Een speelbal der fortuin No. 20560 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 23 Maart Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. mmïMdQ Lzq[ dlq (n do wq( 1221spf Vd5. J/ Lr do Lrvarinq dé Vdr7 ftYSMA alfd gsod w/as EERSTE KAMER. 'SPROOKJESPUDDING FEUILLETON. HET BELGISCHE TRACTAAT. Wij vernemen, zegt de hoefijzer-corres- prndent van het „Hbld.", dat, na de ver werping van het traclaat, een motie zal worden ingediend door leden uit alle frac ties der Eerste Kamer, welke motie zal zijn gesteld in den geest, als door den heer Colijn aan de hand is gedaan. „BEROEPSOMVORMING". De heer Polak heeft aan den. Minister Van Arbeid, Handel en Nijverheid de vol gende vragen gesteld I. Is het bericht in de dagbladen, dat Zijne Excellentie den commissie in het leven geroepen heeft, die den naam draagt van Commissie voor Beroepsomvorming, II. Zoo ja, zou Zijn Excellentie dan zoo vriendelijk willen zijn, mede te dceien, welke taal dit is III. Indien Zijn Excellentie met onder- geteekende van meenang is, dat men in •Nederland Nederlandsch behoort te spre ken en te schrijven, zou hij dan niet wil len bevorderen, dat in zijn Departement voortaan naar dezen 'regel gehandeld wordt 1 HET RIJKSWEGENPLAN. Het lid der Tweede Kamer, de heer Kor- tenhorst heeft den minister van Waterstaat gevraagd, mede te deelen, hoever de plan nen tot vaststelling van het Rijkswegenplan, overeenkomstig de Wegenbelastingwet, zijn gevorderd." yoorts vraagt hij of het in het voornemen van den Minister ligt, vóór de vaststelling van dat wegenplan het advies in le winnen van de organisaties der weg gebruikers? BEVROREN BUITENLANDSCH VET. Het lid der Tweede Kamer de heer Weit- kamp, heeft den minister van Binnenland- sche Zaken en Landbouw de volgende vra gen gesteld: Is het den minister bekend, dat in ons land groote hoeveelheden bevroren buiten- landsch vet worden ingevoerd, hetwelk dan RECLAME. 9813 onder den naam inlandsch vet in den han del. wordt gebracht, zoodat de concurrentie van dit buitenlandsch product mede een der oorzaken is, dat de kleine boeren der zandgronden weinig meer dan de helft ver dienen van datgene, waf de stedelijke arbei ders die naar Drente worden gezonden zui len ontvangen? Zoo ja, is dan de minister bereid, opdat de concurrentie voor de betrokken inland- sche vleeschproducenten eenigszins minder moordend worde, te bevorderen, dat het in de eerste vraag bedoelde buitenlandsche vet, evenals het buitenlandsche vleesch, verkocht moet worden met het opschrift „Buitenlandsch vet?" DE TABAKSWET. Enkele kleine wijzigingen. Bij Kon. be&L (Stbl. 54) zijn weder om enkele wijzigingen gebracht in het be- besluit van 16 Maart 1922 (StbL 126) tot uitvoering-van enkele bepalingen der Ta bakswet. Deze wijzigingen omvatten het volgende: Voor de berekening van den accijns werd de kleinhandelsprijs voor sigaren per 1000 stuks tot duiver o.m. afgerond naar boven tot bedragen van f ICO, f 120, f 140 enz. Deze afronding zal in het vervolg ook kunnen geschieden tot f 110 en f 130, zoo dat we in de toekomst ook sigaren van 11 en 13 cent m den handel krijgen. Voor sigaretten waren de bedragen tot welke moest worden afgerond f 5, f 10, f 15 enz. Hier wordt tusschen f 5 en f 10 ingelnscht f 7.50, zoodat er sigaretten in den handel zullen kunnen worden gebracht van 3/4 cent per stuk. Bij de verschillende zegelsoorten verval len de zegels, bestemd om te worden aan gebracht op tabaksfabrikaten bij invoer uit het buitenland door anderen dan we- derverkoopers. Sigaren van 11 en 13 cent zullen, indien zij niet stuksgewijs zijn gezegeld, mogen worden verpakt in kistjes (met Tuglint of scharniersluiting) van 100, 50, 25 en 10 stuks. In 't. algemeen zullen met stuksgewijs gezegelde sigaren in andere verpakkingen dan in kistjes met ruglint of scharnierslui ting mogen worden verpakt bij 50, 25, 20, 10 en 5 stuks. Id glazen flesschcn met schroefdeksel bovendien bij 100 stuks. Omtrent de verpakking van sigaretten is ten slotte nieuw bepaald, dat zij, wan neer de kleinhandelsprijs per 1000 stuks anders dan in volle guldens is uitgedrukt, niet anders dan bij volle tientallen mogen worden verpakt. Dit besluit treedt op een nader te be palen dag in werking, tegelijk met de wet van 27 December 1926 (Stbl. 412). IN ZUID-HOLLAND DE MELKPRIJS 7 CENT AF-BOERDERU. Te Rotterdam vergaderde de Z.