EET MEER CHOCOLADE REEPEN PAPIEREN ROZEN EET DAN voors/eebts' No. 20601 LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 12 Mel Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. 'S morgens om 11 en 's middags om -4 uur», ZWITSER TWEEDE KAMER. FEUILLETON. officiEele berichten. Bq Kon. besluit zijn benoemd tot notaris: te Rotterdam M. Dassen, candidaat-notaris te Rotterdam; te Gorinchem W. J. Courrech Staai, candidaat-notaris, wonende te Rhenen; te Dieren, gemeente Rheden, Q. van de Velde, candidaat-notaris te Arnhem; is benoemd tot rechter in de rechtbank te Tiel mr. E. J. W. Tap, thans substituut- griffier b|j gemelde rechtbank; is benoemd tot plaatsvervangend lid van de Rijkscommissie voor keuring van trek paarden G. de Wilde, te St. Maartensdijk. ontwerp naamlooze vennootschappen. De Eerste Kamer heeft besloten het ontwerp op de naamlooze vennootschappen te stellen in handen van een commissie van heeren mr. Van der Hoeven, mr. Mondeis, mr. Janssen, mr. De Veer en S. van den Eergh. DE financiering van openbare werken. De werkverruiming. Door den heer Kortenhorst zjjn aan den Minister van Financiën de volgende vragen 1. Heeft de Minister kennis genomen van prae-adviezen, uitgebracht voor de aan staande vergadering van de Nationale Ver- eeniging tegen de werkloosheid over de vraag: „Is het wenschelijk, in tijden van slechte arbeidsmarkt, met het oog op de verruiming van werkgelegenheid, de uit voering van openbare werken te bevorderen, en, zoo ja, hoe moet men dan in de fi nanciering dier werken voorzien (o.a. leonen voor productieve, maar niet onmiddellijk rendabele werken) 2. Is de Minister van meening, dat voor de uitvoering van openbare werken alleen mag worden geleend, indien deze werken onmiddellijk rendabel zijn? 3. Zoo ja, vreest de Minister dan niet, dat bij de financiering van openbare wer ken uitsluitend uit de gewone middelen de uitvoering dier werken in ongewenschte mate ral worden vertraagd en hierdoor ook de werkverruiming zal worden belemmerd? arbeid door 13-jarige kinderen. Verschenen is het Voorloopig Verslag over het wetsontwerp tot wijziging van art. 83 der Arbeidswet 1919. Vele leden verklaarden zich met het ontwerp niet te kunnen vereenigen. Zij achtten het onjuist, het hiaat tusschen den leeftijd, waarop de leerverplichting ein digt, en dien, waarop met het verrichten van arbeid in fabrieken en werkplaatsen mag worden aangevangen, op te heffen of te verkleinen door verlaging van den laatst genoemden leeftijd. Zij meenden, dat het rerbod van kinderarbeid, gelijk de Arbeids wet dat thans kent, ongerept behoort te blijven. Allerminst mag h.i. dit heilzame verbod worden verkort om een einde te maken aan een ongewenschten toestand, welke voor het grootste deel zijn ontstaan te danken heeft aan wijzigingen in ongun- stigen zin, in de onderwijswétgeving aan gebracht. .De eenige juiste manier om de moeilijkheden op te lossen, zagen deze be den in een spoedige wederinvoering van de zevenjarige leerverplichting. Eenige leden waren van oordeel, dat de organisatie van het Nijverheidsonderwijs volgens het leerlingstelsel van dien aard is, dat van een uitbreiding der toepassing van dat stelsel geen bijzondere moeilijk heden behoeven te worden gevreesd. Vele leden vertel aardem, hun stem aan het wetsontwerp te kunnen geven. Zij we ren er o.m. op, dat het totale aantal jon gens ta.v. wie het hiaat bestfat, tusschen de 20.000 en 27.000 bedraagt. Een-, grcx.t deel van dezen zaI nog vrijwillig een ze vende leerjaar doorloopen, een ander deel zal arbeid vinden in beroepen, welke niet onder het bereik van de Arbeidswet vallen. Enkele leden wijzen op de wenschelijk- heid van een krachtige bevordering vaü de vakopleiding. Verscheiden leden meenden dat de tekst van de Conventie van Washington in zake den kinderarbeid zich tegen de toelating van arbeid krachtens leerovereenkomst verzet. Eenige leden vroegen in dit ver band of in een eventueel achterwege blij ven van de ratificatie van genoemde Con ventie wel zulk een groot bezwaar zou zijn gelegen Enkele leden wezen ten slotte op de gebrekkige aansluiting van Leerplichtwet cn Arbeidswet. BEVORDERING DER NEDERLANDSCHE INDUSTRIE. Een circulaire van minister Kan. