PAPIEREN ROZEN
No. 20594
Samenvoeging van Oorlog en Marine,
BINNENLAND.
Op Uw jour, Mevrouw, bij de thee, behooren VERHAGEN's Parijsche Wafels, „Elita", „Rhumco", en „Milko" en U hebt voor „ELCK WAT WILS"!
FEUILLETON.
MINISTER LAMBOOY's
MEMORIE VAN ANTWOORD.
In de Memorie van Antwoord op het
verslag Tan hernieuwd onderzoek in de
sfdeelingen der Tweede Kamer van het
wetsontwerp, houdende wettelijke voorzienin
gen naar aanleiding van de opheffing van
de departementen van Marine en van Oorlog
en van de instelling van een departement
van Defensie, betoogt de Minister allereerst,
dal er geen goede grond bestaat het advies
van den Volksraad omtrent het wetsontwerp
in te winnen, omdat de daarin behandelde
materie uitsluitend een zaak is van Neder-
landsch regeerbeleid. Ook kan de Minister
niet toegeven, dat er aanleiding zou zijn
geweest de indiening van een nieuw wets
ontwerp te bevorderen.
De thans gevolgde werkwijze heeft het
voordeel, dat een spoedige behandeling wordt
verkregen. Van de urgentie van de samen
voeging is de Minister overtuigd; eiken dag
als het ware ondervindt hij hoeveel be
sparing aan moeite, kosten en tijd zou ver
kregen worden, wanneer de beide departe
menten één orgaan vormden. Andermaal het
advies van den Raad van Defensie m te
winnen, acht de Minister niet noodig.
Uitvoerig betaagt de Minister, dat in de
voorgestelde samenvoeging der militaire de
partementen geen voorbode moet worden ge
zien van een splitsing der Marine en dat
het onderwerpelp wetsontwerp geen wijzi
ging brengt in de bestaande verantwoorde
lijkheid voor de maritieme verdediging van
Indië.
Voldoende aan het verzoek in het V. V.
om duidelijk en onomwonden het standpunt
der regeering met betrekking tot de splitsing
der Marine aan te geven, herinnert de
minister er aan, dat zijnerzijds herhaaldelijk
is verzekerd, dat het in de bedoeling ligt
het begrip V3n een staatsmarine los te laten.
Zoo moet het denkbeeld eener marine als
orgaan uitsluitend van Nederlandsch-Indiê,
zeker worden verworpen.
Verantwoordelijkheid voor de
vloot in Indië.
De oplossing van het vraagstuk tot hoe
ver de verantwoordelijkheid van den Minister
van Marine voor de vloot in fndië reikt,
heeft de volle aandacht, maar verkeert nog
in stadium van studie en voorbereiding,
waarop in geen enkel opzicht vooruitgeloopen
mag worden.
Wat betreft maatregelen om te voorkomen,
dat langer in Nederland een overcompleet
aan beroepspersoneel zou moeten worden
aangebonden ten behoeve van den dienst
in Indië, is in beginsel reeds overeenstem
ming met den Minister van Koloniën be
reikt op de navolgende grondslagen;
a. bet over en weer dienen van Euro-
peesch beroepspersoneel in Nederland en
in Indië wordt behouden voor zoover dat
mogelijk is, zonder dat, bij een behoorlijke
verhouding tussohen den duur van net ver-
Wijl in Indië en in Nederland, nier te lande
ren overcompleet zou moeten worden aan-
pthouden om te voorzien in een geregelde
aflossing', vrjjwillige verlenging van de In
dische turns wordt aangemoedigd;
b. indien in Indië meer beroepspersoneel
noodig wordt geacht dan bereikbaar is op
de onder a bedoelde wjjze, zal daarin moe
ien worden voorzien door het vormen van
personeel met Indisch verband;
c. als het instellen van corpsen met In
disch verband succes heeft, wordt gelei
delijk bet over en weer dienend contingent
aaar gelang der behoefte ingekrompen om
aiihans te verkrijgen, dat in Nederland meer
beroepspersoneel in dienst is dan noodig is,
wanneer zooveel mogelijk gebruik wordt
gemaakt van dienstplichtigen.
Voorts zal worden onderzocht in hoeverre
manne-personeel in aanmerking kan worden
gebracht voor het vervullen van functies
bij cnrlerdeelen der landmacht in Nederland,
waardoor het aantal, dat voor een vast dienst
verband in aanmerking komt, kan worden
verminderd.
