Een speelbal der fortuin
Reparaties
Bedgoederen
No. 20561
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 24 Maart
Tweede Blad
Anno 1927
BINNENLAND.
rA'do/ruifvpuiv
d(Q {sondQrüfd gQi?2Qn?d
wd
I daf 15 do faanj, daar
fLYSMA
börsQmd werd
EERSTE KAMER.
Wed. P. DE WILDE&Zonen's
Nieuwe Rijn 39-40 - Telefoon 2158
Wasschen van Wollen Dekens f 1
FEUILLETON.
OFFICIEELlf BERICHTEN.
Bij Kon. besluit is op verzoek eervol
ontslagen met dank H. A. Aalfs, als bur
gemeester van Vries;
zijn herbenoemd tot burgemeester van
Ter Aar jhr. K. W. L. de Muralt; van
SchooDrewoerd D. C. de Leeuw, secreta
ris; van Rhoon J. C. van Es, secretaris;
van Stavenisse A. K. Hanssens, secreta
ris; van Haarzuilen en Vleuten J. A. Ver
der, secretaris; van Jaarsveld, Lopik en
Willing© Langerak K. Vink; van Idaarde-
radeel N. Nammensma; van IJlst H. P.
Fledderus, secretaris; van Workum A.
AVagenaar; van Haelen mr, Th. J. H.
Aquarius; van Urmond P. N. Strijkers;
van Wijlre W. J. H. Prick.
LEGERORDERS.
In de eerstvolgende Legerorders zal een
miïiSsterieele beschikking voorkomen,
waarin er de aandacht op gevestigd wordt,
dat tegen de rechtstreeksche toezending
van afschriften van straflijsten aan andere
personen «dan de autoriteiten bedoeld m
punt 10e A van de ministerieel© beschik
king van 26 Juli 1926 uiteraard geen be
zwaar bestaat, indien de betrokken mi li"
tair of gewezen militair dit zelf mocht
wenschen.
In een bfamenkort te verwachten leger
order ia een minieterieele beschikking op
genomen, houdende mededeeling dat de
bepaling, dat oefeningen op de kaart, tac
tische oefeningen in het terrein en het
bijwonen dei tactisch© voordrachten ge
acht moeten worden werkdiensten te zijn,
met ingang van 1 April wordt ingetrok
ken, en dientengevolge van dezen datum
ai de deelnemers aan bedoelde oefeningen
ook indien daafaan geen nachtverblijf
buiten d© standplaats is verbonden.
voor deswege t© verrichten reizen vergoe
ding voor verblijfkosten kunnen declaree-
ren, volgens het tarief van het Reisbe
sluit 1916»
RECLA**E.
- 9868
Een ministerieel© beschikking welke in
de eerstvolgende Legerorders zal ver
schijnen, bepaalt, dat reserve-officieren die
bij mobilisatie een bijzondere bestemming
hebben buiten de korpsen, waartoe zij be-
hooren, kunnen worden aangewezen in
dien ch't door de betrokken autoriten ten
roor hun vorming noodig wordt geoordeeld
om, ter vervanging van den practischen
troependienst, waartoe zij volgens de be
staande bepalingen verplicht zijn, dienst
te doen in de functie waarvoor zij bij mo
bilisatie zijn bestemd.
De betrokken autoriteiten treden, tot
regeling hiervan, in overleg met de com
mandanten der korpsen, waartoe deze of
ficieren behooren.
HET DRAMA TE ZUNDERT.
Op vragen van het Tweede Kam.erlid
Drop betreffende overplaatsing en bevor
dering van de beid© marechaussees, die
betrokken waren bij het onlangs gebeurde
in een hotel te Zundert, heeft de minister
van justitie geantwoord:
De wachtmeester der Koninklijke ma
rechaussee C. H. Coolen cd de marechaus
see J. F. C laas sen, die betrokken waren
bij het gebeurde in d a nacht van 10 op
11 Januari 1927 in het hotel „Het Wapen
van Nassau", te Zundert, waarbij C. van
Meer het leven liet, behooren tot de bri
gade Zundert. Van een plaats gehad heb
bende overplaatsing van die politiebeamb
ten is dus geen sprake.