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft een circulaire gezon den aan de gemeenten, welke met steun van het Rjjk werk verschaffen, waarin de Minister mededeelt, dat hij voortaan ernstig zal hebben te overwegen, verderen steun in de kosten van werkverschaffing aan die gemeenten te onthouden, van welke hem mocht blijken, dat zij niet het hare doen om baar bestellingen, voor zooveel mogeijjk, aan de Nederlandsche industrie op te drag-m. De Minister neemt aan, dat voldoende mede werking niet wordt verleend, indien het gemeentebestuur óf niet, óf niet tijdig dus vóórdat ten aanzien van de gegeven orders de betrokken gemeente eenige ver plichting jegens den buitenlandschen leve rancier op zich heeft genomen overleg heeft gepleegd met de Rijkscommissie-werk verruiming, Kloveniersburgwal 70, Amster dam. HET MOND- EN KLAUWZEER. Een circulaire aan de burgemeesters. In verband met gewijzigde gezichtspun ten omtrent de bestrijding van het mond en klauwzeer en met den tegenwoordigen stand der ziekte hier te lande heeft de Mi nister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw een circulaire tot de burgemeesters gericht, waaarin verschillende aanwijzingen worden gegeven ten aanzien van de toe te passen maatregelen, zoowel voorloopige als definitieve, terwijl den inspecteurs van den Veeartsenijkundigen Dienst dienovereen komstig door den directeur van genoemden dienst instructies zijn gegeven. In gevallen, die daarvoor in aanmerking komen, zal van Rijkswege behandeling met immuunserum tegen mond- en 'klauwzeer worden toegepast. DE ONLUSTEN IN INDIË. De politie kende geen details. Op de vragen van den heer van Boetze- laer van Dubbeldam betreffende bekend heid van de plaatselijke politie te Batavia I in November 1926 met den voorgenomen aanval der communisten op de gevangenis te Glodok en het telefoonkantoor te Bata- i via, heeft mini-ster Koningsberger geant woord, dat de in de eerste plaats gestelde vraag, of het juist is, dat aan de Indische Regeering gegevens ten dienste staan, waaruit zou blijken, dat de plaatselijke politie te Batavia inNovember 1926 in alle bijzonderheden op de hoogte was van den voorgenomen aanval deT communisten op de gevangenis te Glodok en het tele foonkantoor te Batavia, maar dat deze ver zuimd heeft, de bevoegde autoriteiten daarmede in kennis te stellen, ontkennend moet beantwoord worden. Wel waren de algemeene recherche en de plaatselijke politie ingelicht, dat er iets broeide en wa- ren in verband daarmede bijzondere voor zorgsmaatregelen genomen, maar men was niet gedetailleerd ingelicht, met name niet omtrent een voorgenomen aanval op de gevangenis en het telefoonkantoor. Waar hier derhalve geen sprake is van een verzuim om de bevoegde autoriteiten in te lichten, kunnen de overige vragen onbeantwoord blijven. HET INSTITUUT VAN DEN FABRIEKSARTS. Een rapport van de commissie van onderzoek De commissie tot onderzoek naar de werking van het Instituut van den fabrieks- arls, ingesteld bij beschikking van den Mi nister van Arbeid, Handel en Nijverheid van 11 December 1926, heeft thans haar rapport uitgebracht. Dit rapport zal bin nenkort verkrijgbaar worden gesteld. De commissie resumeert het resultaat, waartoe zg is gekomen als volgt: Onder fabrieksarts behoort verstaan te worden een arts, tegen een vast honorarium verbonden aan een onderneming, die vol komen zelfstandig