Door het IJs gezakt
CORRESPONDENTIE.
alles willen drukken. Op zekeren dag vatte
hij het besluit op, drukker te worde-n.
Hij kocht wat letters en probeerde met
koperen platen te drukken, maar hij was
zóó arm, dat hij geen geld had voor de
dingen, die hij daarvoor noodig had en de
kopersmid weigerde hem nog meer te
geven.
Nu was Aloysaus een volhardende knaap
en gebruikte hij de platen verscheiden
malen, door ze met een steen te polijsten,
totdat ze heelemaal g'ad waren en er dus
geen letters meer op stonden. Het spreekt
vaDzelf, dat de platen, na eenige malen
gebruikt te zijn, uitsleten. Toen probeer
de hij m den steen zelf te graveeren.
Juist had hij hem netjes opgepoetst en
wilde hij er in spiegelschrift, want alles
moest natuurlijk net andersom op den
eteen staan, wilde het goed op het papier
komen op schrijven, toen zijn moeder
hem vroeg de wasi.h even voor haar op
to schrijven. De arme Aloysius zat zoowel
in figuurlijken als in weTkelijken zin met
de handen in het haar en dacht er over
na, hoe hij dit zonder papier en potlood
doeD kon."
Het gordijn ging weer open.
Aloysius schrijft op een stuk steen en
zijn moeder kijkt tevreden, terwijl zij het
bundeltje goed in de hand houdt.
Doot zijn moeder te helpen, heeft Aloy
sius zichzelf geholpen en een groote uit
vinding gedaan. Hij schreef het lijstje op
den steen met eeD soort inkt, dien hii van
lampezwart,, zeep en was heeft gemaakt,
met de bedoeling het later met gewoon
schrijfgereedschap over te schrijven.
Toen hij dit gedaan had en het oor
spronkelijke lijstje vaD den steen wilde
afvegen, was hij nieuwsgierig, wat het re
sultaat zou zijn, als hij die letters mee
behulp v»n sterkwater in den steen grar
veerde.
Hij probeerde het. onnnnddellijk. Het
sterkwater liet vrij diepe sporen in den
Bteen achteT en Aloysius vulde deze met
drukinkt en maakte verscheiden afdruk
ken.
Dit is de geschieden's van de uitvinding
der lithografie of steendrukkunst.
Wij nemen hiermede afscheid niet alleen
van Aloysius Senefelder, maar ook vaD
elkaar, want he tis tijd om naar bed te
gaaD. Ik wensch jullie allen: wel te rus
ten
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Piet was een waaghals. Als Vader zei:
,,'t IJs is niet sterk genoeg." meende Piet,
dat het hem wel houden zou. En als Moe
der hem verbood in de hoornen te klimmen,
vond hij, dat Moeder veel te bang was.
Dagen aan één stuk had het gevroren en
was het ijs prachtig geweest om schaatsen
te rijden, een gelegenheid, die Piet niet on
gebruikt voorbij had laten gaan. Maar nu
was plotseling de dooi ingevallen en het
mooie ijs vies en zacht geworden. Ja. op
het ijs in de gracht stond aan beide kanten
reeds water.
„Niet rpeer schaatsenrijden of over het
ijs loopen. Piet!" had Vader gezegd.
Geen antwoord.
„Versta je me, Piet?" vroeg Vader streng.
„Jawel Vader," klonk het terug.
Verder werd er niet over gesproken.
Vader hield er niet van veel woorden te
gebruiken. Het verbod was duidelijk genoeg
en behoefde geen nadere toelichting.
Maar toen de jongens om vier uur uit
school kwamen en Piet met zijn vriendjes,
Bram en Karei, langs de gracht kwam, zei
Bram:
t Zal nou wel gedaan zijn voor dezen
winter t IJs ziet er uit als borstplaat."
•Toch zonde!" meende Karei, die even
als de beide anderen een groot liefhebber
van schaatsenrijden was.
,,'t Houdt ons nog best," zei Piet, die tot
nu toe gezwegen had.
,,'t Ziet er allesbehalve aanlokkelijk uit,"
vond Bram
„0. maar jullie zijn ook zoo bang!" j
hoonde Piet. „Jk loop er nog eens over.
Ajuus hoor!"
Bram en Karei bleven aan den kant
staan. Zij waren volstrekt niet bang uitge
vallen, maar vonden Piet een echten
waaghals.
„Breng ons maar een stukje borstplaat
mee!" riep Karei hem nog achterna.