Evenmin is sprake van bevordering van
den wachtmeester voornoemd Wat den
marechaussee Claassen betreft, deze be
hoorde tot het personeel dat op 1 Februari
j.l. in aanmerking kwam om benoemd te
worden tot wachtmeester-titulair. Di© be
noeming werd, in afwachting van het re
sultaat van het gerechtelijk vooronderzoek
in bedoelde zaak, uitgesteld.
Nadat de garnizoenscommandant te Den
Bosch conform het advies van den audi
teur-militair had beslist, dat tegen voor
noemde politiebeambten geen strafvervol
ging zou worden ingesteld, ïn de blijk
bare overtuiging, dat beiden volstrekt uit
noodweer hadden gehandeld, bestond er
bij het betrokken gezag geen aanleiding
meer, te. wachten met de toekenning van
den titulaiTen rang van wachtmeester aan
voornoemden marechaussee.
ONTSLAGEN KORPORAALS EN
MANSCHAPPEN DER POLITIETROEPEN.
Op een vraag van het Tweede Kamer
lid Krijger betreffende de inschrijving
van ontslagen korporaal» en manschappen
der politietroepen bij het Bemiddelingsbu
reau, heeft de minister van oorlog geant
woord:
Ter zake van de inschrijving van gewe
zen militairen van de politietroepen in de
lijst van gegadigden vooi burgerbeti'ekkin-
gen, welke aangehouden wordt bij het Be
middelingsbureau, is ondergeteekeDde m
overleg getreden met zijn. ambtgenoot van
financiën.
Genoemde minister verklaarde geen be
zwaar te hebben tegen inschrijving, doch
wel tegen gelijkstelling van deze militai
ren met de wachtgelders.
De bij dat bureau ingeschreven militai
ren der politictToepen mogen derhalve
worden voorgedragen voor en, althans
voorloopig tijdelijk, werkzaam worden ge
steld in die betrekkingen, waarvoor geen
geschikte wachtgelders beschikbaar zijn.
Met betrekking tot het 16-tal militairen
der politietroepen, die aanvankelijk op 1
April 1927 den militairen dienst zouden,
hebben moeten verlaten, zij nog medege
deeld, dat hun vergund ie, om voorloopig
in dienst te blijven, tot tijd en wijle zij
zooveel diensttijd zullen hebben verkre
gen, dat zij aJthans aanspraak zullen heb
ben op een tijdelijk pensioen.
Naar de „TeL" verneemt, zullen in
strijd met het eerst vermelde, B. en W.
van Amsterdam geen voorstel doen tot
belastin gverhooging.
(Vervolg van gisteren).
HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG.
Na de pauze zet Minister VAN KARNE-
BEEK zijn rede voort.
Onder de bedenkingen, die van gewicht
moeten worden geacht is allereerst die van
den heer De Savornin Lohman, «lio den
opzet van dit verdrag verkeerd achtte,
omdat hij een princdpieele wederkeerigheid
niet voDd in het stelsel van den Minister.
De heer Lohman doelde daarbij op de
kwestie van de uitwegen. Het was in het
geheel geen principe van spreker, om een
wederkeerigheid uit te «luiten, het was
slechts politiek en epr. vond het verstan
dig België deze uitwegen te .geven.
In zijn rede van 4 November 1926 heeft
de Minister in de Tweede Kamer reeds
doen uitkomen, dat België formeel geen
recht had, doch dat het hier gold een kwes
tie van beleid. De scheidingsregeling is op
bruikbare uitwegen bedacht geweest, om
dat dit van belang was voor de verhou
ding tusschen beide landen. Het ia een
kwestie van politiek, niet van recht. Ne
derland heeft wel degelijk iets aan België
gevraagd, maar slechts binnen do achei-
dingsgrens.
