Een speelbal der fortuin
No. 20560
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 23 Maart
Tweede Blad
Anno 1927
BINNENLAND.
mmïMdQ Lzq[
dlq (n do wq( 1221spf
Vd5.
J/
Lr
do Lrvarinq dé
Vdr7 ftYSMA
alfd gsod w/as
EERSTE KAMER.
'SPROOKJESPUDDING
FEUILLETON.
HET BELGISCHE TRACTAAT.
Wij vernemen, zegt de hoefijzer-corres-
prndent van het „Hbld.", dat, na de ver
werping van het traclaat, een motie zal
worden ingediend door leden uit alle frac
ties der Eerste Kamer, welke motie zal zijn
gesteld in den geest, als door den heer
Colijn aan de hand is gedaan.
„BEROEPSOMVORMING".
De heer Polak heeft aan den. Minister
Van Arbeid, Handel en Nijverheid de vol
gende vragen gesteld
I. Is het bericht in de dagbladen, dat
Zijne Excellentie den commissie in het
leven geroepen heeft, die den naam draagt
van Commissie voor Beroepsomvorming,
II. Zoo ja, zou Zijn Excellentie dan zoo
vriendelijk willen zijn, mede te dceien,
welke taal dit is
III. Indien Zijn Excellentie met onder-
geteekende van meenang is, dat men in
•Nederland Nederlandsch behoort te spre
ken en te schrijven, zou hij dan niet wil
len bevorderen, dat in zijn Departement
voortaan naar dezen 'regel gehandeld
wordt 1
HET RIJKSWEGENPLAN.
Het lid der Tweede Kamer, de heer Kor-
tenhorst heeft den minister van Waterstaat
gevraagd, mede te deelen, hoever de plan
nen tot vaststelling van het Rijkswegenplan,
overeenkomstig de Wegenbelastingwet, zijn
gevorderd." yoorts vraagt hij of het in het
voornemen van den Minister ligt, vóór de
vaststelling van dat wegenplan het advies
in le winnen van de organisaties der weg
gebruikers?
BEVROREN BUITENLANDSCH VET.
Het lid der Tweede Kamer de heer Weit-
kamp, heeft den minister van Binnenland-
sche Zaken en Landbouw de volgende vra
gen gesteld:
Is het den minister bekend, dat in ons
land groote hoeveelheden bevroren buiten-
landsch vet worden ingevoerd, hetwelk dan
RECLAME.
9813
onder den naam inlandsch vet in den han
del. wordt gebracht, zoodat de concurrentie
van dit buitenlandsch product mede een
der oorzaken is, dat de kleine boeren der
zandgronden weinig meer dan de helft ver
dienen van datgene, waf de stedelijke arbei
ders die naar Drente worden gezonden zui
len ontvangen?
Zoo ja, is dan de minister bereid, opdat
de concurrentie voor de betrokken inland-
sche vleeschproducenten eenigszins minder
moordend worde, te bevorderen, dat het in
de eerste vraag bedoelde buitenlandsche
vet, evenals het buitenlandsche vleesch,
verkocht moet worden met het opschrift
„Buitenlandsch vet?"
DE TABAKSWET.
Enkele kleine wijzigingen.
Bij Kon. be&L (Stbl. 54) zijn weder
om enkele wijzigingen gebracht in het be-
besluit van 16 Maart 1922 (StbL 126) tot
uitvoering-van enkele bepalingen der Ta
bakswet. Deze wijzigingen omvatten het
volgende:
Voor de berekening van den accijns
werd de kleinhandelsprijs voor sigaren per
1000 stuks tot duiver o.m. afgerond naar
boven tot bedragen van f ICO, f 120, f 140
enz. Deze afronding zal in het vervolg ook
kunnen geschieden tot f 110 en f 130, zoo
dat we in de toekomst ook sigaren van
11 en 13 cent m den handel krijgen. Voor
sigaretten waren de bedragen tot welke
moest worden afgerond f 5, f 10, f 15 enz.
Hier wordt tusschen f 5 en f 10 ingelnscht
f 7.50, zoodat er sigaretten in den handel
zullen kunnen worden gebracht van 3/4
cent per stuk.
