VOOR DE JEUGD V LEIDSCH DAGBLAD No. 13. Toevallige Ontdekkingen Zaterdag 2 April Anno 1927 jl»t tij llltl jlilil jlliililiif i -•4ir 4li;" Naar het Engelsch van E. M. WAT ER WORTH. Vrij bewerkt door C. E DE LILLE HOGERWAARD. Van lastige kinderen en 'n gewilligen zoon. We waren allemaal ingesneeuwdHet heel veel groote® en kleinen, waren wij tien vorige® dag samengekomen om den verjaardag van onzen liovelingsoom to vieren. Oom George woonde buiten, niet ver van een groote stad, waar hij drie maal per week heenging. Nu lag <fc sneeuw echter zóó hoog, dat het al even oniuo gelijk was naar huis terug te kceren, als wanneer wij ons aam de Noordpool bevon den hadden, liet leek plotseling wel Kerst nus en het was tooh al Februari I „Een vrooLijk Kerstfeest 1" zei Oom George, toen hy op dien bewusten morgen do eetkamer binnenkwam. Wij waren den. vongen avond ter eer© van het feest! allen laat naar bed gegaan en hadden geslapen als rozen, geheel onkundig van het feit, dat do sneeuw zich steeds meer tegen het huis ophoopte. ..Jullie kunt vandaag natuurlijk niet naar huis," had Tanto Marie gezegd. „Het is maar goed, dat do provisiekamer goed gevuld is en wij het heele regiment te eten kunnen geven." „Ja, fijn 1" riep Minui© uit, terwijl zij een boterham met jam verorberde. „Mis schien kunnen we wel in een week niet naar huis Geen van ons, jongeren, trok zich veel van den sneeuwstorm aan, maar wij kekco later op den dag alien toch wel heel ern stig, toen het nieuws ons bereikte, dat do tremen in de sneeuw waren blijven steken en eT verscheiden slachtoffers* verstijfd langs den weg .gevonden waren. Dit nieuw s werd ons medegedeeld door den post bode, die 's middags om vijf uur do brieven bezorgde, welke voor de morgen best elling bestemd waren geweest. v ij hadden een beerlijken, vroolijken dag gehad, in weerwil van sneeuwstormen en gfcrend© rukwinden, die door elk gaatje naar binnen schenen to willeD ko men. We waren met on.s twintigen en daar onze ouders bij ons waren, maakten wij ons niet ongerust over elkaar. Wij waTen het or allen over censs dat wij het ons in onze gedwongen ballingschap die wij eigenlijk heelemaai naet als zoodanig beschouwden zoo aangenaam en gezellig mogelijk moesten maken. Een schitterende, maan-bescheDen «vond volgde op dezen sneeuwdag en de genen onder ons, die niet bang wapen voor do kou, gingen naar het kleine ob servatorium van Oom George, om daar door zijn greoten telescoop een blik te »werpen op de sterrenwereld. Het obser vatorium was een heel klein vertrek met veel glas, dat or van buiten uitzag als een gedeukten hoek, die op het dak der villa gezet was Zooals jullie wel begrijpen kunt, was het er d^en avond ontzettend koud. De moest geestdriftige stertfenkijker had er dan ook al spoedig genoeg van en fcas blij weer terug te kunloen koeren naar het gezellige en lekker warme blok- kenvuur, dat Oom George en Tanto Mane altijd m do zatkainer hadden- Den volgenden dag lag do sneeuw nog even hoog en waren wij dus nog gevange nen, al haperde er dan ook niets aan> onze goede stemming en waren wij zelfs heel «Toolijk. Wij deden allerlei spelletje» en vertelden om beurten verhalen, tot wij het was inmiddels avond geworden niet goed meer wisten, wat wij doen zonden en we blij waren Oom George te hooreii zegge® ,,Nu kindoren, ik heb een spelletje be dacht Wie houdt er van tableaus vi vants!" Natuurlijk deden wij dit allemaal. ,,Mooi! Dan zullen, wo om beurten ta bleaux vivants voorstellen, terwijl de an doren moeton raden, wat het is," zori Oom George. „Ik zal or bij vertellen. Maar eerst moeten jullie mij helpen voor het tooneel te zorgen." Daar wij met zoo velen waren en do dienstboden ons een handje hi'elpen, haJd- den wij spoedig gordijnen gefabriceerd, die de groote zitkamer in twee gedeeb ten verdeelden. Al do doozen en kisten, die wij maar vinden konden, sleepteD wij naar beneden, waar er pl&Dkcn overheen gelegd werden. Er werden zelfs een paar deuren uit hun hengsels gelicht, die ons hielpen bij het maken van ons tooneel. Het geheel werd bedekt met kleedjes en sjaals, waarna het publiek aan den andcron kant der gordijnen plaats nam. Een bel luidde, do gordijnen gingen open en wij zagen het eerste tableau. O, wat was dat rommelig! Overal lagen stukken glas op den grond, zoowel als op