PAPIEREN ROZEN No. 20604 LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 16 Mei Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. VQOR DE HUISKAMER. FEUILLETON. OFFICIEELE BERICHTEN. Bij Kon. Besluit zijn benoemd, met in gang van 16 Juni 1927, tot directeur van bet huis van bewaring: te Dordrecht: J. van der Meulen, directeur van het huis van be waring te Winschoten: te Alkmaar: H. Bischoff, commies ter directie bij het huis van bewaring te 's-Gravenhage; zijn benoemd tot vertegenwoordigers der .Vederlandsche Regecring op het in 1927 te Washington te houden eerste internationaal congres voor bodemkunde: ten deele buiten bezwaar van 's Rijks schatkist dr. II. J. His- sink, directeur van het bodemkundig insti tuut te Groningen en plaatsvervangend voor zitter en algemeen secretaris van Interna tionale Bodemkundige Vereeniging; buiten bezwaar van 's Rijks schatkist ir. J. G. Bijl, ingenieur van den Haarlemmermeerpolder en lid der technische commissie der Ver eeniging van Noord-IIollandsche water schappen te Hoofddorp; buiten bezwaar van 's Rijks schatkist dr. F. C. Gerretsen, direc teur van de vierde afdeeling van het Rijks landbouwproefstation te Groningen. WIJZIGING DER HUWELIJKSWETGEVING. Ontwerp van wet der staatscommissie 1919. De Staatscommissie, Ingesteld bij K. B. van 13 September 1919 tot wegneming van de onjuistheden en aanvulling van leemten in de Nederlandsche Burgerlijke Wetgeving heeft de Minister van Justitie thans een ontwerp van wet tot wijziging van de be palingen in zake het huwelijksrecht, met toelichting aangeboden. Dit ontwerp is zegt de commissie vrucht van een langdurige discussie, waarbij groote meeningsverschillen tot uiting kwamen. Alleredtst liepen deze verschillen over de kwestie van al dan niet gelijkstelling ran de vrouw met den man. De meerderheid besliste ten slotte, dat de wet niet behoort uit te gaan van het beginsel der geljjk- itelling, en dat de uitdrukking: „de man i3 het hoofd der echtvereeniging" behoort te worden gehandhaafd. Op het behoud van het voorschrift van art. 161, eerste lid, werd door de overgroote meerderheid echter geen prijs gesteld. In het aangeboden ontwerp worden beide echtgenooten „handeiingsbevoegd" verklaard. Hieruit vloeit voort, dat de in art. 162, tweede lid sub b, vastgelegde verplichting van den man tot onderhoud van de vrouw- een verplichting van beide echtgenooten over en weer moest worden. Uitdrukkelijk is vastgesteld, dat deze Ver plichting er een is tot levensonderhoud, wel is waar in het eene geval in een hoo gere en in het andere in een lagere uit- keering tot uiting komt, zulks naar mate van den levensstaat, welke de echtgenooten in verband met hun vermogenstoestand kun nen voeren, maar die toch nimmer zóó mag worden opgevat, als zouden de echtgeuooten verplicht zijn over en weer eikaars schul den te betalen, ingeval een van beiden financieel in nood verkeert. De verplichting tot onderhoud houdt echter 'P te bestaan, wanneer de echtgenoot, die die verplichting geldend wil maken, niet loldoet aan de verplichting tot samenwoning, welke art. 161 van het ontwerp als een verplichting der echtgenooten vaststelt. Daar eq iügevolge art. 161 de man bepaalt, waar de gemeenschappelijke woonplaats zal zgn, tornt de zaak practisch hierop neer, dat de vrouw, die niet door de rechtbank ontheven 3 van de verplichting tot samenwoning, iaar aanspraken op onderhoud verspeelt, wanneer zij niet wil wonen daar, waar de woonplaats heeft gekozen. Art. 161 telt de samenwoning als norm en wel op ie plaats, die de man bepaalt. De