„Komen jullie 't zelf maar halen of dur
ven jullie niet?" tartte Piet zijn vriendjes.
,,'t IJs is nog bestdaar kraakte liet
gevaarlijk, een plof, een gil en.de beide
jongens aan den kant zagen vóór hun
oogen hun vriendje onder het afbrokkelende
ijs schieten.
Zonder zich ook maar één oogenblik te
bedenken, snelden Karei en Bram op hem
toe. Aan gevaar voor eigen leven dachten
zij met Zij waren slechts van één gedachte
bezield: hun vriend, die onder het ijs ge
schoten was. te redden. Reeds naderden zij
de gevaarlijke plek. Bram ging plat voor
over liggen, om grooter steunvlak te heb
ben en dus minder kant te loopen eveneens
door het ijs te zakken. Zoo schoof hij voor
zichtig vooruit, tot hij zijn hand in het
open gedeelte kon steken, daarbij luid Piets
naam roepend.
Ook Karei was de gevaarlijke plek met
een omweg genaderd en bevond zich nu on
geveer'tegenover Bram, op dezelfde manier
als deze de open plek naderend. Hoe zii ech
ter hun best deden en hun vriendje onder Je
wateroppervlakte zochten, hel mocht hun
niet gelukken, hem te grijpen Als zij één
van beiden maar een slok bij zich haddenI
Steeds verder waagde Bram zich over het
afgebrokkelde ijs. tot ook eindelijk hij
er onder schoot. Karei gilde het uit van
schrik en ontzetting Zou hij dan lijdelijk
moeten aanzien, dat zijn beide vrienden ver
dronken?
Intusschen waren er heel wat menschen
op het angslige hulpgeroep der jongens toe-
gescholen Het ongeval had juist plaats m
de nabijheid van een politiepost, waar men
heengesneld was om °en dreg te halen.
Het mocht eenigen wakkeren mannen na
veel inspanning tn met gevaar voor eigen
leven gelukken, de beide jongens uit hun
hachelijken toestand te bevrijden. Goddank!
beiden leefden nog, al twijfelde men er eerst
aan of de levensgeesten bij Bram niet reeds
geweken waren. Want al had deze korter in
het waler gelegen dan Piet, zijn gezondheid
was veel zwakker dan die van den laatste.
Het zou weken duren, eer hij het gebeurde
weer te boven was.
De beide druipnatte jongens werden nu
naar huis gebracht, waar hun moeders
zij waren buren niet weinig schrikten.
Wel was Karei vooruit geloopen om haar
voor te bereiden, maar zij waren zóó ont
daan bij het zien van haar jongens, dat zij
al even wit waren als dezen.
Er waren eenige weken verloopen. PiQt
was, na een paar dagen het bed gehouden
te hebben, weer geheel hersteld, maar voor
Bram zag het er aanvankelijk minder gun
stig uit. De jongen was hard ziek geweest
en had verscheiden dagen tusschen leven en
dood gezweefd. Steeds weer had hij in zijn
ijlende koortsen geroepen: „O Piet, Piet,
waar ben je toch? Hier is mijn hand! Toe
Piet, grijp mijn hand nou toch!"
Geen dag ging voorbij, of Piet kwam een
paar keer bij de buren vragen, hoe het met
Bram was. Voor hem was het een ware fol
tering. zijn vriendje in levensgevaar te we
ten. in levensgevaar door zijn schuld! Tel
kens weer mompelde hij: „was ik maar ver
dronken en hij gered!" 's Nachts kon hij niet
slapen door de gedachte- „als Bram nu van
nacht eens slierf, zou het mijn schuld zijn 1"*
Maar eindelijk brak er een dag aan, dien
Piet nooit vergelen zou. al werd hij ook nog
zoo oud. een dag, waarop Brams moeder
zei dal het gevaar geweken was en Piet
even. heel even nog maar, naar zijn vriendje
mocht gaan.
De beide jongens gaven elkaar een hand
en Piet stamelde:
„Ik dank je Bram Jij was een held en
enne ik ik zal nooit meer zoo roeke
loos zijn!"
En natuurlijk heeft Piet woord gehouden.
