PAPIEREN ROZEN No. 20594 Samenvoeging van Oorlog en Marine, BINNENLAND. Op Uw jour, Mevrouw, bij de thee, behooren VERHAGEN's Parijsche Wafels, „Elita", „Rhumco", en „Milko" en U hebt voor „ELCK WAT WILS"! FEUILLETON. MINISTER LAMBOOY's MEMORIE VAN ANTWOORD. In de Memorie van Antwoord op het verslag Tan hernieuwd onderzoek in de sfdeelingen der Tweede Kamer van het wetsontwerp, houdende wettelijke voorzienin gen naar aanleiding van de opheffing van de departementen van Marine en van Oorlog en van de instelling van een departement van Defensie, betoogt de Minister allereerst, dal er geen goede grond bestaat het advies van den Volksraad omtrent het wetsontwerp in te winnen, omdat de daarin behandelde materie uitsluitend een zaak is van Neder- landsch regeerbeleid. Ook kan de Minister niet toegeven, dat er aanleiding zou zijn geweest de indiening van een nieuw wets ontwerp te bevorderen. De thans gevolgde werkwijze heeft het voordeel, dat een spoedige behandeling wordt verkregen. Van de urgentie van de samen voeging is de Minister overtuigd; eiken dag als het ware ondervindt hij hoeveel be sparing aan moeite, kosten en tijd zou ver kregen worden, wanneer de beide departe menten één orgaan vormden. Andermaal het advies van den Raad van Defensie m te winnen, acht de Minister niet noodig. Uitvoerig betaagt de Minister, dat in de voorgestelde samenvoeging der militaire de partementen geen voorbode moet worden ge zien van een splitsing der Marine en dat het onderwerpelp wetsontwerp geen wijzi ging brengt in de bestaande verantwoorde lijkheid voor de maritieme verdediging van Indië. Voldoende aan het verzoek in het V. V. om duidelijk en onomwonden het standpunt der regeering met betrekking tot de splitsing der Marine aan te geven, herinnert de minister er aan, dat zijnerzijds herhaaldelijk is verzekerd, dat het in de bedoeling ligt het begrip V3n een staatsmarine los te laten. Zoo moet het denkbeeld eener marine als orgaan uitsluitend van Nederlandsch-Indiê, zeker worden verworpen. Verantwoordelijkheid voor de vloot in Indië. De oplossing van het vraagstuk tot hoe ver de verantwoordelijkheid van den Minister van Marine voor de vloot in fndië reikt, heeft de volle aandacht, maar verkeert nog in stadium van studie en voorbereiding, waarop in geen enkel opzicht vooruitgeloopen mag worden. Wat betreft maatregelen om te voorkomen, dat langer in Nederland een overcompleet aan beroepspersoneel zou moeten worden aangebonden ten behoeve van den dienst in Indië, is in beginsel reeds overeenstem ming met den Minister van Koloniën be reikt op de navolgende grondslagen; a. bet over en weer dienen van Euro- peesch beroepspersoneel in Nederland en in Indië wordt behouden voor zoover dat mogelijk is, zonder dat, bij een behoorlijke verhouding tussohen den duur van net ver- Wijl in Indië en in Nederland, nier te lande ren overcompleet zou moeten worden aan- pthouden om te voorzien in een geregelde aflossing', vrjjwillige verlenging van de In dische turns wordt aangemoedigd; b. indien in Indië meer beroepspersoneel noodig wordt geacht dan bereikbaar is op de onder a bedoelde wjjze, zal daarin moe ien worden voorzien door het vormen van personeel met Indisch verband; c. als het instellen van corpsen met In disch verband succes heeft, wordt gelei delijk bet over en weer dienend contingent aaar gelang der behoefte ingekrompen om aiihans te verkrijgen, dat in Nederland meer beroepspersoneel in dienst is dan noodig is, wanneer zooveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van dienstplichtigen. Voorts zal worden onderzocht in hoeverre manne-personeel in aanmerking kan worden gebracht voor het vervullen