Spreker herinnert zich geen enkele com
pensatie, waarvan in die dagen sprake ia
geweest. Hier moet men ook niet alleen
zien naar contra-prestaties. Dit is een po
litiek contract. Men zie allereerst naar de
uitkomsten, die ar door kunnen worden
tegemoet gezien.
Reeds de geografie toont aan het ver
band tusschen België's bestaansmogelijk
heid en de uitwegen.
Komt er echter een uitweg bij als het
Moerdiikkanaal tot stand komt 1 Neeo,
want dan komt de conventioneele andere
weg,
Spr. komt thans tot de Schelde, die
uit politiek en uit schcepvaartoogpunt is
to bezi«u. Ten aanzien van de reserve stelt
de min1'«ter er prijs op, volkomen klaarheid
te brengen.
De beer Colijn vroeg of er in het proto
col van 23 Maart een soortgelijke reserve
ten aanzien van de oorlogsschepen is ge
maakt als gemaakt is voor de Wielingen.
Er is echter geen protocol van 23 Maart
en ook geen geheime reserve. Wel is de
Commissie van XIV bijeengekomen on
heeft de heer Segers textueel hetzelfde
gezegd, wat hij 10 Juli 1920 in den Belgi
schen Senaat heeft gezegd. (Spr. doet
daarvan voorlezing).
Dit verdrag regelt de vaart op de Schel
de; maar zondert de oorlogsschepen uit.
Nu was de meening van België, dat de
Belgische oorlogsschepen principieel in een
inferieure positie zouden komen bij an
dere oorlogsschepen. België heeft dus wil
len voorkomen, dat Nederland een ver
zoek om doorvaart onontvankelijk zou kun
nen verklaren op grond van dit verdrag.
Van een materieele reserve is geen
sprake en evenmin van een Belgische pre
tentie. Spr. komt er dan ook tegen op,
dat van deze passage in het verdrag een
„machine de guerre" tegen het verdrag
is gemaakt.
Het gerucht, dat de minister bij de Bel
gische regeering stappen heeft gedaan om
de reserve uit het verdrag gelicht te krij
gen en dat België daarop een weigerend
antwoord zou hebben gegeven, gerust op
geen enkelen grond.
Voor de bezorgdheid van Nederland-
schen kant met betrekking tot dit punt
is niet de minste aanleiding.
Spr. komt nu tot het Schelderegime, dat
niet uitvoerig bestreden is. Wel heeft men
gezegd: waarom blijft niet alles, zooals het
is? De reden daarvoor is, dat het tegen
woordig regime België geen waarborgen gaf
nu de diepgang van de schepen in het ge
ding werd gebracht. Ook voor ons zou de
toestand niet gunstig zijn geworden, als we
een andere mogendheid op de Schelde zou
den laten werken en allen zouden laten be-»
talen. De positie van Nederland zou daar
door allerminst versterkt zijn. De landen
warén geroepen om „formules communes"
te maken. Het beheer moest onder de oogen
worden gezien. Jlet belang van de scheep
vaart over de Schelde is geheel aan de zijde
van België. Daarom moet in het georgani
seerd overleg de andere partij worden toege
laten.
Tegen dezen opzet kan weinig bezwaar
bestaan. Men zal deze regeling zegenen als
het met de Schelde eens in de war zou loo-
pen en dit aanleiding zou geven tot wrij
ving. De Schelde is een rivier voor de zee
vaart, gebruikt door alle zeevarende naties.
Kunnen wij daartegenover nu een eng
standpunt innemen met betrekking tot onze
polders.
Ook hier te lande zijn de belangen van
liet verkeer praelabel aan die van de pol
ders. Toch is in het beheersysteem het pol-
derbclang een essentieel element in iedere
decisie.
Er is hier geen administratieve hoogere
instantie, doch een zuivere vorm van arbi
trage.
Wanneer men dan ook de vraag stelt,
wie de baas wordt, een Spanjaard of een
Deen, dan is dat al zeer populair uitge
drukt. Er moet toch iemand tusschen beide
komen als partijen het niet eens worden.