belast is met de leiding van de ongevalsverzorging, het voorkomen van ongevallen, de hygiëne, enz., aan die onderneming, daartoe op geregelde tijden in de fabriek aanwezig is, waar een goed ingerichte verbandkamer met het noodige personeel tot zijn beschikking staat en die buiten die vaste tjjden gemakkelijk m de fabriek aanwezig kan zijn. Hieruit volgt, dat het van de omstandig heden zal afhangen of meerdere onderne mingen, die zelf een volledigen ongevallen- dienst niet kunnen bekostigen, zich zullen kunnen vereenigen en tezamen een fabrieks arts aanstellen of^vel, dat een onderneming zonder fabrieksarts zich aansluit bij ecu onderneming met een fabrieksarts. Even eens zal het van de omstandigheden af hangen of een fabrieksarts al of niet par ticuliere practjjk kan hebben. Zjjn de fa brieken dicht bjj elkaar gelegen, dan zal, zijn zij bovendien van niet te grooten om vang, een combinatie mogelijk zijn. Even eens zal, wanneer bijv. een fabriek van geringen omvang is of de ongevallen over het algemeen van lichten aard, het uitoefenen van particuliere practijk mogelijk zijn. Liggen de ondernemingen op grooten afstand van elkaar, dan zal die omstandigheid reeds een beletsel voor samenvoeging van den ongevallendienst zijn. Het bestuur der Rijks verzekeringsbank zal tot een dergelijke aan sluiting of samenvoeging toestemming dienen te verleenen. Het oordeel van de commissie is 07er het instituut fabrieksarts (fabrieksarts dan opgevat als hiervoor aangeduid) over hex algemeen met betrekking tot de in de vra gen gestelde punten gunstig. De commissie acht het dan ook in het belang eener goede ongevalsverzorging, 'in dien de mogelijkheid van verdere ontwik keling van dat instituut wordt geopend, waarbij voor nadeelige gevolgen gewaakt moet worden, dat de belangen van de ver zekerden in het gedrang raken. Naar haar meening, is die ontwikkeling te bereiken door aan ondernemingen, met een behoorlijk ingerichten geneeskundigen dienst, eenige faciliteiten te verleenen, o.a. inzake het doen van ongevalsaangiften. Ter voorkoming van mogelijke nadeelige gevolgen zon de inrichting van dien dienst, waaronder zoowel te verstaan de aanstelling van den arte, de inrichting van de ver bandkamer, als de hulp in die verbandkamet enz. aan bij de wet of algemeenen maatregel van bestuur te stellen eischen moeten vol doen en goedgekeurd moeten worden dooi het bestuur der Rijksverzekeringsbank, waar bij de commissie voorop stelt, dat voren bedoelde inrichting zoodanig moet zijn, dat dat de fabrieksarts het gansche medische bedrijf in de fabriek beheerscht, regelt en onder zijn persoonlijk toezicht houdt en aan de arbeiders zooveel mogelijk het recht van vriie artsenkeus gelaten moet worden voor de behandeling na de eerste hulpverleening. Bij vrijstelling van het doen van onge- vals-aangiften, wat betreft ongevallen, die geen verdere gevolgen hebben dan arbeids ongeschiktheid van ten hoogste zes weken, behoort een inschrijving in een register, waaraan rechtskracht ware te verleenen, ver plichtend gesteld te worden. SUFPLETOIRE JUSTITIE-BEGROOTING VOOR 1927. Ingediend is een wetsontwerp tot ver hooging van het IVe Hoofdstuk der Slaats- begrooting voor 1927. De voorgestelde verhooging strekt tot uit breiding van den Hoogen Raad met twee raadsheeren en van de rechtbank te 's-Gra- venhage met twee rechters. Bij den Hoogen Raad is uitbreiding noo- dig geworden door de toename, die de werk zaamheden van dat college met name ook door de opdracht van belastingzaken heb ben ondergaan en tengevolge waarvan een geregelde afdoening zonder uitbreiding niet kan worden bereikt. Bij de Haagsche rechtbank is de toestand RECLAME. 