Bij de verschillende zegelsoorten verval
len de zegels, bestemd om te worden aan
gebracht op tabaksfabrikaten bij invoer
uit het buitenland door anderen dan we-
derverkoopers.
Sigaren van 11 en 13 cent zullen, indien
zij niet stuksgewijs zijn gezegeld, mogen
worden verpakt in kistjes (met Tuglint
of scharniersluiting) van 100, 50, 25 en 10
stuks.
In 't. algemeen zullen met stuksgewijs
gezegelde sigaren in andere verpakkingen
dan in kistjes met ruglint of scharnierslui
ting mogen worden verpakt bij 50, 25, 20,
10 en 5 stuks. Id glazen flesschcn met
schroefdeksel bovendien bij 100 stuks.
Omtrent de verpakking van sigaretten
is ten slotte nieuw bepaald, dat zij, wan
neer de kleinhandelsprijs per 1000 stuks
anders dan in volle guldens is uitgedrukt,
niet anders dan bij volle tientallen mogen
worden verpakt.
Dit besluit treedt op een nader te be
palen dag in werking, tegelijk met de wet
van 27 December 1926 (Stbl. 412).
IN ZUID-HOLLAND DE MELKPRIJS
7 CENT AF-BOERDERU.
Te Rotterdam vergaderde de Z.-IIoll. Bond
van Melkveehouders onder voorzitterschap
van den heer A.fN. Vaandrager, ter bespre
king van den melkprijs per 1 April a s. De
voorzitter deelde mede, dat talrijke confe
renties met den melkhandel hadden plaats
gelild en adviseerde, om het voorstel van
den handel, n.l. om den melkprijs te bren
gen op 7 cent per liter af boerderij, voor
twee maanden te aanvaarden.
Ten slotte werd het voorstel, nadat door
het hoofdbestuur verklaard was, dat men
van de gevolgen van een verwerping de
verantwoordelijkheid niet op zich wilde
nemen, met 206 tegen 37 stemmen aan
vaard.
HEERLIJKE JACHTRECHTEN.
De vereeniging „Het Grondbezit" heeft
een adres gezonden aan den Minister van
Binnenlandse he Zaken en Landbouw, waar
in zij, in verband met de opheffing der
heerlijke jachtrechten in de Jachtwet 1923
en de daarna ingetreden procedure van er
kenning der voormalige heerlijke jachtrech
ten, welke veel tijd vordert, o.m. aanvoert,
dat vele voormalige eigenaren dier heerlijke
jachtrechten dientengevolge beroofd zijn
van hun, vaak niet onbelangrijke, daaruit
verkregen inkomsten, om reeds sedert een
ruim driejarig tijdvak, terwijl niet is te
voorzien hoeveel decenniën nog zullen moe-
ten verloopen alvorens de jachtcommissie
over de toe te kennen schadeloosstelling,
misschien zelfs wel over de rechtsgeldigheid
van hun recht zelf, onherroepelijk zal heb
ben beslist, en dit zonder dat hiertegenover
een waardeerbaar en verdisconteerbaar „te
goed" is in de plaats getreden.
De vereeniging verzoekt mitsdien den Mi
nister het noodige te willen doen verrichten
opdat aan de duidelijke en onmiskenbare
bedoeling van art. 71 der Jachtwet 1923.
tweede lid, (toekenning eener schadeloos
stelling) werkelijk ook worde voldaan en de
voormalige eigenaren der heerlijke jacht
rechten geen geldelijk ongerief of zelfs
schade, worde toegebracht als gevolg van
den langen duur. die de erkenning van
deze voormalige rechten en de bepaling der
rechtmatige schadeloosstelling, noodzakelij
kerwijs vereischt.
INKRIMPING DER WERKVERSCHAFFING
IN DRENTE.
In verband met de toenemende werkzaam
heden in het vrije bedrijf,, zullen de werk
verschaffingen voor de tewerkgestelden uit
verschillende landbouwgemeenten van
Drente met ingang van 1 April a.s. worden
stopgezet, of zal het getal tewerkgestelden na
dien datum geleidelijk worden ingekrompen.
