Een speelbal der fortuin Reparaties Bedgoederen No. 20561 LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 24 Maart Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. rA'do/ruifvpuiv d(Q {sondQrüfd gQi?2Qn?d wd I daf 15 do faanj, daar fLYSMA börsQmd werd EERSTE KAMER. Wed. P. DE WILDE&Zonen's Nieuwe Rijn 39-40 - Telefoon 2158 Wasschen van Wollen Dekens f 1 FEUILLETON. OFFICIEELlf BERICHTEN. Bij Kon. besluit is op verzoek eervol ontslagen met dank H. A. Aalfs, als bur gemeester van Vries; zijn herbenoemd tot burgemeester van Ter Aar jhr. K. W. L. de Muralt; van SchooDrewoerd D. C. de Leeuw, secreta ris; van Rhoon J. C. van Es, secretaris; van Stavenisse A. K. Hanssens, secreta ris; van Haarzuilen en Vleuten J. A. Ver der, secretaris; van Jaarsveld, Lopik en Willing© Langerak K. Vink; van Idaarde- radeel N. Nammensma; van IJlst H. P. Fledderus, secretaris; van Workum A. AVagenaar; van Haelen mr, Th. J. H. Aquarius; van Urmond P. N. Strijkers; van Wijlre W. J. H. Prick. LEGERORDERS. In de eerstvolgende Legerorders zal een miïiSsterieele beschikking voorkomen, waarin er de aandacht op gevestigd wordt, dat tegen de rechtstreeksche toezending van afschriften van straflijsten aan andere personen «dan de autoriteiten bedoeld m punt 10e A van de ministerieel© beschik king van 26 Juli 1926 uiteraard geen be zwaar bestaat, indien de betrokken mi li" tair of gewezen militair dit zelf mocht wenschen. In een bfamenkort te verwachten leger order ia een minieterieele beschikking op genomen, houdende mededeeling dat de bepaling, dat oefeningen op de kaart, tac tische oefeningen in het terrein en het bijwonen dei tactisch© voordrachten ge acht moeten worden werkdiensten te zijn, met ingang van 1 April wordt ingetrok ken, en dientengevolge van dezen datum ai de deelnemers aan bedoelde oefeningen ook indien daafaan geen nachtverblijf buiten d© standplaats is verbonden. voor deswege t© verrichten reizen vergoe ding voor verblijfkosten kunnen declaree- ren, volgens het tarief van het Reisbe sluit 1916» RECLA**E. - 9868 Een ministerieel© beschikking welke in de eerstvolgende Legerorders zal ver schijnen, bepaalt, dat reserve-officieren die bij mobilisatie een bijzondere bestemming hebben buiten de korpsen, waartoe zij be- hooren, kunnen worden aangewezen in dien ch't door de betrokken autoriten ten roor hun vorming noodig wordt geoordeeld om, ter vervanging van den practischen troependienst, waartoe zij volgens de be staande bepalingen verplicht zijn, dienst te doen in de functie waarvoor zij bij mo bilisatie zijn bestemd. De betrokken autoriteiten treden, tot regeling hiervan, in overleg met de com mandanten der korpsen, waartoe deze of ficieren behooren. HET DRAMA TE ZUNDERT. Op vragen van het Tweede Kam.erlid Drop betreffende overplaatsing en bevor dering van de beid© marechaussees, die betrokken waren bij het onlangs gebeurde in een hotel te Zundert, heeft de minister van justitie geantwoord: De wachtmeester der Koninklijke ma rechaussee C. H. Coolen cd de marechaus see J. F. C laas sen, die betrokken waren bij het gebeurde in d a nacht van 10 op 11 Januari 1927 in het hotel „Het Wapen van Nassau", te Zundert, waarbij C. van Meer het leven liet, behooren tot de bri gade Zundert. Van een plaats gehad heb bende overplaatsing van die politiebeamb ten is dus geen sprake. Evenmin is sprake van bevordering van den wachtmeester voornoemd Wat den marechaussee Claassen betreft, deze be hoorde tot het personeel dat op 1 Februari j.l. in aanmerking kwam om benoemd te worden tot wachtmeester-titulair. Di© be noeming werd, in afwachting van het re sultaat van het gerechtelijk vooronderzoek in bedoelde zaak, uitgesteld. Nadat de garnizoenscommandant te Den Bosch conform het advies van den audi teur-militair had beslist, dat tegen voor noemde politiebeambten geen strafvervol ging zou worden ingesteld, ïn de blijk bare overtuiging, dat beiden volstrekt uit noodweer