Nopens de financieele zijde van het pro
bleem is eveneens overleg gepleegd met de
Indische regeering en zoodra het oogenblik
gekomen is zal het oordeel van de Volks
vertegenwoordiging over verdere hervorming
worden gevraagd.
De taak niet te zwaar.
Tegenover de meening, in het V. V. uit
gesproken, als zou het beheer van een zoo
uitgebreid departement als het te stichten
departement van defensie te zwaar zjjn voor
één man, staat de ervaring van ondergete
kende, aldus de Minister. Ook het feit, dat
in de laatste 9 jaar slechts gedurende een
kleine 4 afzonderlijke ministers aan het
bewind zijn geweest, terwjjl minister Wes-
terveld, die beide departementen beheerde,
jaren aan het bewind bleef, schijnt de in
het V V. uitgesproken meening niet te
bevestigen. De reorganisatie van het veld
leger is niet van zoo omvangrijken aard,
dat deze samenwerking der departementen
zou moeten tegenhouden.
De minister erkent, dat hij indertijd, als
kapitein van den generalen staf, weinig voel
de voor een kabinet van Landsverdediging.
Voor zijn intreden in het kabinet-Colijn kreeg
hij echter bij de besprekingen met den for
mateur, die vroeger de beide militaire de
partementen had geleid, een juister inzicht
in de vrij beperkte bemoeienissen, welke
de Minister van Marine heeft met de defensie
van Indië. Op grond van een en ander
kwam hij tot de conclusie, dat het beheer
over een samengevoegd departement aan
vaardbaar was.
He' is den Minister niet duidelijk waar
om, uit internationaal oogpunt beschouwd,
dit oogenblik wel het minst- geschikt is,
te pogen het aanhangig wetsontwerp tot
net verheven te krijgen. Ten aanzien van
ds Indische defensie verandert in wezen
niets, terwijl, wat het moederland betreft,
slechts verbetering is te verwachten; ieder
uitstel lijkt daarom veeleer ongewenscht.
Met de mededeeling in 's Ministers brief
van 7 Maart j.l., dat het noodzakelijk is,
dat alle voor de defensie beschikbaar te
stellen gelden door één hand worden be
heerd, ten einde waarborg te verkrijgen
vi or een rationeele verdeeling daarvan ten
behoeve van leger en vloo* is natuurlijk
geenszins bedoeld, dat de vloot minder, en
het leger meer moest krijgen. Er is ook
geer. enkele grond voor de vrees, dat de
maritieme verdediging van Indië in het ge
drang zou moeten komen.
Besparing van kosten.
Wat de te bereiken bezuiniging betreft,
vestigt de Minister er de aandacht op, dat
voornamelijk besparing van uitgaven zal wor
den verkregen door doelmatige en een
voudige organisatie van de weermacht als
een geheel, terwijl de rechtstreeksche be
zuiniging op de departementskosten slechts
in de tweede plaats en in veel geringer
mate in aanmerking komt. In dit verband
herinnert de Minister er aan, dat, volgens
het rapport der commissie, die bet vraag
stuk van combinatie van den luchtvaartdienst
heelt onderzocht, een besparing van ander
half millioen door deze combinatie moge'ijh
werdt geacht.
Het is de bedoeling, wanneer dit ont
werp tot wet, wordt verheven, niet onver
wijld een starre personeelsorganisatie tast
te stellen voor het gecombineerde departe
ment doch in algemeenen zin zooveel
mogeljik de in aanmerking komende, voor
znovee' noodig gereorganiseerde afdeelingen,
samen te voegen. Nadat eenigen tijd op die
wijze is gewerkt, zal eerst een ;oed ge
fundeerd besluit omtrent de uiteindelijke
samenstelling knnnen worden genomen.
Het ligt in het voornemen, het gecom
bineerde departement onder te brengen in
de gehouwen, thans in gebruik bij het
departement van Oorlog, bij den generalen
staf en hij de intendance. Vrij zeker is de
noodige ruimte daarvoor beschikbaar, hoog
stens zou een weinig kostbare uitbouw nond'g
kunnen blijken. De hoogere staven zullen
dan te zamen worden gehuisvest in het
gebouw van het departement van Marine,
v aarvoor mede genoeg accomodate aan
wezig is.
