De Lotgevallen van een
Waterdruppel.
Uitvindingen.
rijmpje op hun zusje gemaakt. Ze zongen
vroolijk:
„Alles blij maakt de Mei."
Ja, Mei k o n de liefste van alle kinderen
zijn, als ze maar wilde. Ze wilde echter niet
altijd,en dat was jammer, heel jammer Mei
kon zoo vreeselijk nukkig zijn Soms leek ze
op haar broertjes Feb en Maart en blies de
mensehen zóó koud om de ooren. dat ze de
kragen van hun jassen en mantels hoog
moesten opzetten.
,,'t Lijkt wel. alsof wij weer naar den
winter teruggaan." bromden sommigen.
,,'t Zijn de TJsheiligen," zeiden anderen
„Mei zet om dezen tijd van het jaar altijd
een stuursch gezicht: let maar eens op hoe
vriendelijk en zacht zij soms kan zijn: aan
haar nukken ontkomen wij toch nooit
Het gebeurde wel eens, dat Mei zóó ja-
locrsch was op de broertjes, die allerlei op
gewonden verhalen deden over Oom Win
tervorst. dat zij stilletjes een brief schreef
aan dezen ijskouden sinjeur en hem vroeg
terug te komen
Moeder Aarde wist daar natuurlijk nieis
van. want om dezen tijd van het jaar schikte
een bezoek van Oom Wintervorst haar
allerminst. Zij had een gastvrije natuur,
maar toch neen. ze kon het niet
over haar hart verkrijgen, de teere plantjes
en bloemen met den grimmigen vriend van
haar man in aanraking te brengen. Zijn
adem. die zóó koud was. dat hij het water
kon doen verslijven, maakte soms in één
nachl blad en bloesem zwart Dat mocht
niet gebeuren I Stonden niet overal appel-,
pere- en kerseboomen volop te bloeien-
waren de boomgaarden niet één groot
bouquet?
Moeder Aarde wist Oom Wintervorst dan
ook aan het verstand te brengen, dat hij
niet vóór December of op zijn allervroegst
in de tweede helft van TSTovember komen
mocht
Oom Wintervorst wilde de vrouw van zijn
ouden vriend geen verdriet doen en
vertrok maar weer zoo spoedig mogelijk.
Mei durfde Moeder Aarde dan niet onder
de oofrrn komen Zij voelde zich als een
verraadster en hoopte maar. dat Moeder
het haar vereeven zou. dat zij dien brief
aan Oom Wintervorst geschreven had Zij
deed al haar best het gebeurde ongedaan
te maken Voor sommige bloesems en
jonge blaadjes kwam haar berouw te laat.
maar waar zij nog iels goedmaken kon
liet zij niet na dit met haar zonnigste ge
zichtje te doen
Over dit alles wilde ik jullie vandaag
- echter niet vertollen Het is nooit prettig
te hooren van de stoute buien van een
kind. vooral niet. als dit kind meestal lief is.
Eigenlijk cnpfr hot mof Vei net als met
April: allen hielden van haar Scheen de
zon, ja. dan juichte natuurlijk 'iedereen
Maar regende het. was Mei verdrietig
had zij misschien spijt over haar booze bui?
dan spraken de menschen. vooral de
hoeren van ..vruchtbaar weertje" en de kin
deren zongen blij
..Regendropje, regendropje.
Val maar óp mijn bloote kopje."
of:
„Meiregen maakt dat ik grooter word,
grooter word
Meiregen is goed voor bloemen en plan
ten alles wat er in het veld en op den
akker groeit. Zonder regen zou er niets
groeien Wij kunnen immers ook niet bui
len eten en drinken! En omdat Meiregen
zorgt, dat de planten groeien, is het een
oud gezegde, dat ook de kinderen er van
groeien. Ze laten daarom de malsche drup
pels op hun blooten bol vallen.
Waar ik vandaag van vertellen wilde,
dat is van het feit. dat Moeder Aarde om
dezen tijd van het jaar de Bruid was Elk
jaar, als Mei terugkeert- in de ouderlijke
woning, wordt dit feit herdacht en is de
heele tuin één bloemenweelde Vader Tijd
wordt er niet graag aan herinnerd, dat hij
oud wordt en eigenlijk is hij zelf den tel
kwijt ^braakt, maai ook zijn oude hart doet
het goed. telken jare al die bloemenpracht
weer te zien. als een herinnering aan zijn
zonnige, heerlijke bruidsdagen.
O, hij herinnerde het zich nog als de dag
Van gisteren, dat hij met Moeder Aard*
trouwde. De geheele natuur was in feest
gewaad.