Voor enkele gemeenten, o. m. voor Em-
men, waar steeds een groote werkloosheid
onder de veenarbeiders heerscht, wordt de
stilzetting der werkverschaffing, gezien de
ervaring der voorgaande jaren, vooreerst on
mogelijk geacht. (Tel.)
HET LAND VAN MAAS EN WAAL.
In de Memorie van Antwoord aan de
Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot
aanvulling en verhooging van hoofdstuk X
der Staatsbegrooting, zegt de minister met
betrekking tot de wijze, waarop het her
stel van de woningen in Maas en Waal is
bevorderd, dat het eerst onderhanden zijn
genomen de woningen, die de minste schade
geleden hadden en het snelst hersteld kon
den worden. Daarna zijn de woningen die
grooter schade hadden geleden, aan de
beurt gekomen, en ten slotte heeft men het
bouwen van nieuwe woningen in plaats
van de totaal verwoeste ter hand genomen.
Het spreekt vanzelf, dat deze wijze van
werken er toe leidde, dat telkens zonder
eenig onderscheid zoowel armen als beter
gesitueerden geholpen worden.
Bij de vergoeding voor hel herstellen heeft
als grondslag gediend het provinciaal be
slui! van 1877, krachtens hetwelk als regel
heeft gegolden, dat bij inkomens beneden
f 1200 de geheele schade wordt vergoed, bij
die van f 1200 tot f 1800 de helft, bij die
van f 1800 tot f 2100 een derde, en bij een
inkomen boven f 2-100 niets. Tn bijzondere
gevallen werd hiervan afgeweken. Voor
herstel van 2711 woningen is steun toege
zegd; bovendien moesten in 280 gevallen
niouwe woningen worden gebouwd.
Allerminst zijn eerst de meer kapitaal
krachtigen geholpen en daarna de armen.
Ook kan geenszins gezegd worden, dat
de personen, wier woningen met hypotheek
zijn belast, een zorgvolle toekomst hebben.
Nader is gebleken dat f 175 000 meer noo-
dig zal zijn, met welk bedrog hel betref
fende artikel is verhoogd.
UIT DE SCHOEN- EN LEDERINDUSTRIE.
Het bestuur van de Nederlandsche Ver
eeniging van Schoenfabrikanten, gevestigd te
Waalwijk, opgericht 8 Februari te 's Ilerlo-
genbnsch, heeft de functies als* volgt ver
deeld: voorzitter de heer H. W. J. Steren-
borg, Lichtenvoorde; vice-voorzitter de heer
Jps. J. Klyborg, Waalwijk; secretaris de heer
Jac. Oosterholt, Grocnlo; penningmeester de
heer L. Elias, 's-Hertogenbosch.
Tot adviseur is benoemd mr. Frans Hou
ten, in Den Haag.
Dezer dagen is te 's Herlogenbosch de op*
richtingsvergadering gehouden van de Fede
ratie van vereenigingen van Nederlandsche
lederfabrikanten. Oprichters en leden van
deze federatie zijn: de Bond van Nederland
sche lederfabrikanten en de R.K. Vereeni
ging van Nederlandsche lederfabrikanten.
De federatie zal de economische belangen
van de lederfabrikanten behartigen. Tot be
stuursleden werden voor hel eerste jaar aan
gewezen de heeren: G. van Loon, voorz.; T.
S. Roes. ondervoorzitter II. v. d. Kloot Mey-
burg, plaatsvervangend secretaris; H. v. d.
Assum, ir. J. L. van Gijn, W. Romba, J. L.
Verrijden, A. Vos, L. J. Uilendaal en mr. W.
P. M. v. d. Loo, secretaris-penningmeester.
Het secretariaaat is gevestigd in Den Haag.
MINISTERIEEL BEZOEK AAN
MAASTRICHT.
De Minister van Arbeid, Handel en Nij
verheid heeft aan Ged. Staten van Lim
burg zijn voornemen te kennen gegeven
om deze week een bezoek te bréngen aan
Maastricht, in verband met de moeilijk
heden, welke zich ter plaatse voordoen.