vroaw ;an zich echter door den rechter een af zonderlijke woonplaats laten aanwijzen, wan neer zij „gewichtige redenen" heeft, om niet met den man samen te wonen. Die gewichtige redenen bijv. kunnen zjjn: gezondheidsredenen, of om het feit, dat de woonplaats van den man haar zou verhin deren haar beroep of ambt te vervullen, ierwjjl de door haar daarmee gevormde nkomsten noodig zijn tot handhaving van tiet levenspeil van het gezin. In artikel 160 is belichaamd de weder- zijdsche verplichting der echtgenooten om bij te dragen in de kosten voor het gezin. De bijdrage kan bestaan zoowel in arbeid als in geld. Voor huishoudschulden zijn beide echtgenooten hoofdelijk aansprakelijk. Ver ondersteld wordt wederzijdsche machtiging tot het aangaan dezer schulden. Echter kun nen zoowel man als vrouw de machtiging voor de huishoudschulden intrekken. De oirbaarheid daarvan is echter gesteld onder contróle van den rechter, terwijl deze in trekking eerst tegen derden werkt, wan neer zij behoorlijk is bekend gemaakt. Het ontwerp handhaaft de gemeenschap van goederen in den zevenden titel als wet telijk stelsel. De man is de beheerder, tenzij de vrouw daarvoor bij huwelijkse he voor waarden is aangewezen. Artikel 176 van het ontwerp geeft evenals artikel 176 B. W. een beschrijving van de schulden, die z.g.n. ge meenschapsschulden zijn. Vooreerst worden alle voorhuwelijksche schulden als zooda nig aangemerkt. Nu volgens het ontwerp beide echtgenooten in beginsel huwelijks bevoegd zijn, moest de vraag onder de oogen worden gezien of de gemeenschap van goe deren door beider bevoegdelijk verrichte handelingen zou worden verbonden. Deze vraag is ontkennend beantwoord. In de tweede afdeeling van den zevenden titel is neergelegd het resultaat van de po gingen der commissie, om 't bestaande over wicht van den man in een huwelijk, geslo ten in gemeenschap van goederen, te ver zwakken en machtsmisbruik te keeren. Zoo wordt de gelegenheid geopend, dat de vrouw met het beheer kan worden belast. De derde afdeeling bevat geen principi- eele veranderingen, doch alleen wijzigingen, welke voortvloeien uit de handelingsbe voegdheid der vrouw naar het nieuwe recht. Artikel 221 B. W. is geschrapt. Een re geling is gemaakt, welke ten gevolge heeft, dat de crediteuren der gemeenschap alle goederen kunnen aanspreken, waarvan de echtgenooten niet kunnen bewijzen, dat zij, hetzij door hen aangebracht, hetzij staande het huwelijk zijn verworven. Den lOden titel is tot opschrift gegeven: „Van schei ding van goederen, krachtens rechterlijke uitspraak", omdat volgens het ontwerp voorlaan ook minnelijke scheiding van goederen mogelijk wordt. Wat de verhouding tusschen de echtge nooten onderling betreft, werd nog betoogd, dat de consequentie eischt, dat nu het voor- deelig resultaat van de gestie van ieder der echtgenooten gemeen wordt, het nadeelig resultaat daarvan ook gemeen behoort te zijn. De gemeenschap intern wordt in dien gedachtengang gevormd door het saldo van ieders beheer, bij de ontbinding der ge meenschap op te maken over den geheelen duur der gemeenschap. Ook voor da ge meenschap aan vruchten en inkomsten zal hetzelfde gelden. Zoolang men niet aan de eindafrekening toe is en die eindafrekening niet een na deelig saldo oplevert, zal dan de gemeen schap van vruchten en inkomsten dezelfde gevolgen hebben als die van winst en ver lies. Aanvaarding van de saldoleer tusschen de echtgenooten onderling heeft mede ten gevolge dat de c'ommissie zich op het stand punt stelt, dat opvordering staande de ge meenschap van het aandeel