CORRESPONDENTIE.
Goldeman, den koning der dwergen. Diep
in de rotsen woonde dat vlijtige volkje" en
schuwden de nabijheid der menschen. Zij
klopten en hamerden den ganschen dag en
maakten de zeldzaamste kostbaarheden van
edele metalen en kristallen.
Eén der dwergen deelde de schuwheid
voor de menschen niet. in tegendeel. Steeds
liad hij een vurig verlangen naar de zon
nige wereld, daar hij een vroolijk. levens
lustig baasje was en niets van de schuw
heid zijner makkers begreep. Hij deed. wat
hij goed vond. en zijn mond stond geen
oogenblikje stil.
Eens gaf koning Goldeman hem, op zijn
aanhoudend aandringen, verlof om de bo
venwereld te bezoeken; hij mocht echter
slechts een paar dagen uitblijven. Zijn hart
zwol van trots en hij zwierf eenigen tijd
rond en vond veel behagen in de menschen
Ieder, die maar luisteren wilde, deed hij de
wonderlijkste verhalen.
Goldeman en zijn volkje leefden voort
durend in den grootsten angst. Dag aan
dag verstreek en de kleine menschenvriend
keerde maar niet terug en.... hij was zoo
praalziek, men kon hem niet vertrouwen 1
Men was bang. dat hij in zijn onvoorzich
tigheid koning en volk zou verraden.
Toen hij dus eindelijk na vele weken te
rugkwam. werd hij voor zijn lang uitblijven
gestraft en in een somber hol opgesloten. Hij
moest den zwaarsten arbeid verrichten,
maar hij dacht steeds aan de bovenwereld
en wat hij daar gezien had. en zoo vloog de
lijd om. Zoodra zijn kerker ontsloten was,
was alle leed vergeten en begaf hij zich
weer onder de menschen.
Een uur gaans van het rijk der dwergen
lag een 9tad Daar werd juist een groot feest
gevierd en er werd gedanst en pret gemaakt
't was één-en-al uilgelaten vroolijkheid.
In een herberg zaten, afgezonderd van
de anderen, twee woest uitziende mannen
met bleeke gezichten en gescheurde klee-
ren. Zij steunden het hoofd met de handen
en staarden met starren blik in hun ledige
bekers. Onze goedhartige dwerg was er
door getroffen, want hij hield de mannen
voor diep ongelukkig. Hij geloofde nog niet
aan de slechtheid der menschen, die hij
allen voor edel en goed hield.
Een tijdlang zag hij die twee met mede
lijdende blikken aan en trad toen nader. Hij
zette zich vertrouwelijk naast hen neer en
vroeg:
,,Wat scheelt er aan heeren?".
Eén van de woestelingen zag den kleinen
man verachtelijk aan, maar de ander zei
bareeh:
,.YVat er aan scheelt, klein gedrocht?
Geld mankeeren wij, geldl Kan jij er ons
soms aan helpen?"
Het hart van den dwerg klopte van ont
roering. Hij bezat zooveel kostbaarheden en
misschien waren die mannen met een wei
nig goud geholpen. En toen waar het
hart vol van is. loopt de mond van over
toen vertelde hij van zijn koning en van
zijn volk en de vele kostbaarheden, welke
zij bezaten. Hij legde hun uit. waar het
dwergen rijk te vinden was. maar zoodra
had hij 't niet uitgesproken, of hij besefte,
wat hij gedaan had. Hij was een verrader
geworden 1 Doodsbleek en vol schaamte
wilde hij stil de herberg verlaten, maar de
twee mannen grepen hem bij den schou
der en brulden hem toe:
„Niet wegloopen. klein gedrocht 1 Eerst
zul je ons den weg wijzen of anders ben je
een kind des doods!'
Nu hielp geen bidden of smeeken. De
mannen trokken mee het woud in, en hoe
meer hij de grot naderde, den ingang van
het dwergenrijk, hoe grooter zijn angst
werd. In zijn vertwijfeling begon hij te
schreeuwen om zijn makkers te waar
schuwen.
Koning Goldeman was den ganschen dag
zeer bedrukt geweest. Hij had rust noch
noch duur gehad, sedert de praatzieke
dwerg dien morgen was weggeijld, en hij
had zich met zijn volk tusschen de spieten
der rotsen verborgen. Hier luisterde hij aan
dachtig naar de geluiden, die uit het woud
tot hem doordrongen, en keek hij oplettend
den omtrek rond.