Het ligt niet in de bedoeling, het ge
combineerde departementen te doen bestaan
uit twee afdeelingen, Oorlog en Marine naast
elkaar En derhalve ook niet het aanstailen
van directeuren-generaal.
Aan de Memorie zijn toegevoegd een op
gave van de organisaties van de militaire
departementen in Duitschland, Zwedan en
Noornegen, zooals in het V. V. was ge
vraagd.
OFFICIEELE BERICHTEN.
Bij Kon. Besluit is benoemd tot directeur
van bet post- en telegraafkantoor te Middel
burg A. Veenhoven, thans idem te Tiel;
is op haar verzoek eervol ontslagen de
commies der posterijen en telegrafie mej.
A. G. Buijsman.
Bij Kon. besluit is de Staatscommissie,
aan welke is opgedragen te onderzoeken,
door welke wettelijke maatregelen de voort
brenging en de verdeeling der goederen
meer dienstbaar kunnen worden gemaakt
aan het algemeen belang, ontbonden, onder
dankbetuiging aan den voorzitter, de leden
en den secretaris voor de door hen bewezen
diensten.
WIJZIGING VAN DE DIENSTPLICHTWET.
V oorgeoefendheid.
Blijkens de Memorie van Toelichting, be
treffende bovengenoemd ingediend wets
ontwerp treedt dit in de plaats van dat,
hetwelk werd ingediend bij Koninklijke
Boodschap van 23 Januari 1925.
Ofschoon onderscheidene wijzigingen,
voorgesteld bij het vorig wetsontwerp, de
instemming van de tegenwoordige Minister
van Oorlog, Marine a i. en Binnenlandsche
Zaken hebben, zijn er ook onderwerpen,
waaromtrent zij eenigszins andere denk
beelden zijn toegedaan, terwijl zij boven
dien, voor een deel als gevolg van voor
stellen van commissarissen der Koningin
of van burgemeesters, wijzigingen wensche-
lijk achten ten aanzien van bepalingen,
welke bij het vorig wetsvoorstel niet zijn
behandeld.
Ten aanzien van hetgeen op de voor
oefeningen betrekking heeft, wenscht de
Minister van Oorlog het volgende mede te
deelen:
Naar zijn meening zullen de oefeningen
tot verwerving van het bewijs van voor
geoefendheid niet mogen worden beperkt tot
hen, die tot gewoon dienstplichtigen zim
aangewezen, met uitsluiting van alle an
deren. doch moeten deze oefeningen, gelijk
ook thans het geval is. worden gehouden
voor de inlijving. Door alleen gewone dienst
plichtigen toe te laten, zou de vrijwillige
weerbaarmaking geheel op den achtergrond
treden. Aan allen, die. zonder in vredestijd
tot dienstvervulling geroepen te worden,
eenige militaire geoefendheid wenschen te
verkrijgen, zou ten eenenmale de pas wor
den afgesneden, hetgeen niet gewenscht is
te achten. Bovendien zou die regeling tot
gevolg hebben, dat in vele plaatsen, waar
het aantal deelnemers zeer gering is, in
het geheel geen gelegenheid tot vooroefe
ning zou kunnen worden geboden. Dit
dient te worden voorkomen.
Door een later te bespreken wijziging len
aanzien van de loting zal worden verme
den, dat de oefenklassen in den loop van
het jaar beduidend verzwakken, doordien
zij, die vrijgeloot zijn. geen belangstelling
meer voor de oefeningen hebben en weg
blijven.
Ten aanzien van den tijdsduur, waar
mede ten gevolge van het verkrijgen van
het bewijs van voorgeoefendheid, de eerste-
oefeningstijd kan worden verkort, onder
schrijft de Minister het oordeel, uilgespro
ken in de Memorie van Toelichting, betref
fende het vorig wetsontwerp, dat de resul
taten, tot dusverre met de vooroefeningen
verkregen, niet wettigen de verkorting te
blijven handhaven op 4 maanden. Hand
haven van dezen termijn zou moeten leiden
tot het zoodanig opvoeren van en zóó streng
vasthouden aan de eischen, dat zeer velen
zouden moeten worden teleurgesteld, door
dat zij het diploma niet verwerven. Daarom
wordt voorgesteld de verkorting op 3 maan
den te stellen.