De Minister zal bij dat bezoek vergezeld
zijn van de chefs der afdeelingen Arbeid,
Handel en Nijverheid en Werkloosheids
verzekering en Arbeidsbemiddeling.
Bij Kon. Besluit zijn op verzoek eervol
ontslagen met dank G. J. Mijs als burge
meester van Gouda cn F. M. Baud als burge
meester van Nieuwveen en Zevenhoven.
(Zitting van gisteren).
HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG.
Gistermiddag om twee uur is de Eerste
Kamer, na trekking der afdeelingen en rege
ling van werkzaamheden, onder voorzitter
schap van baron van Voorst tot Voorst
voortgegaan met de behandeling van het
verdrag met België.
De hoer ANEMA (A.R.) zal zijn rede in
drie deelen verdeden: le. eenige juridische
aphorismen; 2e. het Schelderegime; 3e. een
slotbeschouwing. Hij stelt vast, dat noch
historisch, noch politick-rechtelijk Bclgiö
recht heeft op het Moerdijkkanaal.
Er is echter ook de overweging van :1e
billijkheid, die voor ons zelf een gedrags
lijn vaststelt. Wat Antwerpen wil met het
Moerdijk-kanaal is niets anders dan wat wij
hebben gedaan met den Nieuwen Waterweg
en met het Noordzeekanaal, d.i. het ver
vangen van den natuurlijken langen weg
door een kunstmatigen korten. Dat middel
van wegverkorting mag België niet worden
onthouden. Het tweede aphorisme betreft de
casus-belli-verklaring.
Door art. 2 van het garanlietractaat van
Locarno is elke maatregel van geweld uit
gesloten. Daardoor heeft de casus belli-ver-
klaring alle kracht verloren. Vóór onze
grens in het geding komt zal de oorlogsdaad
reeds lang geschied zijn.
Wat nu de Wielingenkwestie betreft, het
zou een slechte houding zijn geweest, niet
te willen onderhandelen vóór deze kwestie
zou geregeld zijn. Die mag nu niet opnieuw
worden opgeworpen. We hebben ons bereid
verklaard tot een dusdanige regeling en dit'
is conform onze loyale houding, die wij
steeds hebben aangenomen.
De grieven tegen het nieuwe Schelde-
regiem zijn in de eerste plaats de groote be
voegdheden van de beheerscommissie cn
het uit handen geven van het recht van
veto. Beide punten zijn echter uilsluitend
aan de bijzondere individualiteit van de
Schelde en in overeenstemming met het
internationaal rivierenrecht. Er zullen zich
hoe langer hoe meer zulke internationale
belangengemeenschappen vormen, die het
nationale drukken. De periode van het on
gebonden individualisme is voorbij. Toen
was ieder land baas over ieder stuk van de
internationale rivier en kon daar doen wat
het wilde. Deze toestand was natuurlijk on
houdbaar. Zoo heeft zich het rivierenrecht
ontwikkeld tot zelfs de vrije vaart op na
tionale rivieren van internationaal belang.
Sinds het begin van de 19e eeuw heeft de
Schelde verkeerd in een gematigd-vooraan
staande positie. Met de beheerscommissie
is naar sprekers inzien, geen streep verder
gegaan, dan met die positie en met de ont
wikkeling van het inlernationaal recht,
waarbij de nationale individualiteit in het
gedrang komt, overeenstemt.
Ditzelfde acht de heer Anema ook met de
arbitrage-clausule het geval. De doorvaart
over de Schelde is voor 75 pCt. in het be
lang van België. België dient nu, overeen
komstig de ontwikkeling van het recht, ook
RECLAME.
98C6
voor 75 pCt. medezeggenschap tc hebben cn
het is niet billijk, dat Nederland zich het
veto zou voorbehouden. Bij de voorgestelde
regeling is Nederland meer bij het minimum
dan bij het maximum van wat het geven
moet.
De organisatie van de commissie van
arbitrage acht spr. echter aan ernstige be
zwaren onderhevig en wel door de onge
noegzaam onpartijdige samenstelling door de
wijze van benoeming. In ieder geval dien
den drie van de vijf leden onpartijdig te zijn.