En -wat zag de bTuid zelve er allerliefst
uit! Zij was geheel in hét wit. Haar bruids
japon was van de fijnste perebloesems ge
mankt en op haar sleep waren allerlei beel
derige vruchtbloesems geborduurd Zelve
leek zij de mooiste bloem te midden van
al deze voorjaarspracht. Was haar ge
zichtje niet zachtrose getint, als wilde het
wedijveren met de appelbloesems?
Ook de bruidmeisjes zagen er snoezig
uit in het licht rose Zij strooiden bloemen
langs het pad, waarop het bruidje haar
voetjes zetten zou De bijtjes zoemden een
vroolijk honinglied:
-Lief Bruidspaar, veel geluk gewenscht
Wij zullen honing garen
En voor u. heel den winter door,
Den lekkersten bewaren
De vogeltjes kweelden naar hartelust:
Lief Bruidje, beste Bruidegom,
Heb een gelukkig leven
Wij hopen, dat de toekomst u
Heel, heel veel goeds mag gewen
't Was alles vreugde, één blijde, vroo
liike zonnigheid. Neen. hoe oud Vader
Tijd ook mocht wezen, dien heerlijken dag
zou hij nooit vergeten.
Elk jaar als Mei terugkeert, wordt het
feest herdacht Komt het daardoor mis
schien. dat Mei altijd jong blijft?
Telkens weer opnieuw is Moeder Aarde
heel verrast, als zij al die bloemenweelde
om zich heen ziet. Zij mag dan zelve niet
jong meer zijn Moeder Aarde en Vader
Tijd zijn immers al heel oudhet doet
haar toch onuitsprekelijk goed, aan haar
jeugd herinnerd te worden Zij voelt zich
dan op eens weer heelemaal jong.
Mei is dus de feestmaand van Moeder
Aarde en zal dit altijd blijven Wie van ons
voelt niet iets van die feestvreugde in zich,
als hij de bloesempracht aanschouwt?
Ik hoop, dat wij ook dit jaar kunnen
zeggen:
Alles blij maakt de Mei!
Het eerste, wat ik mij uit mijn jeugd
herinneren kan is. dat ik steeds lager en
lager viel. Zou ik dan nooit hot eindpunt
van mijn reis bereiken? Eindelijk stuitte
ik echter op iets en wel op den neus van
een ijvèrigen landman die bezig was naar
zijn veld te kijken Dit alles begreep ik na
tuurlijk niet dadelijk het werd mij slechts
langzamerhand duidelijk
Ik was bang dat de boer boos zou wor
den, om dat ik zoo pardoes op zijn neus
viel Maar tot mijn groote verbazing
scheen ik hem plezier te doen Hij was ten
minste erg in zijn schik
„Hal" riep hij uit. terwijl hij zich in de
handen wreef ..Wat is dat? Ik geloof
werkelijk, dat het gaat regenen!"
En de man had gelijk, want wij vielen
wel met duizmden naar beneden Nu was
de boer tevreden, want hij had erg naar
regen verlangd en at dagen aan een stuk
was hij telkens teleurgesteld geweest- om
dat de zon maar steeds weer scheen, en er
geen wolkje aan de lucht te bekennen viel.
Natuurlijk zal die boer toch wel veel van
de zon gehouden hebben Dat doet. geloof
ik behalve wij regendruppels iedereen.
Maar n u kon hij het zonnetje toch best
missen en verheugde hij zich er over. dat
de aarde, die heel dorstig bleek te zijn, te
drinken kreeg.
Ik sprong nu van den neus van den boer,
waar ik even had uitgerust, en kwam op
den grond terecht
Ik zeg zoo „ik", maar we waren er met
een massa broertjes en zusjes en wij dron
gen zoo diep mogelijk den grond in. Nu.
dal zand vonden we niets bijzonders, maar
ik maakte kennis met een klein worteltje
en dat vond ik heel lief. 't Was zoo teer en
fijn en 't scheen van dorst te versmachten.
Dat moet. dunkt me. een erg akelig gevoel
zijn. al kan ik er mij dan ook moeilijk in
denken Ik heb nu eenmaal geen droge na
tuur. Zoo komt het zeker, dat ik alle
Droogstoppels en die zijn er in vele
soorten I beklaag.
Maar ik wil jullie nu verder van mijn
lotgevallen vertellen. Ik laafde dus het
kleine, fijne worteltje en werd al was
dit dan ook tegen mijn zin van het ééne
deeltje van het jonge roggeplantje naar het
andere gevoerd. Ja. ik voelde, dat ik om
hoog gezogen werd. Was ik nu al weer op
mijn terugreis? Dat wilde ik niet hopen.