in het verlies door den beheerder tegen den niet-beheerder en omgekeerd niet toelaatbaar is. evenmin als opvordering van het winstaandeel door den niet-beheerder. GEORGANISEERD OVERLEG ZEEMACHT. In de Vrijdag gehouden vergadering van de commissie voor Georganiseerd Overleg Zeemacht kwam in de eerste plaats in be handeling een voorstel, door den minister van Marine a i. aan de commissie toegezon den verband houdende met de personeels voorziening voor de vloot in Oost-IndiÖ, waarbij de raadsadviseur door den minister was aangewezen om deel te nemen aan de besprekingen. Algemeen werd betreurd, dat in dit voor stel geen concrete gegevens waren te vinden betreffende de levensvoorwaarden voor het personeel, dat zal worden aangenomen met Indisch dienstverband en men verzocht, dat dergelijke gegevens t.z.t. aan de commissie ter bespreking zullen worden toegezonden. tVijders werd ernstig bezwaar gemaakt tegen het laten vervallen van den tweejari gen Indischen torn en daarentegen krachtig bepleit het herstel van den tweejarigen torn voor de jeugdige schepelingen. Vele opmerkingen werden gemaakt en vragen gesteld, die door den regeerings- gemachtigde werden beantwoord. Hierna werd aan de orde gesteld een voor stel, ingediend door de Bonden van M.0.0. korporaals en M. M. P., inhoudende het ver zoek aan den minister om te willen bevor deren, dat zoo spoedig mogelijk een voor ontwerp van wet, bevattende de wettelijke regeling van den rechtstoestand van het mi litair personeel der zeemacht aan de com missie G. O. zal worden voorgelegd. Zulks in verband met het gereed zijn van het rapport der rechtstoestandscommissie. Namens den minister legde de regeerings- gemachtigde een gemotiveerde verklaring af, in het kort hierop neerkomende, dat zooda nig voor-ontwerp nog niet spoedig van den minister is te verwachten, dat bij voorko mende gelegenheid, indien gewenscht blijkt voorschriften te wijzigen of nieuwe vast te stellen, verband houdende met den rechts toestand aan hooger bedoeld rapport aan dacht zal worden geschonken, en dat vóór dat het ontwerp rechtstoestandwet B. A. in behandeling zal worden genomen, ge noemd ontwerp ook aan de commissie G. O. zeemacht zal worden toegezonden ter be spreking van de materieele punten, welke voor het marinepersoneel van belang zijn. Tenslotte behandelde de commissie een verzoek van den Bond van korporaals inzake de bevordering van korporaals-monteurs. De minister machtigde den R. G. lot de mededeeling, dat Z.Exc. bereid is, voor de korporaals-monteurs die, den ouden regel volgende, met 1 Juli a.s. tot sergeant zouden worden bevorderd, bij wijze van uitzonde ring, buiten werking te stellen, hetgeen werd bepaald in de ministerieel© resolutie van 8 April 1927 en dus bedoeld© korporaals met 1 Juli te bevorderen tot sergeant, HET OEFENINGSESKADER. Bij het Departement van Marine is bericht ontvangen dat de zwaar zieke korporaal- machinist de Ruiter van Hr. Ms. torpedoboot Z. 8, die door Hr. Ms .„Hertog Hendrik" te Skudenessfjord aan wal werd afgegeven, is overleden. In verband hiermede heeft Hr. Ms. Z, 8 opdracht gekregen om naar Stavanger te gaan met het oog op de begrafenis van de Ruiter. Aan (jpord van de Z. 8 zal mede- gaan de vlootpredikant Ds. H .Janssen. LUITENANT-GENERAAL A. QUANJER. f Zaterdagmiddag is te 's-Gravenhage over leden de luitenant-generaal b.d. A. A. Quanjer, oud-inspecteur van den Genees kundigen dienst der Landmacht. De overledene, die den ouderdom van 75 jaar bereikt heeft, was ridder in de Orde van den Nederlandsche Leeuw. RADIOREDE NAAR OOST EN