Het afstand doen van politietoezicht op
doorgaande vaart is principieel niet be
zwaarlijk. Alleen afstand van de crimineele
politie ware beter achterwege gebleven.
Zijn er dus bij de onderdeelen eenige
punten, die spr. liever anders had gezien,
die bezwaren zijn niet dermate, dat zij ver
werping van het tractaat rechtvaardigen.
Dat na alle verklaring over de reserve
betreffende dc oorlogsschepen de zaak juri
disch helder zou zijn, is onmogelijk. Lie
reserve ziet spr. als een onvriendelijkheid
jegens een bevriende natie. Zij is niet op
haar plaats in een tractaat, dat men als
grondtfng wil hebben voor betere vriend
schappelijke verhoudingen. België had bij
de tweede lezing die reserve dan ook loyaal
terug te nemen. Toch kan deze reserve geen
overweging vormen om tegen het verdrag
te stemmen. De gevaren van de reserve zijn
niet reëel. Het gevaar kan eerst in oorlogs
tijd ontstaan, als België in oorlog is. Dat
zal dan zoo goed als zeker een Volkenbonds
oorlog zijn, waarbij wij niet neutraal kun
nen zijn. Dan geldt dus art. 16 van het
Volkenbondstraclaat.
In geval dat de oorlog geen Volkenbonds-
oorlog zou zijn, zijn wij ingevolge hel Vol
kenbondstraclaat verplicht, andere oorlogs
schepen door te laten. In zulk een geval
komen we dus automatisch in oorlog met
België.
Men heeft aangevoerd, dat er in geval
van een oorlog niet gepraat, maar gehandeld
zal worden en de Volkenbond er buiten ge
steld zal zijn. Dat kan goed waar wezen,
aldus spreker, maar dan is het een kwestie
van macht geworden, waarbij men, met of
zonder reserve, de Schelde zal trachten te
forceeren.
We moeten dit tractaat niet aanvaarden
n?et de onderstelling, dank to krijgen van
do overzjjde, maar de hoop op dank is
nooit een goede maatstaf voor een han
deling. Er mag alleen gevraagd worden of
het tractaat in het nationaal en internatio
naal belang is. Door ondergeschikte pun
ten, die niet juist geregeld zijn en daar-
dooi ons nationaal gevoel prikkelen, is een
sentiment tegen het Verdrag ontstaan. Dit
sentiment is kunstmatig opgevoerd tot een
hoogte, ver boven de gezonde verhouding
der feiten. We moeten België behandelen
naar den maatstaf, waarnaar wij zelf be
handeld zouden willen worden. België hoeft
de opheffing zijner neutraliteit beschouwd
als het einde van een nationale vernede
ring. Daaruit mogen \vjj dus geen munt
slaan. Terecht heeft de Minister dien weg
niet ingeslagen. Dit is geen handelstractaat,
waar het 'gaat om tellen en meten. Hier
staan wjj voor een gansch andere materie,
die niet met een micröscoop moet worden
bekeken. Het geeft de oplossing van een
eindeloos en gecompliceerd vraagstuk. Een
Naar het Engelsch
van
RAFAEL SABAT1NI.
Geautoriseerde vertaling van A. 1.
39)
De Hertog keek zijn bezoeker scherp aan,
om een teeken van begrip te onldekken.
Maar de klassieke opleiding van den kolonel
had niet veel beteekend.
„Ik heb nooit van hem gehoord. M at
soort rol is dat?"
Zijn Genade gaf geen direct antwoord ilij
ging langs een anderen weg op zijn doel af.
„Hebt ge ooit van Sylvia Farqyharson ge
hoord?" J u
Opnieuw verbaasd als hij was, duurde het
eenoogenblik, voordat de kolonel hem ant
woordde.
„Sylvia Farquharson?" herhaalde hij
peinzend. „Ja, ik heb den naam gehoord.