Daar hoorde hij de jammerkreten van
den ongelukkigen dwerg. Ilij waarschuwde
zijn volk en ieder greep den hamer, steviger
in de kleine vuist. Zij zagen de twéé woeste
mannen naderen, terwijl zij den kleinen
verrader stevig vasthielden
De dwergen begrepen dadelijk de geheel©
toedracht der zaak. en zonder een woord te
spreken, maakten zij zich tot tegenweer
gereed. Ijlings beklommen zij de rotsen en
sloegen er met hun hamers groote stukken
af, die zij op de booswichten wierpen.
Dezen, bevreesd voor den vreeselijken
steenhagel. lieten den dwerg los en namen
ijlings de vlucht
Nu weten jullie, hoe de rotsblokken om
het mostapijt heen komen te liggen, maar
ik moet nog het slot van mijn geschieden!»
vertellen
Koninj Goldeman en zijn volk trokken
met hun kostbaarheden ver wreg naar een
plaats, waar zij geen roofzieke menschen
behoefden te vreczen. doch de kleine ver
rader werd veranderd in de beek. die door
het woud stroomt, en murmelend zijn droe
vige geschiedenis vertelt aan ieder, die hel
verstaan kan.
"Willen allen een poos wachten, alvo
rens iiuj nieuwe raaosc-is toe te zenuen,
ik neb er genoeg en ïx wil eerst eens op
maken at ik neb liggen, uus niets
toezenden, totoat ik er oin vraag, anders
l<ees ik steens in bne\cn: he Tante wan
neer plaatst u nu eens eindelijk mijn raad
sels.
Jaap Bronsgeest hoe vroeselijk aardig
voor je, dat cue pit zoo goed is opgekomen
nu ai ift» centimeter.
Manetje van Daalen je brief deed nuj
erg aeiiken non mijn jeugd, ik vond het
oos. zoo heerlijk, om met vnenuinnen tc
koken eui poiieitjes te bakken en aan met
een eetserviesje eten, ik vond net doiietjes,
ik. zie nu nog neei giaag de jeugd zoo bezig
Aane oen Buik ja 'grappig is dat, met
waar, dat honuen als ze voor het eerst
sneeuw zien, er in willen bijten en dan
scHrikken als ze dat kouae natte in hun
bek voelen. Gleed Max ook telkens uit I
Michela en Lena de Vleeshouwer ik zal
het raausel nakijken, ik maak altijd eerst
de éorresponaenhi© af, ik heb vandaag
weer zóóveel brieven.
Alana v. Duyn, Annie v. d. Plas, Coby
Keus, als ze bij juilae alle diri© thuis net
,,Leiusch Dagblad" lezen, mogen jullie na
tuurlijk allen meedoen, bij de gewone
raadsels mag één het schrijven, doet het
maar om beurten en dan aüe drie onder-
teekenen; maar bij de prijsraadsels moet
ieder apart schrijven en ondertcekenen,
dat is voor het loten Neen O. H. vroeg
niet naar M. v. D. maar naar M. D., dat
was Mijntje Dubbeldam.
Adiri Veltkamp zeker mag je meedoen
en mij Tante noemet Ik wensch je van
harte het beste voor je moeder, ik hoop
zij spoedig mag herstellen. Dat raadsel
heeft er aJ eens ingestaan.
Mientje en Nettie van Riessen, ik zal
jullie nieuwe raadsels bij mijn voorraad
leggen om later eens te gebruiken, maar
ik heb er nog zóóveel liggen, du6 nu^voor-
loopig geen nieuwe meer sturen.
Neeltje en Sientje de Jong aan jullie
moet ik precies hetzelfde antwoorden wat
ik net hiervoor aan 2 meisjes schreef, dus
lees dat maar even, wil je
Jan Wassenaar aan jou ook al weer het
zelfde antwoord als aan Mientje en Nettie
van Riessen, lees dat maar even.
Kees Boer vond je de raadsels zoo vree.
selijk gemakkelijk dezen keer? Ja dat is
natuurlijk erg verschillend, er worden mij
zóó vele raadsels toegezonden met vrien
delijk verzoek die toch eens te willen plaat
sen, alles door elkaar krijg ik, moeilijk
en heel gemakkelijk.
Nelly Jaap en Jo Rijsdam, hoe aardig
dat je vader en moeder allebei deze week
jarig zijn, wat een feestdagen dus deze
week, veel plezier hoor allen met elkaar.