WEST. Op den Philipstoren, fabrieken en kan toorgebouwen der N.V. Philips' Gloeilam penfabrieken te Eindhoven, wapperde Za terdag de vaderlandsche driekleur. Het was immers een dag van historische beteekenis, niet alleen voor Eindhoven, maar voor ge- heul Nederland. De Minister van Koloniën zou toch voor de eerste maal voor de micro foon van den Philips' korte golf-zender, onze koloniën toespreken. Bij aankomst van den minister aan het Philips' Laboratorium, speelde de Philips- Harmonie Nederlandsche volksliederen, die eveneens naar Oost- en West-Indië werden uitgezonden. De minister van Koloniën hield vervol gens een rede voor de microfoon van den Indië-zender. Ongeveer een kwartier na het uitspreken van deze rede werd, terwijl Ör. Konings berger nog in het Philips' laboratorium ver toefde, aldaar dank zij de buitengewoon vlotte medewerking van den Rijks-Radio dienst te Bandoeng, te Amsterdam telefo nisch bericht ontvangen, dat de rede van den minister in Nederlansch Oost-ïndië uit stekend werd ontvangen. De minister gaf uitdrukking van zijn bijzondere waardeering voor dit schitterend succes. CONGRES VAN HANDELS- EN KANTOOR BEDIENDEN. Het tweedaagsch congres van den Alg. Ned. Bond van Handels- en Kantoorbedien den is Zaterdag in hotel „De Twee Steden" te Den Haag, onder voorzitterschap van den heer G. J. A. Smit Jr., uit Amsterdam, aangevangen. In zijn openingswoord wees hij op het feit, dat de bond thans 40 pet» telt van alle georganiseerde bedienden, in de laatste twee jaar werd door den bond aan werkloozen f 135.000 uitgekeerd, bene vens een paar ton aan crisisschultL Zondag was ook de soc.-dera. Kamerfractie vertegenwoordigd door de Kamerleden mevr. Suze Groeneweg en de heeren Drop en Schaper. Breedvoerige besprekingen lokten de voorstellen tot wijziging der contributie uit. Van de zijde van het bondsbestuur werd er op gewezen, dat de bondsmiddelen verster king noodig hadden, daar de laatste 4 jaai met een nadeelig saldo was gewerkt en da: de positie der weerstandskas ook niet schitterend kon worden genoemd, aangezien de staking bij de Electrolux foö.lKX) aan de kas had gekost. Tenslotte werden de bestuursvoorstellen eenigszins gewijzigd aangenomen. De nieuwe contributieregeling zal ingaan op 1 Juli 1927 en reeds voor dit jaar f5000 meer in de kas doen vloeien. Hierna hield de bondssecretaris, de heer H. Schutjes ,uit Amsterdam, een referaat over de Ziektewet, waarbij hij uiteenzette, dat het voorontwerp op verschillende punten ver beneden de verwachting is gebleven. Tenslotte werd de volgende motie met al- gemeene stemmen aangenomen. De Bondsvergadering, zich aansluiten de bij de algemeene critiek, daarop uit geoefend in de hoofdbesturenvergadering van het N.V.V.; constateert, dat dit ontwerp ten aanzien van de bedienden een aanmerkelijke ver slechtering inhoudt, stelt n.l. vast, dat voor bedienden gebruikelijk is, dat bg ziekte hun loon wordt doorbetaald, zon der dat daarvoor premie van de zijde van een bediende wordt gevraagd, stelt eveneens vast, dat in het voor-ontwerp Ziektewet den bedienden slechts 70 pet. van hun loon wordt toegekend, terwijl ze daarvoor nog de helft der premie moeten betalen, terwijl bedienden met een loon van meer dan f2400 geheel buiten de wet vallen, constateert, dat daardoor een ernstige verslechtering van de positie der bedienden dreigt; is van oordeel, dat de wettelijke vervulling eener materie datgene als minimum behoort te stellen, 't welk reeds als usance in het vrije bedrijf wordt toegepast; stelt de Regee ring den eisch het voor-ontwerp Ziekte wet alsnog zoodanig te wijzigen, dat aan alle bedienden vol loon bij ziekte zonder premiebetaling wordt toegekend; dringt er bij do arbeiaerrbeweging op aan, dezen cisch zoo krachtig mogelijk te onder steunen". Namens de soc.