2477 wanneer c/e maag begint te vragent neemt c/e arbe/dskraebt af; M.V.HDLLAN^ CHOCOLADE-F, voec/zaa m vanstenkenc/ thans zoo, dat een uitbreiding onvermijde lijk is, indien men den goeden gang der reohtsbedeeling wcnscht te blijven waarbor gen. GEORGANISEERD OVERLEG. De Centrale Commissie voor Georgani seerd Overleg in Ambtenarenzaken heeft, naar wij vernemen, in haar jongste verga dering besloten de haar door de regeering tot advies toegezonden voorstellen tot het aanbrengen van eenige wijzigingen in de classificatie van gemeenten in handen le stellen van een sub-commissie. In een vermoedelijk op Woensdag 8 Juni a.s. te houden eerstvolgende vergadering zal dan hoogstwaarschijnlijk het advies der Centrale Commissie kunnen worden vast gesteld. NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN. Met ingang van heden zullen reizigers, die onderweg in een hoogere klasse willen overgaan of verder willen reizen dan het station van bestemming van hun plaatskaart, wederom aan den conducteur kunnen bij betalen; men moet echter, vóór dat men in de hoogere klasse stapt of vóór dat men doorreist-, den conducteur waarschuwen, an ders is men strafbaar. ZUIVERING VAN AFVALWATER. Een Instituut te 's-Gravenhage opgericht. Bij Kon. besluit van 5 dezer is ingesteld een Instituut voor Zuivering van Afvalwa ter, gevestigd te den Haag. Het staat recht streeks onder den minister van Arbeid. Han del en Nijverheid. Het Instituut heeft tot taak: a. het uit brengen van adviezen in zake zuivering van afvalwater, die aan het Instituut door den minister van Arbeid, Handel en Nijverheid of ingevolge een door dien minister getrof fen regeling worden gevraagd; b. het we tenschappelijk bestudeeren van het vraag stuk der zuivering van afvalwater en wat daarmede samenhangt en het geven van pu blicaties op dit gebied, dit laatste na beko men machtiging van den minister van Ar beid, Handel en Nijverheid. Aan het Hoofd van dit Instituut staat een directeur, die bij Kon. besluit wordt be noemd en ontslagen. Er wordt ingesteld een commissie van toezicht op het Instituut. Deze commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden, die bij Kon. besluit worden benoemd en ont slagen. De leiding der werkzaamheden aan het Instituut geschiedt in voortdurend over leg met den voorzitter van de commissie. De voorzitter en de leden der commissie hebben steeds toegang tot de lokaliteiten van het Instituut en worden, op hun ver zoek, over al hetgeen het werk van het In stituut raakt, door den directeur en de ambtenaren van het Instituut ingelicht. De voorzitter van de commissie heeft voorts het recht van alle stukken van het Instituut inzage te nemen. De commissie van toezicht houdt zich geregeld op de hoogte van de werkzaamheden van het Instituut. De verdere organisatie en de werkzaam heden van het Instituut en van de commis sie van toezicht, benevens de verhouding en de wijze van samenwerking tusschen het Instituut en andere Rijksdiensten, worden door den minister van Arbeid. Handel en Nijverheid geregeld. De gewone audiëntie van den Minister van Financiën zal ""Maandag niet plaats hebben. Naar uit Parijs van bevoegde zijde wordt gemeld, heeft de Fransche Regeering in het tariefonlwerp, dat voor het einde van deze maand bij de Fransche Kamer in be handeling zal komen, alsnog eenige wijzi gingen aangebracht. O.a. zijn de tarieven voor gloeilampen met 25 pCt. verlaagd en is het invoerrecht voor cacaopoeder en cacaoboter van 450 francs tot 320 franco per 100 K G. vermin derd. Ook in tarief voor sanitair aardewerk is een kleine wijziging aangebracht. (Zitting van gisteren.) INTERPELLATIE-DE VISSER. De heer L. L. H. DE VISSER (C.