De koning van Spanje behoeft bovendien
niet steeds een Spanjaard, de koning van
Denemarken niet steeds een Heen aan te
wijzen.
Spr. begrijpt niet hoe men een beroep
heeft kunnen doen op het sta-tuut van Bar
celona. Dit statuut toch' beveelt juist aan
het commissoriaal maken van gemeen
schappelijke belangen. De voorgestelde re
geling acht de minister beter dan het bren
gen van de zaak voor het Intern. Hof, dat
een vaste en politieke samenstelling heeft.
Zooals spr. reeds uiteenzette, heeft Neder
land de haggerkosten op zich genomen, om
zijn positie sterker te stellen. Daartegen
over staat de besparing aan betonning.
De heer Rink voelde het als in strijd met
onze waardigheid, dat vonnissen met be
trekking tot doorgaande schepen niet kun
nen worden geëxecuteerd. Dit acht spr. een
kwestie van heel weinig practisch belang.
Men heeft er ook nooit bezwaar tegen ge
maakt, dat met betrekking tot doorgaande
schepen de oeverstaat afstand doet van
fiscale vorderingen.
De Wielingenkweslie zal natuurlijk te
eeniger tijd moeten worden opgelost, maar
dat zal alleen kunnen bij compromis en in
een tijd, dat de atmosfeer daarvoor gescha
pen is.
Ten aanzien van de loodsgelden merkt de
minister op, dat Nederland vrij is in de vast
stelling van het loodsgeld naar Rotterdam,
doch dat de vaststelling der loodsgelden
naar Antwerpen aan onze goedkeuring is
onderworpen.
De minister komt nu op hol Moerdijk
kanaal. Ten aanzien van de rechtspositie
daarvan sluit hij zich aan bij den heer
Anema. Bij mist, storm of duisternis kan
de vaart over Hansweert niet of in geringe
mate plaats hebben. Daaraan is het te dan
ken, dal zoo weinig ongelukkon gebeuren.
De kwestie van het Moerdijkkanaal is in
1919 niet uit de lucht komen vallen, zoo
als sommigen het voorstelden. Reeds in
1912 sprak de Kamer van Koophandel te
Antwerpen zich uit voor een verkorten ver
bindingsweg met den Rijn. Sedert dien is
het denkbeeld geregeld aan de orde gesteld.
Op sprekers departement was de zaak dan
ook al bekend, vóór dat van Belgische de
siderata sprake was. Het denkbeeld van den
heer v. d. Bergh, die een ander kanaal
schetste, kan niet verwezenlijkt worden door
de hooge rechten, die op dat kanaal zouden
moeten worden geheven. Het is spr. niet
duidelijk, waarom tegen het Moerdijkkanaal
plotseling zooveel kapsie is gemaakt. De
vraag, naar welke havenstad de Rijngoe
deren zullen worden gezonden, is van zoo
vele andere factoren afhankelijk. Zal de
uitmuntende outillage van Rotterdam niet
steeds genoeg aantrekkingskracht blijven
uitoefenen. Hoe moeilijk het is het vervoer
kunstmatig af te leiden, bewijst wel Am
sterdam, dat, ondanks het aanbieden van
Rijnvrachten, het transitoverkeer niet tot
zich trekt.
Wat het massa-vervoer betreft, is de po
sitie van Rotterdam onaantastbaar. Zal er
ten aanzien van het stukgoed misschien een
oogenblik van verschuiving zijn in de ver
houding tusschen de drie havens, blijvend
zal die niet zijn. Bovendien zullen de sur-
RECLAME.
Wij voeren de
van Uw
Billijk, Ving en Vakkundig nit.
BEDDENHANDEL
9862 per «ink.
lil
laxe's d'enlrepdt vervallen. Ter zake hier
van heelt spr. de schriftelijke toezegging der
Fransche regeering. De heer De Zeeuw heeft
gezegd- Iaat Antwerpen zichzelf helpen.