Ansie Hoope o, belde je niet aan," omdat
je niet wist of ik thuis was. Het heeft hiej
Zondag ook gesneeuwd, geheel witte we
reld.
Lena Oostveen heerlijk voor je om met
zoo'n goed rapport thuis te komen, je
ouders waren zeker erg in hun schik.
Am je de Gelder zoo, mocht je i
dat feest en heb je ook meegeci
moest je toen naar huis toen het Dj
Dat-zal wol'een mooie rose jurk
Nelly van Dijk vindt je zusje i
als jij zit te schrijven 'i hoe oud i
weer, je hebt het mij, geloof ik,
geschreven, maar och ik heb zó
onthouden uit al die brieven.
Johan van Veen ja voor de jet
is. sneeuw heel aardig, doe kunnc-E
genieten, maa.r voor ons, oudere i
i£ het heuBch geen pretje.
Alphons Delforterie, hetzelfde
over de sneeuw aan jou, wat ik net
schreef. De Ligusterstraat is zeker
menbuurt, ik kom dikwijls in de i
straat bij het Lijsterbesplein.
Garcl Hansen wat heb je vec-i
Hoe aardig dat je kleine broertje
allerlei krijgt als jij jarig bent. Kre 3
keurige postpapier om de raadsel
schrijven.
Chris Slikkelorum, dat is vlug, u
ten alle raadsels opgelost. Die an
zeer grappig, ik zal die later eens
Truus Jansen, een heel goed pla
Neeltje Hoogerdijk ik hoop voo
Bobbie niet wbgraakt en lang zal L
het een jong diertje?
Dirkje Hopman, Maandagavond
uitvoerig in de courant over het fee
voor die muziek was. Prettig hè om
te loopen als een muziekkorps vroo
aiek speelt.
Wiesje en Heillje Vis het was
doende dat kleine briefje bij de raa
Annie de l'Ecluse je weet mijn a
goed. Verlang jc er naar om thuis P
vindt je het niet jammer je school
nen dan niet dagelijks meer te zien
Annie van Oort zie je als ik Ie
glijden en sneeuwballen gooien en
om te rollen, zou ik de sneeuw he
vinden, maar nu niet. Ik noem dal
geen raadsel, die vraag over die I
Viertal Oudshoorn jullie hebt da
zeker veel pret gemaakt in de sne
gaat nog beter dan in een stad.
Jan Evers, ja het was die dame,
altijd heel veel voor de Zondagss n
daan, daar kende iedereen haar
hield van haar.
Clazina van Venetië het was
vroeg, het was die vriendin waaro s
dikwijls schreef dat ik naar Leiden ei
eene zieke te bezoeken, ik logeerd
ook dikwijls, bij haar.
Hannie Mieloo dank aan je moje
haar brief. Het is heel jammer
niet even aansprak toen zij mij
vooral nu ik uit haar brief lees da
W. zoo goed heeft gekend. Ja ruii i,
geleden heb ik meermalen in Leid
gen op de concerten der Volksbijei
Koos Brouwer waar is de Cecil
wat voor school is daar?
Bram Linschoten wat zal dat
daar van de hellingen af. lag daar
nog sneeuw? of was alles al wegee
als hier? Ik vrees voor jou dat h>
flink wünter meer wordt, voor mij
niets op gesteld.
Ali de Groot en Bep Spierenburj
dat jullie eene goed geslaagde
hadt en prettig hebt gedanst: moei
toen den volgenden morgen
school Had je geen slaap
Pietje, Mijndert en Annie Jong*
zeker gaat maar alle drie meedoen
Cor van Eijken ik zal je raadsel
en een9 plaatsen.
Otto Nekeman, je anecdote ki
eens een beurt. Ja, zie je, je mo
de sneeuw niets prettig, en jjj
is altijd zoo: de kinderen zgn er
de groote menschen vinden het
rommel.
Louis en Corrie de Hertogh,
toen opeens allemaal ziek gewo: 'J
dat niemand uit kon gaan, hoe
Wim Oppelaar, veel plezier mei
verjaardagen; vier vroolijk feest
Frans Popken, als je dat wilt
natuurlijk wel een teekening tussct H
in aan mij sturen, of bij de raad
Steef Klepke, was je vader tl
cadeautjes, die jij en je zusje
hadden gekocht?
Nico van Wjjk, heb je gelukt
Heb je een tuintje?
it
ol