de houten tafel brillen zonder glas or in en een massa gereedschap. Er scheen geen eind aan te komen. Verder zwierf er nog ««llerlei in het rond, hetgeen ons dui delijk vertelde, dat de man, die bezig was glazen in brillen te zetten, het zóó druk had, dat hij geen tijd had om te zorgen, dat de kinderen geen kattekwand uithaal den. Drie hunner lagen geknield bij d© deur der werkplaats en hielden stukjes glas in de hand. waardoor ze naar buiten keken Aan den muur hing een kaart, waarop Oom George met gTOote letters geschreven bad: Hans Lippeishey Brillenmaker Middelburg 1608. De kinderen waren dus Hollandsche kin deren en de werkplaats was een Holland- sent werkplaau. „Er was eens", zei een stem, „een man, die brillen maakte. Hij was een ijverige baas en werkte van den vroegen morgen tor den laten avond. Hij woond© in Mid delburg en zijn kinderen konden geen giooter genoegen dan in en uit den win kel te loopen en er te spelen met de ge broken brilleglazen of wat er verder van hun gading was. Op zekeren dag waren de kindoreD precies zoo aan het spelen, als jullie ze hier ziet. Zij hielden de stuk jes glas in verschillende richtingen. Hans, do brillenmaker, zat met zijn rug naar hen toe en was zóó verdiept in zijn werk, dat hij de tegenwoordigheid van zijn kinderen geheel vergeten scheen te zij.n, toen zij plotseling uitriepen ,,Kom toch eens kijken. Vader, gauw!"- Het gordijn ging dicht, juist nu het in teressant begoD te worden, maar in hob volgende oogenbbk ging het weer open ©a stond Hans Lippershoy itn gebogen hou- ding, om door do stukjes gla« te kunncnl kijken. „Kijk toch eens, Vader, gauw!" riepen de kinderen opnieuw. „Of hot loopt mis schien weer weg Zie toch eens, hoe vree* eelijk dichtbij het haantje van den toren, op hot oogenblik is!" Hans sprong op, want de kinderen had den gelijk: het haantje van den toren leek zóó dichtbij, dat het hem voorkwam, alsof hij het zou kunnen aanraken. „De telescoop!" riepen wy uit, torwij! wij van de tableaux vivants een charado maakten, die wij moesten raden. „Ja, dat is do geschiedenis van den to- lescoop. Hans zorgde er angstvallig voor^ dat do verschillende stukje glas in dezelf de volgorde en stand bleven liggen, ai* waarin do kinderen ze bij toeval geplaatst hadden. Hij maakte op die manier den eersten telescoop, doen hij Prins Maurita ten geschenke aanbood. Zooals zoovele andere uitvindingen was dit begin vrij gebrekkig. Galilcï hoorde er van, zag dom telescoop, verbeterd© hem en noodigdo deo Doge van Venetië en alle Itijksgrooten uit er eens door to kijken. Zy waren zóó ver rast, dat zij nauwelijks konden sprekeny maar zij vermoedden in do verste verte niet, dat dit merkwaardige instrument! door een paar kinderen uitgevonden was."' Wij riepen allen: „Bravo 1" Daarop verdwenen degenen van one, die voor het volgende tableau noodig waren* achter de gordijnen. Het volgend tooneel was nogal grappig Ons nichtje Minnie was als een oude vtouw verkleed en stond t© kijken naar mijn broertje Karei. Zij had blijkbaar org® haast. In do éóne hand hield zij een vuil boordje en twee of drie zakdoeken cn met de andere wees zij op een hoopje kleeron, dat op den grond lag Karei, met een lin nen schort voor, woelde met zijn vingert docrr het haar op zoo'n grap pig-wan ho pende manier, d:rt wij ct allen om moesten lachen. „Jullie moest medelijden hebben met dien armen jongen", zei Oom Georgo op zóó'n kwasi-bedroefden tooD, dat wij nog harder moesten lachen. „Zijn Moedei, ging Oom voort, heeft erge haast. Ben-o den staat een vrouw te wachten om d© wasch mee te kunnen nemen en zij vraagt haar zoon even een lijstje voor haar t® wille-n schrijven. Dit jongmenseh is gaar ne bereid te doen, wat zijn moeder hem vraagt, maar hij heeft geen enke! snip pertje papier en ook geen potlood." Het gordijn ging bij deze laatste woor den dicht en Oom George vervolgde zijn verhaal „Terwijl zij trachten do moeilijkheid op te lossen, wil Ik jullie een en ander over den jongon, óloysius Senefelder, vertel len. Hij is een pientere baas, een vcelzij-' dig ontwikkeld© jongen en dol op muziek en schilderen. Maar 't allerliefst schrijft hij verzen en comediestukken". Hij schrijft zelfs zóóveel, dat d© uitgevers lang mot i s i^*91 y i f f j# y s

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 21