-P.)' verzoekt te mogen inlerpelleeTen over het dooden van Chineezen in Samarinda .en over het antwoord van den minister van Builenlandsche Zaken op de vragen van den heer Albarda over den inval in de ge bouwen van de Sovjet-legatie te Peking. .Op dit verzoek zal in een volgende ver gadering worden beslist. CURACAO. Voortgezet wordt de behandeling der CuraQaosche begrooting. De Minister van Koloniën, de heer KO NINGSBERGER, zet zijn rede voort. Hij wijst er op, dat het onvermijdelijk is, dat de Gouverneur vaak langen tijd afwezig is door zijn reizen naar andere plaatsen in zijn eilandenrijk. Voor het brengen van beleefd heidsbezoeken en in verband met havenbe- langen zijn deze reizen van belang. De mi nister moet toegeven, dat ook zijnerzijds van den gouverneur meer voortvarendheid De Roman vaü een Circusmeisje. Vit het Engelsch van RYBY M. AYRES. Vertaald door J. van der Sluys. (Nadruk verboden). 15) 0 ja..., Roric stond een beetje on zeker op, maar toen Blunt hem wilde onder steunen, duwde hij hem boos op zij. Ik liet den wagen in Alperton achter. Ik ben teruggewandeld. Hij keek achter dochtig naar Blunt Ik mag toch zeker V®1 wandelen als ik er zin in heb? Blunt schrok. Mr. Roric was niet nor maal! Roric schopte zijn schoenen uit en stamelde zwaar naar de trap. Hij scheen Blunts aanwezigheid vergeten te zijn; hij "ield zich aan de leuning vast, toen hij naar boven liep. Boven gekomen draaide hij zich om en keek naar den man beneden. Wel, drommels kerel, waarom sta je me zoo aan te staren? vroeg hij geïrriteerd. *- Ga naar bed. Ja, mr. Roric En, Blunt je houdt je mond er 0Vet dat ik zoo thuis gekomen ben. Ik heb fen ontzettende schrik gehad. BluDt, een I arden schok. Ga nu maar gauw naar bed. I Maar Blunt bleef roerloos aan den voet I van de trap staan, totdat hij Roric's slaap- I aJerdeur hoorde lichlslaan I tJiï vie' onmi(Jdellijk in slaap. Hij had I •eöacul, dat hij nooit weer zou kunnen slapen, maar hij was totaal uitgeput door de emoties. Toen hij wakker werd, scheen de bleeke herfstzon in zijn kamer. Hij sprong in een soort paniekstemming uit bed; voor een oogenblik had hij de tragedie van gister avond vergeten; hij herinnerde zich alleen dat hij Rosalie bij het aanbreken van den dag zou ontmoetendat hij twee plaatsen besproken had in een boot, die dien middag zou vertrekken. Hij greep naar zijn horloge; het was negen uur. Dan, plotseling schoot hem alles weer te binnen; hij zuchtte zwaar. Het was alsof zijn hoofd barstte; hij had een gevoel alsof hij doodziek zou worden. Zijn kleeren lagen in een verwarden hoop op den vloer, zooals hij ze had neergewor pen. Op een kleinen afstand lag een verfrom melde papieren roos, waar de zon op scheen. Scherper dan iets anders had kunnen doen, bracht dit hem den afgeloopen avond met al zijn verschrikking weer voor den geest; het drassige veld, de menschenmenigte, het gele licht van de lampen. Rosalie*zooal9 zij keek, toen hij haar den eersten keer 's avonds had gesproken, de lichte blos op haar wangen, de vroolijke tinteling in haar oogen. In zijn verbeelding voelde hij weer den zachten druk van haar handen op zijn arm en op eens sloeg hij zijn handen voor de oogen om haar gezicht niet te zien, zooals hij dat later gezien had; hulpeloos tegen de schou ders van den gebrekkige. Dood! Doodl En zij waren met bitterheid in het hart van elkaar gegaan. Zij zou nu nooit welen hoeveel berouw hij had. Nooit zou hij haar dit meer kunnen zeggen Hij nam de kleine roos op en sloot die weg in le lade. Hij moest zichzelf dwingen om zich aan te kleeden en ging naar bene den. Hij merkte dat Blunt hem met mee warige oogen aankeek. Om den schijn te be waren, probeerde hij iets te eten, maar de happen bleven hem in de keel steken. Toen Blunt de kamer wilde verlaten, riep hij hem terug. Ik ga voor zaken naar Londen. Je kunt wel iemand naar Alperton sturen om den wagen te halen. Hij staat op de binnen plaats van het „Witte Hert." Goed, mr. RoricBlunt aarzelde. Er is gisterenavond een vreeselijk onge luk gebeurd, in Alperton, mr. Roric. Zoo? Een vrouw