-dem. Kamerfractie ver klaarde de heer Drop, dat men deze eischen krachtig zal steunen. In de middagvergadering hield de heer G. J. A. Smit Jr. eon voordracht over het program van Montreux. Met algemeene stemmen sprak de ver gadering zich uit voor aanvaarding van het urgentie-program en de directe vervulling van de volgende punten: 1. de ratificatie van de conventie van Washington voor den 8-urendag, met toe passelijk verklaring voor alle bedienden, dié daaronder kunnen vaflen 2. invoering van de Wet op den 8-uren dag voor alle groepen van bedienden, welke thans nog zijn uitgesloten; 3. doorbetaling gedurende een redelijken termijn van het loon, bij verhindering tot werken 4. een opzegtermijn van de zijde van den werkgever, welke wordt verlengd naar ge lang van den duur der dienstbetrekking; 5. schadeloosstelling in geval van beëin diging van de dienstbetrekking buiten schuld van den bediende, na minstens 2 jaar diensttijd, welke schadeloosstelling toeneemt naar gelang den duur der dienstbetrekking; 6. invoering van 'de wettelijke 8 uur- winkelsluiting NOC EENS: HET VERWISSELEN VAN VLOEISTOFFEN. De oplossing van de „bier- en water- puazle" luidt als volgt: Men vuile het glas half vol met bier. Hierop neemt men een zijden doekje, brengt dit in het glas en drukt het voorzichtig naar beneden, totdat het op het bier rust. Daarop giet men het glas voorzichtig vol met water en trekt daarop langzaam het doekje omhoog. Dit zal bet water door laten en het water zal op het bier rustea zonder zich te vermengen. 7. concurrentiebeding, op grond waarvan het den bediende verboden wordt, na be ëindiging van de dienstbetrekking een andere betrekking in een andere onderneming aan te nemen, is niet rechtsgeldig; 8. op zoogenaamde geheime concurrentie- ciausules, d.w.z. afspraken van werkgevers over de niet-indienstneming van bepaalde hed:enden, wordt straf gesteld. By de bestuursverkiezingen werden tot voorzitter, secretarissen en penningmeester de heeren G. J. A. Smit Jr., H. Schutjes, W. Brouwer Jr., en G. W. Jacobsen, ailen aftredend, herkozen, evenals de afgetredene leden van het bondsbestuur de heeren W. Bergvelt, M. Storm, B. Slier en Ad. Staal. Tot redacteur van „Onze Strijd" werd de heer G. J. A. Smit Jr. herkozen. ECONOMISCHE VOORLICHTING. De commissie van voorbereiding eener organisatie van den economischen voor lichtingsdienst, vernemen hebbende, dat er in den lande groote belangstelling voor het vraagstuk der economische voorlichting be staal, heeft besloten, haar plan, om be paalde personen uit te noodigen, haar mon deling voor te lichten, aldus uit té breiden, dat aan alle vooraanstaande lichamen en vereenigingen, welke op hel gebied van het bedrijfsleven werkzaam zijn, gelegenheid wordt geboden, hetzij mondeling dan wel schriftelijk, gewenschte mededeelingen te doen. LEDEN VAN GEMEENTEBESTUREN IN DEN VRIJHEIDSBOND. De algemeene vergadering van de Ver eeniging van leden van gemeentebesturen in den Vrijheidsbond, is Zaterdag te Utrecht gehouden, onder voorzitterschap van den heer dr. W. W. van der Meulen te '«-Gra- venhage. Mr. 1', Droogleever Fortuyn, oud-wethou der en lid van den gemeenteraad van 's-Gra venhage, hield een inleiding voor een be spreking van het algemeen gemeentepro gramma van den Vrijheidsbond. Uitvoerig werd daarover van gedachten ge wisseld. Na het