hadden gehandeld, bestond er bij het betrokken gezag geen aanleiding meer, te. wachten met de toekenning van den titulaiTen rang van wachtmeester aan voornoemden marechaussee. ONTSLAGEN KORPORAALS EN MANSCHAPPEN DER POLITIETROEPEN. Op een vraag van het Tweede Kamer lid Krijger betreffende de inschrijving van ontslagen korporaal» en manschappen der politietroepen bij het Bemiddelingsbu reau, heeft de minister van oorlog geant woord: Ter zake van de inschrijving van gewe zen militairen van de politietroepen in de lijst van gegadigden vooi burgerbeti'ekkin- gen, welke aangehouden wordt bij het Be middelingsbureau, is ondergeteekeDde m overleg getreden met zijn. ambtgenoot van financiën. Genoemde minister verklaarde geen be zwaar te hebben tegen inschrijving, doch wel tegen gelijkstelling van deze militai ren met de wachtgelders. De bij dat bureau ingeschreven militai ren der politictToepen mogen derhalve worden voorgedragen voor en, althans voorloopig tijdelijk, werkzaam worden ge steld in die betrekkingen, waarvoor geen geschikte wachtgelders beschikbaar zijn. Met betrekking tot het 16-tal militairen der politietroepen, die aanvankelijk op 1 April 1927 den militairen dienst zouden, hebben moeten verlaten, zij nog medege deeld, dat hun vergund ie, om voorloopig in dienst te blijven, tot tijd en wijle zij zooveel diensttijd zullen hebben verkre gen, dat zij aJthans aanspraak zullen heb ben op een tijdelijk pensioen. Naar de „TeL" verneemt, zullen in strijd met het eerst vermelde, B. en W. van Amsterdam geen voorstel doen tot belastin gverhooging. (Vervolg van gisteren). HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG. Na de pauze zet Minister VAN KARNE- BEEK zijn rede voort. Onder de bedenkingen, die van gewicht moeten worden geacht is allereerst die van den heer De Savornin Lohman, «lio den opzet van dit verdrag verkeerd achtte, omdat hij een princdpieele wederkeerigheid niet voDd in het stelsel van den Minister. De heer Lohman doelde daarbij op de kwestie van de uitwegen. Het was in het geheel geen principe van spreker, om een wederkeerigheid uit te «luiten, het was slechts politiek en epr. vond het verstan dig België deze uitwegen te .geven. In zijn rede van 4 November 1926 heeft de Minister in de Tweede Kamer reeds doen uitkomen, dat België formeel geen recht had, doch dat het hier gold een kwes tie van beleid. De scheidingsregeling is op bruikbare uitwegen bedacht geweest, om dat dit van belang was voor de verhou ding tusschen beide landen. Het ia een kwestie van politiek, niet van recht. Ne derland heeft wel degelijk iets aan België gevraagd, maar slechts binnen do achei- dingsgrens. Spreker herinnert zich geen enkele com pensatie, waarvan in die dagen sprake ia geweest. Hier moet men ook niet alleen zien naar contra-prestaties. Dit is een po litiek contract. Men zie allereerst naar de uitkomsten, die ar door kunnen worden tegemoet gezien. Reeds de geografie toont aan het ver band tusschen België's bestaansmogelijk heid en de uitwegen. Komt er echter een uitweg bij als het Moerdiikkanaal tot stand komt 1 Neeo, want dan komt de conventioneele andere weg, Spr. komt thans tot de Schelde, die uit politiek en uit schcepvaartoogpunt is to bezi«u. Ten aanzien van de reserve stelt de min1'«ter er prijs op, volkomen klaarheid te brengen. De beer Colijn vroeg of er in het proto col van 23 Maart een soortgelijke reserve ten aanzien van de oorlogsschepen is ge maakt als gemaakt is voor de Wielingen. Er is echter geen protocol van 23 Maart en ook geen geheime reserve. Wel is de Commissie van XIV bijeengekomen on heeft de heer Segers textueel hetzelfde gezegd, wat hij 10 Juli 1920 in den Belgi schen Senaat heeft gezegd. (Spr. doet daarvan voorlezing). Dit verdrag regelt de vaart op de Schel de; maar zondert de oorlogsschepen uit. Nu was de meening van België, dat de Belgische oorlogsschepen principieel in een inferieure positie zouden komen