-IIoll. Bond van Melkveehouders onder voorzitterschap van den heer A.fN. Vaandrager, ter bespre king van den melkprijs per 1 April a s. De voorzitter deelde mede, dat talrijke confe renties met den melkhandel hadden plaats gelild en adviseerde, om het voorstel van den handel, n.l. om den melkprijs te bren gen op 7 cent per liter af boerderij, voor twee maanden te aanvaarden. Ten slotte werd het voorstel, nadat door het hoofdbestuur verklaard was, dat men van de gevolgen van een verwerping de verantwoordelijkheid niet op zich wilde nemen, met 206 tegen 37 stemmen aan vaard. HEERLIJKE JACHTRECHTEN. De vereeniging „Het Grondbezit" heeft een adres gezonden aan den Minister van Binnenlandse he Zaken en Landbouw, waar in zij, in verband met de opheffing der heerlijke jachtrechten in de Jachtwet 1923 en de daarna ingetreden procedure van er kenning der voormalige heerlijke jachtrech ten, welke veel tijd vordert, o.m. aanvoert, dat vele voormalige eigenaren dier heerlijke jachtrechten dientengevolge beroofd zijn van hun, vaak niet onbelangrijke, daaruit verkregen inkomsten, om reeds sedert een ruim driejarig tijdvak, terwijl niet is te voorzien hoeveel decenniën nog zullen moe- ten verloopen alvorens de jachtcommissie over de toe te kennen schadeloosstelling, misschien zelfs wel over de rechtsgeldigheid van hun recht zelf, onherroepelijk zal heb ben beslist, en dit zonder dat hiertegenover een waardeerbaar en verdisconteerbaar „te goed" is in de plaats getreden. De vereeniging verzoekt mitsdien den Mi nister het noodige te willen doen verrichten opdat aan de duidelijke en onmiskenbare bedoeling van art. 71 der Jachtwet 1923. tweede lid, (toekenning eener schadeloos stelling) werkelijk ook worde voldaan en de voormalige eigenaren der heerlijke jacht rechten geen geldelijk ongerief of zelfs schade, worde toegebracht als gevolg van den langen duur. die de erkenning van deze voormalige rechten en de bepaling der rechtmatige schadeloosstelling, noodzakelij kerwijs vereischt. INKRIMPING DER WERKVERSCHAFFING IN DRENTE. In verband met de toenemende werkzaam heden in het vrije bedrijf,, zullen de werk verschaffingen voor de tewerkgestelden uit verschillende landbouwgemeenten van Drente met ingang van 1 April a.s. worden stopgezet, of zal het getal tewerkgestelden na dien datum geleidelijk worden ingekrompen. Voor enkele gemeenten, o. m. voor Em- men, waar steeds een groote werkloosheid onder de veenarbeiders heerscht, wordt de stilzetting der werkverschaffing, gezien de ervaring der voorgaande jaren, vooreerst on mogelijk geacht. (Tel.) HET LAND VAN MAAS EN WAAL. In de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot aanvulling en verhooging van hoofdstuk X der Staatsbegrooting, zegt de minister met betrekking tot de wijze, waarop het her stel van de woningen in Maas en Waal is bevorderd, dat het eerst onderhanden zijn genomen de woningen, die de minste schade geleden hadden en het snelst hersteld kon den worden. Daarna zijn de woningen die grooter schade hadden geleden, aan de beurt gekomen, en ten slotte heeft men het bouwen van nieuwe woningen in plaats van de totaal verwoeste ter hand genomen. Het spreekt vanzelf, dat deze wijze van werken er toe leidde, dat telkens zonder eenig onderscheid zoowel armen als beter gesitueerden geholpen worden. Bij de vergoeding voor hel herstellen heeft als grondslag gediend het provinciaal be slui! van 1877, krachtens hetwelk als regel heeft gegolden, dat bij inkomens beneden f 1200 de geheele