afdoen van een huishoudelijke aangelegenheid werd de vergadering geslo ten. Vermeld zij nog, dat tot nieuwe bestuurs leden zijn benoemd: jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn, oud-burgemeester, te Den Haag, en mr. Van der Hurk, gemeenteraadslid, te Breda. (Als bestuurslid was afgetreden dr. W. G. van den Berg). NED. ZUID-AFRIKAANSCHE VEREENIGING. De Nederl. Zuid-Afrikaansche Vereeniging heeft te Amsterdam haar algemeene verga dering gehouden onder leiding van prof. dr. W. J. Pont. 143 nieuwe leden hebben zich aangemeld, terwijl 150 ouderen de vereeniging ontvielen. Na goedkeuring van de verslagen zijn tot leden van het hoofdbestuur gekozen de heeren J. M. de Bruyn (Haarlem), H. J. Emous (Amsterdam), mr. J. C. Kakebeede De Roman van een Circnsmeisje. Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES. Vertaald door J. van der Sluys. (Nadruk verboden). 18) I n werkte aan het trapezium. Ze is er de 2ev/llen- Hét moest niet toegelaten wor- kev-u' f toeren die zij deed schijnen wer- levensgevaarlijk te zijn. Ik was toe- j, '8 in de buurt en ze lieten mij roepen. -» is een wonder dat zij het overleefd heeft, maar haar rug is leelijk bezeerd. Een van die kermisgasten, die beweert dat hij haar voogd is, vertelde me, dat het meisje een soort goudmijntje voor hem is. hij wilde me ik weet niet wat betalen als ik haar beter kan maken. Ze hebben haar in het dorp achtergelaten, want het circus moest natuurlijk verderop. Ik kon haar daar in het dorp goed onderdak brengen, bij een vrouw, die wel verstand heeft van verplegen. Er is kans op herstel, vroeg Fegger- son op een toon die van niet meer belang stelling getuigde dan van beleefd deelnemen aan een tafelgesprek. Ik kan het nog niet zeggen, er zit niets geen fut meer in haar. Ze werkt zelf zoo weinig mee; het is net of het haar niets schelen kan om beter te worden. Het leek wel alsof ze teleurgesteld was toen ik zei dat ik alle hoop had haar er door te halen. Ik denk dat ze een moeilijk leven heeft, dat arme kind! Je gaat er vanmiddag heen, hé? Natuurlijk, antwoordde Brenda voor haaT man. Eustace slaat geen dag over. Ik word vast nog jaloersch, voegde ze er lachend aan toe. Myers keek zijn vrouw met een blik vol liefde aan. Dat kun je anders wel laten, hoor Het is nog een kind; bovendien geloof ik waarachtig nog dat ze getrouwd is. Getrouwd?, riep Brenda een en al verbazing. Ik dacht dat ze pas zestien was! Weineen; achttien. Maar ze had een ring aan een lint om haar hals. Ik zag het toen ik haar het eerst onderzocht en het was het eerste waar ze naar vroeg toen ze weer bij kennis kwam. Mrs. Myers was hoogelijk geïnteresseerd. Ook zij hoorde dit voor het eerst. Waarom heb je me dat niet eerder verteld, Eustace. Ik denk dat ik het vergeten heb. De heb nog meer patiënten. Hij zocht in zijn zak. Zij vroeg mij of ik den ring voor haar wilde bewaren; ze scheen vreeselijk bang voor Sherny, dat is die man waar ik het daarnet over had, hem in handen zou krijgen. Daar heb je hem. Hij haalde een blauwzijden lint uit zijn portefeuille; aan het eind zat een kleine gouden ring. Hij liet zijn bezit in Fegger- son's handen glijden. Deze, in lange jaren van tegenover moei lijke situaties staan, gewoon geraakt om zich te beheerschen liet niets blijken van de emotie waarmee hij het ringetje aannam. Hij bekeek het glimlachend. Mrs. Myers stond op en kwam bij hem. Zij was opgewonden en bombardeerde haar man met allerlei nerveuze vragen. De dok ter scheen zich van het geval heel weinig aan te trekken en lunchte rustig verder; hij had al zooveel