bij an dere oorlogsschepen. België heeft dus wil len voorkomen, dat Nederland een ver zoek om doorvaart onontvankelijk zou kun nen verklaren op grond van dit verdrag. Van een materieele reserve is geen sprake en evenmin van een Belgische pre tentie. Spr. komt er dan ook tegen op, dat van deze passage in het verdrag een „machine de guerre" tegen het verdrag is gemaakt. Het gerucht, dat de minister bij de Bel gische regeering stappen heeft gedaan om de reserve uit het verdrag gelicht te krij gen en dat België daarop een weigerend antwoord zou hebben gegeven, gerust op geen enkelen grond. Voor de bezorgdheid van Nederland- schen kant met betrekking tot dit punt is niet de minste aanleiding. Spr. komt nu tot het Schelderegime, dat niet uitvoerig bestreden is. Wel heeft men gezegd: waarom blijft niet alles, zooals het is? De reden daarvoor is, dat het tegen woordig regime België geen waarborgen gaf nu de diepgang van de schepen in het ge ding werd gebracht. Ook voor ons zou de toestand niet gunstig zijn geworden, als we een andere mogendheid op de Schelde zou den laten werken en allen zouden laten be-» talen. De positie van Nederland zou daar door allerminst versterkt zijn. De landen warén geroepen om „formules communes" te maken. Het beheer moest onder de oogen worden gezien. Jlet belang van de scheep vaart over de Schelde is geheel aan de zijde van België. Daarom moet in het georgani seerd overleg de andere partij worden toege laten. Tegen dezen opzet kan weinig bezwaar bestaan. Men zal deze regeling zegenen als het met de Schelde eens in de war zou loo- pen en dit aanleiding zou geven tot wrij ving. De Schelde is een rivier voor de zee vaart, gebruikt door alle zeevarende naties. Kunnen wij daartegenover nu een eng standpunt innemen met betrekking tot onze polders. Ook hier te lande zijn de belangen van liet verkeer praelabel aan die van de pol ders. Toch is in het beheersysteem het pol- derbclang een essentieel element in iedere decisie. Er is hier geen administratieve hoogere instantie, doch een zuivere vorm van arbi trage. Wanneer men dan ook de vraag stelt, wie de baas wordt, een Spanjaard of een Deen, dan is dat al zeer populair uitge drukt. Er moet toch iemand tusschen beide komen als partijen het niet eens worden. De koning van Spanje behoeft bovendien niet steeds een Spanjaard, de koning van Denemarken niet steeds een Heen aan te wijzen. Spr. begrijpt niet hoe men een beroep heeft kunnen doen op het sta-tuut van Bar celona. Dit statuut toch' beveelt juist aan het commissoriaal maken van gemeen schappelijke belangen. De voorgestelde re geling acht de minister beter dan het bren gen van de zaak voor het Intern. Hof, dat een vaste en politieke samenstelling heeft. Zooals spr. reeds uiteenzette, heeft Neder land de haggerkosten op zich genomen, om zijn positie sterker te stellen. Daartegen over staat de besparing aan betonning. De heer Rink voelde het als in strijd met onze waardigheid, dat vonnissen met be trekking tot doorgaande schepen niet kun nen worden geëxecuteerd. Dit acht spr. een kwestie van heel weinig practisch belang. Men heeft er ook nooit bezwaar tegen ge maakt, dat met betrekking tot doorgaande schepen de oeverstaat afstand doet van fiscale vorderingen. De Wielingenkweslie zal natuurlijk te eeniger tijd moeten worden opgelost, maar dat zal alleen kunnen bij compromis en in een tijd, dat de atmosfeer daarvoor gescha pen is. Ten aanzien van de loodsgelden merkt de minister op, dat Nederland vrij is in de vast stelling van het loodsgeld naar Rotterdam, doch dat de vaststelling der loodsgelden naar Antwerpen aan onze goedkeuring is onderworpen. De minister komt nu op hol Moerdijk kanaal. Ten aanzien van de rechtspositie daarvan sluit hij zich aan bij den heer Anema. Bij mist, storm of duisternis kan de vaart over Hansweert niet of in geringe mate plaats hebben. Daaraan is het te dan ken, dal zoo weinig ongelukkon gebeuren. De