Eén categorie van voorgeoefenden is er,
voor welke de duur van de verkorting zou
kunnen worden verlengd. Voor hen n.l. die
reeds vóór hun inlijving als dienstplichtige
het examen voor reserve-sergeant met goed
gevolg hebben afgelegd en in den rang van
sergeant of sergeant-titulair zijn aangesteld,
kan, als zij voor de officiersopleiding wor
den aangewezen, de eerste-oefeningstijd van
12 maanden zonder bezwaar tot de helft
worden teruggebracht.
In de plaatsen, waar, ln verband met de
geringe sterkte of te hooge kosten wegens
de afgelegen ligging, geen onderwijs van
militaire zijde wordt gegeven, zal van over
heidswege de behulpzame hand worden ge
boden aan erkende weerbaarheids- en
schietvereenigingen. gemeentebesturen of
particulieren, die bereid zouden zijn jonge
lieden voor bovenbedoeld bewijs op te
leiden.
Aangezien elke man. die als voorgeoefen-
de in het leger treedt, voor het Rijk een
besparing beteekent, kunnen vorenbedoelde
vereenigingen, particulieren, gemeenten,
enz., die diplomahouders afleveren, ter aan
moediging, per ingelijfden diplomahouder
een premie ontvangen, waarvan het bedrag
wfn-e vast te stellen op plm. f 30.
Tot het verkrijgen van den vereischten
waarborg, dat de voorgeoefenden deugdelijk
voorbereid zijn, zullen de diploma's niet
worden uitgereikt dan nadat de adspiranten
ter zake vanwege het legerebstuur een on
derzoek hebben ondergaan.
Met het oog op de kosten zal het streven
er op zijn gericht, voor het eigenlijke on
derwijs zooveel mogelijk verlofspersonecl
voor de instructie te bestemmen.
i NIET-NAKOMING STEMPLICHT.
284.820 personen hebben niet gestemd.
In een brief aan de Eerste Kamer dealt
de minister van Binnenlandsche Zaken
mede, dat bij de in 1925 gehouden verkie
zingen voor de Tweede Kamer in totaa'
284820 personen hun stemplicht niet zijn
nagekomen.
Daarvan hebben 171.223 van den burge
meester een uitnoodiging ontvangen om
zich deswege te verantwoorden, van wie
141 142 een geldige reden voor hun ver
zuim konden opgeven.
Van de 25.545 personen, die voor den
kantonrechter zijn opgeroepen, werden
16.681 veroordeeld, terwijl 1533 werden
vrijgesproken of niet verder werden ver
volgt, 1135 kiezers konden voor den kan
tonrechter een geldige reden van verhinde
ring opgeven.
Ten slotte voorkwamen 6114 kiezers een
strafvervolging door vrijwillige betaling
van een door den ambtenaar van het O. M.
bepaalde geldsom.
De kosten van vervolging bedroegen
voor de gemeenten globaal pl.ra. f76 000,
voor het Departement van Binnenlandsche
Zaken f 82.000 en voor het Departement
van Justitie f200.000.
EEN HERINNERINGSMONUMENT.
Van bevoegde zijde verluidt, dat in de
tweede helft van deze maand te Wyohen
bij Nijmegen een monument onthuld zal
worden ter herinnering aan het bezoek
van H. M. de Koningin aan de overstroom
de gebieden tijdens den watersnood in
1926.
METING VAN BINNENVAARTUIGEN.
Ingediend is een wetsontwerp totgoed
keuring van het verdrag met aanhangsel en
bijbehoorend protocol van onderteeketiing
nopens de meting van binnenvaartuigen
van 27 November 1925, benevens aanvul
lende regelingen.
HULDIGING Dr. DE VISSER.
In de groote zaal van den Dierentuin te
Den Haag heeft gisteravond de Land
stormcommissie 's-Gravenhage vergaderd,
in hoofdzaak om aan dr. J. Th. de Visser
als oud-veldprediker in algemeenen dienst
het mobilisatiekrui6 uit te reiken.
De voorzitter van de Nationale Land
stormcommissie. de generaal-majoor tit.
b.d. L. F. Duymaer van Twist, heette allen
welkom, in het bijzonder minister Lara-
booy, den oud-minister J. J. O. van Dijk,
RECLAME. 2004
De Romas van een Circnsmeisje.
Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES.
Verlaaid door J. van der Sluys.