Maar daartoe heeft het niet de gelegenheid
door zijn ligging ten opzichte van den Riin.
Slechts indien ons levensbelang ermee ge
moeid was. zouden wij België een betera
verbinding mogen weigeren. Spr. gelooil,
dat het in het belang van Rotterdam, Am
sterdam en Antwerpen is. den strijd tegen
buitenlandsche concurr.enlie te voeren. In
dit kanaal ziet de minister geen argument
om het verdrag te verwerpen, te minder,
omdat wij in de kosten niet meer bijdragen
dan ons goeddunkt. Met verwerping van het
verdrag is het kanaal niet van de baajy Het
is aan de orde en het zal aan de orde blij
ven nu de publieke opinie er zich mee bezig
heeft gehouden. Had spreker dit kanaal niet
op den voorgrond gesteld, dan ware allicht
het kanaal naar Ruhrort er gekomen. Dit
zou voor Rotterdam veeleer bezwaren op
leveren.
Wat de Limburgse he kanalen .betreft,
wanneer het verdrag verworpen wordt, zal
het kanaal Maastricht—Luik niet verbreed
worden en dan verliest het Julianakanaal
een gedeelte van zijn beteekenis. De beden
kingen van den heer Koster acht de minister
van secundair belang.
De positie van België heeft gezeten in den
greep van derden. Nu is de politiek geweest
onze verhouding tot België vrij te maken van
de bemoeiingen der mogendheden. Geboden
was daarom een politiek die het aan België
duidelijk maakte, dat hel de mogendheden
niet noodig had om zijn wenschen te kun
nen bevredigen. Voor het vervallen der neu
traliteit moest het alternatief komen een
hetere zakelijke verstandhouding. Er is tegen
deze reëele politiek nooit één stem opgegaan.
Had-Nederland zich in Parijs moeten ver
zetten tegen de ineenstorting der neutrali
teit?
Indien Nederland dit gedaan had en daar
was gekomen met het probleem van de vei
ligheid, dan waren wij in het Belgische vei
ligheidsprobleem verstrikt geraakt. De prijs
van die veiligheidsgarantie zou duur zijn
geweest. De rede van den heer Briët had
dan ook het gevaar. Nederland te brengen in
een sfeer, waar het buiten moet blijven. Wat
men bovenal moet willen, is militaire zelf
standigheid. Iedere voetstap op een anderen
weg sleept mee en leidt tot den toestand van
machteloosheid. Het was te Parijs uitslui
tend te doen om pacificatie te brengen, niet
door een afkoopsysteem, maar door positieve
politiek In het heele debat heeft spr. geen
toon gehoord van een politiek, die men
daartegenover had willen stellen.
Bij sprekejs visie op dit verdrag, dat een
deel van zijn leven is, ligt in het verdrag
niets, dat recht op verwerping geeft. Men
verwerpt mot-dit verdrag niet de kanalen of
Schelderegime. maar de uitkomst van een
historisch geding. Verwerping beteekent ook
Naar het Engelsch
van
RAFAEL SABATINI.
Geautoriseerde vertaling van A. T.
40)
En Holles, die bijna ineenkromp onder
die aanraking, kon niet raden, dat deze
Hertog:, die een werktuig van hem trachtte
te maken, zelf het blinde werktuig van
het noodlot was, dat een weg baande naar
een onnaspeurlijk doel.
En terwijl de Hertog nu overredend sprak,
hem aan den eenen kant met beloften in
verleiding bracht en hem aan den anderen
kant bang maakte met een schildering, van
wat er anders gebeuren zou, overwoog het
gekwelde gemoed van den kolonel nog weer
alles.
Waren zijn handen werkelijk zoo rem,
was zijn leven zoo vlekkeloos, zijn eer zoo
onbesmet, dat hij bezwaren moest maken
tegen deze laagheid, en er wel zooveel be
zwaren tegen maken, dat hij liever zich liet
dooden. dan die daad te volbrengen? Ln wat
was deze laagheid, alles goed bekeken? Een
tooneelspeelster. een prul van een actrice,
had den Hertog voor den gek gehouden. o:o
aan het slot meer voordeel van hem te heb
ben. De Hertog, die genoeg had van haar
kunsten en grillen, wensehte het spel tot een
eind te brengen. Zoo stelde de Hertog den
Blaat van zaken voor. En welke reden ha.