kwestie van het Moerdijkkanaal is in 1919 niet uit de lucht komen vallen, zoo als sommigen het voorstelden. Reeds in 1912 sprak de Kamer van Koophandel te Antwerpen zich uit voor een verkorten ver bindingsweg met den Rijn. Sedert dien is het denkbeeld geregeld aan de orde gesteld. Op sprekers departement was de zaak dan ook al bekend, vóór dat van Belgische de siderata sprake was. Het denkbeeld van den heer v. d. Bergh, die een ander kanaal schetste, kan niet verwezenlijkt worden door de hooge rechten, die op dat kanaal zouden moeten worden geheven. Het is spr. niet duidelijk, waarom tegen het Moerdijkkanaal plotseling zooveel kapsie is gemaakt. De vraag, naar welke havenstad de Rijngoe deren zullen worden gezonden, is van zoo vele andere factoren afhankelijk. Zal de uitmuntende outillage van Rotterdam niet steeds genoeg aantrekkingskracht blijven uitoefenen. Hoe moeilijk het is het vervoer kunstmatig af te leiden, bewijst wel Am sterdam, dat, ondanks het aanbieden van Rijnvrachten, het transitoverkeer niet tot zich trekt. Wat het massa-vervoer betreft, is de po sitie van Rotterdam onaantastbaar. Zal er ten aanzien van het stukgoed misschien een oogenblik van verschuiving zijn in de ver houding tusschen de drie havens, blijvend zal die niet zijn. Bovendien zullen de sur- RECLAME. Wij voeren de van Uw Billijk, Ving en Vakkundig nit. BEDDENHANDEL 9862 per «ink. lil laxe's d'enlrepdt vervallen. Ter zake hier van heelt spr. de schriftelijke toezegging der Fransche regeering. De heer De Zeeuw heeft gezegd- Iaat Antwerpen zichzelf helpen. Maar daartoe heeft het niet de gelegenheid door zijn ligging ten opzichte van den Riin. Slechts indien ons levensbelang ermee ge moeid was. zouden wij België een betera verbinding mogen weigeren. Spr. gelooil, dat het in het belang van Rotterdam, Am sterdam en Antwerpen is. den strijd tegen buitenlandsche concurr.enlie te voeren. In dit kanaal ziet de minister geen argument om het verdrag te verwerpen, te minder, omdat wij in de kosten niet meer bijdragen dan ons goeddunkt. Met verwerping van het verdrag is het kanaal niet van de baajy Het is aan de orde en het zal aan de orde blij ven nu de publieke opinie er zich mee bezig heeft gehouden. Had spreker dit kanaal niet op den voorgrond gesteld, dan ware allicht het kanaal naar Ruhrort er gekomen. Dit zou voor Rotterdam veeleer bezwaren op leveren. Wat de Limburgse he kanalen .betreft, wanneer het verdrag verworpen wordt, zal het kanaal Maastricht—Luik niet verbreed worden en dan verliest het Julianakanaal een gedeelte van zijn beteekenis. De beden kingen van den heer Koster acht de minister van secundair belang. De positie van België heeft gezeten in den greep van derden. Nu is de politiek geweest onze verhouding tot België vrij te maken van de bemoeiingen der mogendheden. Geboden was daarom een politiek die het aan België duidelijk maakte, dat hel de mogendheden niet noodig had om zijn wenschen te kun nen bevredigen. Voor het vervallen der neu traliteit moest het alternatief komen een hetere zakelijke verstandhouding. Er is tegen deze reëele politiek nooit één stem opgegaan. Had-Nederland zich in Parijs moeten ver zetten tegen de ineenstorting der neutrali teit? Indien Nederland dit gedaan had en daar was gekomen met het probleem van de vei ligheid, dan waren wij in het Belgische vei ligheidsprobleem verstrikt geraakt. De prijs van die veiligheidsgarantie zou duur zijn geweest. De rede van den heer Briët had dan ook het gevaar. Nederland te brengen in een sfeer, waar het buiten moet blijven. Wat men bovenal moet willen, is militaire zelf standigheid. Iedere voetstap op een anderen weg sleept mee en leidt tot den toestand van machteloosheid. Het was te Parijs uitslui tend te doen om pacificatie te brengen, niet door een afkoopsysteem, maar door positieve politiek In het heele debat heeft spr. geen toon gehoord van een politiek, die men daartegenover had willen