schade wordt vergoed, bij die van f 1200 tot f 1800 de helft, bij die van f 1800 tot f 2100 een derde, en bij een inkomen boven f 2-100 niets. Tn bijzondere gevallen werd hiervan afgeweken. Voor herstel van 2711 woningen is steun toege zegd; bovendien moesten in 280 gevallen niouwe woningen worden gebouwd. Allerminst zijn eerst de meer kapitaal krachtigen geholpen en daarna de armen. Ook kan geenszins gezegd worden, dat de personen, wier woningen met hypotheek zijn belast, een zorgvolle toekomst hebben. Nader is gebleken dat f 175 000 meer noo- dig zal zijn, met welk bedrog hel betref fende artikel is verhoogd. UIT DE SCHOEN- EN LEDERINDUSTRIE. Het bestuur van de Nederlandsche Ver eeniging van Schoenfabrikanten, gevestigd te Waalwijk, opgericht 8 Februari te 's Ilerlo- genbnsch, heeft de functies als* volgt ver deeld: voorzitter de heer H. W. J. Steren- borg, Lichtenvoorde; vice-voorzitter de heer Jps. J. Klyborg, Waalwijk; secretaris de heer Jac. Oosterholt, Grocnlo; penningmeester de heer L. Elias, 's-Hertogenbosch. Tot adviseur is benoemd mr. Frans Hou ten, in Den Haag. Dezer dagen is te 's Herlogenbosch de op* richtingsvergadering gehouden van de Fede ratie van vereenigingen van Nederlandsche lederfabrikanten. Oprichters en leden van deze federatie zijn: de Bond van Nederland sche lederfabrikanten en de R.K. Vereeni ging van Nederlandsche lederfabrikanten. De federatie zal de economische belangen van de lederfabrikanten behartigen. Tot be stuursleden werden voor hel eerste jaar aan gewezen de heeren: G. van Loon, voorz.; T. S. Roes. ondervoorzitter II. v. d. Kloot Mey- burg, plaatsvervangend secretaris; H. v. d. Assum, ir. J. L. van Gijn, W. Romba, J. L. Verrijden, A. Vos, L. J. Uilendaal en mr. W. P. M. v. d. Loo, secretaris-penningmeester. Het secretariaaat is gevestigd in Den Haag. MINISTERIEEL BEZOEK AAN MAASTRICHT. De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid heeft aan Ged. Staten van Lim burg zijn voornemen te kennen gegeven om deze week een bezoek te bréngen aan Maastricht, in verband met de moeilijk heden, welke zich ter plaatse voordoen. De Minister zal bij dat bezoek vergezeld zijn van de chefs der afdeelingen Arbeid, Handel en Nijverheid en Werkloosheids verzekering en Arbeidsbemiddeling. Bij Kon. Besluit zijn op verzoek eervol ontslagen met dank G. J. Mijs als burge meester van Gouda cn F. M. Baud als burge meester van Nieuwveen en Zevenhoven. (Zitting van gisteren). HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG. Gistermiddag om twee uur is de Eerste Kamer, na trekking der afdeelingen en rege ling van werkzaamheden, onder voorzitter schap van baron van Voorst tot Voorst voortgegaan met de behandeling van het verdrag met België. De hoer ANEMA (A.R.) zal zijn rede in drie deelen verdeden: le. eenige juridische aphorismen; 2e. het Schelderegime; 3e. een slotbeschouwing. Hij stelt vast, dat noch historisch, noch politick-rechtelijk Bclgiö recht heeft op het Moerdijkkanaal. Er is echter ook de overweging van :1e billijkheid, die voor ons zelf een gedrags lijn vaststelt. Wat Antwerpen wil met het Moerdijk-kanaal is niets anders dan wat wij hebben gedaan met den Nieuwen Waterweg en met het Noordzeekanaal, d.i. het ver vangen van den natuurlijken langen weg door een kunstmatigen korten. Dat middel van wegverkorting mag België niet worden onthouden. Het tweede aphorisme betreft de casus-belli-verklaring. Door art. 2 van het garanlietractaat van Locarno is elke maatregel van geweld uit gesloten. Daardoor heeft de casus belli-ver- klaring alle kracht verloren. Vóór onze grens in het geding komt zal de oorlogsdaad reeds lang geschied zijn. Wat nu de Wielingenkwestie betreft, het zou een slechte houding zijn geweest, niet te willen onderhandelen vóór deze kwestie zou geregeld zijn. Die mag nu niet opnieuw worden opgeworpen. We hebben ons bereid verklaard tot een dusdanige regeling en dit' is conform onze loyale