Holles, om te denken, dat het anders dan een
ware voorstelling was? Het meisje was een
tooneelspeelster en daaruit volgde, dat zij
een heks was. De minachting voor den
schouwburg en de tooneelspelers een erf
deel uit zijn republikeinschen tijd liet hem
daaromtrent geen twijfel. Als zij een dame
van stand, een deugdzame vrouw was, zou
het iets anders zijn.
Dan zou het een ondenkbare slechtheid
zijn, zulk een rol te spelen, dan zou hij
inderdaad liever gedood worden. Maar waar
school hier de laagheid, nu het voorwerp
zelf laag was? Waarmede was dit dan
eigenlijk in strijd? In strijd met zichzelf; in
strijd met zijn waardighejd van krijgsman.
De daad, die van hem verlangd werd, was
er een voor een gehuurden schurk. Ze was
verachtelijk. Maar was ophangen minder
verachtelijk? Moest hij zich een touw om
den hals laten doen en het schandmerk van
de galg op zijn naam laten rusten uit vrien
delijkheid voor een schepsel van het tooneel,
dat hij zelfs niet kende?
Buckingham had gelijk. Hij was een
dwaas. Zijn leven lang was hij een dwaa9
geweest, nauwgezet in kleinigheden, nalatig
in de grootere dingen. En nu zou hij om dit
onbeduidendste bezwaar van alles zijn leven
opofferen?
Op eens keerde hij zich om, en keek den
Herlog recht aan.
„Uw Genade," zei hij heesch. „Ik ben uw
man."
HOOFDSTUK XVI.
De draagstoel.
Zijn Genade gedroeg zich edelmoedig en
tegelijkertijd zoo voorzichtig, dat de wakkere
en berekenende geest van dezen begaafden
man er uit bleek, die groot had kunnen zijn,
als hij minder wellustig was geweest,
Hij ging met Holles vroeg den volgenden
ochtend naar het gerecht, waar hij zeide, dat
hij zelf de waarheid kon bevestigen van het
verslag, dat de kolonel gaf van zijn betrek
king tot den beschuldigde Tucker. Hierbij
voegde zijn Genade de bewering, dat hij be
reid was zoo dit nog noodig was om
borg te staan voor de trouw van dezen ver
dachte, dien hij nu zijn vriend noemde.
Meer was niet noodig. Het pluimstrijkende
gerechtshof boog de knie voor dezen grooten
edelman, die de vertrouwde vriend van zijn
koning was, en het drukte zelfs zijn spijt uit,
dat zekere toekelooze en kwaadwillige be
tuigingen het er toe gebracht hadden de rust
van kolonel Holles te verstoren en zijn Ge
nade van Buckingham last te bezorgen.
De antecedenten van den kolonel, die, zon
der Buckingham's bescherming, de grootsle
bron van onrust hadden kunnen zijn, wer
den zelfs niet eens genoemd.
Zoo werd Holles al dadelijk verlost uit
zijn grootste gevaar. Daarna werd hem ge
zegd, dat, daar een aanstelling van eenige
beteekenis in Engeland buiten quaeslie was
voor zijns- vaders zoon. Buckingham hem
brieven zou geven voor verscheidene hoog
geplaatste-vrienden van hem in Frankrijk,
waar het een bekwaam en warm aanbevolen
krijgsman nooit aan werk behoede te ont
breken. Als kolonel Holles goed gebruik
maakte van de gelegenheid die hem werd
aangeboden, zou zijn toekomst verzekerd
en zouden zijn dagen van tegenspoed geëin
digd zijn. Dit begreep Holles zelf.ook. en de
gedachfe hieraan bracht de gewetensbezwa
ren lot zwijgen, die hij nog had over den
schandelijken aard van den dienst, waartoe
hij zich nu onmiddellijk verbonden had. en
verzekerde hem, dat hij inderdaad een
dwaas zou zijn geweest, als Jiij: ziek door
overdreven sentimentaliteit van de grootste
kans in zijn leven had laten berooven.