stellen. Bij sprekejs visie op dit verdrag, dat een deel van zijn leven is, ligt in het verdrag niets, dat recht op verwerping geeft. Men verwerpt mot-dit verdrag niet de kanalen of Schelderegime. maar de uitkomst van een historisch geding. Verwerping beteekent ook Naar het Engelsch van RAFAEL SABATINI. Geautoriseerde vertaling van A. T. 40) En Holles, die bijna ineenkromp onder die aanraking, kon niet raden, dat deze Hertog:, die een werktuig van hem trachtte te maken, zelf het blinde werktuig van het noodlot was, dat een weg baande naar een onnaspeurlijk doel. En terwijl de Hertog nu overredend sprak, hem aan den eenen kant met beloften in verleiding bracht en hem aan den anderen kant bang maakte met een schildering, van wat er anders gebeuren zou, overwoog het gekwelde gemoed van den kolonel nog weer alles. Waren zijn handen werkelijk zoo rem, was zijn leven zoo vlekkeloos, zijn eer zoo onbesmet, dat hij bezwaren moest maken tegen deze laagheid, en er wel zooveel be zwaren tegen maken, dat hij liever zich liet dooden. dan die daad te volbrengen? Ln wat was deze laagheid, alles goed bekeken? Een tooneelspeelster. een prul van een actrice, had den Hertog voor den gek gehouden. o:o aan het slot meer voordeel van hem te heb ben. De Hertog, die genoeg had van haar kunsten en grillen, wensehte het spel tot een eind te brengen. Zoo stelde de Hertog den Blaat van zaken voor. En welke reden ha. Holles, om te denken, dat het anders dan een ware voorstelling was? Het meisje was een tooneelspeelster en daaruit volgde, dat zij een heks was. De minachting voor den schouwburg en de tooneelspelers een erf deel uit zijn republikeinschen tijd liet hem daaromtrent geen twijfel. Als zij een dame van stand, een deugdzame vrouw was, zou het iets anders zijn. Dan zou het een ondenkbare slechtheid zijn, zulk een rol te spelen, dan zou hij inderdaad liever gedood worden. Maar waar school hier de laagheid, nu het voorwerp zelf laag was? Waarmede was dit dan eigenlijk in strijd? In strijd met zichzelf; in strijd met zijn waardighejd van krijgsman. De daad, die van hem verlangd werd, was er een voor een gehuurden schurk. Ze was verachtelijk. Maar was ophangen minder verachtelijk? Moest hij zich een touw om den hals laten doen en het schandmerk van de galg op zijn naam laten rusten uit vrien delijkheid voor een schepsel van het tooneel, dat hij zelfs niet kende? Buckingham had gelijk. Hij was een dwaas. Zijn leven lang was hij een dwaa9 geweest, nauwgezet in kleinigheden, nalatig in de grootere dingen. En nu zou hij om dit onbeduidendste bezwaar van alles zijn leven opofferen? Op eens keerde hij zich om, en keek den Herlog recht aan. „Uw Genade," zei hij heesch. „Ik ben uw man." HOOFDSTUK XVI. De draagstoel. Zijn Genade gedroeg zich edelmoedig en tegelijkertijd zoo voorzichtig, dat de wakkere en berekenende geest van dezen begaafden man er uit bleek, die groot had kunnen zijn, als hij minder wellustig was geweest, Hij ging met Holles vroeg den volgenden ochtend naar het gerecht, waar hij zeide, dat hij zelf de waarheid kon bevestigen van het verslag, dat de kolonel gaf van zijn betrek king tot den beschuldigde Tucker. Hierbij voegde zijn Genade de bewering, dat hij be reid was zoo dit nog noodig was om borg te staan voor de trouw van dezen ver dachte, dien hij nu zijn vriend noemde. Meer was niet noodig. Het pluimstrijkende gerechtshof boog de knie voor dezen grooten edelman, die de vertrouwde vriend van zijn koning was, en het drukte zelfs zijn spijt uit, dat zekere toekelooze en kwaadwillige be tuigingen het er toe gebracht hadden de rust van kolonel Holles te verstoren en zijn Ge nade van Buckingham last te bezorgen. De antecedenten van den kolonel, die, zon der Buckingham's bescherming, de grootsle bron van onrust hadden kunnen zijn, wer den zelfs niet eens genoemd. Zoo werd Holles al dadelijk verlost uit zijn grootste gevaar. Daarna werd hem ge zegd, dat, daar