van functies bij cnrlerdeelen der landmacht in Nederland, waardoor het aantal, dat voor een vast dienst verband in aanmerking komt, kan worden verminderd. Nopens de financieele zijde van het pro bleem is eveneens overleg gepleegd met de Indische regeering en zoodra het oogenblik gekomen is zal het oordeel van de Volks vertegenwoordiging over verdere hervorming worden gevraagd. De taak niet te zwaar. Tegenover de meening, in het V. V. uit gesproken, als zou het beheer van een zoo uitgebreid departement als het te stichten departement van defensie te zwaar zjjn voor één man, staat de ervaring van ondergete kende, aldus de Minister. Ook het feit, dat in de laatste 9 jaar slechts gedurende een kleine 4 afzonderlijke ministers aan het bewind zijn geweest, terwjjl minister Wes- terveld, die beide departementen beheerde, jaren aan het bewind bleef, schijnt de in het V V. uitgesproken meening niet te bevestigen. De reorganisatie van het veld leger is niet van zoo omvangrijken aard, dat deze samenwerking der departementen zou moeten tegenhouden. De minister erkent, dat hij indertijd, als kapitein van den generalen staf, weinig voel de voor een kabinet van Landsverdediging. Voor zijn intreden in het kabinet-Colijn kreeg hij echter bij de besprekingen met den for mateur, die vroeger de beide militaire de partementen had geleid, een juister inzicht in de vrij beperkte bemoeienissen, welke de Minister van Marine heeft met de defensie van Indië. Op grond van een en ander kwam hij tot de conclusie, dat het beheer over een samengevoegd departement aan vaardbaar was. He' is den Minister niet duidelijk waar om, uit internationaal oogpunt beschouwd, dit oogenblik wel het minst- geschikt is, te pogen het aanhangig wetsontwerp tot net verheven te krijgen. Ten aanzien van ds Indische defensie verandert in wezen niets, terwijl, wat het moederland betreft, slechts verbetering is te verwachten; ieder uitstel lijkt daarom veeleer ongewenscht. Met de mededeeling in 's Ministers brief van 7 Maart j.l., dat het noodzakelijk is, dat alle voor de defensie beschikbaar te stellen gelden door één hand worden be heerd, ten einde waarborg te verkrijgen vi or een rationeele verdeeling daarvan ten behoeve van leger en vloo* is natuurlijk geenszins bedoeld, dat de vloot minder, en het leger meer moest krijgen. Er is ook geer. enkele grond voor de vrees, dat de maritieme verdediging van Indië in het ge drang zou moeten komen. Besparing van kosten. Wat de te bereiken bezuiniging betreft, vestigt de Minister er de aandacht op, dat voornamelijk besparing van uitgaven zal wor den verkregen door doelmatige en een voudige organisatie van de weermacht als een geheel, terwijl de rechtstreeksche be zuiniging op de departementskosten slechts in de tweede plaats en in veel geringer mate in aanmerking komt. In dit verband herinnert de Minister er aan, dat, volgens het rapport der commissie, die bet vraag stuk van combinatie van den luchtvaartdienst heelt onderzocht, een besparing van ander half millioen door deze combinatie moge'ijh werdt geacht. Het is de bedoeling, wanneer dit ont werp tot wet, wordt verheven, niet onver wijld een starre personeelsorganisatie tast te stellen voor het gecombineerde departe ment doch in algemeenen zin zooveel mogeljik de in aanmerking komende, voor znovee' noodig gereorganiseerde afdeelingen, samen te voegen. Nadat eenigen tijd op die wijze is gewerkt, zal eerst een ;oed ge fundeerd besluit omtrent de uiteindelijke samenstelling knnnen worden genomen. Het ligt in het voornemen, het gecom bineerde departement onder te brengen in de gehouwen, thans in gebruik bij het departement van Oorlog, bij