Ik had nog veel te weinig van de wereld
gezien.
Er zouden toch zeker nog wel andere
dingen bestaan dan een grove, bultige
boerenneus en een fijn, teer graanhalmpje.
En ik had mij nog wel naar de aarde laten
voeren, omdat ik mij boven, in die eento
nige wolk. verveelde en met de wereld
wilde kennis maken Maar. doe er eens iets
tegen, als je naam Regendruppel is en ja
geen enkel wapen hebt om je te verdedigen!
Ik besloot nu maar de verstandigste
partij te kiezen en bedacht, dat al was ik
dan niet voor mijn plezier uit, ik ten min
ste een ander, in dit geval het graanhalmpie
genoegen kon doen. En dat geeft je toch
ook een prettig gevoel, is het niet?
't Was net. alsof het graanhalmpje al vzat
opgewekter zijn kopje ophief om fnij zijn
dankbaarheid te toonen. Nu was ik heele
maal met mijn lot verzoend Ik gaf zooveel
als ik missen kon aap het halmpje en
voelde mij daarna zóó zwak. dat ik duize
lig werd en een ,gevoel had, alsof ik niet
meer bestond Ik verdampte, dat wil zeg
gen. ik kreeg een veel dunneren vorm.
Al mijn zusjes en broertjes schenen mijn
lot le deelen en er hing een vochtig waas
over het land. Tegen den avond werd het
echter koelen en stijfde ik weer op. Ik was|Kei:
nu flink uitgerust en heelemaal weer del
oude. Alleen was het jammer, dat ik nulD
niet op het één of andere plantje, maar opf"
een steen terecht was gekomen. En dienl^
steen kon ik natuurlijk niet laven. Is
Den heelen nacht bleef ik daar liggen enlD
toen den volgenden morgen de zon scheenj we
kreeg iV het op eens zóó warm en werd ïkf
zóó licht, dat ik vanzelf omhoog ging, all. oc
hooger en hoogex steeg en eindelijk weeipoch
„thuis" kwam. in mijn wolk.
Sinds dien dag heb ik met mijn broertjcslf i
en zusjes verscheiden reisjes heen en terugl ik
naar de aarde gemaakt, maar lang kan iklDun
het er toch nooit uithouden, vooral nietlan,
als ik voel. dat ik in damp overga en om-|rjuis<
hoog gelrokken word. Ir j
Nergens rust ik beter uit dan in mijmje o
wolk, die een soort herstellingsoord vooitggei
me is, waar ik weer frisch word en nieuwǤDsje
krachten verzamel om mijn taak op aarJJespo
le vervullen. IjfeJi
3
Jest.
Iedereen die 't zij korter of langer -fretaJ
een treinreis maakt, moet James Watt danklbeni
baar zijn Igoec
James Walt was immers de jongen, (lij, die
op zekeren dag een ketel met kokend wateliekcT
opmerkzaam gadesloeg en daarbij opmerkter
dat de stoom het deksel steeds op eip Sj
neer deed gaan. fn in
..Als een klein beetje stoom zoovel
kracht heeft", dacht hij. „zal een massl wee
9toom in staat zijn veel grooter en zwaaiflrie) i
der voorwerp te verplaatsen
En James Watt had gelijk
Toen hij ouder werd. vervaardigde bi
allerlei machines die door stoom gedrevi
werden en allerlei nuttig werk van uiteei
loopenden aard verrichtten
James Watt was echter niet degene. di|
de spoorlocomotief uitvond Dat deed
na zijn dood George Stephenson.
illy F
mij
Smi
;oed
rsca
lanueJ
Ha;
het
[hebt
Toen de menschen voor het eerst hooifhela
den. dat Stephenson een locomotief wild
maken, die een trein over rails zou vooi
trekken, lachten zij. zóó dwaas vonden
dat denkbeeld
„Onmogelijk!" riep de één
vei
tie h<
wee
bet
ak
„Wie zou zijn leven wagen in een ve: o van
oder 8,
Din6i
'D juli;
Plan
er da
voermiddel. dat zich zóó snel verplaatst?
riep een ander uit.
„Mij krijgen ze niet in zoo'n gevaarlij
ding!" zeiden weer anderen.
George stoorde zich echter niet aan be
geen de menschen zeiden Hij werkte ru am er
tig door aan zijn locomotief en toen deze g ue Mo
reed en met goed gevolg geprobeerd wa adso)8
sloegen de menschen de handen in elk3J niet.
van verbazing. En het duurde niet lal je Ho
of zij vonden hel heelemaal niet gevaar'ii 1 boek
meer. PÖQi> d