houding, die wij steeds hebben aangenomen. De grieven tegen het nieuwe Schelde- regiem zijn in de eerste plaats de groote be voegdheden van de beheerscommissie cn het uit handen geven van het recht van veto. Beide punten zijn echter uilsluitend aan de bijzondere individualiteit van de Schelde en in overeenstemming met het internationaal rivierenrecht. Er zullen zich hoe langer hoe meer zulke internationale belangengemeenschappen vormen, die het nationale drukken. De periode van het on gebonden individualisme is voorbij. Toen was ieder land baas over ieder stuk van de internationale rivier en kon daar doen wat het wilde. Deze toestand was natuurlijk on houdbaar. Zoo heeft zich het rivierenrecht ontwikkeld tot zelfs de vrije vaart op na tionale rivieren van internationaal belang. Sinds het begin van de 19e eeuw heeft de Schelde verkeerd in een gematigd-vooraan staande positie. Met de beheerscommissie is naar sprekers inzien, geen streep verder gegaan, dan met die positie en met de ont wikkeling van het inlernationaal recht, waarbij de nationale individualiteit in het gedrang komt, overeenstemt. Ditzelfde acht de heer Anema ook met de arbitrage-clausule het geval. De doorvaart over de Schelde is voor 75 pCt. in het be lang van België. België dient nu, overeen komstig de ontwikkeling van het recht, ook RECLAME. 98C6 voor 75 pCt. medezeggenschap tc hebben cn het is niet billijk, dat Nederland zich het veto zou voorbehouden. Bij de voorgestelde regeling is Nederland meer bij het minimum dan bij het maximum van wat het geven moet. De organisatie van de commissie van arbitrage acht spr. echter aan ernstige be zwaren onderhevig en wel door de onge noegzaam onpartijdige samenstelling door de wijze van benoeming. In ieder geval dien den drie van de vijf leden onpartijdig te zijn. Het afstand doen van politietoezicht op doorgaande vaart is principieel niet be zwaarlijk. Alleen afstand van de crimineele politie ware beter achterwege gebleven. Zijn er dus bij de onderdeelen eenige punten, die spr. liever anders had gezien, die bezwaren zijn niet dermate, dat zij ver werping van het tractaat rechtvaardigen. Dat na alle verklaring over de reserve betreffende dc oorlogsschepen de zaak juri disch helder zou zijn, is onmogelijk. Lie reserve ziet spr. als een onvriendelijkheid jegens een bevriende natie. Zij is niet op haar plaats in een tractaat, dat men als grondtfng wil hebben voor betere vriend schappelijke verhoudingen. België had bij de tweede lezing die reserve dan ook loyaal terug te nemen. Toch kan deze reserve geen overweging vormen om tegen het verdrag te stemmen. De gevaren van de reserve zijn niet reëel. Het gevaar kan eerst in oorlogs tijd ontstaan, als België in oorlog is. Dat zal dan zoo goed als zeker een Volkenbonds oorlog zijn, waarbij wij niet neutraal kun nen zijn. Dan geldt dus art. 16 van het Volkenbondstraclaat. In geval dat de oorlog geen Volkenbonds- oorlog zou zijn, zijn wij ingevolge hel Vol kenbondstraclaat verplicht, andere oorlogs schepen door te laten. In zulk een geval komen we dus automatisch in oorlog met België. Men heeft aangevoerd, dat er in geval van een oorlog niet gepraat, maar gehandeld zal worden en de Volkenbond er buiten ge steld zal zijn. Dat kan goed waar wezen, aldus spreker, maar dan is het een kwestie van macht geworden, waarbij men, met of zonder reserve, de Schelde zal trachten te forceeren. We moeten dit tractaat niet aanvaarden n?et de onderstelling, dank to krijgen van do overzjjde, maar de hoop op dank is nooit een goede maatstaf voor een han deling. Er mag alleen gevraagd worden of het tractaat in het nationaal en internatio naal belang is. Door ondergeschikte pun ten, die niet juist geregeld zijn en daar- dooi ons nationaal gevoel prikkelen, is een sentiment tegen het Verdrag ontstaan. Dit sentiment is kunstmatig opgevoerd tot een hoogte, ver boven de gezonde verhouding der feiten. We moeten België behandelen naar den maatstaf, waarnaar wij zelf be handeld zouden willen worden. België hoeft de opheffing zijner neutraliteit beschouwd als het einde van een nationale vernede ring. Daaruit mogen \vjj dus geen munt slaan. Terecht heeft de Minister dien weg niet ingeslagen. Dit is geen handelstractaat, waar het 'gaat om tellen en meten. Hier staan wjj voor een gansch andere materie, die niet met een micröscoop moet worden bekeken. Het geeft de oplossing van een eindeloos en gecompliceerd vraagstuk. Een Naar het Engelsch van RAFAEL SABAT1NI. Geautoriseerde vertaling van A. 1. 