den generalen staf en hij de intendance. Vrij zeker is de noodige ruimte daarvoor beschikbaar, hoog stens zou een weinig kostbare uitbouw nond'g kunnen blijken. De hoogere staven zullen dan te zamen worden gehuisvest in het gebouw van het departement van Marine, v aarvoor mede genoeg accomodate aan wezig is. Het ligt niet in de bedoeling, het ge combineerde departementen te doen bestaan uit twee afdeelingen, Oorlog en Marine naast elkaar En derhalve ook niet het aanstailen van directeuren-generaal. Aan de Memorie zijn toegevoegd een op gave van de organisaties van de militaire departementen in Duitschland, Zwedan en Noornegen, zooals in het V. V. was ge vraagd. OFFICIEELE BERICHTEN. Bij Kon. Besluit is benoemd tot directeur van bet post- en telegraafkantoor te Middel burg A. Veenhoven, thans idem te Tiel; is op haar verzoek eervol ontslagen de commies der posterijen en telegrafie mej. A. G. Buijsman. Bij Kon. besluit is de Staatscommissie, aan welke is opgedragen te onderzoeken, door welke wettelijke maatregelen de voort brenging en de verdeeling der goederen meer dienstbaar kunnen worden gemaakt aan het algemeen belang, ontbonden, onder dankbetuiging aan den voorzitter, de leden en den secretaris voor de door hen bewezen diensten. WIJZIGING VAN DE DIENSTPLICHTWET. V oorgeoefendheid. Blijkens de Memorie van Toelichting, be treffende bovengenoemd ingediend wets ontwerp treedt dit in de plaats van dat, hetwelk werd ingediend bij Koninklijke Boodschap van 23 Januari 1925. Ofschoon onderscheidene wijzigingen, voorgesteld bij het vorig wetsontwerp, de instemming van de tegenwoordige Minister van Oorlog, Marine a i. en Binnenlandsche Zaken hebben, zijn er ook onderwerpen, waaromtrent zij eenigszins andere denk beelden zijn toegedaan, terwijl zij boven dien, voor een deel als gevolg van voor stellen van commissarissen der Koningin of van burgemeesters, wijzigingen wensche- lijk achten ten aanzien van bepalingen, welke bij het vorig wetsvoorstel niet zijn behandeld. Ten aanzien van hetgeen op de voor oefeningen betrekking heeft, wenscht de Minister van Oorlog het volgende mede te deelen: Naar zijn meening zullen de oefeningen tot verwerving van het bewijs van voor geoefendheid niet mogen worden beperkt tot hen, die tot gewoon dienstplichtigen zim aangewezen, met uitsluiting van alle an deren. doch moeten deze oefeningen, gelijk ook thans het geval is. worden gehouden voor de inlijving. Door alleen gewone dienst plichtigen toe te laten, zou de vrijwillige weerbaarmaking geheel op den achtergrond treden. Aan allen, die. zonder in vredestijd tot dienstvervulling geroepen te worden, eenige militaire geoefendheid wenschen te verkrijgen, zou ten eenenmale de pas wor den afgesneden, hetgeen niet gewenscht is te achten. Bovendien zou die regeling tot gevolg hebben, dat in vele plaatsen, waar het aantal deelnemers zeer gering is, in het geheel geen gelegenheid tot vooroefe ning zou kunnen worden geboden. Dit dient te worden voorkomen. Door een later te bespreken wijziging len aanzien van de loting zal worden verme den, dat de oefenklassen in den loop van het jaar beduidend verzwakken, doordien zij, die vrijgeloot zijn. geen belangstelling meer voor de oefeningen hebben en weg blijven. Ten aanzien van den tijdsduur, waar mede ten gevolge van het verkrijgen van het bewijs van voorgeoefendheid, de eerste- oefeningstijd kan worden verkort, onder schrijft de Minister het oordeel, uilgespro ken in de Memorie van Toelichting, betref fende het vorig wetsontwerp, dat de resul taten, tot dusverre met de vooroefeningen verkregen, niet wettigen de verkorting te blijven handhaven op 4 maanden. Hand haven