(Nadruk verboden).
8)
Wat sla je daar zoo te koekeloeren,
ïrueg Roderick geïrriteerd.
Blunt kwam naderbij. In zijn toon klonk
beleedigde waardigheid.
Sinds vanmorgen vroeg sluipt er een
roan om hel huis rond Mr. Roric. Ik heb
hem nu al eenmaal weggejaagd, maar ik
hem nu juist weer door de heg gluren.
£>in manier van kijken staat mijn niet aan.
Mr. Roric.
Zeker een bedelaar.
Neen. dat denk ik niet. mijnheer. Ik ge-
°°l niet, dat hij een van die gewone bede-
!aars is, die meestal hier voorbijkomen. Hij
gebrekkig. Mr Roric.
Gebrekkig! Roric schrok; hij stond op
tuurde naar buiten. Ik zie hem niet
an welken kant van het hek was hij?
Rij is nu weg. Mr Roric Ik geloof, dat
J1 zag. dat ik naar hem keek. Hij is den
We? afgegaan.
Stuur Scott op hem af. als hij weer
0mt Ik wil niet dat hier landloopers ronl-
uipen En laat den wagen voorkomen,
Ea naar Londen.
"- Ja. mijnheeT Blunt keek eenigszins be-
I naar ziin ion Ten
Zuil U zult U vanavond nog terug
zijn, mr. Roric?
Zeker)
Blunt verliet de kamer met groote waar
digheid.
Roric liep opnieuw naar het raam en ging
nu zoo staan achter de lange gordijnen, dat
hij van den weg af niet te zien was. Hij stak
zijn hoofd iets naar voren, zijn oogen zoch
ten den verwaaiden tuin af, maar ofschoon
hij een paar minuten geduldig wachtte, van
den gebrekkige was niets meer te bespeuren.
Maar toen hij een half uur later in de auto
het groote hek uitreed, keken twee kwaad
aardige oogen uit de dichte haag naar hem
en twee groote handen balden zich tot vuis
ten.
De gebrekkige zond hem een vloek ach
terna op zijn weg naar Londen.
V.
In de schemerige stille van de kleine
dorpskerk werden een man en een vrouw
in het huwelijk verbonden.
Buiten joeg de wind de dorre bladeren
over de graven van het oude kerkhof; een
trieste regen kletterde neer
De langzame slem van den geestelijke
klonk eentonig door de kleine kerk als een
stem in een droom Roric luisterde er naar
met een onwezenlijk gevoel; hij kon zich
nauwelijks realiseeren dat hel geen droom
was; de omgeving de verlegen slem van het
meisje naast hem. haar bevende vingers in
zijn hand. het moesl een droom zijn. waar
uit hij spoedig zou ontwaken om zichzelf
terug te vinden in zijn weelderige kamers in
Londen.
Pas toen hij zijn naam teekende in een
oud, muf register scheen hij met een rilling
te ontwaken en keek in de bijna verschrikte
oogen van het meisje, dat nu zijn vrouw
was. Zijn vrouw I De jonge Briton voelde al
het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Ma
chinaal stak hij de hand uit en zocht steun
bij de tafel
De oude geestelijke feliciteerde hem. Roric
kreeg het gevoel, alsof bij moest lachen; hij
voelde den lach in zijn keel opkomen. Dan
keek hij weer in de oogen van het meisje
tegenover hèm. Er was iets tragisch in die
oogen De jonge Briton stapte impulsief voor
uit. Hij legde een hand op elk van haar
teere schouders. Hij bukte zich en kuste ver
legen haar zachte wangen Hij probeerde te
spreken, maar hij kon geen woord uitbren
gen en plotseling waren zij buiten de kerk.
Nu ben je mijn vrouw, zei Roderick.
Er was iets als ontsteltenis in zijn stem; hij
nam zijn hoed af en liet den vochtigen wind
over zijn gloeiend voorhoofd strijken.
Ja Het woord kwam fluisterend over
haar lippen. Haar armen hingen lusteloos
langs haar lichaam, terwijl zij hem met ver
schrikte oogen aankeek.
Spijt het je? vroeg zij hem langzaam.
Een golf van medelijden sloeg in den jon
gen Brilon omhoog; hij dwong zich ,tot een
lach.