Bat was de dame in den draagstoel, die uw
Genade te hulp kwam in Paul's \ard op den
dag, dat wij elkaar ontmoetten. Ja, ja. ik heb
toen den naam gehoord. Iets van een too-
Peelspeelster in den Hertogs schouwburg,
geloof ik. Maar wat heeft zij met ons te
maken?"
„Wel. iets. geloof ik tenzij de sterren
verkeerd staan. En dat doen de sterren
nooit. Zij staan onveranderlijk en trouw in
een valsche en wispelturige wereld. Het was
in de sterren geschreven zooals ik u reeds
gezegd heb dat wij, gij en ik, elkander
weer zouden ontmoeten, en samen betrokken
zouden zijn in een gewichtige zaak met een
ander Die andere, mijn vriend, is deze
zelfde Sylvia Farquharson."
Hij stond op. en wierp eindelijk alle te
rughoudendheid weg ,en zijn aangename
slem werd dof door de spanning van ziju
aandoeningen.
„Ge ziet in mij een man, die groote macht
ten goede, zoowel als ten kwade heeft. Er
zijn in het leven maar weinig dingen, hoe
groot ook. die ik niet kan krijgen, als ik ze
wenseh. Svlvia Farquharson is een van die
weinige zaken. Met te doen of ze preutsch is,
legt die heks mij op de pijnbank. Daarom
vraag ik uw hulp.
Hij hield op. De kolonel keek hem met
groote oogen aan. Een lichte blos bedekte
zijn magere wangen. Eindelijk sprak hij met
een stem, die koud en effen klonk:
„Uw Genade heeft niet genoeg gezegd."
„Domoor! Wat moet er nog meer gezegd
worden? Begrijpt ge niet, dat ik een eini
aan dezen toestand wi! maken, dat ik de
preulschheid, waarmee die heks me terug
stoot. wil overwinnen?"
„Op mijn woord 1 lk geloof, dat ik dat ge
noeg begrijp." Holles lachte even. „Wat ik
niet begrijp is mijn rol hierbij.... in een
liefdeszaak als deze Wil uw Genade zich
niet duidelijker uitdrukken?"
„Duidelijker? Nu man, Sk wil, dat zij voor
mij ontvoerd wordt."
Zij keken elkander nu zwijgend aan. het
gelaat van den kolonel was .zonder uitdruk
king. zoodat de Hertog vergeefs naar een tee
ken zocht, hoe hij zijn voorste! opnam.
Eindelijk krulden zijn lippen zich tot eon
tamelijk minachtenden glimlach en zijn
stem had een lichtelijk spollenden klank.
„Maar bij zoo iels zal de groote ervaring,
die uw Genade zelf heeft, u .zeker beter
dienst bewijzen dan ik zou kunnen doen.'
In zijn ijver nam de Hertog zijn woorden
letterlijk op, en lette niet op het sarcasme
er van.
„Mijn ervaring zal u tot gids dienen."
„Dat begrijp ik," zei Holles.
„Ik zal u meer in bijzonderheden zeggen,
hoe ik u noodig heb waar ge mij van
dienst kunt zijn."
En Buckingham vertelde hem van het
goed ingerichte huis in Knight Ryder Street,
waarvan hij nu wilde dat Holles het op zijn
eigen naam huurde. Als hij het had, moest
•hij de noodige maatregelen nemen, om het
meisje daar den volgenden Zaterdagavond
heen te brengen, na de laatste voorstelling in
het Hertogslheater.
„Als ge zoovee! mannen neemt, als ge
noodig hebt," ging de Hertog voort, „moet
het gemakkelijk zijn, haar stoel bij het naar
huis gaan, op te wachten en te overmees
teren. Wij zullen dat nader bespreken, als
ge voornemens zijt, den dienst aan le
nemen.'
Het gelaat van den kolonel gloeide. Zijn
keel ging op en neer. Eindelijk werd zijn
toorn hem te machtig, en hij verhief zich,
om den mooien losbol aan te ziep, die i-i
koelen bloede hem zulk een voorstel durfde
doen.
„Wordt gij door uw ondeugden geleid als
een blinde door zijn hond?" zei hij.
De Hertog ging een paar stappen terug
voor de plotselinge dreiging van dien toon en
die houding Hij hulde zich dadelijk in hel
kleed van verwaandheid.