van dezen termijn zou moeten leiden tot het zoodanig opvoeren van en zóó streng vasthouden aan de eischen, dat zeer velen zouden moeten worden teleurgesteld, door dat zij het diploma niet verwerven. Daarom wordt voorgesteld de verkorting op 3 maan den te stellen. Eén categorie van voorgeoefenden is er, voor welke de duur van de verkorting zou kunnen worden verlengd. Voor hen n.l. die reeds vóór hun inlijving als dienstplichtige het examen voor reserve-sergeant met goed gevolg hebben afgelegd en in den rang van sergeant of sergeant-titulair zijn aangesteld, kan, als zij voor de officiersopleiding wor den aangewezen, de eerste-oefeningstijd van 12 maanden zonder bezwaar tot de helft worden teruggebracht. In de plaatsen, waar, ln verband met de geringe sterkte of te hooge kosten wegens de afgelegen ligging, geen onderwijs van militaire zijde wordt gegeven, zal van over heidswege de behulpzame hand worden ge boden aan erkende weerbaarheids- en schietvereenigingen. gemeentebesturen of particulieren, die bereid zouden zijn jonge lieden voor bovenbedoeld bewijs op te leiden. Aangezien elke man. die als voorgeoefen- de in het leger treedt, voor het Rijk een besparing beteekent, kunnen vorenbedoelde vereenigingen, particulieren, gemeenten, enz., die diplomahouders afleveren, ter aan moediging, per ingelijfden diplomahouder een premie ontvangen, waarvan het bedrag wfn-e vast te stellen op plm. f 30. Tot het verkrijgen van den vereischten waarborg, dat de voorgeoefenden deugdelijk voorbereid zijn, zullen de diploma's niet worden uitgereikt dan nadat de adspiranten ter zake vanwege het legerebstuur een on derzoek hebben ondergaan. Met het oog op de kosten zal het streven er op zijn gericht, voor het eigenlijke on derwijs zooveel mogelijk verlofspersonecl voor de instructie te bestemmen. i NIET-NAKOMING STEMPLICHT. 284.820 personen hebben niet gestemd. In een brief aan de Eerste Kamer dealt de minister van Binnenlandsche Zaken mede, dat bij de in 1925 gehouden verkie zingen voor de Tweede Kamer in totaa' 284820 personen hun stemplicht niet zijn nagekomen. Daarvan hebben 171.223 van den burge meester een uitnoodiging ontvangen om zich deswege te verantwoorden, van wie 141 142 een geldige reden voor hun ver zuim konden opgeven. Van de 25.545 personen, die voor den kantonrechter zijn opgeroepen, werden 16.681 veroordeeld, terwijl 1533 werden vrijgesproken of niet verder werden ver volgt, 1135 kiezers konden voor den kan tonrechter een geldige reden van verhinde ring opgeven. Ten slotte voorkwamen 6114 kiezers een strafvervolging door vrijwillige betaling van een door den ambtenaar van het O. M. bepaalde geldsom. De kosten van vervolging bedroegen voor de gemeenten globaal pl.ra. f76 000, voor het Departement van Binnenlandsche Zaken f 82.000 en voor het Departement van Justitie f200.000. EEN HERINNERINGSMONUMENT. Van bevoegde zijde verluidt, dat in de tweede helft van deze maand te Wyohen bij Nijmegen een monument onthuld zal worden ter herinnering aan het bezoek van H. M. de Koningin aan de overstroom de gebieden tijdens den watersnood in 1926. METING VAN BINNENVAARTUIGEN. Ingediend is een wetsontwerp totgoed keuring van het verdrag met aanhangsel en bijbehoorend protocol van onderteeketiing nopens de meting van binnenvaartuigen van 27 November 1925, benevens aanvul lende regelingen. HULDIGING Dr. DE VISSER. In de groote zaal van den Dierentuin te Den Haag heeft gisteravond de Land stormcommissie 's-Gravenhage vergaderd, in hoofdzaak om aan dr. J. Th. de Visser als oud-veldprediker in algemeenen dienst het mobilisatiekrui6 uit te reiken. De voorzitter van de Nationale Land stormcommissie. de generaal-majoor tit. b.d. L. F. Duymaer van Twist, heette allen welkom, in het bijzonder minister Lara- booy, den oud-minister J. J. O. van Dijk, RECLAME. 