een aanstelling van eenige beteekenis in Engeland buiten quaeslie was voor zijns- vaders zoon. Buckingham hem brieven zou geven voor verscheidene hoog geplaatste-vrienden van hem in Frankrijk, waar het een bekwaam en warm aanbevolen krijgsman nooit aan werk behoede te ont breken. Als kolonel Holles goed gebruik maakte van de gelegenheid die hem werd aangeboden, zou zijn toekomst verzekerd en zouden zijn dagen van tegenspoed geëin digd zijn. Dit begreep Holles zelf.ook. en de gedachfe hieraan bracht de gewetensbezwa ren lot zwijgen, die hij nog had over den schandelijken aard van den dienst, waartoe hij zich nu onmiddellijk verbonden had. en verzekerde hem, dat hij inderdaad een dwaas zou zijn geweest, als Jiij: ziek door overdreven sentimentaliteit van de grootste kans in zijn leven had laten berooven. Bij dit besluit, om Holles uit Engeland weg te zenden, onmiddellijk nadat hij den gevraagden dienst bewezen had, toonde Buckingham weer zijn sluwheid. Om dan kolonel bij te staan, stelde hij vier van zijn Fransche lakeien tot zijn beschikking. Het was zijn bedoeling, hen naar hun vaderland terug te zenden, en ze, zoodra de daad be dreven was, met Holles naar Frankrijk te sturen. Voor het geval, dat er later eenige moeilijkheid met de wet kwam, zou hij de eenige mogelijke getuigen uit den weg ge ruimd hebben. Het niet ondersteunde woord van juffrouw Farquharson zelfs in het uiterste, volgens zijn Genade onwaarschijn lijk geval, dat zij den toestand niet aan vaardde zou alleen tegen h«m zijn; en in dat geval, dacht hij niet, dat hij de be schuldigingen van een actrice ernstig be hoefde te vreezen, en dat het hem groote moeite zou kosten, ze te beantwoorden. Van het gerecht komende gin? kolonel Holles dadelijk naar Fenchurch Street, om een regeling te freffen met den eigenaar van het huis in K night Ryder S'reet. Dit huurde hij nu op zijn naam voor den tijd van één jaar. De koopman gaf zich geen moeite om te verbergen, dat hij kolonel Holles als krankzinnig beschouwde, om zijn woon plaats (e willen nemen in een besmette stad, waaruit allen, die konden, zoo gauw moge lijk weggingen. Als de kolonel nog noodig had. daaraan herinnerd te worden, dan werd hij het nu door het feit, dal hij genoodzaakt was, Ie voet te gaan. niet alleen omdat huurrijtuigen nu zeldzaam waren maar om- dal het hoogst onvoorzichtig geacht werd, er gebruik van Ie maken, daar zoo vele er van door- besmette personen gebruikt waren» Deuren, voorzien van het roode kruis en be waakt door wakers, werden algemeen, en de betrekkelijk weinige personen, die men in de stralen tegenkwam, die den gewonen gang en de gewone bezigheden van hun leven nog trachtten op te houden, -bewogen zich met lustelooze moedeloosheid of ook wel met de onrust van opgejaagde schip sels. De doordringende reuk van medicijnen en vooral van kamfer drong den kolonel in zijn neusgaten van bijna ieder mensch, dat hij tegenkwam. Toen de zaak met den koopman in orde was, ging de kolonel het "huis in bezit ne men en hij huisvestte daar twee van de vier Fransche lakeien, die de Herlog hem als handlangers gegeven had. Hierna was niet veel meer te doen dan te wachten tot Zaterdag, omdat, om rede nen, die de Hertog hem gezegd had. de poging niet eerder gedaan kon worden Dien avond echter, en den volgenden dag ging de kolonel naar Lincoln's Inn, om op vei- ligen afstand juffrouw Farquharson uit den schouwburg te zien heengaan, en zoo pre cies op de hoogte te komen van haar ge woonten daarbij. Beide koeren kwam zij op den zelfden tijd te voorschijn een paar minuten na zeven uur en stapte in den haar wachtenden draagstoel, waarin zij weggedragen werd. Vrijdagavond ging Holles weer, om zes uur en hij had een half uur gewacht voor dat de stoel die haar thuis moest brengen, verscheen Het was dezelfde stoel als de andere dagen en word doo-r dezelfde man nen gedragen. f\7ordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5