„Ik heb u gewaarschuwd, mijnheer, dat ik
geen hoogdravende woorden wil dulden. Ge
hebt werk van me gevraagd Ik heb u ge
toond, hoe ik u kan gebruiken,"
„Werk," herhaalde Holles, zijn stem was
bijna verstikt door woede. „Is dit werk voor
een edelman?"
„Misschien niet. Maar een man, die in de
schaduw van de galg slaat, moet niet al te
kieskeurig zijn."
De blos verdween uit het gezicht .van den
kolonel; de beklemmende vrees keerde in
zijn oogen terug. De Hertog, die hem zoo
plotseling getroffen zag door die sombere
herinnering, ging lachen.
„Het schijnt, dat ge nog begrijpen moet
kolenel Holles, dat er geen muziek zonder
toelsen is. Ge neemt het kwalijk, dat ik een
nieligen dienst van u vraag, terwijl ik in
ruil aanbied, uw forluin te maken, want -lat
bied ik u aan. Ge komt evenzeer van pas
voor wat ik noodig heb, als voor wat ge zelf
wilt. Dien mij. zooals ik u vraag, en ik geef
u mijn woord, dat ik u niet zal vergeten."
„Maar dit. dit... stamelde Holles,
in verzet. „Het is werk voor schelmen."
De Hertog haalde de schouders op. Waar
om wilt ge er een naam aan geven?" Toen
veranderde hij weer van toon% „De keuze
staat aan u. De Fortuin doet h|t aanbod:
Goud in de eene hand; hennep in de andere.
Ik dring u geen van beide op.
Holles werd geslingerd tusschen vrees ?n
eer. In zijn verbeelding voelde hij reeds het
touw om zijn hals; hij zag reeds zijn ver
woest leven een passend einde vinden op
Tyburn door de handen van den beul. Zoo
dreef vree9 hem er toe aan te nemen. Maar
de oude jeugdgedachten, die hem tot eerzucht
bezield hadden en hem hadden doen trach
ten zijn eer onbevlekt te houden, verhieven
zich, om hem tegen te houden. Zijn gepij
nigde gedachten riepen het beeld op van
Nancy Sylvester, zooals hij haar J et laatst
in haar raamkozijn gezien had, en hij zag
als het ware de schaamte en afschuw in Lt
gelaat als zij hem met zulk een schandelijke
onderneming bezig zou zien hem, die zoo
trotsch heengegaan was, om de wereld voor
haar te veroveren. Herhaalde malen in Jr-t
verleden had dat beeld hem gered van het
kwade, waartoe hij verleid werd.»
„Ik geloof, dat ik maar heen ga," zei hij
moeilijk, en hij keerde zich half om, als om
te vertrekken.
„Weet ge, waar uw weg heen leidt?"
klonk de waarschuwende stem van d?n
Hertog.
„Het kan me niels schelen."
..Zooals ge wilt."
Zwijgend boog Holles, en ging met sle
pende voeten naar de deur, de laatste zeep-
bd van de hoop spatte uiteen. En toen hield
de stem van den Hertog hem weer tegen.
„Holles, je bent een dwaas."
„Dat heb ik al lang geweten. Ik was een
dwaas, toen ik uw leven redde, en ge betaalt
me, zooals een dwaas betaald moet worden."
„Ge betaalt u zelf. En naar eigen verkie
zing doet ge het met de munt van een
dwaas."
Toen hij hem daar, nog aarzelend, zag
staan, naderde de Hertog hem. Zooals men
weet, was de nood van zijn Genade zeer
dringend. Hij had niet te veel gezegd, dat
Holles zeer van pas was gekomen. Als hij
Holles niet tot het werktuig kon maken, dat
hij zoo zeer noodig had, waar zou hij dan
een ander vinden? Daarom besloot hij nog
wat meer aandrang uit te oefenen, om een
gemoedstoestand te ovenvinnen, die blijk
baar nog weifelend was. Hij legde zijn hari-1
vriendschappelijk op den schouder van den
kolonel.
(Wordt vervolgd).