2004 De Romas van een Circnsmeisje. Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES. Verlaaid door J. van der Sluys. (Nadruk verboden). 8) Wat sla je daar zoo te koekeloeren, ïrueg Roderick geïrriteerd. Blunt kwam naderbij. In zijn toon klonk beleedigde waardigheid. Sinds vanmorgen vroeg sluipt er een roan om hel huis rond Mr. Roric. Ik heb hem nu al eenmaal weggejaagd, maar ik hem nu juist weer door de heg gluren. £>in manier van kijken staat mijn niet aan. Mr. Roric. Zeker een bedelaar. Neen. dat denk ik niet. mijnheer. Ik ge- °°l niet, dat hij een van die gewone bede- !aars is, die meestal hier voorbijkomen. Hij gebrekkig. Mr Roric. Gebrekkig! Roric schrok; hij stond op tuurde naar buiten. Ik zie hem niet an welken kant van het hek was hij? Rij is nu weg. Mr Roric Ik geloof, dat J1 zag. dat ik naar hem keek. Hij is den We? afgegaan. Stuur Scott op hem af. als hij weer 0mt Ik wil niet dat hier landloopers ronl- uipen En laat den wagen voorkomen, Ea naar Londen. "- Ja. mijnheeT Blunt keek eenigszins be- I naar ziin ion Ten Zuil U zult U vanavond nog terug zijn, mr. Roric? Zeker) Blunt verliet de kamer met groote waar digheid. Roric liep opnieuw naar het raam en ging nu zoo staan achter de lange gordijnen, dat hij van den weg af niet te zien was. Hij stak zijn hoofd iets naar voren, zijn oogen zoch ten den verwaaiden tuin af, maar ofschoon hij een paar minuten geduldig wachtte, van den gebrekkige was niets meer te bespeuren. Maar toen hij een half uur later in de auto het groote hek uitreed, keken twee kwaad aardige oogen uit de dichte haag naar hem en twee groote handen balden zich tot vuis ten. De gebrekkige zond hem een vloek ach terna op zijn weg naar Londen. V. In de schemerige stille van de kleine dorpskerk werden een man en een vrouw in het huwelijk verbonden. Buiten joeg de wind de dorre bladeren over de graven van het oude kerkhof; een trieste regen kletterde neer De langzame slem van den geestelijke klonk eentonig door de kleine kerk als een stem in een droom Roric luisterde er naar met een onwezenlijk gevoel; hij kon zich nauwelijks realiseeren dat hel geen droom was; de omgeving de verlegen slem van het meisje naast hem. haar bevende vingers in zijn hand. het moesl een droom zijn. waar uit hij spoedig zou ontwaken om zichzelf terug te vinden in zijn weelderige kamers in Londen. Pas toen hij zijn naam teekende in een oud, muf register scheen hij met een rilling te ontwaken en keek in de bijna verschrikte oogen van het meisje, dat nu zijn vrouw was. Zijn vrouw I De jonge Briton voelde al het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Ma chinaal stak hij de hand uit en zocht steun bij de tafel De oude geestelijke feliciteerde hem. Roric kreeg het gevoel, alsof bij moest lachen; hij voelde den lach in zijn keel opkomen. Dan keek hij weer in de oogen van het meisje tegenover hèm. Er was iets tragisch in die oogen De jonge Briton stapte impulsief voor uit. Hij legde een hand op elk van haar teere schouders. Hij bukte zich en kuste ver legen haar zachte wangen Hij probeerde te spreken, maar hij kon geen woord uitbren gen en plotseling waren zij buiten de kerk. Nu ben je mijn vrouw, zei Roderick. Er was iets als ontsteltenis in zijn stem; hij nam zijn hoed af en liet den vochtigen wind over zijn gloeiend voorhoofd strijken. Ja Het woord kwam fluisterend over haar lippen. Haar armen hingen lusteloos langs haar lichaam, terwijl zij hem met ver schrikte oogen aankeek. Spijt het je? vroeg zij hem langzaam. Een