vreemde en romantische dingen in zijn praktijk meegemaakt, was al zoo vaak de vertrouwde geweest van patiënten van allerlei stand en leeftijd. Hij zei tegen zijn vrouw dat hij niet meer wist dan hij al verteld had. dat het meisje hem niets gezegd had. dat hij dokter was en geen rechter van instructie en dus ook niet ver der gevraagd had. Mrs. Myers liet den kleinen ring aan haar eigen vinger glijden. Hij was zoo klein dat hij haar niet verder kwam dan het eerste vingerlid. •=3 Misschien is het heelemaal geen, trouwring, of misschien is het die van haar moeder, denk je ook niet Fergerson? Dat is best mogelijk, zei de advocaat onverschillig. De dokter dronk zijn glas leeg en keek op zijn horloge. Ik wil je niet haasten, zei hij tegen zijn vriend, maar ik heb het buitengewoon druk. Mr. Fergerson stond op: Ik ben tot je beschikking. Hij nam den ring weer van Brenda aan en bekeek hem nog eens nauwkeurig. Hij was nog heelemaal nieuw, of hij zoo uit een juwelierswinkel kwam. Hij dacht met innig medelijden aan het arme kind dat hem maar zoo kort gedragen had. Brenda deed de beide manen uitgeleide tot in de hall. Ik vind het niets aardig van jullie om me zoo alleen achter te laten, zei ze een beetje coquet. Maar je komt toch terug voor de thee, Fergerson? Als ik mag, heel graag. Toen de beide mannen in hel rijtuigje wegreden keek de oude Fergerson door de ruit naar de open deur, waar de eenige vrouw, waarnaar zijn innigste gedachten ooit waren uitgegaan in het bleeke zonlicht van den herfstmiddag stond. Brenda ziet er nog altijd goed uit? vroeg Myers, terwijl hij de plaid over zijn knieën trok. Hij zei het op den zelfvoldanen toon van een man die zichzelf een voortref felijk echtgenoot vond en die zich niet zou kunnen voorstellen dat aan zijn zijde een vrouw ook maar iets aan levensgeluk te kort zou komen. Hij scheen niet verbaasd geen antwoord te krijgen; misschien verwachtte hij ook geen maar hij zou toch in elk geval ten zeerste verwonderd zijn geweest als Fer-. gerson hem verteld had dat hij precies het tegenovergestelde vond:, namelijk dat Brenda er verre van gelukkig, ja lijdend uit zag. Het was een lange weg naar Bedmund. Fergerson zat naar buiten te kijken naar het eentonige, herfstige landschap en de rit scheen hem eindeloos. Hij vroeg zich af hoe het hem te moede zou zijn als hij Roderick's vrouw zag. Hij had een opge wonden gevoel zooal9 hij het in jaren niet gekend had; hij bewoog rusteloos op zijn plaats heen en weer en bleef meer dan eens het antwoord schuldig op de opmerkingen van zijn gastheer. Myers keek hem met verbaasde blik van opzij aan. Word eens wakker, oue jon gen. zei hij ten slotte. Waar zit je over te piekeren? Fergerson schrok op uit zijn gepeins. Zijn gedachten waren in Londen bij den jongen Brilon. Hij twijfelde er niet aan of Roric'9 berouwvolle stemming zou we! alweer weg gesmolten zijn. Hij voorzag groote moeilijk heden als de jonge vrouw den Dood eens bij den neus nam en terugkrabbelde in het leven, waaraan ze zoo weinig meer scheen te hechten. Gedurende de rest van den rit moest hij zich forceeren om het gesprek te helpen gaande houden. Hij ademde verlucht op toen het wagentje eindelijk stilhield en Myers hel portier opende. Hier moet ik zijn. zei de dokter. Ik denk dat ik een half uurtje noodig heb. Sutor kan je brengen waar je zijn moet. Mag ik niet mep om je prolegeetje te zien? vroeg Fergerson luchtig. Maar natuurlijk kerel, ik had geen flauw vermoeden dat het je zou interes seeren. i Wordt vervolgd)'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5