-Sb
Het komt zeker door al die goede wen-
schen voor mijne gezondheid die ik steeds
kreeg en die ik nu ook vandaag nog mj
massa s ontving in de brieven der raadsel-
jeugd, dat ik zoo gauw weer beter ben ge
worden. Jullie ziet het, het is weer eene
heeie correspondentie, en jullie zult hoop ik,
ook gezien hebben dat er 2 lij9ten van-na
men zijn, ik heb alle brieven der vorige week
ook nagekeken, want jullie zult toch ook wei
graag willen weten, wie er toen goede oplos
singen heeft ingezonden. Dus kijkt ailen
maar de beide lijsten met namen eens na of
je er bij staat. Zóóveel kinderen schrijven nu
deze week:
Tante ik zal maar niets aan u vragen of
wat extra's vertellen, want dan krijgt u net
te druk of dan wordt u te moe. Heel harte
lijk bedoeld hoorl
Ik ben nu wel weer beter en ga weer uit,
maar ik heb nog wel dikwijls kiespijn en
moet telkens naar den tandarts; maar daar
om kan ik toch mijn werk wel gewoon doen,
gelukkig hoor
Ziezoo nu ga ik een9 beginnen, met aan
ve;erf*een apart woordje te schrijven.
Adri den Duik, dat eene wat je mij in je
brief schreef, deed mij natuurlijk veel ver
driet voor je vriendinnetje A., zeg haar dat
uit mijn naam, verder wil ik er hier natuur
lijk niet over schrijven, dat begrijp je wei
Neeltje en Sientje de Jong, ja ik was toen
ziek. dus was het niets erg dat je toen de
raadseis niet oploste, ik had toen toch al A
werk genoeg.
Adriana Döll vreeselijk aardig dat je mij
nog eens een brief schreef al kan je ni^t
meer meedoen met de raadsels. Je hebt het
nu druk hoor, overdag naar kantoor en
's avonds naar de avondschool. Hartelijk ge
groet.
Nettie en Mientje van Riessen hoe is het
met.je moeder, is de keel weer genezen?
Zoo. hebben jullie eene broedmachine? aar
dig is dat. niet waar. Zorgen jullie goed voor
je eigen kuikentjes met de zieke pootjes?
Leuntje v d. Plas, Agatha Gregoire nn
Jacoba Ouwehand dus je hebt gelukkig alle
drie begrepen dat je mee mocht doen en mij
Tante noemen, al kon ik je verleden we^k
niet afzonderlijk antwoorden Wonen juilie
dicht bij het strand? ik weet heuse h met
waar precies het Waaigat is. Ja ik kom
's zomers wel eens in Katwijk aan Zee, mis
schien* dezen zomer ook wel een9.
Kees Boer zie je wel. dat ik weer Lpter
ben, dat ik weer correspondentie met voor
velen een apart woordje kan geven
Cornelia v. Duin. Elizabeth en Corr.e
Klok zeker mag je met je drieën inzenden,
samen den brief onderleekenen. Zijn Eliza
beth en Corne zusjes? of nichtjes? Wande
len met te nauwe schoenen is pijnlijk en
geen pleziertje
Marie Tuinhout zeker, ga jij ook maar
meedoen net zooals je 2 vriendinnen en je
b?hoort dan meteen bij de grooteren. Noem
mij ook maar tante.
Willy van Booma natuurlijk mag je vra
gen wat mij scheelde, ik heb griep gehad en
oorpijn en nu nog kiespijn.
Drietal Elderhorst. dat begrijp ik best
hoor. dat al deed jullie je best om je moeder
een prettigen dag te bezorgen, dat je moe
der toch nog erg veel aan vorige jaren terug
dacht toen je vader er nog was Vond je het
zoo naar toen er geen correspondentie was?
Corrie Koopman ja hoor ik ben weer be
ter, zooals ik al in het begin der corres
pondentie schreef.
Frans Popken, zoo heb jij dat ook onder
vinden dat als je pas ziek bent geweest, dat
het werken en denken dan nog niet zoo
vlug gaat.
Willem en Jan Overduyn ja. raar afwis
selend weer 9oms, Zaterdag stormde het
hier ook geweldig, niet gezellig om eens
een luchtje te gaan scheppen. Is Zusje nu
al een half jaar? dan zullen jpllie wel steeds
meer aardigheid in haar krijgen, dat zal ik
we! steeds in je brieven lezen.
Wim van Klaveren ga maar trouw mee
doen als je er plezier in hebt.
Wim Oppelaar ik ben al telkens eens
uitgeweest, vooral als de zon zoo lekker
scheen.
Willy de Neys je moet mij toch eens
schrijven hoe het boek heet dat je als prijs
hebt gekregen.