golf van medelijden sloeg in den jon gen Brilon omhoog; hij dwong zich ,tot een lach. Wat een vraagl Natuurlijk nietl Wij zullen, heel, heel gelukkig zijn en een mooien tijd tegemoetgaan Er is voor alles gezorgd de boot vertrekt morgenmiddag. Je hebt toch niet vergeten van wat ik je gezegd heb? Neen. zei zij verlegen. Zij wandelden het smalle pad af naar het hekje, waar Roric's auto stond Een speciale vergunning een aardig honorarium aan den geestelijke, die niet nieuwsgierig was een rit met een groolen omweg naar een af gelegen dorpje, waar niemand Roric kende en hun vreemd huwelijk was voltrokken. Er werd iets wakker in den jongen Brilon! De vreemde gevoelloosheid viel van hem af zijn hersens, die de laatste drie dagen verdoofd schenen, kwamen weer in actie; het was alsof hij zijn herinnering terugkreeg en weer voor uit kon zien naar de-jaren, die vóór hem lagen en hij was bang bang! Hij wikkelde Rosalie warm in de bont jas hij zag hoe zij beefde, toen zijn hand onopzettelijk de hare raakte en opnieuw kwam er wroeging over hem. Wees toch niet bang voor mij, zei hij onhandig ik zal heel lief voor je zijn, en je heel gelukkig maken. Wat klonk dat nuchter! Wat heel anders dan de hartstochtelijke woorden, die zoo ge makkelijk over zijn lippen waren gekomen op den avond dat hij afscheid had genomen van Lilian Fano. Hij kreeg een afschuw van zichzelf. Hij durfde zijn oogen niet opslaan naar het meisje naast hem! Zij legden den terugrit zwijgend af. Toen Alperion in het gezicht kwam, Hel Roric den wagen stil staan. Je moei hier uitstappen. Hij lachle haar bemoedigend toe. Ik geloof niet, dal Sherny of iemand ander3 achterdocht zal hebben, wij zijn nog geen anderhalf uur bij elkaar geweest. Kijk niet zoo bedrukt. Rosa lie; dit is de laatste dag van het oude leven. Vergeet vooral niet wat ik je gezegd heb; je moet de woonwagens verlaten, heel vroeg in den morgen, zoodra het licht wordt. Ik zal hier met de auto op je wachten en dan gaan wij recht door naar Londen Tegen dpn tijd dat ze ie missen, zijn wij al lang buiten het bereik en dan ademde hij diep en keek over haar heen naar de groep blader- looze boomen, waarachter het oude huis stond, waarvan hij nooit meester zou zijn... en dan zullen wij een nieuw leven begin nen. Hij stak haar zijn hand toe. Heb je geen glimlach voor me? vroeg hij moe. Geen glimlach voorje man?.... Een diepe blos kwam over haar gezicht; haar oogen stonden vol tranen. O. ben je er wel zeker van heele- maal zeker, dat het je nooit zal berouwen? vroeg zij schuw Ik ben zoo bang. Je bent iemand uit een deftige familieen ik.... welDe jonge Briton lachle. Kom, ik ben immers niet veel meer dan een bedelaar, zei hij met gedwongen vroo- lijkheid. En ik wil niet hebben, dat mijn vrouw zoo gering over zich zelve denkt! Hij schudde haar vroolijk heen en weer. Ik ben er trotsch op, dat je zooveel vertrouwen in mij gesteld hebt; je zult er nooit berouw van hebben, Rosalie. Wij zullen heusch heel goede maatjes worden. Wacht maar, morgen heb ik je al heelemaal voor mezelfl Maar zij lachte niet. Twee dikke tranen rolden langs haar wangen op haar armoe- digen mantel. Zij keek hem aan met iets on heilspellends in haar blik. Als als ik ooit denk. dal het je spijt, zei zij als ik ooit merk, dat je je voor mij schaamt, maak ik een einde aan mijn leven. De ernst in haar stem, de vaste wil, die uit haar blik sprak, maakten diepen indruk op Briton. Zoo mag je niet praten, daarvoor heb ik je immers geen aanleiding gegeven. Ik maar laten we aan zoo iets niet den ken op onzen trouwdag. Laat mij je ring nog eens zien, mrs. Briton. f (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5