Wat een vraagl Natuurlijk nietl Wij
zullen, heel, heel gelukkig zijn en een mooien
tijd tegemoetgaan Er is voor alles gezorgd
de boot vertrekt morgenmiddag. Je hebt
toch niet vergeten van wat ik je gezegd heb?
Neen. zei zij verlegen.
Zij wandelden het smalle pad af naar het
hekje, waar Roric's auto stond Een speciale
vergunning een aardig honorarium aan
den geestelijke, die niet nieuwsgierig was
een rit met een groolen omweg naar een af
gelegen dorpje, waar niemand Roric kende
en hun vreemd huwelijk was voltrokken.
Er werd iets wakker in den jongen Brilon!
De vreemde gevoelloosheid viel van hem
af zijn hersens, die de laatste drie dagen
verdoofd schenen, kwamen weer in actie;
het was alsof hij zijn herinnering terugkreeg
en weer voor uit kon zien naar de-jaren, die
vóór hem lagen en hij was bang
bang!
Hij wikkelde Rosalie warm in de bont
jas hij zag hoe zij beefde, toen zijn hand
onopzettelijk de hare raakte en opnieuw
kwam er wroeging over hem.
Wees toch niet bang voor mij, zei hij
onhandig ik zal heel lief voor je zijn, en
je heel gelukkig maken.
Wat klonk dat nuchter! Wat heel anders
dan de hartstochtelijke woorden, die zoo ge
makkelijk over zijn lippen waren gekomen
op den avond dat hij afscheid had genomen
van Lilian Fano. Hij kreeg een afschuw van
zichzelf. Hij durfde zijn oogen niet opslaan
naar het meisje naast hem! Zij legden den
terugrit zwijgend af. Toen Alperion in het
gezicht kwam, Hel Roric den wagen stil
staan.
Je moei hier uitstappen. Hij lachle haar
bemoedigend toe. Ik geloof niet, dal
Sherny of iemand ander3 achterdocht zal
hebben, wij zijn nog geen anderhalf uur bij
elkaar geweest. Kijk niet zoo bedrukt. Rosa
lie; dit is de laatste dag van het oude leven.
Vergeet vooral niet wat ik je gezegd heb;
je moet de woonwagens verlaten, heel vroeg
in den morgen, zoodra het licht wordt. Ik
zal hier met de auto op je wachten en dan
gaan wij recht door naar Londen Tegen dpn
tijd dat ze ie missen, zijn wij al lang buiten
het bereik en dan ademde hij diep en
keek over haar heen naar de groep blader-
looze boomen, waarachter het oude huis
stond, waarvan hij nooit meester zou zijn...
en dan zullen wij een nieuw leven begin
nen.
Hij stak haar zijn hand toe. Heb je geen
glimlach voor me? vroeg hij moe. Geen
glimlach voorje man?....
Een diepe blos kwam over haar gezicht;
haar oogen stonden vol tranen.
O. ben je er wel zeker van heele-
maal zeker, dat het je nooit zal berouwen?
vroeg zij schuw Ik ben zoo bang. Je bent
iemand uit een deftige familieen ik....
welDe jonge Briton lachle.
Kom, ik ben immers niet veel meer dan
een bedelaar, zei hij met gedwongen vroo-
lijkheid.
En ik wil niet hebben, dat mijn vrouw
zoo gering over zich zelve denkt! Hij
schudde haar vroolijk heen en weer. Ik
ben er trotsch op, dat je zooveel vertrouwen
in mij gesteld hebt; je zult er nooit berouw
van hebben, Rosalie. Wij zullen heusch heel
goede maatjes worden. Wacht maar, morgen
heb ik je al heelemaal voor mezelfl
Maar zij lachte niet. Twee dikke tranen
rolden langs haar wangen op haar armoe-
digen mantel. Zij keek hem aan met iets on
heilspellends in haar blik.
Als als ik ooit denk. dal het je
spijt, zei zij als ik ooit merk, dat je je
voor mij schaamt, maak ik een einde aan
mijn leven.
De ernst in haar stem, de vaste wil, die uit
haar blik sprak, maakten diepen indruk op
Briton.
Zoo mag je niet praten, daarvoor heb
ik je immers geen aanleiding gegeven.
Ik maar laten we aan zoo iets niet den
ken op onzen trouwdag. Laat mij je ring
nog eens zien, mrs. Briton.
f (Wordt vervolgd),