de conclusie geko-
men, dat Roric zonderling deed den laalsten
tijd en schreven dit toe aan de verloving van
Lilian.
Roric ging zitten, nam een krant op en
bestelde een whisky-soda. Hij had heelemaal
geen trek in whisky en liet het glas onaan
geroerd staan. Hij spelde de krant van be
gin tot eind, maar toen hij klaar was, zou hij
niet in staat geweest zijn om één letter na te
vertellen van wat hij gelezen had. Een blik
op de klok deed hem echter tot de ontdek
king komen dat de middag tenminste voor
bij was; het was zes uur.
Iemand, die bij het vuur had zitten sla
pen, werd wakker, kwam geeuwend over
eind ën slenterde naar Roric toe. Hallo,
oude jongen I
Roric keek den jongen man tamelijk on
verschillig aan. Hij was niet zoo bijster ge
steld op Halsham: het~was een personage
dat leefde van geleend geld, dat hij met de
grootste vrijmoedigheid en zonder eenig
excuus nimmer teruggaf.
(Wordt vervolgd).