39) De Hertog keek zijn bezoeker scherp aan, om een teeken van begrip te onldekken. Maar de klassieke opleiding van den kolonel had niet veel beteekend. „Ik heb nooit van hem gehoord. M at soort rol is dat?" Zijn Genade gaf geen direct antwoord ilij ging langs een anderen weg op zijn doel af. „Hebt ge ooit van Sylvia Farqyharson ge hoord?" J u Opnieuw verbaasd als hij was, duurde het eenoogenblik, voordat de kolonel hem ant woordde. „Sylvia Farquharson?" herhaalde hij peinzend. „Ja, ik heb den naam gehoord. Bat was de dame in den draagstoel, die uw Genade te hulp kwam in Paul's \ard op den dag, dat wij elkaar ontmoetten. Ja, ja. ik heb toen den naam gehoord. Iets van een too- Peelspeelster in den Hertogs schouwburg, geloof ik. Maar wat heeft zij met ons te maken?" „Wel. iets. geloof ik tenzij de sterren verkeerd staan. En dat doen de sterren nooit. Zij staan onveranderlijk en trouw in een valsche en wispelturige wereld. Het was in de sterren geschreven zooals ik u reeds gezegd heb dat wij, gij en ik, elkander weer zouden ontmoeten, en samen betrokken zouden zijn in een gewichtige zaak met een ander Die andere, mijn vriend, is deze zelfde Sylvia Farquharson." Hij stond op. en wierp eindelijk alle te rughoudendheid weg ,en zijn aangename slem werd dof door de spanning van ziju aandoeningen. „Ge ziet in mij een man, die groote macht ten goede, zoowel als ten kwade heeft. Er zijn in het leven maar weinig dingen, hoe groot ook. die ik niet kan krijgen, als ik ze wenseh. Svlvia Farquharson is een van die weinige zaken. Met te doen of ze preutsch is, legt die heks mij op de pijnbank. Daarom vraag ik uw hulp. Hij hield op. De kolonel keek hem met groote oogen aan. Een lichte blos bedekte zijn magere wangen. Eindelijk sprak hij met een stem, die koud en effen klonk: „Uw Genade heeft niet genoeg gezegd." „Domoor! Wat moet er nog meer gezegd worden? Begrijpt ge niet, dat ik een eini aan dezen toestand wi! maken, dat ik de preulschheid, waarmee die heks me terug stoot. wil overwinnen?" „Op mijn woord 1 lk geloof, dat ik dat ge noeg begrijp." Holles lachte even. „Wat ik niet begrijp is mijn rol hierbij.... in een liefdeszaak als deze Wil uw Genade zich niet duidelijker uitdrukken?" „Duidelijker? Nu man, Sk wil, dat zij voor mij ontvoerd wordt." Zij keken elkander nu zwijgend aan. het gelaat van den kolonel was .zonder uitdruk king. zoodat de Hertog vergeefs naar een tee ken zocht, hoe hij zijn voorste! opnam. Eindelijk krulden zijn lippen zich tot eon tamelijk minachtenden glimlach en zijn stem had een lichtelijk spollenden klank. „Maar bij zoo iels zal de groote ervaring, die uw Genade zelf heeft, u .zeker beter dienst bewijzen dan ik zou kunnen doen.' In zijn ijver nam de Hertog zijn woorden letterlijk op, en lette niet op het sarcasme er van. „Mijn ervaring zal u tot gids dienen." „Dat begrijp ik," zei Holles. „Ik zal u meer in bijzonderheden zeggen, hoe ik u noodig heb waar ge mij van dienst kunt zijn." En Buckingham vertelde hem van het goed ingerichte huis in Knight Ryder Street, waarvan hij nu wilde dat Holles het op zijn eigen naam huurde. Als hij het had, moest •hij de noodige maatregelen nemen, om het meisje daar den volgenden Zaterdagavond heen te brengen, na de laatste voorstelling in het Hertogslheater. „Als ge zoovee! mannen neemt, als ge noodig hebt," ging de Hertog