Bij dit besluit, om Holles uit Engeland
weg te zenden, onmiddellijk nadat hij den
gevraagden dienst bewezen had, toonde
Buckingham weer zijn sluwheid. Om dan
kolonel bij te staan, stelde hij vier van zijn
Fransche lakeien tot zijn beschikking. Het
was zijn bedoeling, hen naar hun vaderland
terug te zenden, en ze, zoodra de daad be
dreven was, met Holles naar Frankrijk te
sturen. Voor het geval, dat er later eenige
moeilijkheid met de wet kwam, zou hij de
eenige mogelijke getuigen uit den weg ge
ruimd hebben. Het niet ondersteunde woord
van juffrouw Farquharson zelfs in het
uiterste, volgens zijn Genade onwaarschijn
lijk geval, dat zij den toestand niet aan
vaardde zou alleen tegen h«m zijn; en
in dat geval, dacht hij niet, dat hij de be
schuldigingen van een actrice ernstig be
hoefde te vreezen, en dat het hem groote
moeite zou kosten, ze te beantwoorden.
Van het gerecht komende gin? kolonel
Holles dadelijk naar Fenchurch Street, om
een regeling te freffen met den eigenaar van
het huis in K night Ryder S'reet. Dit huurde
hij nu op zijn naam voor den tijd van één
jaar. De koopman gaf zich geen moeite om
te verbergen, dat hij kolonel Holles als
krankzinnig beschouwde, om zijn woon
plaats (e willen nemen in een besmette stad,
waaruit allen, die konden, zoo gauw moge
lijk weggingen. Als de kolonel nog noodig
had. daaraan herinnerd te worden, dan werd
hij het nu door het feit, dal hij genoodzaakt
was, Ie voet te gaan. niet alleen omdat
huurrijtuigen nu zeldzaam waren maar om-
dal het hoogst onvoorzichtig geacht werd, er
gebruik van Ie maken, daar zoo vele er van
door- besmette personen gebruikt waren»
Deuren, voorzien van het roode kruis en be
waakt door wakers, werden algemeen, en
de betrekkelijk weinige personen, die men in
de stralen tegenkwam, die den gewonen
gang en de gewone bezigheden van hun
leven nog trachtten op te houden, -bewogen
zich met lustelooze moedeloosheid of ook
wel met de onrust van opgejaagde schip
sels. De doordringende reuk van medicijnen
en vooral van kamfer drong den kolonel in
zijn neusgaten van bijna ieder mensch, dat
hij tegenkwam.
Toen de zaak met den koopman in orde
was, ging de kolonel het "huis in bezit ne
men en hij huisvestte daar twee van de
vier Fransche lakeien, die de Herlog hem
als handlangers gegeven had.
Hierna was niet veel meer te doen dan
te wachten tot Zaterdag, omdat, om rede
nen, die de Hertog hem gezegd had. de
poging niet eerder gedaan kon worden Dien
avond echter, en den volgenden dag ging
de kolonel naar Lincoln's Inn, om op vei-
ligen afstand juffrouw Farquharson uit den
schouwburg te zien heengaan, en zoo pre
cies op de hoogte te komen van haar ge
woonten daarbij. Beide koeren kwam zij
op den zelfden tijd te voorschijn een paar
minuten na zeven uur en stapte in den
haar wachtenden draagstoel, waarin zij
weggedragen werd.
Vrijdagavond ging Holles weer, om zes
uur en hij had een half uur gewacht voor
dat de stoel die haar thuis moest brengen,
verscheen Het was dezelfde stoel als de
andere dagen en word doo-r dezelfde man
nen gedragen.
f\7ordt vervolgd).