viel tijdens de voorstelling in het circusgebouw van een trapezium, mr. Roric. Ik heb er iets van gehoord. Zwaar gewond, is 'tniet? Elk woord viel hem onnoemelijk zwaar, en tooh. ten kostte van alles moest hij voorkomen, dat Blunt iels van de waarheid zou vermoeden. Ik geloof van wel. mr. Roric Blunt veegde eenige in zijn verbeelding aanwezige kruimels van het tafelkleed. Ik heb hooren vertellen, mr. Roric, dat zij de vrouw was van dien man, die hier om het huis rondzwierf. Roric sprong op; zijn bleek gezich werd vuurrood. Dat is een laffe leugen!.... schreeuwde hij woedend. Blunt keek verwonderd op. Roderick liep weg. Zijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen; hij kneep zijn handen om het niet als waanzinnige uit te schreeuwen. Dat is in elk geval niet waar. zei hij met geforceerde kalmte. Het meisje was wel getrouwd, maar niet met dien man. Vergeet niet den wagen te laten halen, Hij verdween uit de kamer. Een uur later was hij in Londen. Hij nanj een taxi en gaf den chaffeur het adres op van Feggerson in Kilburn; hij had een gevoel, alsof hij nooit meer onbelemmerd zou kunnen ademhalen als hij de heele geschiedenis niet opbiechtte. De tragedie van gisteravond had hem volkomen geschokt. Als het vroeger op den avond gebeurd was. voordat het onedele van zijn gedrag klaar tot zijn bewust was doorgedrongen, zou hij het misschien ge makkelijker hebben kunnen dragen; maar sinds het oogenblik, dat de man hem gezegd had. dat ze dood was, stonden zijn harde liefdekooze woorden als met letters van vuur in zijn herinnering gegrift: Alles wat hij nu weer verliezen zou, door den ouden Fergerson de waarheid te be kennen. scheen hem van weinig belang meer. Het noodlot had zwaar zijn hand op hem gelegd en hij voelde zich jaren ouder na dien ecnen nachtr De oude Fergerson zat nog aan het ont bijt. Hij nam het leven gemakkelijk op; hij had veertig jaar hard gewerkt en nu was de beurt aan anderen, vond hij, om vroeg op te staan. Hij kwam pas later op den dag op kantoor; hij was nu enkel het decoratief en algemeen als' autoriteit erkende hoofd van de advocaten firma, die hij door zijn groote bekwaamheid en jarenlange inspanning zoo'n uitstekende reputatie had bezorgd. Roric werd direct in de kleine gezellige kamer gelaten. De oude Fergerson was een goed man; hij trachtte een oudere vriend te zijn voor den zoon van zijn gestorven cliënt. Zoo, Roderick zei hij vriendelijk. Hij stond op en legde zijn servet op tafel. Hij kwam met uitgestrekte hand naar hem toe, maar bleef opeens staan. Wat scheelt er aan? vroeg hij bezorgd. Wat scheelt er aan, jongen? Er klonk bezorgdheid in zijn stem. Roderick beet zich op de lippen. Hij ging bij de tafel zitten en liet zijn bonzend hoofd op zijn handen rusten. Het spijt mij, dat ik u al zoo vroeg kom storen. Maar sedert gisteravond lijkt het wel of de geheele wereld op zijn kop staat, mr. Fergerson. Ik.ik weet niet waar ik beginnen moet. Je hebt niets geen haast.... zei de oudere man rustig. Neem kalm den lijd. Kan ik je iels aanbieden? Neen. dank u. Het ishet is.Ik heb u gisteren voorgelogen, (oen u mij de voorwaarde van mijn vader9 testament.... Er kwam een belangstellende trek op het gezicht van den ouden jurist, maar toch fronste hij onwillekeurig de wenkbrauwen. U vertelde, dat de conditie van de erfe nis was, dat ik ongetrouwd zou zijn.... Maar dat ben ik niet. Mr. Fergerson keek naar het verwilderde gezicht van den jongen man. Miss Fane? vToeg hij. Roric zuchtte diep: Neen. De oude Fergerson schoof een sloe! bij en ging naast hem zitten. Een oogenblik liet hij zijn hand vriendelijk op die van Roderick rusten. Is het niet beter, dat je me alles maar vertelde? En daarop kwam het verhaal, gejaagd, hortend en onsamenhangend. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5