voort, „moet het gemakkelijk zijn, haar stoel bij het naar huis gaan, op te wachten en te overmees teren. Wij zullen dat nader bespreken, als ge voornemens zijt, den dienst aan le nemen.' Het gelaat van den kolonel gloeide. Zijn keel ging op en neer. Eindelijk werd zijn toorn hem te machtig, en hij verhief zich, om den mooien losbol aan te ziep, die i-i koelen bloede hem zulk een voorstel durfde doen. „Wordt gij door uw ondeugden geleid als een blinde door zijn hond?" zei hij. De Hertog ging een paar stappen terug voor de plotselinge dreiging van dien toon en die houding Hij hulde zich dadelijk in hel kleed van verwaandheid. „Ik heb u gewaarschuwd, mijnheer, dat ik geen hoogdravende woorden wil dulden. Ge hebt werk van me gevraagd Ik heb u ge toond, hoe ik u kan gebruiken," „Werk," herhaalde Holles, zijn stem was bijna verstikt door woede. „Is dit werk voor een edelman?" „Misschien niet. Maar een man, die in de schaduw van de galg slaat, moet niet al te kieskeurig zijn." De blos verdween uit het gezicht .van den kolonel; de beklemmende vrees keerde in zijn oogen terug. De Hertog, die hem zoo plotseling getroffen zag door die sombere herinnering, ging lachen. „Het schijnt, dat ge nog begrijpen moet kolenel Holles, dat er geen muziek zonder toelsen is. Ge neemt het kwalijk, dat ik een nieligen dienst van u vraag, terwijl ik in ruil aanbied, uw forluin te maken, want -lat bied ik u aan. Ge komt evenzeer van pas voor wat ik noodig heb, als voor wat ge zelf wilt. Dien mij. zooals ik u vraag, en ik geef u mijn woord, dat ik u niet zal vergeten." „Maar dit. dit... stamelde Holles, in verzet. „Het is werk voor schelmen." De Hertog haalde de schouders op. Waar om wilt ge er een naam aan geven?" Toen veranderde hij weer van toon% „De keuze staat aan u. De Fortuin doet h|t aanbod: Goud in de eene hand; hennep in de andere. Ik dring u geen van beide op. Holles werd geslingerd tusschen vrees ?n eer. In zijn verbeelding voelde hij reeds het touw om zijn hals; hij zag reeds zijn ver woest leven een passend einde vinden op Tyburn door de handen van den beul. Zoo dreef vree9 hem er toe aan te nemen. Maar de oude jeugdgedachten, die hem tot eerzucht bezield hadden en hem hadden doen trach ten zijn eer onbevlekt te houden, verhieven zich, om hem tegen te houden. Zijn gepij nigde gedachten riepen het beeld op van Nancy Sylvester, zooals hij haar J et laatst in haar raamkozijn gezien had, en hij zag als het ware de schaamte en afschuw in Lt gelaat als zij hem met zulk een schandelijke onderneming bezig zou zien hem, die zoo trotsch heengegaan was, om de wereld voor haar te veroveren. Herhaalde malen in Jr-t verleden had dat beeld hem gered van het kwade, waartoe hij verleid werd.» „Ik geloof, dat ik maar heen ga," zei hij moeilijk, en hij keerde zich half om, als om te vertrekken. „Weet ge, waar uw weg heen leidt?" klonk de waarschuwende stem van d?n Hertog. „Het kan me niels schelen." ..Zooals ge wilt." Zwijgend boog Holles, en ging met sle pende voeten naar de deur, de laatste zeep- bd van de hoop spatte uiteen. En toen hield de stem van den Hertog hem weer tegen. „Holles, je bent een dwaas." „Dat heb ik al lang geweten. Ik was een dwaas, toen ik uw leven redde, en ge betaalt me, zooals een dwaas betaald moet worden." „Ge betaalt u zelf. En naar eigen verkie zing doet ge het met de munt van een dwaas." Toen hij hem daar, nog aarzelend, zag staan, naderde de Hertog hem. Zooals men weet, was de nood van zijn Genade zeer dringend. Hij had niet te veel gezegd, dat Holles zeer van pas was gekomen. Als hij Holles niet tot het werktuig kon maken, dat hij zoo zeer noodig had, waar zou hij dan een ander vinden? Daarom besloot hij nog wat meer aandrang uit te oefenen, om een gemoedstoestand te ovenvinnen, die blijk baar nog weifelend was. Hij legde zijn hari-1 vriendschappelijk op den schouder van den kolonel. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5